De Kelten

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas aso | 9733 woorden
  • 17 januari 2002
  • 174 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
174 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
De Kelten
I.Inleiding
“De Kelten” was de verzamelnaam gebruikt door de antieke Griekse schrijvers, vanaf de 5e eeuw voor Christus, voor een groep mensen die centraal en Noord-Europa bewoonden. Vanaf het 2e millennium tot de eerste eeuw voor Christus verspreidden deze mensen, die Indo-Europese dialecten spraken (later Keltische taal genoemd – zie verder) over een groot deel van Europa. Vanuit een thuisland in Centraal Europa betrokken zij het gebied van Frankrijk(Gallië), doordrongen Noord-Spanje en staken over naar de Britse eilanden, waarschijnlijk rond de 8ste en 7de eeuwen voor Christus. In zuid en zuidwestelijke richting verdertrekkend passeerden ze Rome circa 390 voor Christus en vielen Delphi aan in 279 v. C. Eén groep trok dan naar Anatolië en stichtte de staat Galatië. De moderne bevolking van Ierland, Schotland, Wales, Cornwall en Bretagne behouden sterke Keltische elementen. Optekeningen van de oude Kelten komen van Romeinse en Griekse schrijvers zoals Julius Caesar, Strabo, Diodorus, die waarschijnlijk veel van hun Keltische etnografie gebaseerd hebben op de nu verloren geschriften van Posidonius. Deze documenten zijn opgesmukt en aangevuld met vroege Ierse literatuur, inclusief de historische verhalen van de Ulster Cycle. Uit deze bronnen kunnen conclusies getrokken worden in verband met de structuur van de Keltische maatschappij – zijn sociale instellingen, klassen en verplichtingen, evengoed als Keltische geloven en gewoonten. Terugkerende thema’s zijn de sterk gedreven en tot de verbeelding sprekende Keltische strijders, het gebruik van de grootste portie voedsel voor de kampioen op het feestmaal, het oefenen in het man tot man gevecht, en het opscheppen met de afgesneden hoofden van verslagen tegenstanders. Druïden en wijzen behoren steevast tot de inhoud van deze bronnen, zowel klassiek en Keltisch, en vele van de tradities en verhalen van de Kelten zijn doorspekt met bovennatuurlijke aspecten. Archeologisch gezien is de oorsprong van de Kelten soms gezocht in de Urnenveld Cultuur van het 2e millennium, maar ze worden meestal geassocieerd met de ververspreidde cultuur van de 2e IJzertijd in Europa, beter gekend als La Tène, naar de vindplaats in Zwitserland. De La Tène cultuur bedekte de 2e helft van het 1ste millennium tot de periode van Romeinse veroveringen ten noorden van de Alpen, in het begin van de 2e eeuw voor Christus. Heel kenmerkend voor deze periode is de afsplitsing van een opzichtige kunst stijl in welke elementen kunnen teruggevonden worden van oorspronkelijke Hallstatt afkomst gemixt met gebloemde en klassieke vormen en zelfs exotische oosterse ontwerpen. Deze elementen waren samengevoegd in een aparte curvilineare stijl, die te zien was op metalen goederen zoals gouden en zilveren armbanden en halskettingen, wijnflacons, parade-bepantsering en wapens. Bewijs van de La Tène cultuur uit Centraal en West-Europa is vooral gehaald uit forten en begraafplaatsen. Teruggevonden goederen waaronder zuiderse importen getuigen van een bloeiende handel met de Middellandse wereld. De Keltische cultuur was vooral uitgeroeid door de slachtpartijen van de oprukkende Romeinen in het zuiden en de Germanen uit het noorden en oosten. Druk van de Germanen begon in de late 2e eeuw voor Christus, zo ook de Romeinse invasies. Gallië werd onderworpen door Julius Caesar in de Gallische Oorlogen(Bello Gallico –58 tot 51 v.C.), en de Romeinen veroverden Groot-Brittannië in de 1ste eeuw na Christus. Later, terwijl de Romeinse macht daalde, hervatten de Germaanse stammen hun tochten naar het westen door de vroegere Keltische landen. Alleen op het Atlantische deeltje van Europa kon de Keltische cultuur overleven in afgeslankte vorm. II. Oorsprong Nadat het ijs en de kou, de "onzichtbare vijanden" uit de overleveringen zich uit de Europese landen teruggetrokken hadden, maakten verschillende stammen zich op, om het nu vrijgekomen gebied in bezit te nemen. De stammen, die een meer noordelijke richting insloegen, werden later onder de noemer "Germanen" gebracht, en de stammen die naar het westen en zuidwesten trokken, kregen later de aanduiding "Kelten". De reis van deze stammen beïnvloedde de noordzijde van het middellandse Zee gebied, de Balkan, het Alpengebied tot diep in Midden-Europa, Frankrijk, Spanje, tot en met de Britse eilanden, en hun cultuur vermengde zich met de lokale culturen. Op hun weg naar de gebieden, waar ze zich uiteindelijk zouden vestigen, lieten ze in de mythen van verschillende volken hun sporen na, en omgekeerd lieten deze volken op hun beurt ook sporen na in de Keltische mythologie. De Grieken zagen hen als "de laatsten uit Troje", zoals de "Zonen van Mile" ze noemden. Spaanse mythen hebben het over een stam van krijgers uit het oosten, die het land bevrijdden van een tirannie. Het rijkste arsenaal aan mythen ontstond echter bij hun vestiging op de Britse eilanden; daarbij zijn vooral de "Fomoráin", de "Thuátha de Danán" en de "Picti" en “Ur-Scoti" te noemen. De groepen Kelten, die zich op het continent vestigden, dus de Oost-Kelten op de Balkan, en de levantische -, de helvetische -, en de Hispanokelten, versmolten snel met andere stammen tot eigen, zelfstandige culturen. De Galliërs lieten zich, na hun nederlaag tegen Caesar bij Alesia, snel romaniseren, De "Eilandkelten" konden nog lange tijd hun eigen cultuur, niet beïnvloed van buitenaf, voortzetten. De geografische ligging isoleerde deze gebieden tegen de grote veranderingen op het continent. Ook de Romeinen kwamen op de eilanden niet verder dan dat deel, dat onder Bretonse invloed stond. Pas veel later, wanneer de Angelen en de Saksen op het toneel verschijnen op de eilanden, en daarna ook nog de Vikingen en de Noormannen die gebieden, tot in Ierland betreden, ondergaat de cultuur der Kelten weer nieuwe invloeden van buitenaf. Er waren twee grote golven van Keltische immigratie en tegen 700-500v.C. werden ze een van de belangrijkste volkeren van Europa. Frankrijk (Gallië) was volledig Keltisch en ook Engeland werd één van de Keltische vestigingen terwijl Rome vorderde door Gallië. Engeland was een cultureel en educationeel centrum en de zonen van Gallische stamhoofden werden erheen gestuurd om onderwezen te worden door de beroemde druïden(zie verder). De Keltische stam die het mist bewogen heft is die van de Helvetiërs, die gedurende lange tij in Zwitserland verbleef. De Italo-Kelten die in Gallië Cisalpino leefden en de Illyrianen aan de Adriatische kust. In Duistland was de scheidingslijn Kelten - Germanen dun en vaag en in sommige gevallen kan men niet met zekerheid zeggen of een zekere stam nu Kelten, Germanen, gekeltiseerde Germanen of gegermaniseerde Kelten waren. En laten we niet vergeten dat in die vroege periode volkeren van compleet verschillende afkomst en cultuur over dezelfde regio verspreid waren. Voorbeelden zijn de Germanen en Kelten in Centraal-Europa (aangetoond door archeologisch bewijs) en de non-Grieken en autochtonen in Griekenland(vermeld door Thucydides). Dankzij de Romeinse historici hebben we een weliswaar verdraaid, maar toch relatief duidelijk beeld van de variërende Keltische volkeren, van Schotland tot de Balkan en van Spanje tot de Baltische zee, die in het begin van ons tijdperk nog bestonden. Die Kelten leefden lange tijd in de regio van Cadiz in het uiterste zuidwesten van Spanje (=Keltiberia) en in het noorden van Marokko –dit is duidelijk geworden door niet allen archeologisch bewijs, maar ook door de geschriften van historici als Ephorus, die de Keltische wereld voorstelt in zijn universele geschiedenis. Wanneer we kort naar het ontstaan kijken, dan begint hun geschiedenis vermoedelijk in het gebied, dat we nu aan kunnen duiden als de streek tussen de Kaukasus en Voor-Azie; dus het gebied, van waar alle Indo-Europese volken oorspronkelijk afstammen. Waar deze dan weer vandaan kwamen, is tot op heden wetenschappelijk nog niet achterhaald. Wij moeten dus beginnen op het tijdstip, wanneer we de uiteenlopende volken kunnen identificeren, zoals b.v. de Kelten, de Germanen, de Slaven, en de verschillende culturen rondom de Middellandse Zee. Vanuit dit aangeduide oorsprongsgebied trokken dus ook die stammen westwaarts, die samen later de cultuur der Kelten representeerden, en het toenmalige gezicht van Europa danig veranderden. Met de benaming Kelten wordt een groep volkeren aangeduid die met elkaar gemeen hebben dat ze verwante talen spreken of spraken: de Keltische talen. Deze talen vormen een zelfstandige groep binnen de Indo-europese taalfamilie. De oudste aanwijsbare 'Kelten' vinden we circa 1000 v.Chr. in Midden-Europa. In een wat later stadium in de IJzertijd vinden we Kelten van Anatolië (de Galaten) tot in Ierland, en van Noord-Italië en Spanje tot in Bohemen en Zuid-Polen. Van hen weten we vrijwel alleen iets dankzij archeologische vondsten. Uit werken van Griekse en Romeinse schrijvers (Posidonius, Strabo, Caesar, Tacitus) komen we meer over de Kelten te weten. Van de Kelten op het vastenland van Europa kunnen we twee talen waarin we langere inscripties bezitten: het Keltiberisch in Spanje met de lange inscriptie van Botorrita (circa 100 v.Chr.) en het Gallisch in Frankrijk met onder andere de inscripties van Chamalières en Larzac uit de Romeinse tijd. Daarnaast kennen we talrijke korte inscriptie die in hoofdzaak uit namen bestaan. In de loop van de vijfde eeuw stierven deze Keltische talen op het vasteland uit. Hoewel de geschiedenisboeken volhouden dat Europa volledig beheerd werd door de klassieke culturen, werd de Europese oppervlakte gedurende het grootste deel van de geschiedenis gedomineerd door deze Kelten. Voor het begin van de Middeleeuwen waren de Kelten van twee kanten belaagd door twee krachtige culturen; de Romeinen in het zuiden en de Germanen (die ook afstammen van de Keltische cultuur) in het noorden. Tijdens de periode van het oude Griekenland (overeenkomend met de La Tène cultuur in Centraal-Europa –zie verder) tot de eerste eeuwen na Christus, was Europa overschaduwt door deze cultuur in al zijn diverse vormen, voorgesteld als een min of meer verenigde cultuur, ook al waren ze dat niet. Deze monolithische cultuur verspreidde zich van Ierland naar Klein-Azië (de Galaten uit het nieuwe testament). Een eeuw later, in 279 v. Chr. bedreigden de Kelten Delphi. Maar omdat tijdens de aanval de leider van de Kelten sneuvelde moesten ze de aftocht blazen. Ze zijn toen naar Klein Azië gegaan. Sommige Kelten gingen zelfs door tot de hoogvlakte van Ankara. Daar hebben ze rond 275 v. Chr. het koninkrijk Galatië gesticht. De Galaten waren niet erg vredelievend en er zijn veel conflicten geweest tussen de Grieken en de Kelten. In 230 v. Chr. hadden de Grieken de Galaten definitief verslagen in de slag bij Pergamum. De Kelten drongen Rome zelf binnen en plunderden de stad in 390 v.C. en vielen verschillende Griekse steden binnen in 280v.C. Hoewel de Kelten geletterd waren gedurende het grootste deel van de klassieke periode, beschouwden de Grieken en Romeinen ze als barbaren. Men denkt dat vanuit hun stamland - het gebied van Boven-Rijn en Boven-Donau - ze eerst naar Frankrijk zijn gegaan. En daar Gallië hebben gesticht. Daarna zijn ze doorgetrokken naar het zuid westen en verder naar Spanje (het Iberisch Schiereiland). Maar rond 400 v. Chr. zijn ze ook terechtgekomen in Noord Italië het voormalige Joegoslavië, het gehele Midden Europa, Griekenland en Turkije. We denken dat uit deze grote cultuur de Germanen groeiden en vele van de culturele vormen, ideeën en waarden van het Middeleeuwse Europa. Want niet allen kijken de middeleeuwse Europeanen terug op de Keltische wereld als de gouden tijdperken van Europa, ze leefden ook met sociale structuren en wereldinzichten dat uiteindelijk overgenomen zijn van deze Kelten evengoed als van de Romeinen en Grieken. De periode van Keltische heerschappij begon te wankelen in de eerste eeuwen na Christus, door de uitbreiding van Rome, de migraties van de Germanen en de latere golf van Azische migraties, de Hunnen. Tegen de tijd dat Rome gevallen was door de Gotische invallers, waren de Kelten weggeduwd naar het westen en noorden, naar Engeland, Wales en Ierland en later naar Schotland en de Noordkust van Frankrijk. De Kelten schijnen te komen van een gebied rond de Kaspische Zee. Hun eruptie naar het westen kwam rond de zelfde tijd als de gelijkaardige verhuizingen naar India en Perzië. Door het spoor van sieraden en wapens die door de Kelten in de La Tène periode gemaakt zijn te volgen kon men de weg van de Kelten door Europa vrij goed bepalen. De kunstige voorwerpen die ze toen maakten zijn kenmerkend voor de Keltische kunst. Ze hebben onder andere gouden helmen, zwaarden met drakenmotieven, sierlijke armbanden en halsbanden van goud en brons (brons was in die tijd één van de belangrijkste metalen). Het wordt verondersteld dat de Kelten en de Hindoes dezelfde roots delen in een volk genaamd de “Strijdbijl Volkeren”, wiens teken een stenen strijdbijl was en die leefde in Zuid-Rusland; de Keltische taal komt van dezelfde bron als het Sanskriet, de klassieke taal van de Hindoes. Daarom wordt de Keltische taal Indo-Europese genoemd en het is niet vergezocht om de overeenkomsten te zien tussen de Indische goden en die van de Kelten; en de gelijkenis tussen de Brahmins, de priester-wijzen van India en de druïden, die van de Kelten –er is zelfs veel geschreven over de link tussen de twee volkeren. Het is bijvoorbeeld zichtbaar dat de Keltische goden zittend afgebeeld worden in een gelijkaardige meditatiepositie als de Hindoe goddelijkheden, en dat reusachtige figuren gekerfd worden op de heuvels van India zowel als op die van Europa. Het zou zelfs kunnen dat de verf die op de lichamen van de Britten werd geschilderd een teken was van hun verbond met een zekere god of godin, net als de witte verf op een Hindoes voorhoofd een volgeling van Vishnu aanduidt. Fysisch en emotioneel verschillen de twee volkeren echter enorm. De Hindoes vermengden zich met oudere Indische rassen en ontwikkelden een donkere huid en ogen, terwijl de Kelten bekend stonden om hun rood haar en treffende blauwe ogen. Ze waren schitterende strijders en waren bekend om hun geschreeuw en bedreigingen en vooral om hun dramatisering van alles. Maar al snel zouden hun gemoederen bedaren naar een dromerige droefheid. Plato beschouwde ze als zeer intelligent, hoewel ze veel om drank gaven. Ze verdeelden de samenleving in drie klassen, later besproken. Zowel man als vrouw waren verbazend moedig in het heetst van de strijd. Data geassocieerd met de Kelten en hun beweging naar de Balkan zijn 335 v.C., wanner Alexander de Grote delegaties van Kelten ontving die bij de Adriatische Zee woonden, en 279,wanner de Kelten Delphi plunderden in Griekenland maar een nederlaag leden door de hand van de Aetolianen. In het volgende jaar staken drie Keltische stammen de Bosporus over naar Anatolia en veroorzaakten dood en vernieling. Tegen het jaar 276 hadden ze zich genesteld in delen van Frigië maar bleven vernielen tot ze uiteindelijk neergeslaan werden door Attalus de Eerste uit Pergamon rond 230. Ondertussen in Italië had Rome de macht in Gallië Cisalpino gegrepen tegen 192 en in 124 hadden ze het gebied over de westerse Alpen en de provincia veroverd.
III. Stammen Veel namen van Keltische stammen weten wij via de geschriften van Griekse en Romeinse schrijvers. Daarnaast kunnen namen van de stammen worden ontleend aan huidige plaatsnamen. Het onderstaande overzicht is nog niet compleet en geeft een verzameling van namen over een periode van ca. 300 a 400 jaar tot aan de Romeinse overheersing. Stammen der Galaten (1)  Tectosagen  Trocmiërs  Tolistrobogiërs
Stammen der Keltiberiërs (2)  Celti Praestamarica
Stammen der Gallia Transalpina (3)  Allobrogen  Saluviërs  Tolosaten  Ausciërs  Insubren  Cenomannen  Boiërs  Lingonen  Senonen
Stammen der Aquitanië (4)  Tarbelliërs
Stammen der Gallia Celtica (5)  Coriosoliten  Taurisciërs  Boiërs  Insubren  Gaesaten  Treveriërs  Mediomatriciërs  Leuciërs  Sequaniërs  Helvetiërs  Ambarriërs  Segusiaviërs  Arverniërs  Lemoviciërs  Ruteniërs  Cadurciërs  Petrocoriërs  Santonen  Vivisciërs  Pictonen  Turonen  Biturigen  Aeduiërs  Senonen  Carnuten  Turonen  Anden  Namneten  Venetiërs  Osismiërs  Coriosoliten  Redonen  Unelliërs  Lexoviërs  Aulerciërs  Eburovicen  Diablinten  Aulerciërs  Cenomannen  Parisiërs  Carnuten  Senonen  Lingonen
Stammen der Belgica (6)  Menapiërs  Nerviërs  Eburonen  Moriniërs  Atrebaten  Aduatuciërs  Ambianiërs  caleten  Veliocassen  Bellovaciërs  Remiers  Suessionen
Stammen der Britten (7)  Briganten  Parisiërs  Deceangliërs  Corieltauviërs  Iceniërs  Ordovicen  Cornoviërs  Catuvellauniërs  Trinovanten  Demetiërs  Siluren  Dobuniërs  Dumnoniërs  Durotrigen  Atrebaten  Cantiaciër
Hier volgt een beschrijving van een paar van de bekendste Keltische stammen. De Britten De Britten doken niet op in de geschiedenis to Julius Caesar het Kanaal overstak vanuit Noord-Gallië en aan zijn mislukte verovering van Groot-Brittannië begon. De Romeinen keerden terug in 43 na Christus en begonnen aan een systematische verovering van het eiland tot ze de Pictische stammen in de Schotse Highlands tegenkwamen. Rome zal Engeland echter verlaten in 117 na Christus. De Romeinen vonden een onverenigde groep van stammen die op dezelfde principes als de Galliërs steunden. De meeste stammen waren pas aangekomen –het leeuwendeel van Zuid-Engeland was veroverd door de Belgen uit Noord-Gallië. Tijdens het proces van emigratie naar het eiland, duwden de Kelten de oorspronkelijke bewoners verder naar het noorden –deze vluchtende stammen waren de culturele voorouders van de Picten, een mysterieuze cultuur die Schotland domineerde tot de Ierse invasies. Veel van de stammen, vooral die in Wales, bleven echter waar ze waren. De Romeinen waren geblokkeerd door opstanden bij enkele Keltische stammen en afscheuringen van de noordelijke Picten –tijdens de 4e eeuw, terwijl het Romeinse Rijk onder druk werd gezet van alle kanten, verloren de Romeinen met mondjesmaat de controle in Engeland. De officiële breuk kwam er in 446 wanneer de Romeinen als antwoord op de Britse smeekbede voor hulp tegen de Picten en Schotten, Brittanië onafhankelijk verklaarden. Zoals in Gallië brachten de Romeinen stedelijke en militaire cultuur, maar, in tegenstelling tot in Zuid-Engeland, waren de Britse Kelten niet enorm beïnvloed door de Romeinse instellingen en cultuur. De Kelten in het noorden en in Wales verzetten zich sterk tegen de Romeinse onderdrukkers, en de Romeinen hebben zelfs nooit een voet op Ierse bodem gezet. Al bij al respecteerden en tolereerden de Romeinen de Keltische instellingen en religies, dus er waren aanzienlijk minder gevechten dan in Gallië. Hierdoor was er wanneer de Romeinen Engeland verlieten een renaissance in de Keltische cultuur. De Britten hadden echter een zeer belangrijk concept van de Romeinen overgenomen; politieke eenheid. De meest beroemde prins van de Kelten was Vortigern, die heerste over het oosten van Engeland. Om de Pictische invasies af te weren, haalde hij hulp van over het kanaal bij de Saxen, een Germaanse stam die aan het emigreren was naar West-Europa in de 5e eeuw. De Saksische handelaars groeiden echter in grote getale terwijl meer en meer Saxen naar Engeland kwamen. Of het verhaal van Vortigern nu wel of niet waar is, het is een feit dat Engeland ten prooi viel aan dezelfde Germaanse golf die ook Gallië, Spanje en Italië overspoelde. De Saksische emigratie begon in Oost-Engeland tot ze helemaal verspreid waren over Laag-Engeland. De heuvelachtige streken in het westen(Wales) en het noorden(Schotland) werden echter gespaard, net als Ierland. Tegen het einde van de 5e eeuw waren Wales, Schotland en Ierland over van de grote Keltische stammen die ooit Europa beheerst hadden. Ieren Het was in Ierland dat de Keltische cultuur en instellingen het langst meegingen -hoewel het Christendom er al snel ingevoerd werd, waren er geen grote invasies of culturele veranderingen tot de invasies van de Noren en Denen in de 8ste eeuw. De Ieren staan ook voor de laatste golf Keltische volkeren. In de 4e en 5e eeuw staken de Ieren over naar Schotland en vielen systematisch dat gebied binnen tot ze de Picten die er leefden volledig gedomineerd hadden. De kolonisatie van Schotland in de 5e eeuw was de allerlaatste golf van Keltische migratie. Qua Keltische cultuur is Ierland zoals IJsland voor de Noorse. Het was voldoende verwijderd van het vasteland van Europa om beschermd te zijn van invasies en het te isoleren van vele culturele veranderingen die het vroege Europa teisterden. Het liet een afkooksel van de heidense Keltische cultuur samensmelten met de Christelijke en groeiende Europese cultuur. Deze unieke samenstelling zou de enige en vruchtbaarste lijn van culturele uitwisseling tussen Keltische en Europese cultuur, die verdergroeide uit klassieke en Germaanse bronnen. De geschreven geschiedenis begon in de 5e eeuw wanneer de heilige Patrick naar Ierland kwam en de geletterdheid aanleerde. Patrick kwam van het Keltische koninkrijk Tara, wat geregeerd werd door Léary, de zoon van Niall Noigallch. De zonen van Niall regeerden over twee koninkrijken in Noord-Ierland; deze heersers vormden een dynastie dat de Uí Néill zou genoemd worden; het zuiden van Ierland was vooral gecontroleerd door Munster. Patrick zelf had al zijn activiteiten verplaatst naar Noord-Ierland en de Uí Néill meer rond het gebied van Armagh. Omdat hij de Ieren introduceerde aan het Christendom, de Europese cultuur, werd hij tot patroonheilige verklaard van Ierland. In de jaren 700 werd Ierland het slachtoffer van Scandinavische aanvallen en emigraties, net zo goed als de rest van Europa. De eerste die er aankwamen waren de Noren die verschillende eilanden aanvielen en sommige delen van het vasteland; maar in de jaren 800, begonnen ze de westkust van Ierland te belegeren. Tegen het einde van de 9e eeuw, begonnen de Noren versterkte vestigingen te bouwen langs de oostkust. In 841 hadden ze de verstevigde stad Dublin gebouwd (de Ieren noemden het echter “Ath Cliath” of “het horde fort”), en zouden later forten bouwen in Cork, Waterford en Wicklow, sommige van de belangrijkste steden in de Ierse geschiedenis. Maar van deze steden, was Dublin het centrum van alle Noorse activiteit en diende als hun uitvalbasis voor plunderingen over heel Ierland en de Ierse zee. De Ierse bevolking concentreerde zich toen niet aan de kusten maar leefde meer landinwaarts –Ze leefden ook in grote en verstevigde steden. Het gebruik van zowel forten en iets als stadsleven was overgenomen van de Noren. Maar uiteindelijk zouden de Noren in conflict komen met de Denen en het gebied rond Dublin werd deel van het Deense koninkrijk dat bereikt was in Noord-Engeland. Maar de Ieren leefden echter nog steeds in onverenigde stammen –het was maar in 1014 dat Ieren uit Munster onder leiding van Brian Bóruma de Denen versloegen bij Clontarf en dus eindelijk de Noren verdreven. Maar voor ze verslagen waren hadden deze vreemde culturen de Ierse cultuur beroofd van al zijn meest kostbare kunstvoorwerpen. De enige verhalen die geschreven werden in die tijd over de invallende Noren zijn geschreven door Ieren, die uiteraard weinig sympathie hadden voor de bezetter. Maar Ierland kreeg een fundamentele draai in zijn culturele en economische praktijken. De Ieren hielden verstevigde steden en een nieuwe economie gebaseerd op handel en commercie over van de intocht van de Noorse volkeren. Ze gaven de Ieren ook grotere mogelijkheden qua scheepsbouw. De belangrijkste erfenis dat de Ieren nu hadden was het Ierse Christendom. Wanneer Patrick naar Ierland kwam in de 5e eeuw was het Christendom verspreid over heel Europa maar had het niet echt binnengedrongen in alle Keltische stammen. Het was erg dun gezaaid en werd beoefend door een kleine minderheid in Europa. Het creëerde ook een nieuw en verschillend soort Kelt die niet alleen de aangeboren Keltische waarden had maar ook een overvloed aan oosterse mysterische religies. Het was de gekeltiseerde versie van het Christendom dat Patrick met zich mee nam naar Ierland. Maar de invasies van de Saxen roeiden het Christendom in Engeland uit, behalve in Wales, Ierland en Schotland waar de religie geïntroduceerd was door Columba, een andere Ierse heilige. Het duurde tot de 6e eeuw voor de christenen weer ademruimte hadden in het verenigd koninkrijk; deze vorm van godsdienst kwam in conflict met de overblijfselen van de Keltische Christelijkheid en zijn unieke rituelen. Tegen de 10e eeuw was de unieke Keltische variant van het christendom quasi volledig ondergelopen door de Saksische Christelijkheid. Laten we wel verstaan; het Christendom dat Patrick meebracht is niet hetgeen dat wij nu kennen; het was het episcopale of diocesane Christendom –de standaard voor Christendom in de provincia Romae. Episcopale Christelijkheid is georiënteerd rond de organisatie christenen die mensen onder de spirituele en voor een deel ook algemene controle van een bisschop (“episcopus” in het Latijn). Maar dit was complete misplaatst in Ierland, gezien het uitgaat van een staat die in een conditie van stedelijkheid verkeert. Voor de algemeen gesproken roerige, ongeorganiseerde stammen van de vroege Ierse samenleving, had de episcopale structuur geen aarde onder de voeten. Dus evolueerde de Ierse Christelijkheid al snel naar een monastische structuur, die opgebouwd is rond een kleine christelijke samenleving onder het leiderschap van een abbot. Dit was zowat het enige afwijkende deel van de Ierse godsdienst en die van de Romeinen, qua christendom dan. De monastische centra werden de gebieden waarde Ierse cultuur bloeide in al zijn glorie –ze introduceerden ook wat politieke stabiliteit en landbouw in de Ierse cultuur. Hoewel ze eigenlijk onder Romeinse heerschappij zaten waren ze nog relatief onafhankelijk vanwege de geïsoleerde ligging van het eiland. Hierdoor zullen ze later in een conflict met de Romaanse kerk komen. Maar voor dit gebeurde zouden Ierse missionarissen de Keltische en Christelijke cultuur over heel Europa verspreidden. Zelfs al moesten de Ierse Christenen uiteindelijk buigen voor de Romeinen, ze hadden de zaden van het christendom overal uitgezaaid. Dit bereikten ze door een vernieuwende onderneming; hun zwerftochten, perigrinatio genoemd in het Latijn. Terwijl de meeste christenen monnik werden, werden sommigen anchorites, kluizenaars. Maar de Ierse anchorites zagen hun roeping niet in de vorm van isolatie, maar als op hun eentje reusachtige zwerftochten te maken. Ze hadden niet als specifieke bedoeling om anderen te bekeren, maar het had wel dit effect. In de 6e eeuw kon één van Ierlands beroemdste heiligen, Columcille(Columba door de Romeinen), Schotland bekeren. Maar terwijl de middeleeuwen intraden werd het unieke karakter van de Ierse kerk met zijn briljante samensmelting van Keltisch en Christelijk leven opgenomen in de homogeniteit die zo kenmerkend is voor de later middeleeuwen.
De Galliërs De vroege Kelten die een grote rol speelden in de klassieke wereld waren de Galliërs, die een gebied dat zich uitstrekte van Frankrijk tot Zwitserland controleerden. Zij waren het die Rome in as legden en doortrokken naar Griekenland; het waren ook de Galliërs die emigreerden naar Klein-Azië om er hun eigen onafhankelijke staat te stichten; Galatië. Door invasie en emigratie verspreidden zij zich over Spanje en staken de Alpen over naar Italië en koloniseerden het gebied ten zuiden van de Alpen dat door de Romeinen “Gallië Cisalpino” genoemd werd. De Galliërs hadden een agriculturele samenleving opgedeeld in stammen. Ze werden geregeerd door koningen, maar individuele koningen regeerden enkel kleine gebieden. Af en toe kon een machtige koning een bondgenootschap afdwingen bij andere koningen zodat deze een soort van “opper-koning” werd, maar algemeen gesproken waren de Galliërs in Europa een etnische meerderheid dan een enkele natie. Etnische identiteit bij de oude Kelten was zeer vloeiend. Het was eerst en vooral gebaseerd op kleine verwante groepen, of clans –deze fundamentele etnische identiteit werd overkoepeld in een grotere entiteit, die van de stammen. De belangrijkste politieke structuren, zoals die van het koningschap, organiseerde zichzelf rond deze stam identiteit. Meestal schenen de Galliërs geen grotere etnische identiteit te hebben die de Gallische wereld verdeelde in een enkele culturele groep -de “Galliërs” als een etnische groep was vooral uitgevonden door de Romeinen en Grieken en was van toepassing op alle stammen die verspreid waren over Noord-Europa. De Galliërs hadden geen territoriale etnische factoren, de Romeinen en Grieken vertellen ons dat er 16 verschillende territoriale naties van Galliërs waren, verdeeld in een reeks pagi, welke militaire eenheden waren samengesteld uit mannen die zich vrijwillig aangemeld hadden als soldaat. De Galliërs waren echter niet de eerste Europeanen. Vanuit een gebied rond Zwitserland, verspreidden de Kelten zich westwaarts en oostwaarts, onderwijl de oorspronkelijke Europanen wegduwend. Deze migraties begonnen rond 500 v.C. De Gallische invasie van Italië in 400 was een deel van deze veel grotere migratie. De Romeinen duwden hen echter terug tegen de 3e eeuw v.C.; de oorspronkelijke Europeanen hadden echter niet zoveel geluk. Twee Keltische stammen, de Cimbri en de Teutonen ( “Teuton”, een synoniem voor Germanen, afgeleid uit het Keltische word voor “volk”), emigreerden naar het oosten en verbleven in het latere Duitsland. Het centrum van de Keltische expansie was echter Gallië, dat ten noorden van de Alpen lag in de regio die nu in de grenzen van Frankrijk, België en een deel van Spanje ligt. Het oudste geschrift over de Galliërs komt van Julius Caesar. In zijn verhaal over zijn militaire expeditie door Gallië en tot in Engeland, beschrijft hij de regionale en territoriale verdelingen onder de Galliërs, van welke sommige schijnen origineel Europeaans te zijn en niets te maken hebben met de Keltische cultuur. De Gallische stammen of territoria bouwden regelmatig forten die dienden als militair en politiek centrum van de streek. Deze versterkte centrums leenden hun naam van de grotere stam –bijvoorbeeld, Parijs heeft zijn naam van de stam der Parisi en Chartres was oorspronkelijk genoemd naar de stam van de Carnuti, die het gebouwd had. De Gallische gemeenschap, zoals alle Keltische gemeenschap, was ruw verdeeld in een klassensysteem. Gelijkaardige klassensystemen werden ook gebruikt bij de Indianen en zelfs met in (in grote lijnen) dezelfde categorieën. Volgens Julius Caesar, waren de 3 klassen bij de Galliërs de druïden(druides), adel(equites) en het gewone volk(plebs), alle 3 Latijnse woorden. De druïden waren de geletterden bij de Galliërs, net als bij nagenoeg alle Keltische stammen, en namen de hoogste stand in, net als de Brahmin bij de Indianen. De druïden waren verantwoordelijk voor culturele en religieuze kennis maar ook voor het uitvoeren van rituelen, net als de Brahmin bij de Indianen. Hoe duister deze religieuze functies ook mogen zijn, de druïden werden beschouwd als machtig over zowel de maatschappij als de wereld rondom hen. De krachtigste troef die de druïden hadden was die van het verbannen – als een druïde een lid van de stam verbande, was het vanzelfsprekend dat de persoon in kwestie uit de samenleving gezet werd.. Een aparte stam van de Galliërs die toch het vermelden waard is, is die van de Lingonen. De Lingonen was een Keltische stam die leefde in het gebied van de Seine en de Marne. Sommigen van de Lingonen migreerden over de Alpen en koloniseerden het gebied rond de monding van de Po in Italië rond 400 v. C. Deze Lingonen waren deel van een Keltische golf stammen waaronder ook de Boii en de Senoni; de Lingonen hebben vermoedelijk meegeholpen aan de invasie in Rome in 390 v.C. De Italiaanse Lingonen waren een agricultureel volk dat erg begaafd was qua metaalbewerking en weven. Na periodale oorlogen met de Kelten en de Romeinen in Italië, gaven ze zich over in 224 v.C. Verder is er geen nota meer van hen gemaakt tot na de Gallische Oorlogen en de jaren 190. De Gallische Lingonen waren bondgenoten van Julius Caesar wanneer hij Gallië onderwierp. De keizer Otto gaf hen het Romeins burgerrecht in 69 na Christus. IV. De Keltische vrouw Een belangrijk punt is ook de plaats van de vrouw, resp. het vrouwelijk element in de gemeenschap der Kelten. De Indo-Europese basisstructuur, het gelijkwaardige bestaan naast elkaar van een Aardgodin en een Hemelgod, blijft bij de Kelten bestaan. Door de vestiging op vaste plaatsen en door de landbouw kreeg de leven voortbrengende Aardmoeder in het dagelijkse leven zoveel gewicht, dat vanuit de huidige (patriarchale) zienswijze, de Keltische gemeenschap als matriarchaal aangeduid wordt. Het was ook zo, dat de keltenvrouw een, weliswaar passieve, maar toch een hogere positie innam dan de man. Woorden als emancipatie en gelijke rechten waren voor de Kelten onbekend, omdat alleen al vanuit hun religie en hun levensfilosofie de mannen en vrouwen gelijkwaardig waren. Maar de vrouw was degene, die nieuw leven kon voortbrengen, en dat gaf haar die bijzondere plaats in de clan. De kelten kenden veel koninginnen en krijgsters, en hadden eveneens vaak hoog aanzien door hun toverkrachten en grote wijsheid. Diodorus Siculus schreef dat de Keltische vrouwen niet alleen op hun mannen leken qua grote gestalte (de Kelten waren uitzonderlijk groot en goedgebouwd), maar ze moesten ook niet onderdoen voor hen als het op moed aankwam. De vrouwen werden vereerd in de Keltische cultuur en leefden op dezelfde manier als de mannen. Een strikte wetcode zorgde ervoor dat de vrouw eigendom kon erven, en de naam en titel van een kind werden eerder bij de moeder gezocht dan bij de vader. Ze konden huwen wie ze wilden en konden schadevergoeding krijgen als ze aangerand werden. Ze streden naast de mannen. V. Infrastructuur van de Keltische maatschappij Wanneer we nu het leven van de Kelten kort bezien, dan wordt met het begrip Kelten niet een stam der Kelten (komt van Celtoi = helden) bedoeld, maar het hele volk, alle stammen, waar ze ook woonden. Zo wordt hier ook het begrip "Keltische cultuur" bedoeld. De eigenlijke ordening van de maatschappij der Kelten is gebaseerd op twee pijlers; namelijk "de wet van de Clan" en "het geloof". De eerste pijler regelde alle materiële aangelegenheden, terwijl alles andere door de "hoeder van het geloof en de traditie" behandeld, beproefd en besloten werd. Deze laatsten waren de druïden, de wijze vrouwen en de barden. De meningen zijn enorm verdeeld over de structuur bij de Kelten, en algemeen gesproken word aangenomen dat ze ongeorganiseerd waren en er dus nauwelijks sprake kon zijn van structuur. Maar volgens sommige bronnen is er sprake van een hechte structuur, waarin een horizontale hiërarchie te onderscheiden is; vanuit de religie wordt elk deeltje als een deel van een groter geheel gezien, elk deel neemt de plaats in, die op grond van bestemming en vaardigheden geregeld was. Afkomst en sekse zijn daarbij onbelangrijk, het raamwerk van de natuur was de leidraad. Men kan dit bijvoorbeeld in de stammenorganisatie zien: Ter bescherming koos elke clan een geschikte aanvoerder, deze aanvoerders op hun beurt kozen een lord, die voor een groter gebied verantwoordelijk was, en in de vergadering van clanlords werd een koning gekozen. Tenslotte kozen de koningen een Hoge koning, die er dus voor alle clans was. De Hoge koning kon, net als de koningen, de lords en de aanvoerders elk moment ook weer afgezet worden. Bij alle deze functies was de afstamming onbelangrijk, alleen de persoonlijke kwaliteiten telden. Het bestaan van deze Hoge Koning lijkt mij en met mij de meeste andere bronnen nogal onwaarschijnlijk, omdat er aanzienlijk meer bronnen zijn die getuigen van weinig politieke structuur. De gedachte, die aan deze structuur ten grondslag lag, was, dat, overeenkomstig de natuur, wie zich als individu profileert, daarmee de gemeenschap dient. De mannen en vrouwen van de clan dachten niet in begrippen als "gemeenschap", "stand of klasse", ieder dacht "alleen aan zichzelf", zoals dat in de natuur ook vaak zo gaat. En daarmee werd voldaan aan de functie die ieder individu in het geheel had. We weten dat de vroege Keltische samenleving gebaseerd was op oorlogvoering –deze structuur is kenmerkend voor volkeren in het proces van migratie: de Kelten, de Hunnen en later de Germanen. Hoewel de klassieke Griekse en Romeinse schrijvers de Kelten beschouwden als volslagen gekken was hun oorlogvoering niet georganiseerd op territoriale verovering. Onder de Kelten werd het meer beschouwd als een sport, geconcentreerd rond jagen. In Ierland was de fianna een groep jonge, aristocratische strijders die even het gebied van hun stam verlieten om te jagen en aanvallen te plegen. Wanneer de Kelten in contact kwamen met de Kelten, veranderden zij hun manier van oorlogvoering naar een beter georganiseerde verdediging tegen een groter leger. Het waren deze groepen die de klassieke schrijvers zagen en gek verklaarden. De Keltische manier van oorlogvoeren was om voor het vijandelijke leger te gaan staan en te schreeuwen en hun zwaarden of speren tegen hun schilden te slaan. Dan stormden ze gewoon op de vijandelijke rangen af en schreeuwden de hele weg –dit had meestal als effect dat de vijandelijke soldaten bang werden en het op een lopen zetten. Een vluchtend leger inmaken is een relatief makkelijk werk. Als de vijand zijn rangen niet opbrak zouden de Kelten inhouden tot vlak tegen hun leger, keerden terug naar hun oorspronkelijke positie en begonnen gewoon opnieuw. De Keltische samenleving was hiërarchisch en een standensamenleving. Stammen werden geregeerd door koningen maar politieke organisaties waren opmerkelijk ondegelijk. Volgens zowel Romeinse als Ierse bronnen was de Keltische samenleving opgedeeld in 3 groepen: een strijders klasse, een intellectuele klasse waartoe ook de druïden behoorden, en iedereen die nergens anders inpaste. De etnische identiteit was vooral gebaseerd op verwantschap; iemands identiteit werd afgeleid van de grotere groep, de “tuath”(“too-awth”) in het Iers(betekent “volk”), maar werd uiteindelijk bepaald door de kleinste op verwantschap gebaseerde groep, de clan, de “cenedl”(“ke-na-dl”) genoemd, of “verwanten” in het Iers. De clan gaf etnische identiteit en bescherming -meningsverschillen tussen 2 personen gingen de twee clans aan. Gezien het de plicht van de clan was om individuelen te beschermen, was een simpele ruzie genoeg als een clanoorlog. Een van de belangrijkste instellingen van de Kelten was de vete waarin moord of een belediging tegen een individu de clan verplichten tot vergelding. De vete werd voor een deel tegengegaan door de professionele bemiddelaars. Op zijn minst in Ierland, waar een groep professionele juristen, brithem genaamd, ruzies kalmeerde en straffen uitreikte aan de clan in fout. Een andere klasse waarover sommige bronnen verhalen is die van de Fili, wat oud Gaelic is voor “wijsgeer”. Dit waren professionele dichters in Ierland wiens officiële plicht was om de oude verhalen te bewaren en om gedichten samen te stellen die het verleden en het heden goed weergaven. Ze waren een grote aristocratische klasse die veel steun nodig zou gehad hebben. Hun kracht werd, vergelijkbaar met de druïden, echter niet in vraag getrokken omdat ze hun eisen konden bijzetten met de gevreesde vloek van de dichter(de áer), die niet alleen de reputatie van iemand kon aantasten, maar volgens een gerespecteerde antieke bron ook fysische schade kon veroorzaken en zelfs de dood veroorzaken. Hoewel de Fili gestraft konden worden voor misbruik van deze macht, was het geloof in deze kracht sterk en sleepte aan tot in de modernere tijden. Na de verchristelijking van Ierland in de 5e eeuw namen de Fili de functie van de vogelvrij verklaarde druïden over. Ze werden dikwijls geassocieerd met kloosters omdat die de centra van het onderwijs waren. De Fili was verdeeld in 7 graden. Eén van de lagere en minder geleerde graden was die van de bard. De hoogste graad was de “Ollamh”, die bereikt werd na minimum 12 jaar studie, waarin de dichter meer dan 300 moeilijke verzen, 250 basisverhalen en nog eens 100 bijkomende verhalen. Hij droeg een mantel van vogelveren en een staf. Hoewel de Fili eerst verzen schreven vergelijkbaar met die van de Germaanse stammen(2 halve lijnen verbonden door een alliteratie), ontwikkelden ze later ingewikkelde verzen en uiterst precieze en strenge regels van prosodie, de populairste was die van de “debide” ( in het modern Iers “deibide” of “in twee gesneden”), een kwartet bestaande uit 2 koppels, gelinked door het rijmen van een benadrukte lettergreep met een niet-benadrukte. Na de 6e eeuw werd de Fili land toegewezen. Ze moesten niet alleen officiële poezië schrijven maar ook schrijven om de bewoners van het aanliggende gebied te onderwijzen in wet, literatuur en natuurgeschiedenis. Dit vormde de basis voor de latere beroemde bardcolleges. Tegen de 12e eeuw waren de Fili natuur- en persoonlijke poëzie aan het schrijven die de menselijke kwaliteiten aanprezen, in het bijzonder de vrijgevigheid, eerder dan de heroïsche maar helaas fictionele verhalen van de vorsten. Ze volgden de strikte regels minder en het verschil tussen de Fili en Barden viel weg; de Fili erkenden de barden als hun meerdere in de 13e eeuw. Hoewel de Keltische samenleving gebaseerd was op de krijgeraristocratie, was de positie van de vrouw vrij hoog gesteld in de Keltische samenleving. In de vroegste perioden deden meen met zowel oorlogvoering als politiek. Terwijl de latere Kelten een strikt patriarchisch model zouden overnemen, zouden ze nog altijd de herinnering van vrouwelijke leiders en krijgers hebben. De Keltische samenleving was grotendeels gebaseerd op de herderij en het kweken van vee en schapen; er was een beetje landbouw in de Keltische wereld, maar niet veel. Het belang van vee en het herderlijke leven creëerden een unieke Keltische, vooral Ierse, probleem: veedieven. Het stelen van een andere groeps vee was veelal een test voor jonge krijgers; de grootste overgebleven Ierse mythe, de “Táin Bó Cualingne”, of “De Veediefstal van Cooley”, verhaalt van zo’n veediefstal, bijgespijst met wat mythische effecten. Er waren geen steden van gelijk welke soort bij de Kelten tot de intocht van de Romeinse regel; in Ierland was er geen verstedelijking tot de Deense en Noorse invasies. De samenleving was niet gebaseerd op handel of commerciële zaken; de enige vorm van handel was sjacheren. De Keltische economie was waarschijnlijk gebaseerd op het economische principe van de meeste stameconomieën: reciprociteit. Bij een reciprocische economie, worden goederen en andere diensten niet gewisseld voor andere goederen, maar ze worden gegeven door een individueel naar een ander individueel, gebaseerd op gemeenschappelijke verwanten, relaties en verplichtingen. ( Een familie-economie is typisch voor een reciprocische economie –ouders en kinderen geven elkaar materiele goederen en diensten, niet door handel maar gewoon omdat ze in de familie zitten. Er was een zekere eenheid in taal, religie en cultuur onder de Kelten van Europa. Hoewel ze nooit één grote nationale of politieke entiteit hadden, waren ze bereid om elkaar te helpen tegen een gemeenschappelijke vijand, maar ze vochten ook onder elkaar. Er was ook een zeer belangrijke link tussen hen, in het bijzonder voor zij die bij de kuststreken woonden; de zeeroutes. Hun levensonderhoud bestond vooral uit het fokken van vee en het bebouwen van grond. Ook bewerkten ze ijzer en zorgden ervoor dat die kennis over hun hele rijk werd verspreid. Om ijzer te verkrijgen moest men natuurlijk ijzererts hebben en dat haalde ze uit hun eigen mijnen. Daarmee konden ze hun eigen wapens maken. Ze maakten onder andere zwaarden, dolken, speerpunten en strijdbijlen. Maar ze maakten ook sieraden. Ze maakten ook aardewerk van de klei die ze bij de rivieren vonden. De stijl van de sieraden en aardewerk loopt sterk uiteen en verschilt per streek. Ze woonden in kleine dorpen van rechthoekige huizen en graanschuren. Deze waren gebouwd op palen om ze tegen allerlei knaagdieren (zoals muizen en ratten) te beschermen. Om die dorpen hadden ze een omheining van palen die in de grond waren gezet met aan de bovenkant scherp geslepen punten. Deze heetten oppida. Het waren versterkte steden die soms honderden hectaren konden beslaan. De bewoners hadden bescherming van een omwalling van hout en aarde. Ze waren volgens een bepaalde manier opgebouwd. De straten vormden een rechthoekig patroon. Aan de straten stonden om de tien meter die vierkante huizen met een eigen erf er omheen. De steden waren onderverdeeld in wijken met een gespecialiseerde bestemming. Textiel werd geconcentreerd in één wijk en metaalambacht in een andere wijk. Eén van de belangrijkste bestaansmiddelen voor de Kelten tijdens de Hallstatt periode was zout, dit werd gehaald uit de zoutmijnen. Het was zo belangrijk omdat het werd gebruikt als conserveringsmiddel voor voedsel en als smaakmaker. Het werd gewonnen uit zouthoudende bergen. De Kelten groeven schachten van meer dan 300 meter met houten scheppen en in hun rugzakken vervoerden ze het gruis en later het zout. De schachten verstevigden ze met houten stutten en ingekerfde stammen. Deze inkervingen werden gebruikt als steun voor de voeten van de mijnwerkers. Ze leefden niet in grote groepen want de stammen waren klein. Daarentegen waren er wel zeer veel stammen, dus het aantal Kelten was zeer groot maar het aantal Kelten per groep was vrij klein. VI. Religie Vanaf de 19e eeuw genoot de Keltische religie een grote aandacht bij de moderne Europeaan. Vooral de laatste decennia was er een enorme groei van interesse niet allen in de religie, maar ook in de religieuze rituelen die ergens afgeleid zijn van Keltische bron. Ookal is er zoveel interesse, we weten zo goed als niets over de religie bij de Kelten. De eerste bronnen van de Kelten zijn de Romeinen en Grieken, die de Kelten beschouwden als net iets meer dan beesten, en later door Keltische schrijvers zelf, veelal uit Ierland en Wales die uit een Christelijk perspectief schreven. Simpel gezegd hadden de Kelten een rijke cultuur, maar die is helaas voor altijd geband uit het menselijk geheugen. We kunnen een paar algemene opmerkingen maken bij de Keltische religie gebaseerd op de veelal vijandelijke geschriften van de klassieke schrijvers, die veelal ook nog eens hun eigen religie projecteerden op die van de Kelten. De Kelten waren polytheïstisch: hun goden waren uiteindelijk terug te leiden naar die van primitievere Indo-Europese volkeren die ook de basis waren voor de religie in Griekenland, Perzië en Indië. Maar de Romeinen die deze goden per se wilden uitleggen stelden hen in verband met de Romeinse goden net als de geromaniseerde Galliërs deden –dus eigenlijk hebben we er geen idee van hoe deze religie in elkaar steekt. We weten wel dat de Keltische goden meestal een drietal vormden; de Keltische goddelijkheid werd gezocht achter driehoeken, wat later overgenomen is door de Christenen(kwaad is een driehoek naar beneden, goed een naar boven) Het is bijna zeker dat de materiele wereld van de Kelten doorspekt was met goddelijkheid die zowel een voordeel als een nadeel kon zijn. Sommige gebieden worden al wat goddelijker beschouwd dan een ander, vooral meren en kleine groeven, die de plaatsen van de centrale rituelen waren. De Kelten waren niet verstedelijkt en volgens Romeinse bronnen hield een Keltische ritueel geen tempels of andere gebouwen –het Keltische rituele gebeuren was toen nog vooral gecentreerd op de natuur. Het triskelion is het symbool van de Kelten, dat voortdurend aan de mystiek en het geloof herinnert. Het belichaamt het ontstaan, het zijn en het vergaan. Het is het teken van de "Grote Moeder", van de natuur. Door dit teken te volgen, neemt ieder de hem of haar "toebedeelde" plaats in, in het grotere geheel. Tegelijkertijd volgt ieder, vanuit hetzelfde religieuze denken, zijn eigen doelen. Vanuit dit individuele handelen binnen het natuurdenken, en met eerbiediging en onder bescherming van de wetten der natuur, laat zich ook het Keltische noodlotsdenken verklaren. Het collectief van de hele gemeenschap is dus gebaseerd op de individualiteit van iedere persoon. Vanuit dit gezichtspunt heeft men geen religieuze organisatie in de zin van een "kerk" nodig, want voor ieder is het geloof een hoogst persoonlijke zaak; men kan zelfs zeggen, dat ieder zijn geloof uitdraagt, door te leven en door te leven naar de wetten der natuur. Het geloof der Kelten is dus niet catechistisch, maar een individuele levensweg. Binnen het totale geheel, dus binnen de natuur, zijn er krachten die bijzonder opvallen, zoals b.v. bliksem, vuur, geluid, en.genezing Om met zulke krachten te kunnen omgaan, hebben ze namen nodig; namen, die door de "Hoeders der wet", de druïden, gegeven werden. Zulke namen waren b.v.: Hoeder, Wreker, Helper, Leider. Samen vormen ze de religie. Deze krachten zijn geen goden in Griekse of hellenistische zin; daar zijn het zelfstandige wezens, die buiten de grenzen van de natuur bestaan. Bij de Kelten maken ze deel uit van de natuur, met een zelfstandige, individuele handelingsmogelijkheid binnen dat natuurlijke kader, dus net zo als de mens zelf. Het kennen van de regels van deze krachten, deze ook uit te voeren, met hen communiceren, ze om hulp vragen of te iets op te dragen, dat was enkel en alleen de taak van de priesters, de druïden. Hier volgen een paar van de Keltische feestdagen; Samhain Ook wel Samain gespeld (Keltisch voor “Het einde van de zomer”), een van de meest belangrijke en sinistere kalender feesten van het Keltische jaar. Op Samhain, op 1 november dus, zou de wereld van de goden zichtbaar worden voor mensenogen, en de goden speelden met hun menselijke aanbidders; het was een tijd van gevaar, overladen met spanning en vol bovennatuurlijke aspecten. Offers en gebeden waren absoluut noodzakelijk, want zonder konden ze de gevaren van het seizoen en de grillen van de goden niet bedwingen. Samhain was één van de vele voorgangers van Halloween.
Beltane Ook Beltine gespeld, in het Iers Beltaine of Belltaine, of zelfs Cétamain, een festival gehouden op de eerste dag van mei in de Gaelic-sprekende landen, om het begin van de zomer en het afgrazen te vieren. Beltane werd voor het eerst genoemd in een woordenboek opgesteld door Cormac, bisschop van Cashel en koning van Munster, die stierf in 908. Cormac beschrijft hoe het vee tussen twee kampvuren werd gedreven als teken van bescherming tegen ziekten voor ze op de weiden gingen grazen –een gewoonte die nog altijd in ere gehouden wordt in Ierland tot de 19e eeuw. In de vroeg-ierse mythologie hadden een serie belangrijke gebeurtenissen plaats op Beltane, dewelke nog lang het onderwerp was van volkse tradities en verhalen in Ierland, Schotland en het Eiland van Man. Net als de voorchristelijke Keltische volkeren verdeelden de Ieren het jaar in twee seizoenen; de winter en het begin van het jaar traden in op Samhain en het voorjaar en de zomer op 1 mei, Beltane dus. Deze twee splitsingen zouden belangrijke perioden geweest zijn waarin de grens sterfelijk - onsterflijk vaag werd, op Mei Avond konden heksen en feeën vrij rondlopen en er moesten maatregelingen genomen worden tegen hun betoveringen. Cormac leidt het word Beltane af uit de naam van de god Bel, of Bil, en het oude Ierse word Tene voor vuur. Ondanks taalkundige moeilijkheden konden enkele 20ste eeuwse studenten veranderde versies van deze etymologie bemachtigen, die het eerste element van het woord in verband leggen met de Gallische god Belenos. Imbolc
Gehouden op 1 februari, als eerbetoon aan de eerste melk
Lughnasad
Het feest van Lugh, de zonnegod en het oogstfeest, gehouden op 1 augustus
In de Keltische traditie was er een klaaglied voor de doden; de Coronach, werd geschreeuw en gekrijst door Keltische vrouwen. Hoewel wetenschappers vrijwel zeker zijn dat zulke liederen nog bestaan, zijn er geen opgenomen. De Schotse grens ballade “The Bonny Earl of Murray” is verondersteld in dezelfde vorm als de Coronach gecomponeerd te zijn. Het gaat: “Ye Highlands, and ye Lawlands, Oh where have you been? They have slain the Earl of Murray, And they layd him on the green.” VII. De Druïden Tegenwoordig worden druïden vaak met oude mannen met lange baarden geassocieerd, Van zulke denkbeelden moet men natuurlijk afstand nemen. Druïden maakten gewoon, net als de gewone man of vrouw, de krijger, de handelaar, de aanvoerder en de koning, deel uit van de hiërarchie in de Keltische gemeenschap, net als de wijze vrouwen, de poeten en de barden. Het "beroep" druïde" was dus niet iets heel buitengewoons, maar gewoon een functie temidden van vele andere. Een functie met veel verantwoording was het wel, wanner je de gebieden bekijkt die ertoe behoorden: hoeder van de wet, adviseur, ceremoniemeester, priester, leider bij het onderhoud van het landschap, dier- en plantkundige, ziener, chronist, scheidsrechter, leraar, verhalenverteller, en nog meer. Vanwege dit brede werkgebied ontstond de regel, dat ieder dat moest doen, wat hij het beste kon doen, en daarom werd bij de opleiding van druïden heel goed rekening gehouden met de speciale begaafdheden van elke leerling. En hierdoor hoorden de druïden tot de groep "specialisten". Druïde worden was een roeping: De verantwoordelijke druïde van een bepaald gebied bekeek alle jonge mannen in een dorp of in een bepaald gebied, en won informaties over hen in. Op grond van begaafdheid koos hij dan een van hen als leerling. En daarmee zorgde hij ervoor, dat de door hem behoede kennis van generatie op generatie werd overgedragen, en deze kennis nam, door de ervaring van elke generatie, steeds toe. Het Keltische rituele leven was gecentreerd rond een speciale klasse, de “druïdes” genaamd, of “druïden” door de Romeinen, waarschijnlijk van een Gallisch woord. De Romeinse schrijver Plinius de Oudere(Gaius Plinius Secundus, 23/24-79 na C.) geloofde dat het verwant was met het Griekse woord “Drus”, zijnde een eik. “Dru-wid” combineert het word eik met kennis(“wid” betekent “weten” of “zien” zoals in het Sanskriet “Vid”) De eik(samen met de hazelaar) was een belangrijke heilige boom voor de Druïden, en hierdoor ook voor de gewone Kelten. In het Keltische sociale systeem was “druïde” een titel weggelegd voor de mannen en vrouwen met de kennis van de eiken. Plinius de Oudere associeert de druïden ook in zijn Naturalis Historia, met maretak en eikegroeven: “De druïden… beschouwen niets als heiliger dan de maretak en de boom waarop die groeit, aangenomen dat het een eik is. Ze kiezen de eik om groeven te maken en ze voeren geen rituelen uit zonder zijn gebladerte…” Plinius beschrijft ook hoe de druïden een “gouden gebogen haak” –een sikkel, gebruikten om de maretak af te snijden. “Alles dat op deze bomen groeit beschouwen ze als een geschenk uit de hemel en een teken dat de boom gekozen is door de goden zelf. Maretak is echter zeer zeldzaam en indien gevonden, wordt het verzameld met een grote ceremonie en vooral op de zesde dag van de maan… Ze bereiden een rituele offering voor en feesten onder de boom, en leiden 2 witte stieren, wiens horens voor de eerste keer bestemd zijn voor deze gelegenheid. Een priester gekleed in een wit kleed schrijdt op de boom toe en met een gouden sikkel snijdt hij de maretak af, die opgevangen wordt in een witte kom. Dan offeren ze de slachtoffers biddend dat de goden hun geschenken zullen beantwoorden. Ze geloven dat als de maretak in een drank gedaan wordt, hij vruchtbaarheid zal geven aan onvruchtbare dieren, en dat het een tegengif is tegen alle giffen. Hoewel er veel geschreven is over de druïden en Keltische rituelen, weten we praktisch niets over een van beide. Dit is wat we weten. Als een speciale groep hadden de druïden vele functies die we kunnen omschrijven als religieus, zoals rituelen en offers, maar ook functies als onderwijs en rechtspraak. Deze rituelen en praktijken werden waarschijnlijk geheim gehouden –een veelvoorkomende traditie bij de Indo-Europese volkeren -wat verklaart waarom er zo weinig over geweten was in de klassieke wereld. Het enige dat er over de druïden nagelaten werd is dat ze “barbaarse” en “wrede” rituelen uitvoerden bij meren en groeven; het was algemeen aangenomen bij de Romeinen en Grieken dat de rituelen mensenoffers inhielden. Dit kan juist of fout zijn; er is bewijs van mensenoffers bij de Kelten, maar het lijkt geen belangrijke functie te hebben. Volgens Julius Caesar, die het langste geschrift over druïden schreef, was de basis van het Keltische geloof om de ziel van het ene lichaam naar een ander over te brengen. Uit een archeologisch perspectief is het duidelijk dat de Kelten geloofden in het leven na de dood, gezien materiële goederen mee begraven werden met de overledene. De druïde behoorde tot de geletterde klasse van de Oude Kelten. Ze bezochten eikewouden en fungeerden als priesters, leraars en rechters. De oudst bekende geschriften over de druïden komen uit de 3e eeuw voor Christus. Volgens Julius Caesar, de hoofdbron betreffende informatie over de druïden, waren er 2 groepen mensen in Gallië die geëerd werden, de druïden en de adel(equites). Caesar dacht dat de druïden de leiding hadden over publieke en private offers en vele jongemannen keerden zich tot hen voor inlichtingen. Ze oordeelden over alle publieke en private ruzies en gaven straffen. Iedereen die hun gezag ondermijnde werd het voorrecht om te offeren ontzegd. Eén druïde was de opperbevelhebber, bij zijn dood werd er een ander aangesteld. Maar als er meerdere in aanmerking kwamen, stemden de druïden, hoewel ze soms overstapten naar bruut geweld. Eén keer per jaar verzamelden de druïden zich op een heilige plaats in het gebied van de Carnuten, wat beschouwd werd als het centrum van Gallië, en alle meningsverschillen werden overgelaten aan het oordeel van de druïden. Caesar liet ook na dat de druïden niet meevochten in oorlogen en geen belasting betaalden. Aangetrokken door deze privileges sloten velen zich vrijwillig aan bij de orde of werden er heen gestuurd door hun families. Ze bestudeerden antieke verzen, natuurfilosofie, astronomie en de verhalen rond de goden, sommigen na 20 jaar training. De hoofdregel van de druïden was dat de ziel onsterfelijk was en van het ene naar het andere lichaam overstapte. De druïden maakten mensenoffers voor diegene die erg ziek waren of in gingen sterven in een oorlog. Enorme manden werden gevuld met levende mannen en dan verbrand; hoewel de druïden liever criminelen offerden, kozen ze ook onschuldige slachtoffers als dat nodig was. Caesar is de grootste bron, maar hij kan heel wat feiten gehaald hebben bij de Stoïcijnse filosoof Poseidonos, wiens theorieën vaak bevestigd werden door Vroegmiddeleeuwse Ierse sagen. Caesars beschrijving van de jaarlijkse bijeenkomst van druïden en hun keuze van een opperdruïde is ook bevestigd door een Ierse sage. Hij beschrijft de druïden ook niet als priesters, waarschijnlijk omdat in het Romeinse politieke systeem de priesters eerder onderwijzers en rechters waren dan geleerden of goddelijken, waar de druïden zowel wettelijke als religieuze functies bekleden. In de vroege periode werden druïde rituelen gehouden op open plekken in het woud. Heilige gebouwen werden pas later ingevoerd onder Romeinse invloed. De druïden werden onderdrukt in Gallië onder Tiberius (14-37) en waarschijnlijk wat later ook in Engeland. In Ierland verloren ze hun priesterfunctie na het opkomen van het christendom en overleefden als dichters, historici en rechters(Fili, senchaidi en brithemain). Veel studenten geloven dat de Brahman van de Hindoes en de Keltische druïde in het westen overblijfselen waren van een centraal antiek Indo-Europese godsdienst. Het was John Aubrey in de 17e eeuw, die voor het eerst het verband legde tussen de druïden en de steen cirkels zoals die van Stonehenge. Hij dacht dat ze tempels van de druïden waren en noemde zijn tekst over de steen cirkels ”Templa Druidum”. Dit idee werd opgepikt door William Stuckeley in de vroege 18e eeuw, wie zijn eerste boek over Stonehenge publiceerde in 1740, “Temple restored to the British Druids”, en zijn tweede, gepubliceerd in 1743, “A Temple of the British Druids”, over Avebury. Maar later in de 19e eeuw dateerde Sir John Lubbock(1834-1913) Stonehenge naar een veel vroegere periode dan die van de druïden(namelijk ongeveer 2000v.c, terwijl de druïden maar in de geschiedenis opduiken 1800 later), maar het standpunt werd onderhouden door een minderheid dat druïden pre-Keltische bewoners van Engeland waren en dat de religieuze geloven en praktijken voor de welke Stonehenge gebouwd was voorlopers waren voor de latere Keltische druïden. De Keltische naties (voor zover die er waren) waren Alba(Schotland), Breizh(Engeland), Cymru(Wales), Eire(Ierland), Kernow(Cornwall) en Mannin(Man).

REACTIES

C.

C.

Ondanks het vele opzoekingswerk dat erin dit werk steekt, mis ik de ware Keltische ziel in het werkstuk. Spijtig.

15 jaar geleden

A.

A.

Mag ik vragen wat je bronnen zijn waarmee je dit hebt geschreven?

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.