Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Kloof tussn rijk en arm, noord en zuid

Beoordeling 5.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 2e klas aso | 2823 woorden
  • 23 februari 2002
  • 183 keer beoordeeld
Cijfer 5.1
183 keer beoordeeld

1. Inleiding
Wat en wie is rijk?
Rijk zijn gunnen wij aan iedereen maar dan ook aan iedereen, niet enkel ons rijke Westen… Maar wie over rijk discussieert denkt uiteraard ook aan arm. Het ene bestaat niet zonder het andere. De grote bedrijfsleiders kunnen zich slecht verrijken ten koste van de medemens. Vroeger dachten de uitgebuite mensen dat dit de wil van God was, maar men is beginnen inzien dat dit niet waar is en dat iedereen gelijk is. Daarom stond men op tegen de machthebbers en greep het volk de macht. In het begin van die machtsovername leek alles van een leien dakje te lopen, maar na enige tijd zag het volk in dat men “machtshebbers” nodig had. Sommige riepen opnieuw de hulp in van hun vroegere dictators en anderen deden dit dan weer niet, maar nooit, in geen enkel land (vooral Afrika), was er een optimale verhouding tussen machthebber en volk. Er ontstonden wel jonge democratieën, maar met een wankele economie. Dit had als gevolg dat de buitenlandse investeerders wegbleven en zo bleven de arme landen dus arm: de ontwikkelingslanden waren in een vicieuze cirkel beland. Het beste voorbeeld hiervan is het continent Afrika. We houden ons werk beperkt tot de bespreking van de vergelijking van Afrika met de Westerse wereld als kloof tussen arm en rijk. 2. Afrika
2.1 Omschrijving van het probleem: Afrika is er beroerder aan toe dan ooit.
Nochtans brengt investeren in Afrika goed geld op, zelfs beduidend meer dan elders in de wereld. Zij die het toch doen, ervaren dat ook: Japanse bedrijven waarvan het rendement in Afrika driemaal zo hoog ligt als elders in de wereld, Amerikanen die al snel met opbrengsten van 25 % en meer naar huis gaan. Alleen, ze zijn met weinigen. Afrika lijkt wel een geheimtip voor investeerders. Van de directe investeringen in de wereld gaat maar 1,3 % naar Afrika, of 12,6 miljard dollar in het jaar 2000. Dat is zoveel als de totale buitenlandse investeringen in Singapore alleen.
2.2 Bespreking en historiek van de armoede in Afrika. 2.2.1 Armoede, armoede en nog eens armoede. Met 10 % van de wereldbevolking is zwart Afrika goed voor 2 % van de wereldhandel en 1% van de economische productie. Er zijn, Zuid-Afrika terzijde, amper 5 miljoen telefoons en minder verharde wegen dan in Polen. Het jaarbudget van een land als Burundi (6,5 miljoen inwoners) is 9 miljard frank groot, zoveel als dat van een Belgisch provinciestadje. Het nationaal inkomen van 48 landen van subsaharaans Afrika is ongeveer hetzelfde als wat België alleen verdient. Het inkomen per hoofd van bevolking bedraagt er ongeveer 1/50 van dat in een Westers land. Concreet: wat een Afrikaan jaarlijks op een of andere manier aan inkomen kan verwerven, heeft de burger van een westers ontwikkeld land al na een week op zijn bankrekening staan. Bijna de helft van de Afrikanen leeft in absolute armoede en moet het met zowat 0,5 euro per dag zien te rooien. 2.2.2 Historiek. Veertig jaar na de dekolonisatiegolf die over Afrika spoelde, is het continent vandaag bepaald niet beter af. Op Zuid-Afrika na, dat al evenmin gespaard blijft van eigen problemen zoals aids, criminaliteit en braindrain , is Afrika er bestendig op achteruitgegaan. Een onderzoek wees uit dat er slechts drie landen waren die zich enigszins uit de extreme armoede aan het ontwikkelen zijn: Ghana, Uganda en Mozambique. Maar dat laatste land kreeg inmiddels dan weer een verwoestende orkaan te verwerken. Twee eeuwen geleden bestond er tussen Afrika en Europa nochtans nauwelijks een verschil in rijkdom. Rond 1960, toen de meeste Afrikaanse landen hun onafhankelijkheid verwierven, waren grote delen van Azië en Latijns-Amerika zeker niet rijker dan Afrika. Vandaag bengelt het werelddeel echter helemaal achteraan in de statistieken. Afrika bleef achter omdat het geen industrialisering kende. Hiervan getuigt ook het volgende artikel van augustus 2000 uit de standaard. 2.3 Oorzaken van armoede in Afrika. 2.3.1 Gebrek aan investeringen. Risico’s nemen levert wat op, maar er bestaan vooralsnog goede verklaringen voor de Afrikavrees bij internationale investeerders. De voorwaarden laten de wensen over: gebrek aan infrastructuur, aan geschoolde werknemers, aan politieke en juridische stabiliteit. En verder nog: een kleine lokale markt, beperkte exportmogelijkheden, moordende ziekten als malaria en aids, corruptie, en zoals het in de hedendaagse journalistiek heet, gebrek aan goede besturing. Het gevolg daarvan is dat nogal wat investeerders wel eens van het “take the money en run”-type zijn, namelijk meer geïnteresseerd in snel gewin dan in duurzame ontwikkeling. 2.3.2 Gebrek aan vrede. En dan is er nog de oorlog, waar nu een kwart van de Afrikaanse landen op één of andere manier bij betrokken is. Het gevolg is dat 200 miljoen mensen er dagelijks onder een dreiging van geweld leven. Oorlogen hebben sinds 1955 al 35 miljoen mensen het leven gekost en 50 miljoen ander mensen op de vlucht gejaagd, van wie een derde de veiligheid in een ander land zocht. 2.3.3. Gebrek aan gunstige natuuromstanstigheden. De natuur zit het continent ook niet mee; met zijn soms verzengende hitte en de veelal schrale gronden valt het moeilijk om in de landbouw surplussen te produceren, die het mogelijk zouden maken om andere werkgelegenheden te ontwikkelen. Die achterstand is steeds moeilijker in te halen; een groot deel van de landbouw dient nog altijd alleen om de producenten ervan te voeden. Economische ontwikkeling die deze armoedespiraal kan doorbreken, veronderstelt – aangezien de gemiddelde bevolkingsaangroei van jaarlijks 2.7 % is - een voor vele landen onhaalbare groei van ten minste 4 %.
2.3.4 Gebrek aan eerlijkheid: corruptie Corruptie is als de tango: men moet er met z’n tweeën voor zijn. Angola, Sierra Leone, Congo, Gabon, Nigeria: het zijn maar enkele voorbeelden van landen die aantonen dat het bezit van natuurlijke rijkdommen in de ondergrond (petroleum, kobalt, goud, diamant, enz. ) niet noodzakelijk een bron van welvaart, maar integendeel van instabiliteit, oorlog en miserie is. De veelal zwakke Afrikaanse staten verkeren immers vaak niet in de mogelijkheid om de ontginning van die grondstoffen te beheren voor de (her)opbouw van hun eigen land, wat allerlei vrijbuiters aanlokt die met geweld de controle erover willen verwerven. Vervolgens is dit ook goed voor de oorlogvoering. Enerzijds kunnen de strijdende partijen zich dankzij de handel in die rijkdommen een constante aanvoer van wapens permitteren. Anderzijds kan de oorlog dienen als dekmantel voor het voortzetten van de winstgevende grondstoffenexploitatie. Angola, waar de bevolking het platteland inmiddels nagenoeg geheel ontvlucht is, bezit zoveel petroleum en diamanten dat de oorlog er al een kwarteeuw aansleept, zonder dat het einde ervan in zicht komt. En, niet onbelangrijk toch, al die geëxploiteerde grondstoffen waarvan de afkomst onduidelijk is, vinden afnemers – in de Westerse wereld, die ook leverancier is van de wapens waarmee de oorlog wordt gevoerd. Met enig schuldgevoel buigt de ‘internationale gemeenschap’ zich af en toe nog wel eens over Afrika. Kennelijk wanneer dat schuldgevoel te groot wordt, of de dubbelzinnigheid te zichtbaar. Na de Kosovo-oorlog organiseerden de Verenigde Naties, onder impuls van Washington, in januari van dit jaar een ‘Afrika-maand’, vol goede voornemens om de strijd tegen aids en malaria op te voeren of om echt werk te maken van vredesmissies als die in Congo. 2.3.5 Gebrek aan een aangepaste politieke structuur. De kolonisering had echter Afrika’s primitieve, rond kleine gemeenschappen gevormde en redelijk vreedzame sociale en politieke structuren zonder meer vernietigd. In de plaats kwamen gecentraliseerde, autoritaire machthebbers, die zich organiseerden binnen willekeurig afgebakende staten. ( zie grenzen van Algerije) Na de onafhankelijkheid bleef dit alles gehandhaafd (= willekeurige grenzen en autoritaire regimes), wat de vele dictaturen helpt verklaren. De staatsinstellingen gingen op de duur alleen nog maar voor de schijn fungeren zodat het leek dat alles democratisch gebeurde. In de realiteit echter was de staat de speelbal van één persoon: ‘de chef’, die alles kon doen wat er in zijn soms benevelde brein opkwam. De netwerken van deze dictator maakten van de staat een lege huls, en dus een instelling zonder enig belang. Vele ontwikkelingshelpers, die alleen met deze staat afspraken maakten, hebben dat tot hun verbazing moeten vaststellen. 2.3.6 Gebrek aan begrip uit het Westen. Het is natuurlijk allemaal niet echt groot nieuws. Feiten en cijfers als deze worden bij de publieke opinie in het Westen al gauw gezien als dingen des levens die wel nooit meer zullen veranderen. Het roept een gevoel op dat berust in een onwil om Afrika te begrijpen. Die publieke opinie kijkt dus met een verlammend afgrijzen aan tegen de gruwel van Sierra Leone of Liberia, tegen de slavenhandel in Sudan of tegen de Rwandese genocide. Ze ziet slechts wreedheid en barbarij die ze nooit zou verwachten en ze doet de recente Ethiopische-Eritrese oorlog dus af als absurd en irrationeel. Het slechte nieuws bevestigt de overtuiging dat het Westen zich, na veertig jaar ontwikkelingssamenwerking en neokoloniale bemoeienissen, misschien het best een tijdje afzijdig kan houden. In sommige gevallen zou dat warempel niet zo’n kwaad idee zijn. Want het ontbreekt Afrika inderdaad niet aan machtbeheerders met geroofde fortuinen op Zwitserse bankrekeningen. 2.4 Schuldigen. Het zou te eenvoudig zijn om, na vier decennia onafhankelijkheid, alleen de rijke wereld de schuld te geven van Afrika’s plagen. Al is het natuurlijk ook een feit dat Afrika eerst is leeggeplunderd door slavenhalers, vervolgens drie generaties lang een koloniale bezetting onderging en daarna losgelaten werd zonder enige steun van het rijke Westen. De kolonisering maakte van Afrika een leverancier van grondstoffen, in een maatschappij waarin het continent slechts fungeerde als vijfde wiel voor een elders gesitueerd centrum. Zeker sinds de jaren’70 bleven de opbrengsten van die grondstoffen echter almaar verder zakken, terwijl de ontwikkelingsschulden gestaag toenamen. De afbetaling van die schulden maakte sommigen van die landen zelfs gebieden waar al het verdiende geld onmiddellijk werd doorgesluisd naar het Westen zodat er niets meer overbleef voor de mensen zelf: de armen betaalden gewoon alles wat ze verdienden aan de rijken. Iedereen besefte al snel dat Afrika die schuldenlast nooit de baas zou kunnen. Maar hij diende wel als een prima drukkingmiddel waarin Afrika een nieuw onderdrukt wingewest kon worden. Het rijke Westen zou slechts nieuwe kredieten toestaan als Afrika de structurele aanpassingsprogramma’s accepteerde. Die legden Afrika’s ondergeschikte positie vast door het continent tot een goede leerling van de vrije-markteconomie te kneden. 2.5 Besluit. Alle ontwikkelingsindicatoren, of het nu gaat om alfabetisering, kindersterfte, het aantal dokters of de dagelijks calorie-inname, wijzen uit dat Afrika in het algemeen, er als continent het slechtst aan toe is van de hele wereld, en slechter dan ooit tevoren. Drieëndertig van de vijftig armste landen ter wereld liggen in Afrika. Aan dit mistroostige beeld ontsnappen alleen, in zekere zin dan nog, de Maghreb-landen , en vooral Zuid-Afrika, dat in zijn eentje goed is voor 40 % van Afrika’s BNP en ruim de helft van de industriële productie op het continent voor zijn rekening neemt.
2.6 Toch beterschap? In de jaren ’90 overheerste nochtans een gevoel dat het met Afrika de goede kant uitging. Er was zelfs sprake van een Afrikaanse renaissance. Het begrip werd in 1995 gelanceerd door Thabo Mbeki, de toenmalige vice-president en huidige president van Zuid-Afrika. Voorjaar 1998 maakte de Amerikaanse president Bill Clinton er zelfs de vlag van waaronder hij toen een tournee door Afrika maakte. De geweldloze overgang van het onder zijn gewicht verstikte minderheidsregime in Zuid-Afrika naar een democratie, ondersteunde dat optimisme. Het aantreden van een nieuwe generatie van nieuwe en beloftevolle leiders evenzeer: Nelson Mandela in Zuid-Afrika natuurlijk, maar ook Yoweri Museveni in Uganda, Paul Kagame in Rwanda, Issayas Afowerki in Eritrea of Meles Zenawi in Ethiopië. Dit beeld werd nog versterkt met het verdwijnen van Mobutu Sese Seko in Congo, die zichzelf tot het voorbeeld van een dictator had gemaakt. Een moment lang – maar niet veel langer dan een moment – scheen ook Congo’s nieuwe machthebber Laurent Kabila tot die nieuwe generatie leiders te behoren. Elders, in Mozambique, Uganda, Ghana, Botswana, Lesotho of Gambia leken vrede, economische ontwikkeling en een vorm van democratie te kunnen samengaan. Museveni gewaagde zelfs van de opkomst van de Afrikaanse leeuwen, naar het model van de Aziatische tijgers. 2.7 Valse hoop. Veel van die hoop is op een ontgoocheling uitgelopen. De nieuwe leiders stelden teleur. Zuid-Afrika werd vooralsnog niet de motor van een nieuwe wereldeconomie en beperkt zijn rol tot het uitbreiden van zijn economische invloedszone. Nieuwe oorlogen braken uit. Op landen als Zuid-Afrika, Botswana, Benin, Mali of Senegal na, blijven staatsgrepen, onderdrukking, dictatuur en valse democratie de toon aangeven. Nu is ook het ooit welvarende Zimbabwe aan het wankelen. Maar in meerdere landen duikt toch een alternatief op, in de vorm van een civiele maatschappij, waarin kerken en vrouwen vaak een grote rol spelen. Ontgoocheld door de illusies die door machthebbers zijn voorgespiegeld, zoeken deze vaak zeer lokaal georganiseerde gemeenschappen met veel zin voor zelfredzaamheid in nieuwe, kleinschalige initiatieven een eigen weg naar ontwikkeling. Dat kan een nieuwe bron voor optimisme vormen. Het gevoel van droefgeestigheid is tenslotte niet eenduidig. Eind vorig jaar organiseerde het blad Jeune Afrique een enquête bij jongeren in Franssprekend Afrika. Daaruit bleek dat zowat driekwart van hen een positief toekomstbeeld koesterde. Al was het maar in de vaststelling dat het nu echt niet meer beroerder kan. 3. Organisaties die de Derdewereld helpen Ook al is Afrika er beroerd aan toe, er is hoop. Dit bleek al uit de enquête van het blad Jeune Afrique, maar er zijn ook organisaties als Broederlijk Delen, 11.11.11. en Vredeseilanden die hun best doen om de onmenselijke situaties in Afrika te verbeteren. 3.1 Broederlijk Delen De bolvorm in het logo van Broederlijk Delen verwijst naar de
Aarde. De pijlen naar uitwisseling en dialoog. De vlakken naar de 4 continenten waar ze werken. Het kruis naar hun christelijke inspiratie. De twee gebruikte kleuren zijn groen en geel; de kleur van de hoop en die van de zon, het Zuiden. Bij elk nieuw Broederlijk Delen jaar hoort een nieuwe slagzin; dit jaar was dit ‘de aarde behoort aan allen’. Dit is het wereldbeeld van Broederlijk Delen vervat in vijf woorden. Alle mensen hebben recht op gelijkwaardige levenskansen. Als kinderen van God denken zij dat wij immers allemaal familie zijn van de aarde. De aarde is niet onze schepping of ons eigendom. Ze is het huis waar wij mogen wonen. Ze behoort dus aan allen. Ook aan wie ver van ons woont of verdrukt wordt. Ze behoort ook aan de volgende generaties. Een aarde die kapot gaat door corruptie en discriminatie is een tijdbom. Alleen in samen delen ligt de toekomst. 3.2 “11.11.11.” Vraag aan om het even welke Vlaming of hij de 11.11.11.-actie kent en die zal meestal bevestigend antwoorden. Wie echter de organisatie achter de 11.11.11.-actie kent, het NCOS (Nationaal Centrum voor OntwikkelingsSamenwerking), is al behoorlijk thuis in derdewereldkringen. Het NCOS wierp zich op als dé instantie voor alles wat ontwikkelingssamenwerking en Noord-Zuid relaties aangaat.
3.3 Vredeseilanden Vredeseilanden is een organisatie die vooral Senegal, Congo, Ruanda, Burundi en Togo helpt. Ze steunen en verbeteren eventueel de plaatselijke NGO’s (Niet-Gouvernementele Organisaties). Steunen: vooral financieel en verbeteren door eventueel tips te geven om bv bodemerosie tegen te gaan. Het geld om financieel te steunen halen ze van acties die ze overal in Vlaanderen organiseren, zo ook in Tielt. Al het geld dat ze bij die acties verzamelen gaat rechtstreeks naar het Afrikaanse land in nood. 3.4 Politici. Gelukkig zijn er ook mensen die zich het lot van de Derdewereldlanden aantrekken. Het sprekende voorbeeld daarvan is Bill Clinton, die heel veel gedaan heeft voor de ontwikkeling van de subsaharaanse landen. 4. Slotwoord De kloof tussen rijk en arm, dus Noord en Zuid, is van alle tijden. Dat blijkt uit de vele spreekwoorden over armoede en rijkdom. Bijbelse spreekwoorden doen nochtans uitstekend hun best om de kloof enigszins te dichten: ‘Arm en rijk, voor God zijn allen gelijk’. Andere spreekwoorden zijn zich bewust van de ongelijkheid maar proberen de armen te doen berusten in hun lot: ‘Honden moeten de botten kluiven’, ‘Beter een half ei dan een lege dop’, ‘´t Bezit van de zaak, is ´t eind van ´t vermaak’. Uit de vele bijtende, spottende spreekwoorden blijkt echter dat zowel armen als rijken geen boodschap hebben aan berustende gedachten. Blijkbaar willen zowel armen als rijken elkaar aanvallen via spreekwoorden. De weinig subtiele spreekwoorden zijn dikwijls niet meer dan verijdelde scheldwoorden. De armen drijven graag de spot met het winstbejag en de hebzucht van de rijken: ‘menig heeft te veel, niemand heeft genoeg’, ‘`t meer is nooit vol’. Toch missen de anti-rijkenspreekwoorden kracht omdat ze op jaloersheid gestoeld zijn: ‘de rijkdom kan niet lange staan, hij groeit en krimpt gelijk de maan’, ‘ijdele zakken, ijdele zinnen’. Zo zie je dat wereldproblemen, zonder dat we het zelf weten, zelfs in ons taalgebruik in de vorm van spreekwoorden en gezegden, vaak voorkomen. 5. Eigen mening Wij zelf zijn het volledig eens met de mening van Broederlijk Delen en de andere organisaties die zich inzetten voor Afrika. Het is waar, de aarde behoort aan allen, ook aan de armen. Wij kunnen ons ook vinden in de eisen van Broederlijk Delen; de kwijtschelding van alle schulden van de Derdewereldlanden en het invoeren van de Tobintaks, een taks op financiële speculaties. Broederlijk Delen is een echte steun voor de Derdewereldlanden en doet ook iets. Een prachtig initiatief!!!! Wij betuigen onze solidariteit door het invullen en indienen van een “aandeel” van Broederlijk Delen.

REACTIES

K.

K.

ik vroeg mij af of die werk door mensen uit Tielt is geschreven, zo ja zal ik het wel horen
(Fr.=Frederik)

KOEN

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.