Brazilie

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 2e klas vmbo/havo | 2090 woorden
  • 12 oktober 2001
  • 351 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
351 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inhoudsopgave 1. Geschiedenis
2. Het Amazonegebied 3. Economie 4. Voedselvoorzieningen
5. Bevolking 1. Geschiedenis Brazilië is op 22 april 1500 ontdekt door de Portugese zeevaarder Pedro Alvares Cabral, die met zijn vloot op reis was naar Oost-Indië. Kort tevoren waren Vespucci (juli 1499) en Pinzón (jan. 1500) op de Braziliaanse kust geland, maar krachtens het Verdrag van Tordesillas (1494) kwam het gebied aan Portugal toe. In 1530 vestigden zich de eerste Portugese kolonisten. Het land heette eerst Terra da Santa Cruz (Land van het Heilige Kruis), maar na 1540 werd het genoemd naar het brazielhout (= pernambuco) [plantkunde]). Door de import van slaven uit Afrika en de export van suiker en hout bloeide de handel op. Nadat Portugal in 1580 in Spaanse handen was gekomen, beschouwde Nederland Brazilië als vijandig gebied. Herhaaldelijk werden Braziliaanse kustplaatsen door Nederlanders en Engelsen geplunderd en van 1630 tot 1654 bezat de West-Indische Compagnie nederzettingen aan de noordoostkust, o.a. Olinda en Recife (Pernambuco). Johan Maurits van Nassau, die deze nederzettingen als een vorst regeerde (1637-1644), gaf de handel vrij. In 1654 werden de vestigingen aan Portugal overgegeven en in 1661 werden de Nederlandse rechten voor ƒ 8 miljoen aan Portugal verkocht. Portugal ging meer aandacht besteden aan de kolonisatie, vooral nadat tegen eind 17de eeuw goud was ontdekt in Minas Gerais. In de 18de eeuw was de economie vrij goed, o.m. door de ontdekking van een rijke diamantader (1728). Toen Napoleon in 1807 Portugal aanviel, week de Portugese koninklijke familie met een groot aantal volgelingen uit naar Brazilië en vestigde zich in Rio de Janeiro. Koning Johan VI keerde in 1821 naar Portugal terug. Het vuur van de Franse Revolutie en van de Amerikaanse Vrijheidsoorlog was ook naar Brazilië overgewaaid, en toen de Portugese regering het land wilde terugbrengen tot de voormalige status van kolonie, stelde Pedro, zoon van Johan VI, zich aan het hoofd van de opstandige beweging (7 sept. 1822) en verdreef met steun van Engelse troepen de Portugese legers. Brazilië werd onafhankelijk van Portugal en een keizerrijk onder Pedro I. Deze trad nogal autoritair en willekeurig op, het parlement had weinig te vertellen en vooral het feit dat hij een deel van de Portugese staatsschuld had overgenomen, versterkte de liberale oppositie in het parlement tegen de keizer. In 1831 deed hij afstand van de troon ten gunste van zijn zoon, die toen vijf jaar oud was. In 1840 aanvaardde deze als Pedro II de regering. Onder zijn bewind kwam het land tot economische bloei. Het duurde lang voordat de staatsfinanciën gesaneerd waren en er had een oorlog plaats met Paraguay (1865-1870). De afschaffing van de slavernij zonder schadeloosstelling aan de slavenhouders (1888), alsmede conflicten met de kerk en het leger brachten de keizerlijke regering in diskrediet. In 1889 brak onder maarschalk Da Fonseca een opstand uit, die Pedro II dwong het land te verlaten. Brazilië werd hierna een republiek onder Da Fonseca, geheel naar het voorbeeld van de Verenigde Staten. Het land werd ingedeeld in twintig staten met Rio de Janeiro in een federaal district als hoofdstad. De staten kregen een grote mate van autonomie. De eerste decennia van de republiek waren onrustig. De ene president volgde de andere op en economische bloei wisselde af met crises, veroorzaakt door het ineenstorten van de prijzen op de wereldkoffiemarkt en het verdringen van bosrubber door plantagerubber. Tijdens de Eerste Wereldoorlog leefde de economie weer op. In 1917 verklaarde Brazilië de oorlog aan Duitsland, maar het nam niet actief aan deze oorlog deel. In de naoorlogse jaren bleef het land politiek en economisch instabiel. 2 Het Amazonegebied Door het Amazonegebied loopt de rivier de Amazone. De Amazone stroomt van west Brazilië naar oost Brazilië. Langs de lijn van de Evenaar vormt een enorme watermassa op het warmste punt van de planeet. De machtige rivieren slingeren zich duizenden kilometers lang door een immense groene wereld met een ongekende variëteit aan planten, bloemen en dieren.De Amazone is de grootste rivier ter wereld qua hoeveelheid water. Het laagland, dat ook voor een gedeelte in het Amazonegebied ligt, heeft het grootste regenwoud ter wereld (7 miljoen km2) en levert 15% van de wereldzuurstof. De verkenning van dit fantastische natuurgebied begon vijf eeuwen geleden, maar nog altijd herbergt het ontelbare geheimen. Het Amazonegebied bestaat bijna geheel uit het tropische regenwoud, deels moerasbos. Het noordelijke deel van het Braziliaanse Amazonegebied wordt ingenomen door droogtebos. Ongeveer 2/3 van het Amazonegebied bestaat uit bos en levert jaarlijks 150 miljoen m3 hout. Feit is dat het Amazonegebied gezegend is met fabelachtige reserves aan ertsen en mineralen, een gigantisch potentieel aan waterkracht en onmetelijke hoeveelheden kostbaar hardhout. In het oerwoud leven ongeveer tweeduizend vogelsoorten en tweehonderd vijftig soorten zoogdieren. In het Amazonegebied valt zo’n 2000 mm regen per jaar. De laatste jaren wordt er veel bos gekapt in het Amazonegebied. De regering wil het gebied onder andere gebruiken voor mijnbouw en industrie. Voor de Indianen die daar leven heeft het verschillende gevolgen. Ze moeten wegvluchten of hun manier van leven aanpassen. Verder komen er ziektes waar de Indianen geen verstand van hebben. Ene Wallace (1823-1913) reisden in 1845 naar het Amazonegebied om alles te verzamelen wat ze maar konden vinden om hun kennis over Brazilië meer uit te breiden.
3. Economie Het algemeen economische beeld van Brazilië is vanaf het midden van de jaren vijftig nogal wisselend. In de periode van 1955 tot 1964 was er van een telkens verminderende politieke en economische stabiliteit en groei sprake. De eerste jaren na de militaire staatsgreep (1964) werden gekenmerkt door een drastische verlaging van de inflatievoet, een sterke beteugeling van de lonen en een geringe groei van het bruto nationaal product (bnp). Het tijdvak van 1968 tot 1974 vormt de periode van het 'Braziliaanse wonder', waarin de economische groei gemiddeld ruim 10% per jaar bedroeg. Deze groei was zowel aan de industriële sector als aan de akkerbouw en veehouderij te danken. In de eerstgenoemde sector, vooral in de basisindustrieën, deden zich sterke buitenlandse invloeden, met name Amerikaanse, gelden. Vanaf 1974 trad een kentering in. Na 1981 kwam de economie in een ernstige economische recessie, die gepaard ging met een inflatie van gemiddeld meer dan 100% per jaar (in 1985 228%) en een zware schuldenlast. Het bnp daalde in de periode 1981-1983 met gemiddeld 3% per jaar, trok in de drie daaropvolgende jaren weer aan, maar stagneerde opnieuw in 1987 en 1988. Per hoofd van de bevolking steeg het bnp tussen 1981 en 1988 met 1,5%. In 1986 leidde een anti-inflatieprogramma van de regering tot een verminderde geldontwaarding van 58%, maar de inflatie nam in 1987 en 1988 opnieuw toe met resp. 366% en 900%. De in de jaren zeventig met de internationale banken aangegane leningen ter financiering van industrialisatie- en infrastructuurprojecten leidden tot een zeer hoge buitenlandse schuld (in 1988 $ 114,6 miljard). De stijging, in de jaren tachtig, van de rente die Brazilië op deze schuld moest betalen, verstoorde het economisch groeiproces. De opbrengsten van de tussen 1980 en 1988 bijna verdubbelde export werden voor eenderde besteed aan de rentebetalingen op de buitenlandse schuld, waardoor de import beperkt moest worden. Tussen 1980 en 1987 betaalde Brazilië $ 50 miljard meer aan de buitenlandse banken dan het land aan nieuwe leningen uit het buitenland ontving. In februari 1987 kondigde de Braziliaanse regering een tijdelijk moratorium af op de schuldbetalingen. Om het tij te keren kondigde de regering het 'Plano Real' af (1 juli 1994), met een monetaire hervorming gericht op het beperken van de inflatie. Met succes: deze was met 30 à 40% de laagste in 17 jaar (in 1995). Van 1985 tot 1994 bedroeg de inflatie nog 913%! De verbetering zet zich in de laatste jaren over de gehele linie voort. Ook de werkloosheid daalde aanzienlijk. De economische vooruitgang is regionaal sterk verschillend. Het zwaartepunt ervan ligt in de zuidoostelijke staten Minas Gerais, Rio de Janeiro en São Paulo. Hier ontvangt 40% van de bevolking ruim 80% van het nationaal inkomen. Noord-, Noordoost- en Centraal-West-Brazilië blijven bij deze ontwikkeling sterk achter. Deze regionaal onevenwichtige groei heeft een grote trek naar de steden van het zuidoosten veroorzaakt. 4. Voedselvoorzieningen Landbouw Ca. 9% van de oppervlakte van Brazilië is als cultuurgrond in gebruik. Van de totale exportopbrengsten is 45% uit de agrarische sector afkomstig, waarin (1993) 23% van de economisch actieve bevolking werkzaam is. De belangrijkste akkerbouwgebieden liggen in de kuststaten van het zuiden en het noordoosten. Koffie, vnl. in de staten São Paulo en Paraná (ca. 50% van de nationale productie) verbouwd, is het economisch belangrijkste product van Brazilië, dat 's werelds grootste koffieproducent is (ca. eenderde van de wereldproductie). Intern nam als gevolg van de diversificatiepolitiek de eenzijdige oriëntatie op de koffie af: tot 1964 bedroeg het aandeel van koffie in de export 50%, in 1995 nog maar 5%. Andere belangrijke producten zijn soja, suiker en cacao (vnl. in de staat Bahia). Vooral de productie van sojabonen is in de jaren tachtig sterk toegenomen. In 1988 was de exportopbrengst van sojabonen voor het eerst hoger dan die van koffie. De verbouw van suikerriet nam toe na de invoering in 1976 van het programma ter stimulering van het gebruik van ethanol (dat uit suikerriet verkregen wordt) als brandstof voor auto's. De katoenverbouw (vooral in São Paulo en Paraná) is in de eerste helft van de jaren zeventig teruggelopen. Daarentegen is de verbouw van sisal (Rio Grande do Norte, Paraíba) zo sterk toegenomen, dat Brazilië de eerste producent ter wereld is geworden voor dit gewas. Door het gehele oostelijke gebied verspreid is de verbouw van tabak, bananen, suikerriet en maïs. Tarwe komt uit Rio Grande do Sul en uit Paraná. Als inheemse voedselgewassen worden rijst en maniok vrijwel overal verbouwd. Aanplantingen van tungbomen leveren tungolie. In de Sertão levert de carnaúbawaspalm carnaúbawas; de zgn. wonderboom levert ricinusolie; in Rio Grande do Sul levert ervamate een theesurrogaat; in het Amazonegebied komen wilde rubber en paranoten voor. De verbouw van citrusvruchten (vnl. in de staat São Paulo) is vanaf 1979 geïntensiveerd. Sinaasappelsap vormt na koffie en soja het belangrijkste agrarische exportproduct. Als gevolg van de expansie van de grootschalige exportlandbouw daalde de voedselproductie per hoofd van de bevolking tussen 1965 en 1985 met een kwart. Een programma gericht op landhervormingen in de agrarische sector, geïnitieerd onder president Goulart (1961-1964), stuit op politieke tegenstand. De verdeling van het grondbezit onder de agrarische bevolking is zeer ongelijk. Bosbouw en visserij Brazilië is voor 60% bebost, voor 45% met tropisch regenwoud. Economisch belangrijker dan de (hard)houtrijkdom van de Amazonevlakte is de naaldhoutexploitatie in Rio Grande do Sul en Paraná. Sinds de jaren zestig zijn wettelijke maatregelen van kracht aangaande het bosbeheer. De visserij is nog weinig ontwikkeld. In het noorden wordt vnl. gevist op makreel en schaaldieren, in het zuiden op kabeljauw, haring, tonijn. Overbevissing in de Amazone leidt hier en daar tot afname van de visstand. Brazilië heeft in 1970, in navolging van andere Latijns -Amerikaanse landen, eenzijdig zijn visserijzone tot 200 mijl uitgebreid. 5. Bevolking De bevolking is zeer heterogeen van samenstelling en van Indiaans-Negroide-Europese herkomst. Het aantal Indianen dat nog de oorspronkelijke leefwijze heeft, bedraagt minder dan 0,2% van de totale bevolking en neemt af door de ontginning van hun woongebied, het Amazonegebied, van waaruit zelfs moordpartijen op Indianen gemeld zijn (1988). Voorts wonen Indianen in Centraal-West-Brazilië. Voor een deel zijn zij in (in totaal 128) reservaten ondergebracht, die sinds 1968 onder beheer staan van de FUNAI (= Fundação Nacional dos Indios); dit orgaan heeft tot taak de integratie van de Indianen in de maatschappij op geleidelijke en vreedzame wijze te doen verlopen. De enorme uitgestrektheid van het binnenland, het ontbreken van de nodige geldmiddelen, onbegrip en hebzucht van avonturiers, al dan niet met medeweten van regeringsambtenaren, maken van deze instelling in de praktijk dikwijls een dode letter. Mensen van gemengde herkomst worden in het algemeen als mestiços aangeduid; die van Indiaans-Europese afkomst als mamelucos; zij vormen in het binnenland van Noordoost-Brazilië de meerderheid van de bevolking. Cafuzos zijn van Indiaans-Negroide, brancos of pardos van Europees-Negriide afkomst; in de volksmond worden de laatsten morenos (sympathieke benaming) of mulatos (onsympathiek) genoemd. Hoewel Brazilië geen scherpe tegenstelling tussen deze bevolkingsgroepen kent, is de geringschatting voor de gekleurde bevolking algemeen en blijft het voor deze groep moeilijk in de sociaal hogere lagen van de bevolking door te dringen. Het blanke deel van de bevolking vormt de meerderheid (ca. 53% van het totaal), daarna volgen de pardos (ca. 22%), de mamelucos (12%) en de zwarte bevolkingsgroep (ca. 11%). Godsdienst Brazilië kent volledige godsdienstvrijheid. De bevolking is voor ruim 89% rooms-katholiek en voor ca. 8% protestants, welke laatste groep een sterke groei heeft doorgemaakt in de jaren tachtig en negentig. Het aantal spiritisten is bijzonder groot. Voor velen zijn de grenzen tussen het katholicisme en allerlei vormen van volksgodsdienst, zoals macumba, uiterst vaag. Daarnaast is het 'wetenschappelijk spiritisme', dat teruggaat op de Fransman Allan Kadec (= H.L. Denisard Rivail, 1803-1869) zeer verbreid, vooral in de steden. De Rooms-Katholieke Kerk, tijdens het keizerrijk een instrument in handen van de staat, werd in de twintigste eeuw weer een gerespecteerde instelling. Kerk en staat werden in 1946 gescheiden (voor het eerst gebeurde dat in 1890, waarna in 1934 de eenheid werd hersteld).

REACTIES

E.

E.

Ik heb aan dit werkstuk erg veel gehad!!!!!!
Wij moesten voor Aardrijkskunde 2 ontwikkelingslanden uitkiezen en daar de overeenkomsten + verschillen opzoeken.
Hierbij spreek ik mijn dank uit dat ik dit werkstuk heb mogen gebruiken, om er een mooi werkstuk van te maken!!!!!!!!!!!
- xxx - Elise

21 jaar geleden

R.

R.

netjes en goed gedaan bedankt

21 jaar geleden

L.

L.

hoi ik vindt het een heel mooi werkstuk.
Ik hoop dat ik er mooi cijfer voor krijg

groeten leslie

19 jaar geleden

Y.

Y.

dankje wel voor het gebruik van je werkstuk het heeft me heel veel geholpen.
groetjes yusuf

11 jaar geleden

D.

D.

deze website is perfect!!!!!!!!!!
er staat bijna alles op over boekverslagen en werkstukken. ..................................
gewoon perfect

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.