Plato, rationalist

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 2970 woorden
  • 25 februari 2008
  • 60 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
60 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
PLATO
Over zijn leven, het rationalisme en zijn ideeën.


Zijn leven:

Socrates staat bekend als de 1e echte filosoof, afkomstig uit Athene, ontzettend bekend om zijn moeilijke, stekende vragen, en werd daarom vaak met een sidderrog vergeleken. Niet alleen om zijn ‘verlammende’ vragen, maar ook om zijn lelijke uiterlijk. Hij neemt een vaste plaats in op de tijdlijn van de filosofie. Socrates werd maar raar gevonden en uiteindelijk leidde zijn reputatie en zijn kritiek op de Atheense samenleving (hij was tegen democratie: wie zegt dat de meerderheid gelijk heeft en niet de minderheid?) tot de doodstraf: het drinken van de gifbeker. Hij stierf in 399 v. Chr.

We weten maar weinig van Socrates, geschiedschrijvers uit die tijd waren niet betrouwbaar en hij schreef zelfs niks op. Toch zijn er dialogen bewaard, waarin hij discussies aangaat en waardoor we veel van zijn ideeën weten. Dit komt omdat Plato, zijn leerling, de dialogen die Socrates voerde heeft opgeschreven. Socrates heeft waarschijnlijk een grote invloed gehad op Plato, maar omdat Socrates zelf niets op schreef weten we niet zeker welke ideeën nou van Plato zijn en welke zijn aangepast over overgenomen van Socrates.


Plato is belangrijk in de filosofie en niet alleen vanwege de bronnen over Socrates. Plato werd geboren in 427 v. Chr, in Athene, met de eigenlijke naam Aristoklés. Hij had rijke ouders die sterk geloofden in de aristocratie. Aanvankelijk was hij niet geïnteresseerd in de filosofie. De bijnaam Plato kreeg hij echter omdat het brede betekent en dit niet zonder rede: hij was een topatleet. Helaas was hij niet goed genoeg voor de Olympische Spelen en probeerde hij iets anders: dichten. Maar ook zijn talent hiervoor bleek net niet genoeg te zijn. Hij besloot in de voetstappen van zijn broers te treden en zo leerde op zijn 20e leerjaar Socrates kennen. Plato was diep onder de indruk van deze man en werd Socrates’ beste leerling. Plato was een ethisch filosoof. Dit houdt in dat hij zich niet met het ontstaan van de aarde en dergelijke zaken bezig hield, want dit deden de natuurfilosofen. Ethisch filosoof zijn houdt in dat hij zich vooral met de mens bezig hield.

Behalve filosofie interesseerde hij zich ook voor de politiek. Zijn ouders hadden veel relaties en hij maakte kennis met oligarchie, democratie en aristocratie. Plato was ook voorbestemd om een bestuursambt te bekleden maar heeft dit nooit gedaan. Toch vond Plato filosofie leuker dan de politiek. Deze voorkeur groeide toen het bestuur van zijn stad er een zooitje van maakte. Plato geloofde niet meer in de democratie en al snel verloor ook de oligarchie zijn belangstelling.

Socrates stierf in 399 v.Chr. door de gifbeker, en Plato was hier kapot van. Hij besloot zich in de filosofie te verdiepen omdat hij van mening was dat de staat alleen goed bestuurd werd als de politici gewaardeerde filosofen werden. Hij gebruikte als 1e de term filosofie, en noemde het de ‘liefde voor de wijsheid’. Na de dood van Socrates reisde Plato veel en meende in Sicilië de ideale staatsvorm te ontwikkelen. Helaas bleek het in de praktijk niet uitvoerbaar en moest Plato Sicilië ontvluchten.

Toen Plato terugkeerde in Athene in 387 v.Chr. stichtte hij een studiegemeenschap, genaamd de Akademeia. De school was de eerste georganiseerde school in Europa. Na de dood van Plato zette zijn neef Speusippus,de school voort.
De Akademeia werd in 528 gesloten omdat de Byzantijnse keizer Justinianus de Grote dacht dat de school een bedreiging was voor het Christendom.
In 347 v.Chr. overleed Plato in Athene.

Belangrijke werken van Plato:

(kleine) Hippias : over de dwaasheid van de sofisten
(grote) Hippias: over "het Schone"
de Ion : over de inspiratie van de dichters.
Protagoras: over de vraag "kan men de deugd aanleren?"
de Laches: een typische Socratische afbakenende dialoog over het begrip dapperheid
Charmides: over (on)bezonnenheid en zelfbeheersing.
Lysis: over wat ons lief is.
Euthyphro: over het wezen van de deugd (vroomheid)
Crito: over gehoorzaamheid aan de wetten

Phaedo: waarin de omstandigheden van Socrates' dood worden verhaald
Apologia Sokratous d.i. de (mogelijk voor een deel fictief) verdedigingsrede die Socrates zou uitgesproken hebben voor de volksrechtbank die hem ter dood zou veroordelen.
Symposium: over liefde en erotiek
Politeia: over de ideale staat
Phaedrus: over de Ideeënwereld
Timaeus: o.a. over Atlantis
Theaetetus: Plato’s belangrijkste kentheoretische werk, waarin hij ook een kritiek op zijn eigen ideeënleer uitwerkte
Nomoi (De Wetten): een uitvoerige wetgeving voor een nieuw op te richten stad, praktischer dan de Politeia.

Zijn ideeën:

Plato had vele ideeën, uitgewerkt op basis van het rationalisme. Want dat was het wat Plato was, een rationalist. Rationalisten vinden dat echte kennis gebaseerd moet zijn op zuiver redeneren. De conclusie is net zo waar als de premissen waar zijn.
Rationalisten zochten wanhopig naar de zeker juiste premissen, dat er geen twijfel aan bestond. Er moet namelijk eerst een vaste basis zijn om vanuit die basis te redeneren. Maar hoe waar is deze basis?
Rationalisme moet in verband worden gebracht met deductief redeneren. Het is gebaseerd op de wetten van de logica. Rationalisme is waarschijnlijk de sterkste redeneervorm, maar hét grote nadeel is dat je zeker moet weten dat de premissen waar zijn, want als deze niet waar zijn is de conclusie ook niet waar.

Rationalisten geloven dat alles voorkomt uit het menselijke denkvermogen.

Plato’s zoektocht naar ware kennis:
Plato wilde weten wat kennis was, ware kennis.
Ten eerste zei Plato, heb je kennis als je zegt: P kent X. Bijvoorbeeld: de koningin van Nederland heet Beatrix. Je moet wel weten wát je zegt. Je moet het begrijpen en kennen. Ook moet je geloven wat je zegt. De voorgenoemde eisen zijn volgens Plato de noodzakelijke voorwaarden om tot kennis te komen. Maar hier nam hij geen genoegen mee. Je moet namelijk kunnen uitleggen waarom je dit denkt, je moet goede argumenten kunnen geven. Dit noemt hij de logos. We hebben nu:

• P kent X:
- P begrijpt X
- P gelooft dat X
- X is het geval
- P kan de ‘logos’ geven voor X

Maar toen Plato langer na begon te denken over deze Logos kwam hij tot een groot probleem. Neem bijvoorbeeld het volgende. Iedereen weet wat een driehoek is. Een vorm bestaande uit 3 hoeken waarvan de graden opgeteld 180 graden zijn. Je kunt een driehoek op papier tekenen, maar ook in het zand en zelfs in de lucht. Toch is elke driehoek anders! Ze zijn niet van dezelfde grootte, hebben niet dezelfde kleur, niet dezelfde dikte van de lijn. Toch herkent iedereen er een driehoek in. Dit komt, zei Plato, omdat je een bepaald concept in je hoofd hebt over wat een driehoek moet zijn. Er bestaan driehoekige vormen, maar dé driehoek bestaat niet. In ieder geval niet hier op aarde, zei Plato.
Dit geldt niet alleen voor driehoeken of andere vormen, dit geldt voor alles. Een mooi voorbeeld is misschien jezelf, een man of een vrouw. Laten we voor het gemak even nadenken over wat nou een vrouw is. Je kunt zeggen dat vrouwen dezelfde geslachtskenmerken hebben. Maar als deze weg worden gehaald, is de vrouw dan geen vrouw meer? Als de vrouw over straat loopt zal iedereen haar gewoon als vrouw zien.

Sowieso kunnen mensen het verschil zien tussen een vrouw en een man. Je hebt korte vrouwen, lange vrouwen, dikke, dunne, lelijke, mooie, ga zo maar door. Elke vrouw is verschillend, maar iedereen herkent de vrouw. Volgens Plato bestaat dé vrouw niet. Niet in deze wereld. Dé vrouw is in dezelfde wereld waar dé driehoek zich bevindt. De wereld van (abstracte) Ideeën en Vormen. Dit was de wereld van de absolute waarheid.
Nou komen we weer terug op de logos. Met de theorie van Plato over deze nieuwe wereld bijdehand, kunnen we nu stellen dat Plato vond dat je pas écht de logos hebt gegeven als je kan zeggen dat het abstracte begrip past op hetgeen wat je ziet. Bijvoorbeeld als je zegt: ‘dat cd hoesje is vierkant’, dan wordt dat niet zeker door naar dat hoesje te kijken, maar door de abstracte vorm ‘vierkant’ op de vorm toe te passen en dan te concluderen dat het overeenkomt.
Plato was zeer geboeid door dit probleem. De ‘Vorm’ van een cirkel bijvoorbeeld in de wereld van Ideeën en Vormen, klopte altijd. Een cirkel is namelijk een lijn waarvan de punten allemaal even ver van het middelpunt afliggen. Dit is altijd waar geweest, is waar, en zal altijd waar zijn. Kennis bestaat al! Ware kennis is onafhankelijk van diegene die het verwoordt, kennis bestaat al ook al is ze nog niet onder woorden gebracht. De mens is diegene die deze wereld van Ideeën en Vormen moet betreden en heeft als enige voldoende verstand om te redeneren en zo deze kennis te in te zien. En net heb ik al gezegd dat rationalisten geloven dat alles voorkomt uit het menselijk denkvermogen: daarom is Plato een rationalist.

We zijn er dus achter gekomen dat Plato met het rationalisme een ‘dualistische ontologie’ hanteert. Ontologie betekent de manier van de wereld filosofisch bekijken, of zijnskunde. Als je even het woord ‘zijnskunde’ gebruikt wordt het misschien wat duidelijker. Plato beweert namelijk dat er 2 werelden zijn, dus er zijn 2 soorten ‘Zijn’. Daarom noemen we dit een dualistische ontologie (duo is 2).
Volgens Plato is de wereld waarin wij leven de wereld van bedrog en schijn. Hij gelooft niet in waarnemingen. Hij kan bijvoorbeeld een appel vies vinden, terwijl iemand anders het heel lekker vindt. Hij vindt dus dat waarnemingen alleen naar meningen leiden. Hij denkt dan ook hiërarchisch (in een bepaalde rangorde): de Wereld van Abstracte vormen (Ideeën en Vormen) is de wereld van de waarheid, de kennis, is echter, en heeft daarom een hogere status dan de wereld waarin wij leven. Op het plaatje wijst de persoon naar boven: hier bedoelt hij de Abstracte Vormen- wereld mee. De afstand tussen de schijnwereld en de Wereld van Abstracte Vormen is niet te overbruggen.

Deze hele wereld van Abstracte vormen is dé logos van Plato. Volgens hem is dit het vaste punt wat je moet nemen om tot ware kennis te komen. Het grondbeginsel van alle kennis is in deze Wereld van Abstracte vormen. Dit zou dus betekenen dat niet alleen vormen in deze wereld voorkomen, maar ook politieke, ethische (wat is goed, wat is fout, wat is kwaad?) en esthetische (schoonheidsleer: Wat is mooi, wat is lelijk?) zaken. Zo waren er in deze Wereld van Abstracte Vormen ook dé ideeën van Wat is rechtvaardigheid, Wat is de juiste regeringsvorm, Wanneer ben je gelukkig, Wat is liefde, Wat is vriendschap.
Iedereen denkt hier anders over. In sommige landen wordt bijvoorbeeld nog de doodstraf gebruikt: hier in Nederland is het al een tijdje afgeschaft. Ook wordt er in sommige landen gebruik gemaakt van kindsoldaten: Nederland is een land dat voor deze kinderen opkomt en hier fel tegen is. Dit heeft natuurlijk ook te maken met de cultuur.
Maar al heeft iedereen hier een mening over, volgens Plato is er toch echt een idee van alles in de Wereld van Abstracte Vormen, en meningen zijn van dit algemeen idee afgeleid. ‘Schoonheid’ bijvoorbeeld moet je niet zoeken bij de mensen, je herkent het alleen, het bestáát gewoon. Het is moeilijk te begrijpen dat Plato dit begrip zomaar los koppelde. Een paar voorbeelden om het te verduidelijken:

Schoonheid moet je herkennen. Dit is makkelijk te vergelijken met het vierkant waar we het net over hebben gehad. Iedereen kan een vierkant herkennen. Dit hoeft niet eens een mooi vierkant te zijn. Je ziet een vierkant in een kubus, in een cd hoesje, maar ook op stickers, schilderijen, fotolijstjes, blaadjes, dozen..Je kunt zelfs een vierkant tekenen! Misschien teken je wel een vierkant dat nog nooit iemand heeft getekend, en is je vierkant uniek. Maar als je het aan iemand laat zien, zal deze er wel een vierkant in herkennen, terwijl het nog nooit eerder is gemaakt. Dat je dit weet, zegt Plato, komt dus door de Wereld van Abstracte Vormen. Je herkent het vierkant, zonder dat je weet wat het échte vierkant is, want de afstand tussen de 2 werelden is zoals eerder gezegd niet te overbruggen.

Een kenmerk van de Wereld van Abstracte Vormen is dat alles eeuwig is. Neem bijvoorbeeld het idee ‘paard’. Ook al zullen alle paarden dood gaan, en het bekend wordt als een uitgestorven ras, toch zal de mens weten wat een paard is. Alle ideeën in de Wereld van Abstracte Vormen zijn ‘Eeuwig’. Je kunt ook een diersoort pakken dat écht al uitgestorven is, zoals de mammoet. Zoals ik het hier opschrijf, houdt dus in dat ik weet wat er met een mammoet wordt bedoeld. Dit komt dus omdat er in de Wereld van Abstracte Vormen een ‘idee’ van de mammoet is. Zo kun je jezelf ook gaan afvragen, dat alles gewoon blijft bestaan als de wereld zou vervagen. Niet letterlijk bestaan, maar de ideeën en vormen zouden in de Wereld van Abstracte Vormen blijven. Zou 1+1 nog steeds 2 zijn als de wereld vergaat? Dus als er niemand meer is om er over te denken? De ideeën van Plato klinken raar en onwaarschijnlijk maar als je hier over na gaat denken..zou hij dan toch gelijk hebben?

Als er inderdaad een Wereld van Abstracte Vormen is, zou dit betekenen dat alles al een plaatsje heeft in deze wereld. Plato gebruikte dit om te verklaren hoe je iets leert wat je nog niet wist: de meno-paradox. Deze paradox vraagt hoe je nieuwe kennis kunt verwerven. Als je iets niet weet ga je er namelijk niet naar zoeken: je weet niet wát je niet zoeken. Maar als de mens het al weet, dan zal hij ook niet gaan zoeken. Nieuwe kennis verwerven lijkt onmogelijk.
Plato loste deze paradox op, te lezen in de dialoog: Meno. Volgens Plato’s epistemologie wordt kennis al bij de geboorte van de mens aan de mens meegegeven. Je hébt het al, het enige wat je moet doen tijdens je leven is deze kennis ontdekken. Je moet het ‘inzien’. Iets nieuws leren is dan volgens Plato ook niet echt nieuw: je herinnert je de kennis. Dit zou dus betekenen dat we nooit iets nieuws leren, je zet gewoon ‘de klepjes open naar de transcendente wereld’. Een bekende uitspraak van Plato is dan ook: ‘denken wil zeggen dat de ziel in gesprek is met zichzelf.’
(Transcendente status: abstracte concepten hebben een geheel eifen bestaan dat uitstijgt boven datgene waarnaar ze verwijzen).

Het verschil tussen de echte wereld en de Wereld van Abstracte Vormen wilde Plato duidelijker maken. Een bekend voorbeeld is de grotvergelijking van Plato. Het verhaal staat in Politeia van Plato, in een dialoog tussen Socrates en Glauko.

Deze mythe gaat over een paar mensen die in een grot gevangen zitten, ze zitten vastgeketend aan de vloer en kunnen geen kant op. Zo zitten ze daar al hun hele leven lang, ze zijn nog nooit buiten de grot geweest. Achter hen is een lichtbron, het vuur. De hele dag kijken ze naar schaduwen op de muur, die veroorzaakt worden door een vuur. Tussen het vuur en de gevangenen lopen een soort van ‘poppenspelers’. Zij hebben voorwerpen in hun hand en hiervan worden de schaduwen geprojecteerd op de muur. Dit hebben de gevangen echter niet door: ze kunnen hun hoofd niet draaien. Wat ze voor zich zien, is voor hen de werkelijkheid. Dan wordt een van de gevangenen mee naar buiten genomen. Eerst zal hij verblind worden door de felheid van de zon en het liefste terugkeren naar de grot. Maar als hij aan het licht is gewend, ziet hij de zon, en ’s nachts de sterren en de maan. Hij komt erachter dat schaduwen geprojecteerd worden door de zon, hij komt erachter dat de zon de kringloop en de verandering van de seizoenen veroorzaakt. Na deze wereld gezien te hebben, zal hij medelijden hebben met de andere gevangenen die nog in de grot zitten. Hij weet namelijk wat de wereld erbuiten is, en zou liever als arm, onwaardig man leven dan in de grot nog langer voor de gek worden gehouden. Maar als deze man terugkeert naar de grot, en zijn ogen moeten heel lang wennen aan het donker, dan zullen de gevangenen denken dat de reis niet de moeite waard is geweest: je komt immers terug met verknoeide ogen. Ze zullen de arme man niet geloven.

Dit verhaal, deze gelijkenis, kan worden toegepast op de wereld waarin wij leven, vertelde Socrates tegen Glauko in de dialoog. De grot is onze wereld, het vuur is de zon, de tocht omhoog naar het licht, is de weg van de mens van deze wereld naar ‘het gebied van het zuivere weten’. Alleen god kan weten hoe het zit, wat nu echt de werkelijkheid is.

Het geloof in de Wereld van Abstracte Vormen noemen we platonisme.

De ideeën van Plato zijn allemaal gebaseerd op het rationalisme. Hier zit het woord ‘ratio’ in, en dat betekent ons vermogen om te denken. Het rationalisme is de opvatting dat uitspraken ‘beyond doubt’ kunnen worden bewezen. Het is ontstaan toen de eerste filosofen niet meer in de goden geloofden maar nu bedachten dat ze konden vertrouwen op de kracht van hun eigen ratio. De eerste filosoof, Thales, baseerde zijn theorieën op logisch nadenken. Hij was daarmee ook de 1e rationalist. Rationalisten zullen altijd moeten zoeken nar een algemene premisse, die zeker is, en zullen overtuigd moeten zijn dat de premisse juist is, willen ze zeker zijn van de conclusie. Die algemene premisse, die ze zoeken, is het vaste punt waar we het eerder over hebben gehad. De algemene premisse, het vaste punt van Plato, is de ideeën wereld. Dit heeft hij bereikt door zijn ratio te gebruiken, door te geloven in het denkvermogen van de mens. En juist dat maakt Plato een beroemde rationalist.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.