Apollo

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 5940 woorden
  • 3 mei 2000
  • 294 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
294 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Apollo
Inleiding
Voor klassieke culturele vorming moesten we een werkstuk maken over een Griekse God. Hierbij moest een bepaald onderdeel van de god behandeld worden, zoals bijvoorbeeld zijn levensloop, zijn functie, zijn verhouding tot de andere goden en tot de mensen en de manier waarop de god in de kunst wordt afgebeeld. Ik koos voor mijn werkstuk de god Apollo. Mijn voorkeur ging uit naar deze god omdat hij zo veelzijdig is en er dus veel over hem te vertellen valt. Apollo is de zoon van Zeus (de oppergod) en Leto (een dochter van de titaan Coeüs). Artemis is zijn tweelingzus. In de mythologie heeft Apollo verschillende taken. Zo is hij de god van de boogschutters, de beschermgod van de poëzie en de muziek, de aanvoerder van de Muzen, de god van de kunst, de zonnegod, de god van de wetenschap, de god van de geneeskunst en de voorspellingskunst en de herdersgod. Ook is hij de god van welvaren en ordening en de beschermheer van de wet, van al het goede en mooie in de natuur en van de mensenwereld. Bekende geliefden van hem zijn de nimf Daphne (de dochter van de riviergod Peneus), de prinses Coronis, van wie hij, na haar gedood te hebben, de zoon Asclepius (de god van de geneeskunde) kreeg en Hyacinthus, een Spartaanse prins. Ik heb twee onderzoeksvragen bedacht voor de punten van de god die ik ga onderzoeken: - Wie waren de geliefden van Apollo? - Wat was de functie van Apollo, wat waren zijn bijnamen en wat voor attributen had hij? Ook behandel ik de geboorte van Apollo. De geboorte van Apollo
Apollo en zijn tweelingzus Artemis (de godin van de jacht) waren kinderen van de oppergod Zeus. Hun moeder was echter niet Hera, maar de godin Leto. Hera was hierover hartstikke jaloers, zoals altijd wanneer Zeus weer eens een buitenechtelijke relatie had, en ze verbood het om aan Leto, toen zij zwanger was van Apollo en Artemis, een plaats te geven waar zij haar kinderen ter wereld kon brengen. Hierdoor dwaalde Leto rond over de aardbol tot Zeus haar hielp door het drijvende eiland Ortygia met vier zuilen in de bodem vast te leggen. Hier baarde Leto aan de voet van de Kynthosberg de tweeling Apollo en Artemis. Vanaf dat moment werd het eiland Delos genoemd en was het een heilig eiland dat aan Apollo geweid was. Er werd een heiligdom voor Apollo gebouwd en er vonden elk jaar zeer vroeg in de lente feestspelen plaats ter ere van Apollo en Artemis. (Delos is een klein eiland in het midden van de Egeïsche zee.) (Ovidius, Metamorfoses; boek VI) Dit werd verteld over Leto (Latona) en de geboorte van Apollo en Artemis "Het is Latona die dit haar huis noemt, zij, aan wie de hemelgemalin ooit welke woonplaats ook verbood. Alleen het drijvende Delos, het eiland dat zich toen nog licht verplaatste, nam haar op na lang gesmeek. Ze baarde er, steun zoekend bij twee bomen, palm en olijf, haar tweeling - tegen Juno's zin, zodat zij als jonge moeder weer moest vluchten - zegt men - met de baby's, dat godentweetal, veilig in de plooien van haar kleed. Zo kwam Latona in het Lycisch land van de Chimaera, doodmoe na lange lijdensweg, de zon verschroeide 't veld en door de zomerhitte was zij uitgedroogd; de kleintjes hadden haar moedermelk gedronken tot de laatste drop. Juist toen ontdekte zij dat meertje, niet zo groot, gelegen diep in een dal; er waren boeren aan het werk, zij bonden rijshout en riet, dat welig groeide bij het meer, tot bundels." Latona wilde drinken uit het meer, maar de boeren verboden het haar. Hoe erg zij ook smeekte, de boeren stonden het niet toe, scholden haar uit en begonnen expres met hun handen en voeten in het water te roeren en woelden de modder van de bodem. Hierdoor was Latona zo woedend dat zij, met haar handen naar de hemel opgeheven, sprak: "'Dan blijven jullie maar voorgoed in modder roeren!' De wens van de godin geschiedt: ze plonzen onder water, duiken vrolijk in de vijver met hun hele lichaam, komen weer boven met hun kop, soms enkel met hun neus, klimmen ook vaak de oever van het meer op, springen vaak weer in 't koude water terug. Maar aldoor nog brutaalgebekt blijven zij kijven naar elkaar en schaamteloos kwaadaardig kwaakt onder water zelfs dat waterig gekwater door. Hun stem is nu ook rauw, hun nek wordt dik en opgeblazen, hun kwekkerbek wordt almaar wijder door het schelden zelf. Dan zet hun kale kop nog uit, de hals lijkt nu verdwenen, hun rug ziet groen, hun buik, het dikste lichaamsdeel, ziet wit. Zo springen zij in de modderplassen rond, nieuwbakken kikkers." Uit dit verhaal blijkt wel dat Leto nergens gewenst was en dat zij hierover erg kwaad was. Over het algemeen pikte Leto de meeste dingen niet. Dat blijkt ook uit het verhaal van Niobe. Niobe was de ontzettend mooie koningin van Thebe, die in haar hoogmoed vond dat geen sterveling zich gelijk kon stellen aan haar, vanwege haar wijsheid, geestesgaven en koninklijke schoonheid. Maar haar grootste trots waren haar kinderen; ze had zeven zoons en zeven dochters. Toen kreeg op een dag de zieners Manto, toegewijd aan de dienst van Leto's tempel, een ingeving van de goden, om de mensen op te roepen haar godin en diens tweeling te vereren en offers aan hen te brengen. De vrouwen van Thebe waren bezig met hun offerplechtigheid toen daar plotseling Niobe was, met koninklijke schoonheid. Niobe was zwaar beledigd dat het volk offers bracht aan Leto en niet aan haar; ze vond zichzelf immers niet minder waard dan de godin. Leto had maar twee kinderen en zij had er veertien, wat voor haar reden was om zich beter te voelen dan Leto. Ze herinnerde het volk er ook aan dat Leto vroeger niet eens welkom was op aarde om haar kinderen te baren. Tenslotte beval ze de vrouwen te stoppen met de offerplechtigheden en naar huis te gaan. Leto was diep beledigd en zij stuurde Apollo en Artemis naar de aarde om Niobe te straffen. Apollo doodde, met zijn pijlen, de zeven zoons van Niobe, die voor de stadsmuren hun lichaamskracht aan het trainen waren. Niobe was ontroostbaar en vervloekte Leto, maar uiteindelijk had ze toch nog meer kinderen dan zij. Vlak nadat ze dit uitgesproken had, werden haar zeven dochters door Artemis gedood. Negen dagen en nachten huilde Niobe, maar niemand begroef haar kinderen, want Zeus had de bewoners van Thebe in steen veranderd. Op de tiende dag begroeven de goden de kinderen. Niobe versteende van verdriet, maar ze bleef huilen. Een wervelwind bracht haar naar haar vaderland Lydië, waar ze nu nog steeds bevindt, boven op de top van een berg, vanwaar nog steeds de tranen naar beneden stromen. Ook in de Trojaanse Oorlog speelt het verhaal van Niobe een rol. Dit is wanneer koning Priamos bij Achilles is om het lijk van zijn zoon Hector terug te vragen. Na op het verzoek van koning Priamos in te zijn gegaan, spreekt Achilles zo: (Homerus, Ilias; boek XXIV) "Zo is dan, oude man, uw zoon u weergegeven, zoals gij hebt gewenst. Hij ligt op de baar; zodra de dageraad verschijnt zult gij hem zien en zelf hem meenemen. Laat ons nu de avondmaaltijd gedenken. Ook de schoongelokte Niobe vergat niet te eten, toen haar twaalf kinderen de dood vonden in het paleis, zes dochters, zes jeugdeigen zoons. Apollo doodde de zoons met zijn zilveren boog, de pijlschietende Artemis doodde de dochters, vertoornd dat zij zich gelijk had gesteld aan de schoonwangige Leto, die, zo zeide zij, slechts twee kinderen gebaard had, maar zij zovelen. Toch brachten die beiden, slechts twee in getal, hen allen ter dood. Negen dagen lang lagen zij in hun bloed; niemand was er om hen te begraven; want de zoon van Kronos had alle bewoners tot steen gemaakt. Eerst op de tiende dag begroeven de hemelse goden hen. Ook hun moeder dacht aan eten, toen zij vermoeid was van wenen. Dus laten ook wij, edele koning, de maaltijd gedenken. Later kunt ge uw dierbare zoon bewenen, als gij hem naar Troje gebracht hebt. Veel tranen zult ge over hem wenen." In dit verhaal heeft Niobe echter geen veertien kinderen, maar twaalf. Apollo en zijn geliefden Apollo en Daphne

De liefde van Apollo voor de nimf Daphne, de dochter van de riviergod Peneius, die niet wederzijds was, was een wraakactie van Eros, de god van de liefde. Apollo had Eros diep beledigd. Hij had zichzelf beter bevonden dan de jongensachtige god van de liefde en had gezegd dat de boog van Eros beter bij hem paste dan bij Eros. Als wraak spande Eros zijn boog. Hij legde er een schitterend gouden pijl in en schoot deze richting Apollo. Apollo werd meteen verliefd op Daphne, maar Cupido spande zijn boog opnieuw, dit maal met een loden pijl, die de liefde bij Daphne zou verdrijven. Daphne wijde zich aan de jacht en ging de bossen in en Apollo volgde haar. Maar Daphne vluchtte en wat Apollo ook probeerde, ook al vertelde hij haar wie hij was, ze bleeft niet staan. En Apollo bleeft haar volgen terwijl hij steeds dichter bij haar kwam. (Ovidius, Metamorfoses; boek I) "Haar krachten zijn ten eind, ze ziet doodsbleek, is uitgeput van 't snelle gaan, en omziend naar het water van Peneius roept ze: 'Ach, vader! Help me! Een riviergod heeft toch macht? Bevrijd me van dit lichaam dat me veel te mooi deed zijn!' Haar klacht weerklinkt nog, als een starre stijfheid haar bevangt: haar zachte borst wordt door een dunne laag van schors omsloten, haar armen groeien uit tot takken en haar haar tot loof, haar voeten, eerst zo snel, zijn nu verstokt tot trage wortels, haar hoofd wordt kruin. Haar gratie is het enige wat rest. Nog steeds bemint Apollo haar, zijn vingers langs de boomstam voelen haar hart nog sidderen onder de nieuwe bast en met zijn armen om haar takken heen, als om een lichaam, kust hij het hout, maat zelfs dat hout buigt van zijn kussen weg. Dan spreekt de godheid haar toe: 'Omdat je niet mijn vrouw kunt worden, zul je in elk geval mijn boom zijn, en jij zult voortaan mijn haar onkransen en mijn lier en pijlenkoker sieren. Jij zult Romeinse overwinnaars begeleiden, als hun blijde zege klinkt en 't Capitool de lange stoeten ziet naderen. Jij zult een zeer getrouwe wachtpost zijn vlak voor Augustus' poort, dicht naast de eikenboom in het midden, en evenals mijn jeugdig hoofd steeds lange lokken draagt, zul jij voorgoed gelauwerd zijn en nooit meer zonder lover.' Aldus Apollo. De laurierboom knikte met de nieuw ontstane takken en bewoog haar kruin of het een hoofd was." Apollo en Coronis
Apollo en Coronis waren geliefden en Coronis was zwanger van hem, maar de witte en ontzettend mooie raaf Corvus zag dat het meisje ontrouw was; zij lag in het bed van een Thessaliër. De raaf verklikte dit aan Apollo en als straf voor dit klikken veranderde Apollo Corvus' kleur van wit naar zwart. Ook straft de woedende Apollo Coronis door haar dodelijk te treffen met een pijl. Maar Apollo kreeg al snel spijt van deze daad. (Ovidius, Metamorfoses; boek II) "De minnaar voelt berouw over zijn wrange wraak. Te laat. Hij haat zichzelf, dat hij geluisterd heeft, dat hij zo boos werd, hij haat de vogel die hem ertoe bracht zo'n boze daad, die bron van treurnis, te vernemen; haat vooral zijn handboog, zijn hand, en al die ondoordachte pijlen in zijn hand, en liefkoost haar verslapte lichaam, wil haar lot bestrijden met al te late hulp en met geneeskunst die niet baat. En toen hij zag dat dit vergeefs was en het vuur reeds laaide, waarin zij in vernietigende vlammen zou vergaan, toen barstte hij pas werkelijk los in diepgeslaakte zuchten - want godenwangen worden nooit door tranen aangeraakt -, diep als het loeien van een koe, die toeziet hoe de moker hoog opzwaait in een mannenhand om met een luide dreun de holle slapen van haar zogende kalfje stuk te splijten... Maar toen hij haar die laatste, onverdiende dodeneer bewees en reukwerk plengde op haar borst, en haar nog kuste, verdroeg Apollo de gedachte niet dat ook zijn zaad tot as zou branden: hij ontnam aan moederschoot en vlammen zijn kind en bracht het naar de grot van Chiron, de Centaur." Het kind werd hier door Chiron opgevoed en groeide op tot de god van de geneeskunde, Asclepius. Apollo en Chione
Chione was de dochter van een machtig man, genaamd Daedalion. Zij was veertien jaar, ontzettend mooi en had enorm veel vrijers. Toen op een dag Apollo en Hermes beiden, op weg naar huis, bij het huis van Chione kwamen, werden ze allebei verliefd op haar. (Ovidius, Metamorfoses; boek XI) "Apollo stelt zijn hartsverlangens uit tot middernacht, maar Hermes wacht niet: met zijn staf strijkt hij haar meisjesogen in slaap; ze ligt in hemelse betovering en staat de god zijn lusten toe. Maar 's nachts bij volle sterrenhemel verkleedt Apollo zich als oude dienares en haalt zíjn lusten in!" Chione raakte zwanger van een tweeling en baarde na negen maanden twee zoons, één van Hermes, Autolycus genaamd, en één van Apollo, Philammon. Maar de eer van de verliefdheid van twee goden en het hebben van een machtige vader werkte in haar nadeel. Uit overmoed beledigde zij Diana (Artemis), die hierover woedend was. Diana schoot een rieten pijl in de tong van Chione, waardoor zij niet meer kon praten en waardoor zij uiteindelijk stierf. Haar vader was ontroostbaar en sloeg op de vlucht naar de Parnassus' top, waar hij vanaf sprong. Maar hij stortte niet op de grond, want Apollo, die medelijden met hem had gekregen gaf hem vleugels en veranderde hem in een havik. Apollo en de Sibylle van Cumae
Apollo was verliefd op de Sibylle van Cumae, maar de maagdelijke Sibylle wilde haar kuisheid niet opofferen. Apollo probeerde haar met geschenken voor zich te winnen en liet haar kiezen wat zij wilde hebben. Hierop vroeg zij hem haar net zoveel levensjaren te geven als de korrels van een hoopje zand waar zij op wees. Apollo ging op haar aanbod in en bood haar ook een eeuwige jeugd aan, als hij haar geliefde mocht zijn. Maar de Sibylle weigerde. Dit vertelt de Sibylle aan Aeneas in de onderwereld. (uit Ovidus, Metamorfoses; boek XIV) "Hij gaf ze mij, hij bood mij zelfs een eeuwig jong-zijn aan, mits hij, Apollo, mij beminnen mocht. Ik wees hem af en leid sindsdien een ongehuwd bestaan. De glans van jeugd neemt nu ook af, een zwakke ouderdom komt bevend nader en zal nog lange tijd mijn lot zijn: zeven eeuwen lang besta ik reeds, maar om het aantal korrels vol te maken moet ik nog driemaal honderd zomers, driemaal honderd herfsten beleven; dan komt ook het uur, dat ik van groot heel klein zal worden, door mijn lang bestaan; mijn oud, versleten lijf zal tot een nietig hoopje krimpen, niemand zal geloven dat ik ooit werd bemind, zelfs door een god! Apollo zelf zal mij misschien niet eens herkennen, of ontkennen dat hij eens van mij hield; zo anders zal ik zijn, voor niemand zichtbaar, alleen nog kenbaar aan mijn stem, mijn stem mag ik behouden..." Apollo en Cyparissus en Apollo en Hyacinthus
Apollo was niet alleen een minnaar van vrouwen, maar ook van mannen. Dat blijkt uit de verhalen over Cyparissus en Hyacinthus. Cyparissus
Cyparissus was de mooiste jongen van Ceos. Hij was erg gehecht aan een reuzenhert, dat door de nimfen in de velden rond Cartheia werd geëerd. Vaak nam hij het hert mee naar verse weigrond of naar een heldere bron en ook bond hij bloemenkransen om de horens van het hert en zat op zijn rug alsof hij op een paard zat. Toen op een dag Cyparissus weer weg was met het hert, lag het hert uit te rusten in de schadum van de bomen en werd het per ongeluk geraakt door een speer van Cyparissus. Het dier stierf en Cyparissus was diep bedroefd en wilde ook sterven. Tevergeefs probeerde Apollo hem te troosten, maar Cyparissus veranderde van verdriet in een cyprus. (Ovidius, Metamorfoses; boek X) "Ach, wat heeft Apollo niet voor troost gesproken! Hem gemaand niet heviger te treuren dan past in zo'n geval. Maar híj klaagt voort. Als laatste wens smeekt hij de goden hem voor eeuwig in die rouw te laten. Als met zijn tranenvloed dan ook zijn bloed is weggevloeid, begint zijn lichaam overal een groene kleur te krijgen, zijn haar, dat kort tevoren langs zijn blanke voorhoofd viel, wordt tot een borstelige bladerdos, stijfheid bevangt hem en met een spitse gratie reikt hij naar de sterrenlucht. Apollo snikt droef: 'Ik zal nu altijd om jou treuren en jij om anderen: je zult symbool zijn van verdriet.'" Hyacinthus
Hyacinthus was een Spartaanse prins en was een minnaar van Apollo. Op een dag deden zij een wedstrijd met de discus. Apollo had de discus als eerste geworpen en nadat deze een verre afstand had afgelegd kwam deze neer op de grond. Hyacinthus rende er gelijk heen om de schijf op te halen, maar deze kaatste nog terug en raakte hem in zijn gezicht. Apollo probeerde de wond nog te genezen, maar niets helpt. (Ovidius, Metamorfoses; boek X) "'Nu sterf je, Hyacinthus, van je eerste bloei beroofd!' zo roept Apollo uit.'Ik zie de wond die mij beschuldigt; mijn smart om jou heb ik mijzelf bezorgd! Mijn rechterhand is door jouw dood veroordeeld, ik ben oorzaak van je sterven! En toch, waar ligt mijn schuld? Tenzij het discusspel de schuld moet krijgen, of wij schuldig zijn, omdat wij minnaars waren. Ai, kon ik maar voor jou mijn leven afstaan! Of met jou de dood ingaan! Maar daar mijn lotsbeschikking dat niet toestaat, zul je voor altijd bij mij zijn, je naam blijft op mijn lippen; als ik mijn lier bespeel, zullen mijn zangen jou bezingen! Je wordt een nieuwe bloem, waarin mijn klachten staan getekend en eens komt ook de dag waarop een zeer befaamde strijder zich bij je voegt als hyacint, met net zo'n letterblad...'" Nadat Apollo deze woorden gesproken had, groeide er een bloem op de plek waar het bloed van Hyacinthus op de aarde was gevallen. Het was een hyacint (niet de hyacint die wij nu kennen). In Sparta werd ter ere van Hyacinthus jaarlijks het Hyacinthusfeest gevierd. De functie van Apollo
Apollo was een ontzettend veelzijdige god. In mythologische verhalen speelt hij de god van de boogschutters, de beschermgod van de poëzie en de muziek, de aanvoerder van de Muzen, de god van de kunst, de zonnegod, de god van de wetenschap en wijsheid, de god van de geneeskunst en de voorspellingskunst, en de herdersgod. Ook is hij de god van welvaren en ordening en de beschermheer van de wet, van al het goede en mooie in de natuur en van de mensenwereld. Apollo is het voorbeeld voor de ideale mannelijke lichamelijke schoonheid en hierop wordt vaak de nadruk gelegd bij het afbeelden van de god in de kunst. Meestal wordt hij naakt afgebeeld en is hij baardloos. Ook heeft hij lang haar, dat bijeengehouden wordt door een haarband of achter zijn hoofd wordt vastgemaakt met een soort knotje. Hij heeft hele fijne gelaatstrekken die soms bijna vrouwelijk zijn. Wanneer Apollo wordt afgebeeld met een slang verwijst dit naar zijn overwinning op de Python. Ook wordt hij wel afgebeeld met een monster met drie koppen; één wolvenkop, één leeuwenkop en één hondenkop. Dit monster heeft het lijf van een opgerolde slang. Dit monster behoorde oorspronkelijk toe aan de Egyptische zonnegod Serapis. Een afbeelding waarop een zwaan te zien is verwijst naar de schoonheid van Apollo en een globe naar de veelzijdigheid van de god. Een wolf wordt wel afgebeeld omdat Apollo oorspronkelijk in de gedaante van onder andere een wolf werd aanbeden. Apollo als herdersgod
Omdat Apollo de wapensmeden van Zeus, de cyclopen, had gedood, werd hij voor straf naar koning Admetus gestuurd, waar hij hem moest dienen als schaapsherder. Zijn bijnaam was dan Apollo Nomius. Meestal wordt hij afgebeeld terwijl hij onder een boom op zijn lier speelt. De schapen lopen achter hem in een weiland. Ook draagt hij soms een herdersstaf bij zich. In een verhaal over Apollo als herder lette Apollo niet goed op zijn kudde koeien. De kudde dwaalde af naar de velden van Pylos (een plaats in het westen van de Peleponnesos) en werd stiekem geroofd door Mercurius, de god van de handel en winst. Niemand had deze roof gezien, behalve een oude man die Battus genoemd werd en Mercurius beval hem niets te zeggen over de diefstal, waarbij hij beloond werd met een mooie koe. Maar Mercurius kwam in een andere gestalte terug om te kijken of Battus zijn woord hield. Hij zegt tegen hem: (Ovidius, Metamorfoses; boek II) "'Hé landman, als je langs dit pad een kudde dieren zag trekken, help me dan, het gaat om diefstal. Zwijg dus niet! Je kunt een koppel runderen, een koe én stier, verdienen.' Nu de beloning was verdubbeld, riep de oude baas: 'Daar, bij die heuvels, denk ik...' en ze waren bij die heuvels. Luid lachend sprak Mercurius: 'Valsaard! Verraad je mij? Mij aan mijzelf?' en heeft dat onbetrouwbaar hart veranderd in hard basalt, een rots die nu nog steeds 'Verklikker' heet, op zich een braaf stuk steen met een van oudsher slechte naam." Zeus beval Mercurius de kudde aan Apollo terug te geven en de twee verzoenden zich met elkaar. Om de vriendschap te benadrukken schonk Mercurius een lier aan Apollo, waarmee hij later veel werd afgebeeld. Apollo als god van de kunst

Als god van de kunst draagt Apollo een laurierbladerenkrans. Dit is ter gedachtenis aan de nimf Daphne. Bij spelen die aan Apollo gewijd waren droegen de toeschouwers lauwerkransen. Apollo als god van de boogschutters
Wanneer Apollo als god van de boogschutters wordt afgebeeld heeft hij altijd een boog, pijlen en een pijlkoker bij zich. In de renaissance werden zijn pijlen met de stralen van de zon vergeleken. Een bekend verhaal waarin hij de rol speelt als god van de boogschutters is de mythe over de reuzenslang Python. (Ovidius, Metamorfoses; boek I) "De Pythonslang, die de tempel in Delphi bewaakt, wordt door Apollo gedood. De godheid die de boog, tot op die tijd gewend zijn wapen alleen voor jacht op gems en reebok te gerbuiken, schoot zijn koker bijna leeg; de slang, verlamd door duizend pijlen, viel neer en uit zijn donkere wonden spoot het giftig bloed." Apollo stichtte de Pythische Spelen, aan hem gewijde wedstrijden, om de mensen aan deze daad te herinneren. Bij deze spelen werd de winnaar getooid met een erekrans van eikenbladeren. Er was toen namelijk nog geen laurier. Ook in Homerus, Odyssee, komt Apollo als god van de boogschutters voor. Dit is wanneer er een wedstrijd gehouden moet worden om te beslissen wie met Penelopeia mag trouwen. Dit zei Odysseus tegen de vrijers: (Homerus, Odysseia, boek 21) "Luister eens vrijers van de befaamde koningin, dan zeg ik u wat mijn hart me nu ingeeft en ik richt me tot Eurymachos en Atonioös, die wel een God lijkt, want allemachtig wat een wijn advies was me dat weer, nu de boog laten rusten en bouwen op de Goden! Morgen geeft Apollon de man die hij uitkiest wel spierkracht. Maar alstublieft, geef die mooigepolijste boog ook aan mij door, dat ik probeer wat mijn handen presteren, net als de rest, en test of mijn leden nog sterk en behendig zijn zoals vroeger, of dat het zware zwerversbestaan mijn kracht ondermijnd heeft." Vaak werd er zo over goden gesproken, dus ook over Apollo. De goden zorgden wie de eer kreeg en wie niet. Ook werd er wel gezegd: "Als Apollo jou maar raakte." Hiermee werd bedoeld dat ze hoopten dat iemand door een pijl van Apollo getroffen werd. Apollo als beschermgod van de poëzie en de muziek
Het attribuut dat Apollo bij zich droeg als hij beschermgod van de poëzie en de muziek was, was een lier of een ander snaarinstrument. Dit was ook zo als hij de aanvoerder van de Muzen was. Als aanvoerder van de negen Muzen (dochters van Zeus en Mnemosyne) leefde Apollo, samen met deze godinnen van de schone kunsten en wetenschappen, op de berg Parnassus. Hij werd dan Apollo Musagetes (leider van de Muzen) genoemd en droeg vaak een gewaad en een lauwerkrans. De negen Muzen waren Clio (geschiedenis), Eurterpe (fluitspel), Thalia (komedie), Melpomene (tragedie), Terpsichore (reidans en koorzang), Erato (dans en minnelied), Polyhymnia (hymnendichtkunst), Urania (sterrenkunde) en Calliope (heldendicht/epos). Als god van de muziek hield hij een fluitwedstrijd met Marsyas. Natuurlijk won de god en hij liet Marsyas aan een pijnboom vastbinden en vilde hem. De tranen van alle vrienden van Marsyas vormden een rivier die naar hem vernoemd werd. Met de bos- en herdersgod Pan hield Apollo ook een muziekwedstrijd, waarbij de berggod Tmolus als scheidsrechter optrad. Pan speelde op een panfluit en Apollo op zijn lier. Midas, die bij de wedstrijd aanwezig was luisterde vol bewondering naar het fluitspel van Pan, maar toen Apollo de wedstrijd won, was Midas het hier niet mee eens. (Ovidius, Metamorfoses; boek XI) "Elke ander is het met dit oordeel van de berggod eens behalve één: de stem van Midas protesteert en noemt het onredelijk... De god van Delos, die het niet verdraagt dat zulke stomme oren nog op mensenoren lijken, rekt ze naar boven uit, bedekt ze met een grijze vacht en maakt de onderkant wat slap, zodat ze kunnen flappen. Verder blijft Midas mens, alleen dat lichaamsdeel krijgt straf en zo heeft hij sindsdien de oren van een trage ezel." Het verschil tussen Pan en Marsyas is zichtbaar doordat Pan meestal bokkenpoten en horens heeft en op een panfluit speelt. Apollo als zonnegod
Apollo is het meest bekend als zonnegod. Hierbij rijdt hij met een gouden wagen, bespannen met vier paarden in verschillende kleuren, langs de hemel en verjaagt zijn zuster, de maangodin Diana (Artemis). Vanaf de 15e eeuw worden de paarden voor de wagen echter wit afgebeeld. Vaak wordt Apollo afgebeeld met een stralenkrans (de nimbus). In het barok bevinden zich rondom de wagen nimfen en engeltjes. De wagen wordt dan afgebeeld met steigerende paarden en omgeven door licht. Ook zit Apollo wel op een wolk in stralend zonlicht, waarbij hij zijn lier in zijn hand kan hebben. Diana bevindt zich dan ergens in een hoekje in de schaduw. Als bijnaam had hij Phoebus Apollo, wat 'de stralende Apollo' betekent. Later werd Apollo gelijkgesteld aan de zonnegod Helios en leende hij zijn wagen uit aan diens zoon Phaëthon, die hiermee in moeilijkheden raakte en de aarde in brand zette om vervolgens neer te storten door een bliksemschicht van Zeus. Als zonnegod kon Apollo alles overzien en was hij dus vaak getuige wanneer goden en mensen overspel pleegden. Zo zag hij (maar meestal is dit Helios) ook het overspel van Afrodite met Ares en meldde dit aan Hefaistos. De Franse keizer Lodewijk XIV noemde zich 'de Zonnekoning' en beeldde zich uit als Apollo. Zo staat er nu een voorstelling van Apollo in het middelpunt van de andere goden en godinnen aan het hof van Versailles, waarin Apollo dus de Franse keizer symboliseert. Apollo als de god van de voorspellingskunst
Apollo was ook de god van de voorspellingskunst en had hierdoor veel aan hem gewijde heiligdommen. In zo'n heiligdom deed de priesteres of sibylle voorspellingen uit zijn naam, terwijl zij zat op een gewijde drievoet. Deze voorspellingen worden vaak in de mythologie geraadpleegd. Zijn bekendste tempel staat in Delphi, waar het verhaal met de pythonslang zich afgespeeld zou hebben. Apollo als de god van de geneeskunst
Apollo kon als god van de geneeskunst mensen genezen. Dit deed hij ook in de strijd om Troje. Sarpedon was gedood door Patroklos en in zijn laatste woorden had hij tegen zijn dierbare makker Glaukos gezegd dat deze moedig moest strijden. Maar Glaukos kon niet aan zijn verzoek voldoen, want hij had in zijn arm een grote wond, gemaakt door Teukros' pijl. Glaukos bad tot de Apollo in de hoop dat de god de wond zou genezen. (Homerus, Ilias, boek XVI) "Hoor mij, heer, waar ge ook zijt, in het vruchtbare lycische land of in Troje. Uw oor hoort overal heen naar een man, die in nood is, zoals mij nu de nood heeft bereikt. Zie deze zware wond. Mijn arm is doorvlijmd van felle pijnen; het bloed wil niet drogen; mijn schouder is zwaar en verlamd. Mijn lans kan niet feilloos richten; niet kan ik de vijand bestrijden. En de beste der helden kwam om, Sarpedon, de zoon van Zeus. Zijn eigen zoon beschermt hij niet. Maar, heer, genees gij voor mij deze zware wond; breng de pijnen tot rust, geef mij kracht om mijn Lycische vrienden aan te vuren tot dappere strijd en zelf te vechten om het lijk van mijn dode koning." Apollo genas zijn wond, zodat Glaukos weer kon strijden en zijn vriend kon wreken. Vergelijking
De muren van Troje
Samen met Poseidon helpt Apollo bij het bouwen van de muren van Troje. (Ovidius, Metamorfoses; boek XI) "[...] Van daaraf ziet hij hoe Laomedon de muren van het nieuwe Troje bouwt en hoe dat machtig bouwwerk moeizaam en langzaam vordert en enorme krachtinspanning vergt. Dan, samen met de god der woeste zee, de drietanddrager, doet hij zich voor als sterveling en bouwt voor Troje's koning de vestingmuren op, in ruil voor een bedrag aan goud." Maar koning Laomedon bedriegt hen met het loon en daarvoor nemen Apollo en Poseidon wraak. Poseidon liet de zee Troje plagen en zorgde hierdoor dat de oogst van de boeren verpest werd. Ook werd de koning gestraft doordat hij zijn dochter Hesione moest afstaan aan een watermonster. Apollo en Poseidon hadden na het bouwen van de muur een hele goede band. Ook in Homerus, Ilias, boek XXI, wordt over het bouwen van de muur vertelt. Dit zegt Poseidon tegen Apollo: "Herinnert ge u niet al het leed, dat wij in Troje hebben doorstaan - wij alleen van de goden - toen wij op last van Zeus in dienst zijn getreden van de trotse Laomedon en wij een jaar lang voor een vast loon moesten gehoorzamen aan zijn bevelen? Ik bouwde voor de Trojanen een brede sterke muur om hun stad, opdat deze onoverwinnelijk zou zijn. Gij, Phoibus, moest de sleepvoetige, kromhoornige runderen hoeden op de hellingen van de kloofrijke, bosrijke Ida. Maar toen de verblijdende Horen het einde van onze loondienst brachten, onthield de goddeloze Laomedon gewelddadig ons beiden het gehele loon; met bedreigingen zond hij ons heen; hij dreigde, dat hij ons aan handen en voeten zou boeien en op ververwijderde eilanden verkopen. Hij sprak zelfs van, dat hij van ons beiden de oren afsnijden zou. Met woede in het hart keerden wij terug, vertoornd over het loon, dat hij had beloofd, maar niet had betaald. Aan het volk van die man bewijst ge uw gunst, in plaats dat ge samen met ons beproeft de trotse Trojanen op de knieën te brengen, opdat zij smadelijk omkomen met hun kinderen en hun eerbare vrouwen." Er is een aantal verschillen tussen deze twee verhalen. Dit is te verklaren doordat de verhalen in de loop van de tijd altijd veranderden en doordat de twee bronnen die ik gebruikt heb niet in dezelfde tijd geschreven zijn. Ovidius leefde van 43 voor Christus tot 18 na Christus, terwijl de Ilias en de Odysee van Homerus rond de 9e eeuw voor Christus geschreven zijn. In Metamorfosen wordt verteld dat Apollo en Poseidon meehelpen aan het bouwen van de muur van Troje omdat het zoveel moeite en tijd kost voor de mensen om deze te bouwen, terwijl in de Ilias wordt gezegd dat Zeus dit aan hen had opgedragen en dat alleen Poseidon de muur bouwde, terwijl Apollo runderen moest hoeden. Ook doen de twee goden in Metamorfosen zich voor als stervelingen, waarover niets wordt gezegd in de Ilias. In de Ilias wordt uitgebreid beschreven hoe koning Laomedon hen behandeld had, terwijl in Metamorfosen alleen geschreven wordt dat deze koning hen heeft bedrogen met hun loon. In Metamorfosen, in tegenstelling tot in de Ilias, wordt echter wel verteld hoe Poseidon de stad strafte. Het laatste verschil is dat Ovidius het verhaal rechtstreeks vertelt en dat Homerus het verhaal door Poseidon laat vertellen in de Trojaanse oorlog. Conclusie
Apollo was een heel veelzijdige god. Hij was de god van de de boogschutters , de beschermgod van de poëzie en de muziek, de aanvoerder van de Muzen, de god van de kunst, de zonnegod, de god van de wetenschap, de god van de geneeskunst en de voorspellingskunst en de herdersgod. Ook is hij de god van welvaren en ordening en de beschermheer van de wet, van al het goede en mooie in de natuur en van de mensenwereld. Apollo was de zoon van Zeus en Leto en zijn tweelingzus was Artemis, de godin van de jacht. Toen Leto zwanger was van de tweeling had Hera aan iedereen verboden haar een plaats te geven om haar kinderen te baren. Tenslotte zorgde Zeus dat het eiland Delos haar opnam en hier werden Apollo en Artemis geboren. Apollo had, net als elke andere god, natuurlijk ook geliefden. Zo was er zijn liefde voor de nimf Daphne, die niet wederzijds was en een wraakactie was van de liefdesgod Eros. Andere liefdes van hem waren Coronis, die hij doodde nadat zij vreemd was gegaan, Chione, bij wie hij een zoon, Philammon, verwekte, en de Sibylle van Cumae aan wie hij een eeuwenlang leven schonk. Ook had Apollo twee mannelijke geliefden. Dat waren Cyparissus en Hyacinthus. Cyparissus veranderde van verdriet in een cyprus en Hyacinthus stierf toen hij werd geraakt door de discus van Apollo. Waar zijn bloed op de aarde was gevallen groeide een mooie bloem op die de hyacint genoemd werd. Als god van de boogschutters had Apollo als attributen een boog, pijlen en een pijlkoker; als beschermgod van de poëzie en de muziek had hij een lier of een ander snaarinstrument; als aanvoerder van de Muzen had hij ook een snaarinstrument, droeg hij vaak een lauwerkrans en werd dan Musagetes (leider van de Muzen) genoem; als god van de kunst had hij een krans van laurierbladeren, ter nagedachtenis aan de nimf Daphne; als zonnegod reed hij met een, door paarden getrokken, gouden wagen langs de hemel en had hij de bijnaam Phoebus Apollo; als herdersgod werd Apollo vaak afgebeeld terwijl hij onder een boom op zijn lier speelde en had dan vaak zijn herdersstaf bij zich. Apollo heeft, doordat hij god van de voorspellingskunst was, veel aan hem gewijde

heiligdommen. Over het maken van het werkstuk
Op zich vond ik dit werkstuk hartstikke leuk om te maken, want je leert zo een heleboel nieuwe dingen over de Griekse cultuur op een leuke manier. Ik ben ook best tevreden over het resultaat van mijn literatuuronderzoek. Toch ben ik een paar problemen tegengekomen. Ten eerste was het heel moeilijk om de literaire bronnen te vinden met de verhalen over Apollo. Natuurlijk kon ik de Ilias en de Odyssee van Homerus en Metamorfoses van Ovidius wel vinden, maar de anderen boeken waren een probleem. Deze heb ik dus ook niet voor mijn werkstuk kunnen gebruiken, wat ik erg jammer vind. Ook had ik problemen met het vinden van bepaalde plaatjes. Het heeft mij enorm veel tijd gekost om bijvoorbeeld het plaatje van Apollo en Daphne te zoeken, maar dit is uiteindelijk toch gelukt. Een plaatje van Apollo en Hyacinthus heb ik helaas helemaal niet kunnen vinden.

REACTIES

C.

C.

Ik vind je verslag erg bruikbaar alleen wil ik weten op welke school je zat/zit toen je dit maakte. Toevallig niet op een gymnasium in rotterdam he?
Groeten Colin

19 jaar geleden

A.

A.

APOLLO en Hermes-Apollo doet bijna vermoeden dat "Apollo"eigenlijk "Poseidon"is maar dan als zonnegod, want Hermes is in het latijn Mercurius, en"Mercurius"betekend letterlijk:"zoon van Mars.
De vurige"Ares" is de "droge"vorm van de Marine-God Poseidon;en Mars is de droge vorm van Neptunis
Ooit moest Zeus zijn "dubbele"drietand delen met Poseidon. echter bij Zeus werd die Drietand (Hindu:"Trisula")vertekend tot een(dubbelke!) blixemschicht. Uiteindelijk is Zeus; Poseidon en Ares drie tijdgebonden vormen van een Planeet: Mars. Voor 1000 v.Chr was Mars nog bedekt met Oceanen en heette hij dus Poseidon, na 855 werd dit marswater verdampd door de Botsing met Planeet Venus en de Maan, die eerst Artemis heette maar als Afrodite, uit zeeschuim(= de Mars-oceanen!) werd"herboren". Voor de God Posidon als mars? Ares bleef er niet veel meer te doen als niet meer functionele god/Planeet dus werd hij maar "Apollo" genoemd.( Omdat hij het zonlicht met een goudenglans weerkaatste.)De rivier Peneus of Peneios light in Thgessalia maar is een oudere naam van de Stad Atlantis die lag in een Paardenhoefvormige vulkaanKrater genaamd"Berg-"Pelion", vandaar dat de rivier die er doorheenstroomde ook "Pen-neios" heette.de Hindu-naam voor Punierrs( of> foutief!: Phoeniciers/(=Phaeakea) is: " Pneis "Het vis dan ook waarschijnlijk dat de Griekse naam Pun-icia van de rivier Pen-eios. afkomstig is. Waar die rivier oorsprnkelijk lag is moeilijk te zeggen omdat bijna zowat iedere nieuw griekse koning zijn naam gaf aan zijn pasvertoverd koninkrijk m.a.w. deze riviernaam (in Arabia!)zal wel 10 keer veranderd zijn. Mijn vermoeden is dat et ADEN en diens rivier:"Thanos"betreft! Hoogachtend A.Muster,Delft. Maart-2005,

PS. Het is fijn dat er schoolopdrachten( engels:"assignments.) over griekse Goden zijn. Heb je er nog meer onderzoek over gedaan?Ik neem aan dat je (helaas) geen Grieks of latijn kent! ( Ik mocht ook niet naar het Gym in 1976, omdat mijn broer dat al deed.Wat voor werk doet U nu, administratief(?)

19 jaar geleden

R.

R.

een handig werkstuk!! ik heb er echt heel veel aan gehad en hoop dat ik een goed cijfer krijg!!!

dank je wel! Rosalie(12 JAAR)

16 jaar geleden

F.

F.

dat vind nou ook vooral omdat hij die ene verhaal over de koeien er in heeft staan

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.