India

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 2818 woorden
  • 19 februari 2002
  • 292 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
292 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. Inleiding: Om de huidige spanningen tussen India en Pakistan over de Indiase deelstaat Kashmir te kunnen begrijpen moeten we teruggaan naar de verre geschiedenis van beide landen. Uiteraard heeft de kolonisatie door de Britten een grote rol gespeeld, maar een nog grotere rol speelt de godsdienst van beide landen. Vandaar dat het niet voldoet om alleen de geschiedenis vanaf de koloniale tijd te belichten. 2. Voor-Indië Voor-Indië noemt men het Zuid-Aziatische subcontinent waarop India, Pakistan en Bangladesh liggen. Door allerlei archeologische opgravingen weet men dat er al een hoog ontwikkelde cultuur bloeide tussen ca 3000 en ca 1500 v. C. In de loop der eeuwen veroverden verschillende bevolkingsgroepen het gehele of delen van het subcontinent (Witte Hunnen, Scyten, Parthen, Bactrische Grieken etc.). Dan weer bestond het subcontinent uit een aantal grote koninkrijken, dan viel het weer uiteen in tal van kleine staatjes. Omstreeks 1300 v. C. veroverde een tak van de Indo-Europese stam het gebied van de Indus. Het was een nomadisch volk uit Centraal Azië (het hedendaagse Rusland) dat werd geregeerd door krijgsmannen. De verschillende stammen voerden continue oorlog met elkaar. Hun maatschappij was opgebouwd uit ‘kasten’, een systeem dat zelfs in het hedendaagse India nog niet geheel verdwenen is. De hoogste rang is de Brahmins, die priester kunnen worden. Dan volgt de Ksatriyas, de leiders en krijgsmannen, de Viashyas, de kooplieden, winkeliers, boeren etc, de Shudras, die alleen bediende of slaaf kunnen zijn, en als laatste de ‘onreinen’. De stammen vermengden zich op de lange duur met de volkeren die zij veroverd hadden en zo ontstond een nieuwe beschaving. 3. Hindoeïsme, Islam en Sikhs

Het belangrijkste wat deze stammen aan het hedendaagse India hebben bijgedragen is de godsdienst: het Hindoeïsme. In principe is het Hindoeïsme een animistische godsdienst. Men gelooft in allerlei krachten van de natuur die gepersonifieerd worden als god of godin. Er zijn er meer dan 150.000! De drie belangrijksten zijn: Brahma, de schepper
Vishnu, de behouder
Shiva, de vernietiger. Hindoes geloven dat zij, als ze goed en godvruchtig leven, wedergeboren zullen worden in een hogere kaste en misschien zelfs uiteindelijk de ‘verlichting’ zullen bereiken. Vanaf de 6e eeuw drongen de Islamitische volken steeds meer naar het oosten. Uiteindelijk veroverde Mahmoed van Ghazna de Punjab en na vele andere invasies en plundertochten viel in 1192, toen de vorst van Delhi verslagen was heel noordelijk Indië in Islamitische handen. Tussen 1206 en 1526 werd het noorden (Hindustan) als het sultanaat van Delhi beheerst door achtereenvolgens vijf Islamitische dynastieën. Krachtige en zwakke heersers wisselden elkaar af, evenals oorlogen, opstanden en periodes van anarchie. In 1526 grondvestte Baboer Sjah het Mogolrijk. De grootste vorst van dit rijk was Baboers kleinzoon Akbar (1556-1605), die op het eind van zijn leven over geheel noordelijk Indië heerste. Ten aanzien van zijn hindoe-onderdanen voerde hij een verzoenende politiek, maar dat was niet het geval met de Sikhs. Deze religie was ontstaan aan het einde van de 15de eeuw en streefde in eerste instantie naar een verzoening en vermenging van het hindoeïsme en de islam. In de Sikh-religie gelooft men wel in één god (zoals in de Islam), maar men gelooft ook in reïncarnatie (zoals in het Hindoeïsme). Tijdens de regeringen van Akbars opvolgers werden grote stukken land en allerlei hoge posities aan islamitische onderdanen gegeven. Hierdoor ontstond er rond Delhi en in de Gangesvlakte een grote islamitische stedelijke middenklasse. Ook werden de Sikhs tijdens deze regeringen fel vervolgd door de moslim gouverneurs. Na 1761 slaagden de Sikhs erin een eigen rijk te stichten in het noordwesten van India (dit werd na de zogenaamde Sikh-oorlogen (1845-1849) door de Britten geannexeerd. Kolonisatie
De ontdekking van de zeeweg naar India door Vasco di Gama in 1498 kwamen de Europeanen meer in contact met Indië. Eerst waren het de Portugezen die zich op verschillende plaatsen vestigden en de handel met dit land beheerste; zij handhaafden zich in Goa tot 1961. In het midden van de 17de eeuw traden de Nederlanders in hun plaats, die op de kusten van Malabar en Coromandel verschillende nederzettingen hadden. Al snel kregen ook de Engelse vaste voet aan wal; de Engelse Oost-Indische Compagnie oefende vanaf 1624 tevens staatkundige macht uit. Ook de Franse Oost-Indische compagnie ontwikkelde zich snel en verwierf Pondicherry en Chandernagore in Bengalen en ook Madras. Het Rijk van de Grootmogol was inmiddels steeds meer achteruit gegaan, verschillende staten hadden zich onafhankelijk gemaakt. Engeland wist door veroveringen onder leiding van Lord Clive zijn gebied steeds meer uit te breiden. De Fransen werden uiteindelijk uit India verdreven. Ook de eerste gouverneur-generaal van India Warren Hastings (1773-1785) en zijn opvolgers vergrootten het Britse gebied. Uiteindelijk werd het bestuur van geheel Indië in 1858 aan de Engelse Kroon overgedragen, kreeg de gouverneur generaal de titel van onderkoningen en liet Koningin Victoria zich in 1876 kronen tot Empress of India. In binnenlandse aangelegenheden kreeg Indië echter grote zelfstandigheid. De maharadjas behielden dus grotendeels hun macht. De 19e eeuw. In de tweede helft van de 19de eeuw werden de Indiërs zich meer politiek bewust. In 1885 kwam op initiatief van de Engelsman A.O. Hume voor het eerst het All Indian National Congress (Congespartij) bijeen. Aanvankelijk was deze partij zeer gematigd, maar vanwege de groeiende invloed van de Islamieten in India werd ze steeds extremistischer, vooral na 1892. Een scherp conflict tussen het Britse bestuur en de Indische bevolking brak uit toen onderkoning Lord Curzon in 1905 Bengalen in tweeën deelde. Zijn opvolger Lord Minto bracht in 1909 een bestuurshervorming tot stand, waarbij een soort Indisch parlement in het leven werd geroepen, de Morley-Mintohervormingen. Dit bracht de gemoederen niet echt tot rust waardoor men besloot de verdeling van Bengalen ongedaan te maken. Tevens werd de zetel van de regering van Calcutta overgebracht naar Delhi, de oude residentie van de grootmogols. Hiertoe werd een nieuwe stad New Delhi gebouwd, grotendeels ontworpen door de Britse architect Sir Edwin Landsheer Lutyens. Gedurende de eerste wereldoorlog ontving Groot-Brittannië veel steun van zijn Indische rijk, zowel in geld als in manschappen. De leiders van de Indische nationale beweging verwachtten namelijk dat Indië na het beëindigen van de oorlog de dominion status zou krijgen. Toen dit niet gebeurde, volgde een heftige opleving van de nationalistische oppositie. De regering probeerde deze te onderdrukken met speciale maatregelen (Rowlatt Act 1919), maar daardoor werd de toestand alleen maar erger. Het volk kwam op diverse plaatsen in opstand, hetgeen leidde tot een bloedbad in Amsitar (1919) aangericht door generaal Dyer. Wel werden door bepaalde hervormingen Indische burgers bij het bestuur betrokken. Groeiend Nationalisme
In 1919 trad Mohandas Gandhi, bijgenaamd Mahatma (groot van ziel), als leider van de Indische nationale beweging naar voren. Gandhi kwam uit een hoge kaste, had rechten gestudeerd in Engeland en daarna een tijd lang in Zuid-Afrika gewerkt, waar hij opkwam voor de rechten van de naar dat lang geëmigreerde Indiërs. In 1914 keerde hij terug naar India. Gandhi streefde ernaar op geweldloze wijze, door burgerlijke ongehoorzaamheid het Britse gezag te bestrijden. Zijn eerste actie in 1919 het volk aan te zetten tot een ‘hartal’ (algemene treurdag: vasten, bidden, sluiten van zaken) had ongewild tot bloedige onlusten geleid (in Amsitar), waarvoor hij tot gevangenisstraf werd veroordeeld. In 1923 werd hij weer vrijgelaten, maar zijn invloed was toen al verminderd. De leiding van de Congrespartij kwam in handen van Jawaharial Nehru, die veel radicaler dan Gandhi was. Toch nam Gandhi, als vertegenwoordiger van de Congrespartij wel deel aan de conferenties in Londen om de politieke hervormingen te bespreken. Het resultaat van die conferenties was de Government of India Act van 1935, waarin een federatief India met een grote mate van zelfbestuur werd ingesteld. Noch Nehru, noch de in 1906 opgerichte Moslim Liga, waren hier tevreden mee. Beide wilden een volledig onafhankelijk India, maar l Nehru wilde één staat waarin de islamieten dan een minderheid zouden vormen, terwijl de Moslem Liga een tweeledige staat wilde. De 512 maharadjas die India nog steeds telde wilde niets liever dan de bestaande toestand behouden. Eindelijk zelfstandig
In 1942 bracht Gandhi de Congrespartij ertoe een resolutie aan te nemen waarbij onmiddellijke beëindiging van het Britse gezag werd gevraagd. Hij en vele anderen werden daarop weer gearresteerd. Na de oorlog vormde Nehru op verzoek van onderkoning Lord Wavell een interimregering. De verdeeldheid tussen de Congrespartij en de Moslem Liga maakte echter de vorming van één onafhankelijke Indische staat onmogelijk. Ten slotte slaagde Wavells opvolger, Lord Mountbatten er in om, na talloze besprekingen, de verdeling van Indië in twee staten, India en Pakistan, voor alle partijen acceptabel te maken. Op 15 augustus 1947 werd de Indian Independence Act van kracht, waarmee een eind was gekomen aan het Brits-Indische Rijk. Het werd verdeeld in a: India, het voornamelijk door Hindoes bewoonde deel en b. Pakistan met een hoofdzakelijk Islamitische bevolking. Bengalen in het oosten werd verdeeld tussen India en Pakistan. Het Pakistaanse deel, Oost-Pakistan genoemd, werd in 1971 zelfstandig en heet nu Bangladesh. De meeste van de door maharadjas bestuurde staten sloten zich direct bij één van beide landen aan. Moeilijkheden bij verzelfstandiging
Hoewel er ook voor de kolonisatie van India conflicten waren geweest en zelfs vervolgingen vanwege het geloof, werden deze verergerd door de komst van de Britten. De moslims kregen steeds meer concurrentie van de hindoes, die hun goede banen overnamen. De moslims waren door diverse maatregelen van de Britten bang dat de islam zou verdwijnen en wilde daarom steeds meer hun islamitische waarden hoog houden. Daardoor ontstonden er in de 19de eeuw islamitische bewegingen die de moslims wezen op het belang van hun geloof, waardoor zij zich steeds meer bewust werden van hun islamitische identiteit. Tegelijkertijd werden ook de Hindoes gevoeliger op het punt van religie. Er braken telkens rellen uit tussen aanhangers van de verschillende geloven. Gandhi werd uiteindelijk het slachtoffer van dit religieus extremisme. Op 30 januari 1948 werd hij door een extreme Hindoe neergeschoten omdat Gandhi volgens hem de Moslems had gesteund bij het creëren van een eigen staat. Ook Nehru’s dochter Indira Gandhi, die na hem aan de macht kwam, werd in 1984 vermoord. In dit geval door haar lijfwachten, beide Sikhs, waarna de Sikh tempel door woedende hindoes werd bestormd en er duizenden slachtoffers vielen. En haar zoon Rajiv Gandhi werd in 1991 ook weer doodgeschoten. Ondanks de verdeling van Brits-Indië in India en Pakistan, zijn er ook nu nog regelmatig onlusten tussen de diverse geloven in India. De eerste conflicten
Onmiddellijk na de verzelfstandiging van India ontstonden er ernstige onlusten en kwam er een immense volksverhuizing (ca. 12 miljoen) op gang. Islamieten trokken naar Pakistan of Bangladesh en Hindoes trokken naar India. India wilde het bestuur van de vorstendommen gelijkschakelen met het nationale bestuur. Het grootste vorstendom, Hyderabad, met een Islamitische vorst, de nizam, maakte aanspraak op volledige zelfstandigheid. Vandaar dat India op 14 september 1948 dit vorstendom binnenviel. Ook bleef de staat Jammu en Kashmir een twistpunt tussen India en Pakistan. Bij de scheiding tussen India en Pakistan had de toenmalige hindoe-maharadja besloten tot aansluiting bij India, op voorwaarde dat er na herstel van de orde, een referendum onder de bevolking gehouden zou worden. Toen dat uitbleef, kwam de islamitische bevolking gesteund door Pathanstammen en Pakistaanse legereenheden in opstand, wat het begin van een burgeroorlog inluidde. In 1949 kwam er op initiatief van de Verenigde Naties een verdrag tot stand, waarbij het voormalig vorstendom, werd verdeeld over de beide landen; Pakistan kreeg zeggenschap over het kleine noordelijk deel. Het Indiase deel heet sindsdien Jammu en Kashmir en is de enige Indiase deelstaat waar het merendeel van de bevolking (77%) islamiet is. Grensconflicten door de jaren heen
1957-1967

In 1960-1962 Grensincidenten leiden uiteindelijk tot oorlog tussen India en China. Incidenten waren ontstaan doordat India meer invloed in Nepal wilde uitoefenen. Uiteindelijk wordt India door China verslagen. Tijdens deze oorlog ziet Pakistan zijn kans schoon om Kashmir in te nemen. In 1965 breekt voor de tweede maal oorlog uit tussen India en Pakistan. Uiteindelijk tekenden beide landen de zogenaamde Tasjkent verklaring, waarbij de staakt het vuren grens van 1949 wordt hersteld. Het conflict is daarmee echter niet opgelost. 1967-77: -In 1971 breekt een derde oorlog uit tussen India en Pakistan. Dit leidt tot het ontstaan van Bangladesh. -India en Pakistan tekenen weer een verklaring, de zogenaamde Simla-overeenkomst, waarin beide landen de staakt-het-vuren grens van 1971 als bestandslijn erkennen. -Bhutto, de premier van Pakistan, zet een nieuw buitenlands beleid op en versterkt de relaties met de islamitische wereld, China en de Verenigde [Staten -De kernproef van India in 1974 versterkt de band tussen Pakistan, de islamitische wereld, China en de Verenigde [Staten
1977-87 In 1979 valt de voormalige Sovjet-Unie Afghanistan aan, de Verenigde Staten sturen legers en geld naar Pakistan. -Er ontstaat een wapenwedloop op het subcontinent -Faroek Abdullah wordt gekozen tot premier van Kashmir. Hij lijkt zich te hebben neergelegd bij het feit dat Jammu en Kashmir een deel van India is. 1987-97 India krijgt greep op de militanten in de deelstaat Punjab, maar kan de situatie in Kashmir niet handhaven. Geweld neemt toe. -Gesprekken tussen India en Pakistan worden afgebroeken in 1994 -Faroek Abdullah wordt vermoord -Gesprekken tussen India en Pakistan worden hervat, maar leveren wederom niets op. 1998: Zowel India als Pakistan voeren kernproeven uit, waardoor de spanning tussen beide landen weer oploopt. De situatie in Kashmir
Het toenemende geweld sinds 1989 is voor veel mensen niet te verwerken en heeft een grote invloed op hun leven. Voor kinderen was het vaak niet mogelijk naar school te gaan, en het onderwijsniveau is sterk achteruit gegaan. Sinds 1950 is het aantal scholen tienmaal gestegen, echter veel van deze scholen zijn weer platgebrand door militanten. Scholen op het platte land zijn vaak bezet door veiligheidstroepn, die zichzelf ook geïnstalleerd hebben op universiteitscampussen. Meestrijden in het conflict is voor veel jongeren in Kashmir een ‘way of life’ geworden. Oudere Kashmiri moslims, die de vallei nog in vrede gekend hebben, betreuren de opstanden van de laatste tien jaar. Het heeft namelijk aan zo velen het leven gekost, zonder dat het enige politieke oplossing heeft opgeleverd. Medische faculteiten zijn er niet voldoende en de ziekenhuizen zijn onhygiënisch. De artsen zijn overwerkt of gevlucht. Sommigen zijn met wapens bedreigd om gewonde militanten te helpen. Kinderen worden niet meer gevaccineerd en het aantal psychiatrische patiënten is 20 maal gestegen. Niet officiële schattingen geven een aantal doden van 40.000, terwijl de regering het op 13.500 houdt, van dit aantal is meer de helft militanten. Amnesty International schat het aantal doden op basis van gegevens van politie en ziekenhuizen op 17.000. Echter, zo zeggen zij, wij geloven dat het er duizenden meer zijn, die niet in de statistieken voorkomen. In de loop der jaren zijn er tienduizenden mensen gevlucht uit Kashmir. In een massa uittocht in het begin van maart 1990 hebben ongeveer 140.000 hindoes de vallei verlaten voor vluchtelingenkampen buiten Jammu. De wat rijkere mensen zijn gaan wonen in hun tweede huizen in New Delhi, maar een meerderheid van de vluchtelingen werd verdeeld over vijftig tentenkampen aan de rand van Jammu en Delhi. Dr. Pamposh Ganju van het Indo-European Kashmir forum zegt dat sinds 1990 meer dan 6000 hindoes in kampen gestorven zijn als gevolg van de slechte omstandigheden. Amnesty Interational heeft in 1995 een rapport opgemaakt over de vele mensen die zomaar door India worden opgepakt bij paramilitaire acties. In veel gevallen weten de familieleden niet waarom de mensen opgepakt zijn en waar zij verblijven. De regering in Inda weigert echter een onafhankelijk onderzoek in te stellen en zegt dat zoiets slechts incidenteel zou voorkomen. Een oplossing? Als het aan de Kashmiri ligt dan wordt het referendum dat al meer dan 50 jaar geleden werd beloofd alsnog gehouden. De bevolking heeft er echter weinig vertrouwen in dat dat ooit nog zal gebeuren en als het zal gebeuren is het nog maar de vraag wat de uitslag zal zijn. Kashmir is allesbehalve een samenhangend geheel. De islamitiche Kashmiri’s in de vallei vormen het grootste deel van de bevolking. De meesten van hen zouden het liefst willen dat Kashmir een zelfstandige staat zou worden, maar hun ideeën worden niet gedeeld door de boeddisten van Ladakh of de hindoes van Jammu. Dezen voelen zich achtergesteld ten opzichte van de bewoners van de vallei en zouden willen dat de gebieden die zij bewonen meer zelfstandigheid kregen, maar dan wel binnen India. In de regio’s Gilgit en Baltistan, de zogeheten Noordelijke Gebieden in Pakistan leven overwegend shi’itische moslims die geen overeenkomsten hebben met de soenitische moslims in de vallei. Zij streven naar staatrechtelijke erkenning binnen Pakistan. Een onafhankelijk Kashmir is noch voor India, noch voor Pakistan een accepteerbare oplossing. Beide landen blijven het gebied claimen, met alle gevolgen van dien. Ze beschuldigen elkaar van het aanzetten van de bevolking tot geweld en gaan intussen door met het zichzelf bewapenen. Wellicht zou een referendum toch enige helderheid bieden in wat de Kashmiri zelf willen. De huidige situatie tussen India en Pakistan blijft, mede door het feit dat beide landen in het bezit zijn van nuclaire wapens uiterst explosief. Bronnen: V. Schofield (1997), Kashmir in the crossfire. New Delhi: Viva books private limited
R. Chengappa (1997), Can we break the deadlock? D. Sharma (1994), India’s commitment te Kashmir. R.G.C. Thomas (1992) Perspectives on Kashmir, the roots of conflict in South Asia, Westview press

REACTIES

S.

S.

Hai Eva,
Dit lijkt me een mooi en uitgewerkt werkstuk en ik ga kijken of ik er wat van kan maken.

Groetjes Sanne

22 jaar geleden

S.

S.

6 jaar geleden

R.

R.

Omdat ik een boek van Salman Rushdie aan het lezen ben - dat de eerste dertig jaar van India als onafhankelijke staat beschrijft *)- kreeg ik de behoefte iets meer te weten te komen over India ontstaan geschiedenis. Je werkstuk was daarbij zeer welkom.

Groet Ray
*) Middernachtskinderen

19 jaar geleden

L.

L.

ik vint het stuk niet goet want in het aaderekskunde boek staat heel wat andurs. groeten linda kaasflips

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.