De middeleeuwen

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 1e klas havo/vwo | 3636 woorden
  • 27 april 2005
  • 541 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
541 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. Inleiding Dit werkstuk gaat over de middeleeuwen. Niet over één bepaalde middeleeuwse stad, maar de middeleeuwse steden in het algemeen. De middeleeuwen begonnen ongeveer van de 5e tot de 15e eeuw na Chr. De middeleeuwen stonden vooral bekend om zijn ridders. En rijke mensen leefden in kastelen. Er was veel verschil tussen rijk en arm. Ook waren er veel ziektes in de middeleeuwen bijvoorbeeld: de pest, lepra, mazelen en vele anderen, maar dat bespreken we later in dit werkstuk. Wij hopen dat we zelf veel van dit werkstuk kunnen leren, en dat u het leuk vindt om te lezen. 2. De middeleeuwen De middeleeuwen liepen ongeveer van de 5e tot de 15e na Chr. De middeleeuwen begonen door de plundering van Rome en de val van het Romeinse Rijk. De Romeinse manier van leven verdween niet meteen, maar de manier van samenleven veranderde wel. Het Romeinse Rijk breidde zich in het begin van de eerste eeuw uit van Europa tot aan Noord-Afrika, Palestina, Syrië en Klein Azië. De middeleeuwen zijn in 3 tijdvakken in te delen: *Vroege middeleeuwen (500-900) * Volle middeleeuwen (900-1300) * Late middeleeuwen (1300-1500) Gilden

De gilden waren verenigingen van ambachtslieden met hetzelfde beroep. Apothekers, schoenmakers, bakkers, bierbrouwers hadden allemaal hun eigen gilde. Als een jongen in de middeleeuwen smid wilde worden dan ging hij niet naar een speciale school maar dan ging hij leren bij een smid. Als het allemaal goed ging werd hij na een tijdje tot gezel benoemd. Als die jongen echt goed was in zijn vak, dan kon hij meester worden. Hij moest dan een heel goed werkstuk maken. Als de gilde dit werkstuk goed keurde, dan zou hij zelf meester kunnen worden. De meester zou dan zelf een bedrijf mogen beginnen. De mensen die voor de meester werkten noemde je een gildenbroeder. Als de gildenbroeder slecht werkte mocht hij geen lid meer zijn van de gilde. De gildenbroeder betaalde ook geld aan het gilde. Het gilde had dus altijd geld in zijn kas voor bijvoorbeeld een noodgeval. Handelaren
Handelaren kochten het overgebleven voedsel van de boeren. Op de markten verkochten ze dit weer. De handelaren reisden veel, het was soms gevaarlijk. Ze waren bang voor rovers, daarom reisden ze het liefst in groepen. In de winter als het te koud was om te reizen, zochten ze een kasteel, klooster of kerk op. De handelaren vonden het erg belangrijk dat ze dicht in de buurt van een rivier of knooppunt van belangrijke wegen bleven. Daar waren markten waar veel mensen op af kwamen. Ambachtslieden
Op de boerderijen maken de bewoners voedsel, kleding en gereedschap voor zichzelf. In de achtste eeuw gaat een groep mensen weg van de boeren om in handelsplaatsen luxe artikelen en gereedschap te maken uit grondstoffen. De handelsplaatsen ontstaan op goede plekken waar geen overstromingen voorkomen en liggen aan knooppunten van belangrijke wegen. De handel werd vooral gedreven over veel rivieren in De Graafschap.Andere bedrijven kwamen er niet meer bij omdat de ambachtslieden hun eigen voedsel en dagelijkse behoeften zelf maakten. In de loop van de 10e tot de 13e eeuw veranderde dit en kwamen er steeds meer gespecialiseerde bedrijven bij. Daardoor hadden de boeren meer tijd om steeds meer in de landbouw te gaan doen. Hierdoor kon er steeds meer voedsel worden geproduceerd zodat er steeds minder mensen honger hadden. De bossen werden gekapt en werden omgebouwd tot akkerland. De boeren kochten deze bossen bij de landsheer zodat deze er ook weer aan verdiende. Stadsrechten
De handelaren en ambachtslieden wilden alles goed regelen. De wegen moesten goed zijn, net als de groente, kaas, eieren, leer en wol. Ze maakten afspraken over de prijzen die de mensen moesten betalen. Dus wilden ze regels en wetten gaan maken. De landheer(een graaf of bisschop) die de baas was over het gebied waar het dorp lag, moest zijn toestemming geven. Als hij dat deed dan gaf hij stadsrechten aan de nederzetting. Het dorp werd een stad.De stad kon zich nu verdedigen tegen aanvallers. Een stad had verschillende rechten, zo mochten de bewoners een eigen rechtbank hebben, eigen wetten maken en een stadsmuur bouwen. Veranderingen in de landbouw
Rond het jaar 1000 had Nederland nog maar heel weinig steden, er waren wel veel dorpen. De mensen leefden van de landbouw. Er waren toen natuurlijk nog geen tractoren en andere machines om het land mee te bewerken. Alles werd met de hand en simpel gereedschap gedaan. De mensen hadden een heel zwaar leven. Maar in de loop van de tijd werden er steeds betere manieren bedacht om het land te bewerken. Na 1100 vonden de boeren ijzeren ploegen met wielen uit, daarmee kon je veel dieper en beter in de grond ploegen. De paarden en ossen kregen hoefijzers waardoor ze beter konden lopen. Door deze dingen werd het werk van de boeren veel minder zwaar. Maar belangrijker was dat de oogsten ook veel groter werden. Zelfs zo groot dat er soms voedsel overbleef. 3. Ziekte en geneeskunst Er waren super veel ziektes in de middeleeuwen. Door de verspreiding van de ziektes, zoals de pest gingen er duizenden mensen dood. De geneeskunde begon in de middeleeuwen heel langzaam. Veel ziektes konden niet genezen worden. Een van die ziektes was lepra. De besmette mensen moesten bij elkaar wonen. De mensen maakten soms wetten om te zorgen dat de mensen niet naar de stad mochten. Soms werden er huizen gebouwd ver van de stad vandaan waar de besmette mensen konden leven. Iedereen was heel erg bang voor die mensen. Andere ziekten die in die tijd nog niet genezen konden worden waren de mazelen. Tuberculose, dysenterie, pokken, en roodvonk. De beulenpest was de meest gevreesde ziekte, De pest werd ook wel de Zwarte Dood genoemd. De pest kwam via handelsroutes binnen en brak in 1347 uit in Italië. De ziekte verspreidde zich heel snel. Overal was er paniek en duizenden mensen gingen dood. Aan de pest stierf ongeveer 20 tot 40% van de bevolking. De pest werd overgebracht door ratten en vlooien. Mensen die de pest hadden kregen allemaal bulten op hun lichaam. Mensen probeerden ziektes te verhelpen met spreuken. Overal in Europa werd dit gedaan en sommige dokters gebruikten ook kruiden om ziektes te genezen bijv. Smeerwortel en duizendblad. De hygiëne in de middeleeuwen was ook heel erg slecht, daardoor kon de pest zich nog sneller verspreiden. De dokters kwamen er pas in de 19e eeuw achter dat hygiëne en de gezondheid van alle mensen veel met elkaar te maken had. Afval, poep, en andere vieze dingen werd zomaar op straat gegooid. 4. Middeleeuws eten In de middeleeuwen hadden de mensen andere eetgewoonten dan nu. Bijna iedereen die op het platteland woonde verbouwde zijn eigen eten en soms hadden de mensen hongersnood. De rijken hadden veel meer te eten. En feesten waren heel belangrijk in het dagelijkse leven. In de middeleeuwen gebruikten de mensen vooral sterke kruiden en specerijen zoals peper, kaneel en komijn. Dat dezen ze vooral om de smaak van het bedorven eten tegen te gaan. De specerijen werden uit het Oosten gehaald en waren heel erg duur. Om het eten een kleurtje te geven werd bijvoorbeeld saffraan(geel) of peterselie(groen) gebruikt. Er bestonden niet heel veel makkelijke manieren om het eten lang goed te houden. Het meeste vlees werd gerookt of gezouten, zodat het langer goed bleef. Groenten werden bijvoorbeeld gedroogd. Er werd ook gejaagd zoals: zwaan, reiger, pauw, walvis, bruinvis of zangvogeltjes. Dit was natuurlijk weer alleen voor de rijken. De armen hadden natuurlijk veel minder lekkere dingen zoals: kool, prei, ui of andere groenten, havermoutpap, en brood. De armen verbouwden zelf hun eten en ze moesten een deel van het voedsel aan de heer van het land waarop zijn woonden geven. Dit was een soort van huur, alleen het was geen geld. Het was niet makkelijk om voedsel te verbouwen. Vooral in de winter hadden ze het heel zwaar. Soms was er hongersnood. In het begin van de 14e eeuw mislukte de oogst een paar keer. Omdat veel vee ziektes kreeg, hadden de armen het erg moeilijk. Hun weerstand werd steeds slechter en veel mensen gingen dood door honger en ziektes. Iets belangrijks in de middeleeuwen waren feesten, elk jaar werd er een feest georganiseerd door de landheer en voor het binnenhalen van de oogst. De landheer maakte bij andere gelegenheden ook wel eens een feestmaal. Vaak was het brood, bier of een gerecht met vlees en erwten. Monniken en nonnen hielden hun maaltijden eenvoudig. Ze lieten alle luxe dingen staan om te laten zien dat zij geen waarde hechtten aan normale dingen. Soms aten ze ook helemaal niet dat heet vasten. Of het eten werd veranderd om godsdienstige redenen: een echte katholiek at bijvoorbeeld geen vlees. Er waren in de Middeleeuwen heel veel Katholieken, en de Katholieke geestelijkheid had heel veel macht. Met de geestelijkheid worden de personen bedoeld die voor een godsdienstinstelling werken zoals een dominee,pastoor,. bisschop, kloosterlingen enz. 5. Vrije tijd Voor bijna alle mensen was er weinig verschil tussen werk en vrije tijd. Vrije tijd was niet alleen voor het vermaak maar ook om eten op tafel te krijgen of om zichzelf voor te bereiden op een oorlog. Voor de allerarmsten was vrije tijd net als werken in de landbouw. In de oogsttijd gaf de heer grote feesten om zijn arbeiders te belonen. Als het graan was opgeslagen kwamen er nog meer feesten. Er waren dan wedstrijden zoals wie het meeste gras of stro kon tillen. De prijzen waren bijvoorbeeld: varkens, stro en hout. Er was nog een spel: stropen, boeren jaagden op konijnen, herten en vogels. In het dorp deden de mensen spelletjes en dansten veel. Sporten zoals hockey, voetbal en worstelen dezen de mensen veel. Er waren toen minder regels dan nu, dus de sporten waren veel ruiger. Er werden vaak feesten met fluit en vioolmuziek op kerkhoven gehouden. Het toernooi en de jacht deden de ridders heel graag. Deze bezigheden waren net zoals bij de armen ergens voor bedoeld. De ridders trainden voor de oorlog. De eerste toernooien waren veldslagen tussen groepen ridders. Het werd ineens heel populair. In de 12e eeuw kwamen er ridders uit heel Europa op een toernooi af. Er waren heel mooie prijzen te winnen zoals: kostbare oorlogspaarden, wapens, of geld. Iedereen had vrij op heiligendagen. Deze dagen werden gevierd met speciaal georganiseerde dingen. Op heiligendagen was er vaak kermis, dat vonden de mensen heel erg leuk.
6. De kleding In de middeleeuwen kon je aan de kleren zien of iemand arm of rijk was. Boeren droegen simpele kleren, maar de rijke stadsmensen kleedden zich veel mooier. De kleren van de edelen waren van de mooiste stoffen gemaakt en versierd met edelstenen. De arme mensen sponnen en weefden hun kleren zelf. De mannen droegen kleren tot boven hun knie, met daaronder een soort middeleeuwse maillot of beenkappen. Over hun hoofd droegen ze een soort van capuchon. Vrouwen droegen een soort lange jurk. De kinderen zagen er hetzelfde uit als de ouders. De kleren van de armen waren helemaal niet modieus, die van de rijken wel. Mode was in de middeleeuwen voor de rijken heel belangrijk. De rijken kleedden zich modieus om indruk op elkaar te maken. Als er iets bijzonders was droegen ze veel juwelen, gouden kettingen en kleurige kleding. Elke kleur had een andere betekenis: *Blauw: ik ben verliefd *Geel: ik ben boos *Grijs: ik ben verdrietig
In de vroege middeleeuwen kleedden ook de rijken zich eenvoudig. Maar na 1100 begon de mode steeds belangrijker te worden. Hoeden, schoenen, kapsels, kleren en jassen waren erg belangrijk. 7. Het gezin Als je in de middeleeuwen leefde kon je meestal niet zelf beslissen met wie je trouwde of wat voor een opleiding je kreeg. Het lag er aan uit wat voor een stad je kwam, en het was moeilijk om te zorgen dat je iets anders kon doen dan het werk van je stand. Het leven van een boerengezin heel anders dan dat van edelen en ridders. Als er een baby werd geboren, werd het kindje meteen gedoopt omdat baby’s vaak door ziektes al binnen een paar dagen dood gingen. Ouders waren streng voor hun kinderen. Vanaf je 10e zeiden ze dat je volwassen was. Kinderen uit arme gezinnen moesten helpen bij het verdienen van het eten. Kinderen van edelen werden bij een andere familie gebracht om daar opgeleid te worden. De achternamen van edele families waren vaak ook de namen van hun landgoed, zoals van Bourgondië. Arme families hadden hun werk als achternaam zoals Molenaar of Smid, of de naam van hun woonplaats zoals van Nuenen. Sommige mensen waren bekend als zoon of dochter van iemand zoals Janszoon of Simonsdochter. Als je vrouw was in de middeleeuwen had je niet zo veel over je leven te zeggen. Boerenvrouwen werkten meestal op het land van een heer. De heer besloot ook wanneer een vrouw mocht trouwen. Ze mochten vaak alleen trouwen met iemand van het zelfde landgoed. Heel weinig vrouwen mochten naar school, soms leerden de dochters van een ridder lezen. Rijke ridders hadden veel mensen in dienst, iedereen wilde dat wel want het was een eer als je werd aangenomen. Sommige mensen zagen het als een manier om rijk te worden. Er liepen veel mensen rond: narren, kunstenmakers, en reizigers die om een huis hadden gevraagd. Er waren ook nog bedienden, koks, stalknechten, valkeniers en nog veel meer personeel. Trouwe bedienden van rijke edelen kregen als beloning soms kleren, dure oorlogspaarden of andere dingen. Bij de armen was het leven heel anders, arme mensen wisten nooit zeker of ze genoeg eten hadden. Veel arme gezinnen hadden vaak niet genoeg eten, als je wilde trouwen moest je eerst weten of je wel genoeg eten kon geven. 8. De strijd Een ridder moest goed voor zijn wapens zorgen, omdat zijn heer of de koning hem zelf zo kon oproepen tot een gevecht. Soms kon hij betalen in plaats van te vechten, maar hij zou toch ooit een keer mee moeten vechten in een oorlog. Hij nam een aantal mensen mee: Schildknaap, een paar ruiters, soldaten en boogschutters. De middeleeuwse ridders vochten in maliënkolders, een pak die gehaakt was van ijzeren ringetjes. Het pak werd gemaakt van stevig en buigzaam materiaal. Maar het zorgde niet voor volledige bescherming, een pijl of een ander wapen kon er doorheen gaan. De ridders bedekten hun knieën met stalen platen, na honderden jaren werden er steeds meer platen toegevoegd. In de 15e eeuw droegen de ridders een stevig harnas. Het was niet makkelijk om in een harnas te vechten, hij woog namelijk 25 kilo. Maar hij was wel licht genoeg om snel te bewegen en op te staan als je van je paard viel. Ridders
Om ridder te worden moest je een man zijn, maar soms gingen vrouwen ook mee op kruistochten.(een oorlog in de riddertijd). Je moest uit een rijke familie komen, soms werd daar ook over gelogen. Het was erg duur om ridder te zijn. Je moest ook bewijzen dat je goed was in de strijd. Als teken dat je een ridder was tikte een andere ridder met zijn zwaard op zijn schouders. Dat heette ‘ridderen’. De zoon van een rijke ridder werd meestal zelf ook een ridder. Als hij ongeveer 14 was werd hij schildknaap. Hij moest de ridders helpen bij het voorbereiden op de strijd. Daarna werd hij meestal eerst nog wachter en na ongeveer 4 jaar ervaring in de strijd kon de schildknaap een echte ridder worden. Ridders waren niet alleen vechters op een paard, maar ook rijke, belangrijke en edele mensen. Iedereen keek tegen de ridders op. Ridders leefden volgens strenge regels. Ze moesten zich heel netjes gedragen en andere mensen beschermen. Ridders geloofden in God, en ze wilden dat andere mensen dat ook deden. Het was heel belangrijk hoe een ridder eruitzag, hoe hij leefde, hoe hij at, hoe hij feesten organiseerde en wie hij uitnodigde. Kastelen
Duizend jaar geleden werden de kastelen nog van hout gebouwd. Maar als snel ging men de kastelen van steen bouwen. Omdat dat steviger was en het kon niet zo snel branden. Het ontwerpen en bouwen van een kasteel was niet makkelijk. Werktuigen en bouwmaterialen moesten over de zee werden gebracht, daarom duurde het soms wel 10 of 20 jaar voordat een kasteel helemaal af was. -Een timmerman gebruikte een bijl, een boor, een zaag en een gewone handzaag. -Een metselaar gebruikte een metselaarsbijl, een beitel en een hamer. Om een kasteel te bouwen waren veel mensen nodig. Veel middeleeuwse kastelen kan je nu nog steeds bekijken, je kunt meer te weten komen over het leven van toen. In de middeleeuwen werden veel steden beschermd door een kasteel. Soms werd er een kasteel gebouwd als de stad al lang bestond, dan groeide er om de muren van het kasteel langzaam een nog grotere stad. Koningen hadden vaak meerdere kastelen. Gewone ridders woonden vaak in kleinere landhuizen. Kinderen hielpen mee in het huishouden. De wc kwam uit op de gracht. Pas in de 15e eeuw kwam er meer luxe. Grotere kastelen hadden eigen visvijvers, boomgaarden, wijngaarden en ook groente- en kruidentuinen.
9. Adel Met de adel bedoelen we de rijke mensen die in de tijd van de middeleeuwen leefden. Ridders, jonkvrouwen, kasteelheren, markiezen, koningen en koninginnen waren van adel. Er waren maar weinig mensen echt rijk. Van de 100 mensen waren er misschien maar 2 van adel. Rijk zijn betekende niet meteen dat je veel geld had, als je rijk was dan bezat je veel stukken land. De adel gaf land aan de arme mensen waar zij dingen op konden verbouwen. Ze moesten in ruil daarvoor op het land werken. Het leven van de adel was goed. De rijken hoefden bijna niets zelf te doen. De adel droeg mooie kleding, en vermaakte zich met bijvoorbeeld een muzikant te laten komen. Hiernaast zie je hoe de middeleeuwse maatschappij is opgebouwd. Bovenaan staan de koning, de graaf, de leenheer en de kasteelheer is de baas. De adel is hoger in aanzien dan de boeren. Daaronder staan de mensen van de kerk, bisschop, priester. Daaronder de edellieden. Je kunt goed aan de kleding zien wie het belangrijkst is, de meeste mensen waren boer. Zij moesten gehoorzamen aan de adel. De boeren kwamen niet snel in opstand, dat kwam ook door de Kerk. De Kerk vertelde de arme mensen dat ze de adel moesten gehoorzamen. Mensen die boer waren deden hun hele het zelfde. Je kon niet snel opklimmen in belangrijkheid. 10. Economie Geld bestaat al duizenden jaren, maar het werd bijna nooit gebruikt. Mensen deden aan ruileconomie, je ‘betaalt’ dan met goederen en werken voor je heer. Mensen op het platteland waren autarkisch, dat betekende dat ze alles zelf maakten zonder het te verkopen aan andere handelaren. Een boer maakte zelf eten voor zijn familie en de vrouw zorgde voor de kinderen en maakte kleding. Tussen de tiende en de twaalfde eeuw veranderde die manier van betalen. De handelaars trokken van de ene markt naar de andere, en van de ene stad naar de andere stad. Ze wilden hun spullen niet ruilen tegen andere goederen of tegen diensten. Ze wilden een betaalmiddel hebben die ze ook weer ergens anders konden gebruiken, geld dus. De ruileconomie werd toen geldeconomie. 11. Volksverhuizingen De volksverhuizingen kwamen door uitputting van de landbouwgronden, epidemieën en het milieu werd ook steeds slechter. In sommige gebieden zoals West-Nederland blijkt dat er in de 4e en 5e eeuw helemaal niemand meer woonde. (De grote volksverhuizingen in de middeleeuwen) 12. Het einde van de middeleeuwen Er veranderden langzaam veel dingen in de middeleeuwen. De samenleving begon te veranderen. De kerk zei in de middeleeuwen bijna alles over hoe je moest leven, maar steeds meer burgers (mensen uit een dorp of stad) vonden dat vervelend worden. De paus had over veel dingen de macht, dat vonden veel mensen niet goed. Ze wilden zelf beslissen over dingen zoals onderwijs, politiek en godsdienst. In plaats van dat de kerk alles besliste. Door al deze nieuwe ideeën verdween rond de 15e eeuw de middeleeuwen en begon de Renaissance. 13. Nawoord Wij vonden het leuk om dit werkstuk te maken. Ook al wisten we er al een aantal dingen van af. We zijn er achter gekomen dat de middeleeuwen best wel een interessante periode was, en er veel verschil was tussen de rijke en de arme burgers. Het leven in de middeleeuwen leek ons erg zwaar als je arm was, het werken op het land enz. Ook zijn we er achter gekomen dat de mensen veel van feesten en lekker eten hielden. We hebben geprobeerd alle begrippen in het werkstuk te krijgen, en het is nog gelukt ook. Wij hopen dat u het leuk vond om te lezen, en het werkstuk er goed uit vindt zien.
14. Bronvermelding http://www.wereldorientatie.net/htm/middeleeuwen/pages/Een%20ridder_jpg.htm
http://www.schooltv.nl/vroegerenzo/pagina.jsp?nr=vz_werkstuk&wsnr=131364
http://www.wereldorientatie.net/htm/middeleeuwen/pages/De%20handelaar_jpg.htm
http://huiswerk.scholieren.com/werkstukken/verslag.php?verslagid=19211
http://images.google.nl/imgres?imgurl=http://www.20eeuwennederland.nl/images/foto245/03_NL_13.jpg&imgrefurl=http://www.20eeuwennederland.nl/dbres/%3Fa%3D876&h=180&w=245&sz=20&tbnid=FSxOZKEO1swJ:&tbnh=77&tbnw=105&start=1&prev=/images%3Fq%3Dstad%2Bin%2Bde%2Bmiddeleeuwen%26hl%3Dnl%26lr%3D%26sa%3DN
http://mediatheek.thinkquest.nl/~kla027/ http://www.arabieren.be/nederlands/geschiedenis_godsdienst/image/kruistochten.jpg
http://www.iselinge.nl/scholenplein/pabolessen/02032akasteel/website/Kastelen%20in%20Gelderland_bestanden/25728654GiFknsTzDI_ph.jpg
http://www.www.geschiedenisles.web-log.nl/log/451784
http://geneaknowhow.net/faq/handel/gilden.htm
http://www.taptoe.nl/datacon/spreekbeurt_old.asp?itemid=93&pageNumber=2
http://www.cbs-debrug.nl/middeleeuwen/middeleeuwen.htm
http://home.wanadoo.nl/j.strijbos/Middeleeuwen/Index.htm
http://www.digischool.nl/gs/community/histoforum/ict/aklink3.htm#Eten
http://www.the-artfile.com/nl/historie/middeleeuwen/middeleeuwen.htm
http://www.webkwestie.nl/me_01/#Kruistochten
http://www.wereldorientatie.net/htm/middeleeuwen/ http://www.digischool.nl/mu/leerlingen/geschiedenis/middeleeuwen/algemeen.htm
www.archeon.nl/lang_nl/scholen/middeleeuwen1.htm - 8k -

REACTIES

O.

O.

wat waren de nadelen en de voordelen van de ridderkleding

18 jaar geleden

P.

P.

wie is othman nou weer

7 jaar geleden

N.

N.

ik mis straffen

9 jaar geleden

N.

N.

wat bej tong een oen jong jong jong

7 jaar geleden

A.

A.

mooi werkstuk

8 jaar geleden

S.

S.

Informatief!! Handig voor werkstuk...

8 jaar geleden

P.

P.

fart fart ahah lalalalallalal prengk lalal fart lalal prengk hihihihihihi lolprengk ghuh bjgmdbd

7 jaar geleden

N.

N.

lalalalalalal prengk lalalal ik ben een koe/blobvis/taart/oen/poepiedoepielala

7 jaar geleden

#.

#.

wat? koeflat! #lalprengk #nadinnpower

7 jaar geleden

R.

R.

nadinn jij plaatst wel veel rare reacties

7 jaar geleden

J.

J.

Hoi??

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.