Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 4 Water

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 430 woorden
  • 17 maart 2004
  • 54 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
54 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting Natuur-/scheikunde § 4.1a Je kunt niet leven zonder water, je bestaat voor 75% uit water. Soms is water gevaarlijk je kunt er bijv. in verdrinken. Soorten water: - Hemelwater al het water dat uit de lucht valt - Oppervlaktewater beken, rivieren, meren, zeeën & oceanen - Grondwater water onder de grond - Afvalwater water dat gebruikt is - Drinkwater water dat geschikt is om te drinken
Functies water: - Transportmiddel voor warmte (bijv. als je aardappelen kookt dat de warmte de aardappelen niet verbrandt) - Transportmiddel voor stoffen (bijv. vervoeren van stoffen in je bloed) - Spoelmiddel (bijv. om de afwas te doen) - Watersport (bijv. varen of surfen ) - Energiebron (bijv. door middel van een waterrad) thermische verontreiniging = als het water zo warm word dat het schadelijk is voor de mens of de natuur.
§ 4.2a kookpunt = als de vloeistof zijn hoogste punt heeft bereikt. Een kookpunt is een stofeigenschap, iedere vloeistof heeft dus een eigen kookpunt. Oplossen = een stof zo fijn verdelen (in vloeistof) dat je het niet meer kunt zien. De onderdelen heten componenten. Oplosmiddel = de vloeistof waarin een stof oplost (bijv.water, alcohol, wasbenzine & aceton) Oplossing = het oplosmiddel en de (opgeloste) stof samen, ALLE oplossingen zijn helder van kleur. (bijv. 7-up & spiritus). Mengsel = een mix van meerdere stoffen (bijv. roomijs, waspoeder & melk) § 4.2b Suspensie = mengsel vaste stof en een vloeistof, en de vaste stof is NIET opgelost. Het is troebel. De stof zakt weer naar de bodem. Voorbeelden : verf en oostindische inkt. Emulsie = mengsel van twee vloeistoffen die NIET in elkaar oplossen. Om te voorkomen dat de stoffen van elkaar scheiden worden er emulgatoren toegevoegd. Voorbeelden : melk, mayonaise & zalf. E-nummers
Een aantal stoffen worden aangegeven met E-nummers, In elk land het zelfde nr. Je kunt aan de nummers zien om welke stof t gaat. § 4.3 a Fasen: - vast (s ) - vloeibaar (l) - gasvormig (g) Fase = toestand waarin een stof kan voorkomen. Kenmerken vloeistof : - schenkbaar - horizontaal oppervlak - geen eigen vorm - NIET worden samengeperst. Waterdamp = water in de gasfase
Kenmerken Gas: - geen eigen vorm - het verspreidt zich over de ruimte waar t in zit. - je kan t WEL samenpersen. Kenmerken Vaste stof : - eigen vorm - niet worden samengeperst § 4.3b fase-overgang = als een stof van de ene fase naar de andere overgaat. Condenseren = van gasvormig naar vloeibaar. Verdampen = van vloeibaar naar gasvormig. Smelten = vast naar vloeibaar
Smeltpunt = de temperatuut waarbij een vaste stof vloeibaar wordt. stollen = overgang van de vloeibare naar de vaste fase
stolpunt = temperatuur waarbij een vloeistof vast word

vervluchtigen = van vast naar gasvormig
rijpen = ovcergang gasvormig naar vast

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.