de Vikingen

1. Waar woonde de Vikingen? Het leefgebied van de Vikingen is de onderkant van Scandinavië. Scandinavië bestaat uit een aantal landen: Denemarken, Noorwegen, Zweden, Finland en Lapland. Maar de vikingen woonden rond Denemarken, Noorwegen en Zweden. In Scandinavië woonden de gewone boeren (die ook Vikingen werden genoemd). Scandinavië is erg bosachtig gelukkig maar want hout is een van de levensmiddelen van de Vikingen. Ze maakten van alles van hout zoals: boten, vuur, gereedschap, handvatten voor gereedschap zoals: mes, bijl en schilden. Ook leefden er dieren in Scandinavië als rendieren. Het landschap is bergachting. In het vaderland waren dorpen en steden net als nu. In de winter waren de viking mannen ook thuis en gebruikten al de spullen die ze in de vorige zomer hadden geplunderd. Als de Vikingen thuis waren dan maakten ze vaak boten zij waren ook de eerste die boten met zeilen hadden. 2. De veroveringen De Vikingen trokken naar veel landen. Ze zijn de eerste ontdekkingsreizigers. De Vikingen trokken ook naar Nederland. Een van die plaatsen waar ze geweest waren was Utrecht. De vikingen waren de eerste mensen die in Amerika zijn geweest (veel eerder dan Columbus). De Vikingen namen soms delen van landen in beslag meestal was dat dan aan de kust. Dat was zo omdat ze aan de kust aankwamen. Als de Vikingen thuis kwamen namen ze meestal veel goud en sieraden mee. Maar de Vikingen plunderden en stalen de spullen niet altijd soms ruilden ze spullen. Ze kwamen thuis met onder andere vazen, geld en sieraden. De monniken hadden gezegd dat het een straf was dat de mensen werden aangevallen door Vikingen omdat ze niet meer een goede christen waren. Als de Vikingen gingen plunderen bleven er een paar bij de boot staan om te zorgen dat hij niet werd meegenomen door de vijanden. De Vikingen trokken steeds naar nieuwe plaatsen zo zijn ze zelfs in Griekenland geweest. Vaak haalde ze in die landen ook hout en dieren weg. Uit Engeland, schapen(wol) en tarwe, uit Zwitserland en Oostenrijk zaken als wijn, wapens, stoffen en aardewerk, Uit

Griekenland werden spullen zoals: hout en wapens meegenomen. In Groenland vonden ze pelzen uit Turkije haalde ze barnsteen, vruchten, specerijen, wijn en zijde. Nog andere dingen die ze mee namen uit andere landen zijn ivoor, goud, slaven, zilver, vis, deksteen en zout. 3. Het Geloof De Vikingen geloofden in goden. Ze hadden niet zoals een God maar zij hadden er meerderen. Een paar van de goden waar Vikingen in geloofde zijn: Odin, Frigg, Thor, Loki, Frey en Baldur en nog een paar. Mensen maakten vaak spullen na zoals de hamer van de dondergod Thor. Zijn taak was om donder te maken. 4. Het vikingenschrift Als de Vikingen gevochten hadden dan maakten ze van een steen of hout een gedenkteken. Dit deden ze om te laten zien dat hun de beste waren. Ze maakte ook stenen als er iemand overleden was. Weer andere stenen lieten vikingen maken om te laten zien dat ze goed waren. Maar soms werd er ook op de stenen geschreven; deze "letters" heetten runnen. Het runnen alfabet werd gebruikt tot in de Middeleeuwen. Het basisalfabet heten Futhark, dat is genoemd naar de eerste 6 letters van dat alfabet. Later rond 200 Na Christus werd het gewone 24 letteralfabet gemaakt. Rond het jaar 800 werd het futhark niet meer gebruikt. Deze stenen staan er nog steeds in de landen: Noorwegen, Zweden en Denemarken. 5. De schepen De schepen werden niet alleen als vaartuig gebruikt maar ook als graf. Als de hoofdman van de Vikingen was overleden moest een van de slaven zich aanmelden om ook te sterven. De slaaf werd 10 dagen verzorgd door twee bedienden. Het stamhoofd ligt in een tijdelijk graf, terwijl er speciale kleren voor hem worden gemaakt. Op de dag van de begrafenis wordt zijn boot aan land gesleept en op een stapel hout gelegd. Op de boot wordt een tent opgezet en er worden kleden en kussens uitgespreid. Het lijk wordt opgegraven, gekleed in schitterende kleren en in de tent gelegd. Twee paarden, twee koeien, een hond, een haan en een kip worden gedood en bij hem gelegd. De slavin wordt opgetild zodat ze over een houten raamwerk heen kan kijken. Ze wordt naar het schip gebracht, drinkt een sterke drank en zingt ten afscheid, en wordt gedood. Het schip wordt in lichtelaaie gezet. De meest naaste ontsteekt het vuur. Een paal met de naam van de dode erop wordt neergezet op de grafheuvel die de as bedekt. Natuurlijk wordt er op een boot van de Vikingen ook gevaren. De Vikingen die waren de eerste die de mast gebruikte als er geen wind was roeiden de Vikingen zelf. De Vikingen waren trots op hun schepen als je een Viking vroeg wat ze het liefst zouden willen hebben zal hij bijna altijd een schip antwoorden. Het varen op de boten was een dagelijkse zaak. Vaders leerden hun kinderen al op jonge leeftijd te varen. De schepen waren zo gebouwd dat ze snel en stevig waren en toch soepel genoeg waren om tegen de grote golfen van de zee konden en ook waren ze ondiep genoeg om rivieren in te kunnen varen. Een viking schip werd helemaal van hout gemaakt. Het gereedschap van een scheepsbouwer bestond uit: een tang avegaar om gaten te boren, een zaag, een mes, schaapijzers om uit te hollen en te versieren, beitels, bijlen, hamer met ijzeren kop en houten hamers. Er waren verschillende boten: de Knorr, een rivierboot, een veerschip en het vikingenschip. De knorr is een stevig vrachtschip dat gebouwd is om ruwe zeeën te weerstaan. De rivierboot is een klein werkbootje waarin je een zeil kunt hijsen. De veerboot is breed en ondiep. Het Vikingschip is een oorlogsschip. Het is smal, snel en ondiep in verband met aanvallen landinwaarts en er kunnen veel roeiers in zitten. De beste Vikingschip werd van eikenhout gemaakt verder kon je nog pijnhout of berkenhout gebruiken maar voor de kiel werd altijd eikenhout gebruikt.