De Franse Revolutie

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 5099 woorden
  • 31 oktober 2004
  • 638 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
638 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
De Franse Revolutie.

Inleiding.

Een revolutie is, in tegenstelling tot een evolutie, in het algemeen een grote verandering die in een korte tijd plaatsvindt. Als een revolutie in één land plaatsvindt gaat het er meestal om dat de macht over het land overgaat in andere handen. Het woord betekent letterlijk ‘omwenteling’.
De Franse Revolutie, waar dit werkstuk over gaat, was de eerste, voor zover bekende, revolutie. Hij duurde van 1789 tot 1815.

1. Oorzaken van de Franse Revolutie.

De standen.

Een van de problemen die van belang waren voor het ontstaan van de Franse Revolutie waren de drie standen. Die drie standen waren de geestelijkheid (eerste stand), de adel (tweede stand) en de boeren en burgerij (derde stand). Elke stand had zijn vastgestelde verantwoordelijkheden: de geestelijkheid zorgde voor de godsdienst, de adel voor de verdediging van het land, de boeren voor het voedsel en de burgerij voor de rest. Op zich was dat niet zo’n groot probleem, maar de reden dat het een probleem is geworden was dat de eerste en tweede stand bevoordeeld waren en dat je niet van stand kon wisselen, omdat je geboorte bepaalde tot welke stand je behoorde. Behalve bij de geestelijkheid, die stond open voor alle standen.

Na een tijdje ontstonden er ook binnen de verschillende standen ongelijkheden. Bisschoppen uit de steden waren meestal rijk maar de pastoors uit de boerengemeenschappen waren meestal arm.
Ook in de tweede stand waren er verschillen tussen hoge en lage adel. De hoge adel was rijk en leefde vaak bij de koning aan het hof. De lage adel kon je opsplitsen in landadel en burgelijke ambtsadel. De landadel leefde op het land in de provincie en had vaak grond waar de boeren op werkten. De burgelijke ambtsadel woonde in de stad en had vaak een adelijke titel gekocht.

De schulden van de staat.

Koning Lodewijk XVI had veel geld uitgegeven aan het hof, het leger, buitenlandse politiek en de aanleg van wegen. Zoveel zelfs dat de staat diep in de schulden zat. Maar de schulden kwamen niet alleen door de grote uitgaven; het belastingstelsel deugde ook niet. De adel en de geestelijkheid betaalden geen belasting en de arme boeren en de burgerij moesten alle belasting opbrengen.

Voorrechten en klachten.

De eerste van de drie standen waaruit de bevolking bestond was de geestelijkheid. De geestelijkheid bestond uit priesters, bisschoppen, etc. kortom ‘De Kerk’. De kerk had, vanwege zijn macht op de bevolking, grote voorrechten. De kerk had bijvoorbeeld een groot deel van het land in bezit, maar vormde maar een klein deel van de bevolking. Ook mocht de kerk de Franse bevolking belasting laten betalen, maar hoefden ze dat zelf niet te doen. In plaats van die belasting schonk de kerk geld aan de staat, maar dat was meestal lager dan het bedrag dat ze betaald zouden moeten hebben als ze wel belasting zouden moeten betalen.

De tweede stand bestond uit de adel. De adel had ook voorrechten in vergelijking tot de lagere bevolkingsgroepen. Ze bezaten, net als de kerk, een groot deel van het land in Frankrijk, maar vormden samen maar een klein deel van de bevolking. Verder hoefden ook zij geen belasting te betalen in tegenstelling tot de boeren en de burgerij en kregen ze hoge functies in de kerk, het leger en in het bestuur van het land. Ondanks al die voorrechten hadden ze ook klachten. Ze waren tegen het absolutisme, wat betekent dat alle macht bij de koning berustte. De adel wilde zelf ook de macht over het land in handen hebben.

De boeren vormde samen met de burgerij de derde stand van de bevolking en ze hadden het een stuk minder goed dan de adel en de geestelijkheid. De boeren hadden vaak niet genoeg geld om zelf een stuk grond te kopen. Daarom bewerkten ze een stuk grond dat eigendom was van een edelman of een rijke persoon uit de derde stand. In ruil voor die grond moesten ze wel een deel van de oogst afstaan aan de bezitter van de grond. Toen er in 1787 en in 1788 een slechte oogst was moesten ze eerst een groot deel van de oogst aan de heer geven en daarna was er niet veel meer over van de oogst en leden de boeren honger en werden daardoor ontevreden. Verder moesten ze ook nog heel veel belasting betalen en omdat de staat grote schulden had, die ook nog steeds groter werden, moest de derde stand nog meer belasting betalen dan ze al deden, zodat de koning de schulden kon betalen. Ook hadden ze zelf geen inspraak in de besteding van het belastinggeld dat ze moesten betalen. Daarom wilden ze politieke macht om mee te beslissen over wat er met de belasting gedaan werd en wilden ze dat iedereen evenveel belasting moest betalen.
Een klein deel van de bevolking werkte in de nijverheid, zij behoorden ook tot de derde stand en hadden ook klachten. Ze moesten hard en lang werken onder heel slechte omstandigheden. De mensen stierven op jonge leeftijd waardoor de gemiddelde leeftijd erg laag was. Ondanks het feit dat ze zo hard werkten, kregen ze er bijna geen geld voor en konden ze maar net leven van het loontje dat ze kregen en konden ze nauwelijks fatsoenlijke kleding kopen. Toen de oogsten slecht waren in 1787 en 1788 konden ze de stijgende prijzen van het brood niet meer betalen en werden ook ontevreden.

De bovenlaag van de burgerij was de bourgeoisie, de rijke burgerij. Het waren kooplieden, bankiers, doktoren, etc. Ook zij behoorden tot de derde stand en moesten dus ook meer belasting betalen dan de adel en de geestelijkheid. In het begin was dat niet zo’n erg groot probleem omdat de bourgeoisie toen genoeg geld had om een adelijke titel bij de koning te kopen. Helaas was de oude adel tegen het kopen van adelijke titels bij de koning en lukte het ze om de koning over te halen om geen adelijke titels meer te verkopen. Minder belasting was niet het enige wat de bourgeoisie wilde. De adel kreeg ook de belangrijke baantjes: de hoge rangen in het leger, het bestuur van het land en de kerk, terwijl de bourgeoisie vaak veel beter in staat was om die functies uit te voeren dan de adel. Verder was er geen vrijheid van meningsuiting en drukpers, waardoor ze niet alles konden schrijven wat ze wilden. Ook wilden de kooplieden meer vrijheid bij hun werk.
Het bestuur van het land was ook een reden tot klagen. De koning was niet echt een goede koning. Hij nam de verkeerde beslissingen op het verkeerde moment en dat is meestal niet handig als je alleenheerser bent.
De Franse koningen hadden zoveel oorlogen gevoerd, dat het koningshuis bijna geen geld meer had om de schulden die daardoor waren ontstaan terug te betalen. Om geld voor die schulden te krijgen kon je een hoge functie kopen. Daardoor kwamen er mensen in het bestuur van het land die er helemaal niet geschikt voor waren. Je geld was belangrijker dan je vaardigheden.
In de rechtspraak werd de tweede stand ook voorgetrokken ten opzichte van de derde stand. Deze kreeg bijvoorbeeld voor dezelfde overtreding een zwaardere straf dan de tweede stand en kreeg vaak niet eens een proces en werd zo maar gevangen genomen.

2. Gebeurtenissen in de Franse Revolutie.

De Staten-Generaal.

Ondanks de extra belasting die de derde stand betaalde had Frankrijk nog steeds een grote staatsschuld. Koning Lodewijk XVI wilde dat de adel ook belasting ging betalen om de schulden af te betalen, maar dat wilde de adel natuurlijk niet en ze kwamen in verzet. Ze stelde voor om de Staten-Generaal weer op te roepen om te overleggen.
Maar echt eerlijk was die vergadering niet omdat iedere stand maar een stem had en de geestelijkheid stemde bijna altijd met de adel mee, omdat die voor een groot deel uit adel bestond. Daarom besloot de koning dat de derde stand met twee keer meer mensen mocht komen, wat natuurlijk niets uitmaakte, omdat er per stand werd gestemd. Op 5 mei 1789 werd de vergadering geopend, maar omdat de vorige keer dat de Staten-Generaal bij elkaar werd geroepen meer dan anderhalve eeuw geleden was, wist niemand wat de Staten-Generaal wel en niet mocht en hoe er gestemd moest worden.
De koning besloot dat er per stand gestemd moest worden en natuurlijk was de derde stand het hier niet mee eens en vonden dat er per hoofd gestemd moest worden. Ook wilde de derde stand over een nieuwe grondwet van het land praten, maar de koning wilde alleen advies over de financiën en weigerde over een grondwet te praten. De derde stand werd boos en ze scheidden zich af. Ze gingen naar de kaatsbaan, riepen zichzelf uit tot de ‘Assemblée National’ (de nationale vergadering) en gingen pas weg bij de kaatsbaan toen er in Frankrijk een nieuwe grondwet was.


De Nationale Vergadering.

Met de naam Nationale Vergadering bedoelde de derde stand dat de vergadering het hele franse volk vertegenwoordigde. Met deze vergadering wilde de derde stand bereiken dat ze meer inspraak kregen op het bestuur van het land door per hoofd te stemmen en ze wilde dat er een grondwet tot stand kwam. In deze grondwet moesten enkele zaken worden opgenomen; de rechten en plichten die de Fransen hadden en een beperktere macht van de koning.

De bestorming van de Bastille.

De Bastille was een gevangenis in Parijs die symbool stond voor de tirannie van de Bourbons, de koningen van Frankrijk. Hij werd op 14 juli 1789 bestormd door bange Parijzenaars om zich te kunnen bewapenen tegen de soldaten die aan de rand van Parijs en Versaille waren gelegerd. De koning had ze daar naartoe gestuurd onder druk van zijn vrouw en zijn broer, graaf d’ Artois. De legers waren niet van de koning zelf maar van mensen die achter de koning stonden. Op 11 juli ontsloeg de koning Jaques Necker. Dit was geen slimme zet. Necker was zo geliefd dat op 12 juli het oproer in Frankrijk begon en 14 juli de Bastille werd bestormd. De koning schrok hier zo van dat hij op 16 juli Necker terug liet komen. De volgende dag liet hij zich voorstellen door Jean Sylvain Bailly, de burgemeester van Parijs, in het stadhuis, terwijl hij het symbool van de natie droeg: een cocarde met de kleuren van de Franse vlag, blauw, wit en rood.
Graaf d’Artois en andere adelijke grootheden verlieten, uit angst voor de omwentelingen, dezelfde dag nog het land.

De angst bij de burgerij.

De Parijse burgerij, bang om door het volk onder de voet te worden gelopen, had met spoed op 13 juli een voorlopige gemeentelijke regering samengesteld en een algemeen hulpleger georganiseerd, dat de naam ‘Nationale Garde’ kreeg. Het voorbeeld van Parijs werd snel door heel Frankrijk gevolgd en de Nationale Garde kwam onder het bevel van de markies de La Fayette, die zich al had bewezen in de oorlog van de Amerikaanse onafhankelijkheid.
Omdat hij niet in staat was de opkomende Franse Revolutie te stoppen, trekt Lodewijk XVI zijn troepen terug.
De gebeurtenissen in Parijs en de politieke crisis vergrootten het gevoel van onveiligheid op het platteland en waren de bron van de grote angst die op 20 juli tot uiting kwam. De boeren grepen hun wapens om zich te verdedigen tegen de dreigingen en de geleden angst, en keerden zich tegen de adel om de feodale rechten te verwoesten, wat soms leidde tot het in brand steken van kastelen.

De afschaffing van de privileges.

Ongerust door het zien van de gebeurtenissen, besloot de burgerij haar eisen kracht bij te zetten. In de nacht van 3 op 4 augustus 1789 stemden de geestelijkheid, de adel en de burgerij voor de afschaffing van de priviléges en het afschaffen van het afkopen van andere voorrechten. De adel en de geestelijkheid mochten vanaf dat moment geen recht meer spreken op hun eigen landgoederen, ze mochten geen belasting meer heffen en geen speciale diensten meer vragen aan de boeren, zoals het jagen op hun grond. Alle baantjes in de regering, bij de kerk en in het leger konden voortaan niet meer op basis van afkomst verkregen worden, maar moesten ‘verdiend’ worden. De functies werden voor iedereen opengesteld en je kon hogerop komen met behulp van je kwaliteiten. De kerk moest de grond die ze in haar bezit had afstaan en deze werd verkocht aan de bourgeoisie en de rijke boeren, de arme boeren hadden er niet genoeg geld voor. In ruil hiervoor ontvingen de geestelijken een salaris van de staat. Ook moesten de geestelijken trouw zweren aan de regering. De zakenlieden kregen meer vrijheid om te handelen en aan de arbeiders werd het verboden te staken en vakverenigingen op te richten.

In ruil voor de afschaffing van de privileges moesten de boeren een schadeloosstelling betalen, maar die werd hen later kwijtgescholden.
In de volgende dagen riep de Nationale Vergadering op tot gelijkheid van bestraffing voor alle standen, vrije toegang tot alle beroepen, de afschaffing van de ‘tienden’ (de belasting geheven door de kerk) en het afkopen van de lasten en alle feodale rechten.

De verklaring van de rechten van de mens.

Op dezelfde manier besloot de Nationale Vergadering in de inleiding van de toekomstige grondwet een verklaring over de rechten van de mens en de burger te plaatsen. Geïnspireerd door de filosofie van de verlichting en ontworpen naar het model van de inleiding van de grondwet van de Verenigde Staten, wordt op 26 augustus 1789 gestemd over de rechten van de mens en de burger. De revolutionaire ideeën zijn samengevat in Liberté, Égalité en Fraternité (vrijheid, gelijkheid en broederschap).
En dit zijn enkele van de rechten van de mens en de burger:
Art. 1. De mensen worden vrij en gelijk in rechten geboren. Elk maatschappelijk onderscheid mag alleen berusten op het nut dat de gemeenschap ervan heeft.
Art. 2. Het doel van iedere politieke vereniging is de handhaving van de natuurlijke en onaantastbare rechten van de mens. Deze rechten zijn de vrijheid, de eigendom, de veiligheid en het verzet tegen onderdrukking.
Art. 3. De grondslag van alle gezag berust wezenlijk bij het volk (la Nation). Geen lichaam of persoon kan een gezag laten gelden dat niet uitdrukkelijk hiervan is afgeleid.
Art. 4. De vrijheid bestaat daarin dat men alles mag doen waarvan een mede-mens geen schade ondervindt.
Art. 5. De wet heeft het recht om slechts die handelingen te verbieden die schadelijk zijn voor de samenleving.
Art. 6. De wet is de uitdrukking van de algemene wil.
Art. 7. Geen mens kan worden beschuldigd, gearresteerd of gevangengezet dan in door de wet bepaalde gevallen en volgens de regels die door de wet zijn omschreven.

Art. 10. Niemand mag worden lastig gevallen vanwege zijn opvattingen, zelfs de godsdienstige, mits de verkondiging hiervan de door de wet gevestigde openbare orde niet verstoort.
Art. 11. De vrije uitwisseling van gedachten en meningen is een van de kostbaarste rechten van de mens.
Art. 15: De gemeenschap heeft het recht om van iedere overheidsfunctionaris rekenschap te vragen over zijn bestuur.
Art. 17. Aangezien de eigendom een onschendbaar en heilig recht is, mag niemand ervan worden beroofd, tenzij het publieke belang dit klaarblijkelijk vereist en op voorwaarde dat er vooraf een rechtvaardige schadeloosstelling wordt betaald.

Terwijl de Nationale Vergadering overlegde, vroeg de uitgehongerde bevolking van Parijs om voedsel en maakte zich zorgen over de geruchten over een koningsgezinde samenzwering. De verhalen die de ronde deden over een feestmaal in Versailles, waar de drie-kleurige cocarde vertrapt zou zijn, verhoogden de spanning. Op 5 en 6 oktober marcheerde een menigte, voornamelijk vrouwen, naar Versailles. De koning werd afgezet. Lodewijk XVI en zijn familie werden bijgestaan door La Fayette, die op verzoek van de ‘rebellen’ de familie escorteerde naar ‘le Palais des Tuilleries’ in Parijs, waar ze zich vestigden. Na deze periode namen de meest conservatieve leden van de wetgevende Nationale Vergadering en zij die de koning naar Parijs volgden hun ontslag.
In de hoofdstad versterkten de stedelingen zowel het hof als de Nationale Vergadering.
De meest radicale stroming ging meer en meer de Nationale Vergadering beheersen, maar het eerste doel, een constitutionele monarchie, bleef gehandhaafd.
Deze beslissing veroorzaakte een diepe en onvoorziene breuk. Hoewel de meerderheid van de leden van de lage kerkelijkheid toch had ingestemd met de Revolutie, was er een scheuring in de kerk.
De constitutionele priesters accepteerden het afleggen van de eed op de grondwet, terwijl de afkerigen de paus als het hoogste gezag bleven erkennen. Het merendeel van hen koos de partij van de contrarevolutie. De bevolking koos de kant van de lage geestelijkheid.

Volkssouvereiniteit.

Volkssouvereiniteit betekent dat het volk de macht heeft en dat er per hoofd wordt gestemd. Voor de Franse Revolutie had de koning alle macht en als er gestemd werd in de Staten-Generaal was dat per stand. Toen de Nationale Vergadering werd opgericht veranderde dit en werd er per hoofd gestemd en regeerde de koning niet meer over het land maar het volk.

Met het volk werd iedereen bedoeld, dus de geestelijkheid, de adel en de burgerij. Dit was de gelijkheid. Dit hield in dat er geen verschil meer werd gemaakt tussen mensen op basis van hun afkomst.

De constitutie.

In 1791 kwam er een nieuwe grondwet tot stand. Deze was opgesteld door de Constituante en op 3 september 1791 door Lodewijk aanvaard als grondwet.
2 jaar later, in 1793, werd deze monarchistische constitutie vervangen door een republikeinse. Deze werd in juni 1793 via een referendum goedgekeurd, maar is nooit in werking getreden door de oorlogssituatie.
De derde en laatste constitutie kwam uit in het jaar 1795 en was een vervanging voor de constitutie uit 1793. Deze werd op 22 augustus vastgelegd en op 23 september via een referendum goedgekeurd. Daarna trad de staatsstructuur van het Directoire in werking.

De Cultus van de Rede.

De 18e eeuw wordt ook wel de eeuw van de Rede of de eeuw van de Verlichting genoemd, waarin nieuwe radicale ideeën zich over Europa verspreidden.
De verlichters bepleitte kritisch wetenschappelijk onderzoek, stonden sceptisch ten aanzien van de godsdienst en verbreidden ideeën voor een betere samenleving. Ze waren ervan overtuigd dat vooruitgang alleen mogelijk was op basis van de ratio, de menselijke rede.
Het vertrouwen in de rede moest onherroepelijk leiden tot de kritiek op het onredelijke van de sociale gelaagdheid, het godsdienstig fanatisme en de mercantilistische politiek van de staat.
In Frankrijk spitste de verlichte kritiek zich toe op de slecht functionerende monarchie, de verdeling in standen, een oppermachtige rooms-katholieke kerk en andere geprivilegeerde instellingen.

Verlichte denkers zoals Charles de Montesquieu, Jean-Jacques Rousseau en François de Voltaire verspreidden deze ideeën in Frankrijk.
François de Voltaire schokte veel mensen door te zeggen dat de religie slechts bijgeloof was. De volgelingen van Voltaire wilden de Kerk haar geld en priviléges ontnemen.
Met zijn uitspraak ‘Cogito ergo sum’ (ik denk, dus ik besta) verkondigde Descartes dat alleen de ratio, het denken van de mens, kan leiden tot kennis van het werkelijke bestaan.

De Terreur.

Na de executie van Lodewijk XVI wilden de radicalen Frankrijk met strenge hand regeren. De radicalen vonden dat de vijanden van de Franse Revolutie, dus de mensen die tegen de ideeën van de Franse Revolutie waren, gestraft moesten worden om de ideeën van de Revolutie te beschermen. Aan het hoofd van de radicalen stond Maximilien de Robespierre. De radicalen kregen hulp van de Parijse bevolking die in juni 1793 het parlementsgebouw omsingelde met 80.000 gewapende Parijzenaren. Ze namen enkele gematigden gevangen en veroordeelden hen een paar maanden later.
De radicalen vonden dat iedereen die het niet met hen eens was een vijand van de revolutie was en dus veroordeeld moest worden. Als je beschuldigd werd moest je voor een speciaal gerechtshof komen, het revolutionaire comitè. De kans dat je het overleefde was erg klein. Je kreeg nauwelijks de kans om je te verdedigen en als je schuldig werd bevonden, wat in bijna alle gevallen zo was, belandde je onder de guillotine of werd je op een andere wijze vermoord.
Toen er na verloop van tijd ook radicalen beschuldigd werden als vijanden van de Revolutie en ook werden veroordeeld, waren veel mensen het met elkaar eens dat er een einde aan de Terreur moest komen. Tijdens een vergadering van het parlement besloot een meerderheid Robespierre en zijn aanhangers te straffen en zij werden de volgende dag geguillotineerd.

3. Personen uit de Franse Revolutie.

Maximilien de Robespierre.

Maximilien de Robespierre werd in 1758 in Arras geboren. Hij studeerde rechten en werd advocaat. Toen hij in 1789 als vertegenwoordiger van de derde stand in Artois werd gekozen, liet hij zijn carrierre als advocaat schieten en vertegenwoordigde hij de derde stand in de Nationale Vergadering. In de Nationale Vergadering groeide hij uit tot een belangrijke radicale leider en een van de eerste leden van de Jacobijnenclub. Hij gebruikte de steun van Parijs om het Comité voor algemeen welzijn zijn wil op te leggen.
Het lukt hem zijn rivalen, zoals Hébert en Danton, uit te schakelen tussen oktober 1793 en april 1794. Robespierre probeerde, samen met zijn vrienden Couthon en Saint-Just, de derde stand een beetje opstandig te maken en achter zich te krijgen. Dit deed hij door de eigendommen van de ‘vijanden van het volk’ in beslag te nemen met behulp van de wetten van Ventose en Prairial. Daarmee was alleen een akte van beschuldiging al genoeg om iemand te vervolgen. Dit waren de belangrijkste onderdelen om zijn dictatuur vorm te geven. De cultus van de rede vervangt hij als deïst voor de eredienst van het opperwezen. Veel mensen vonden dat hij te ver ging, zelfs zijn medestanders. Maar het doel was duidelijk: de vorming van de nieuwe Fransen. Uiteindelijk raakt hij hierdoor vervreemd van de Nationale Conventie. Deze maatregelen en de invoering van de cultus voor het opperwezen leidden tot zijn arresstetie. Hij probeerde om de guillotine te ontlopen door zelfmoord te plegen maar dit lukte niet en hij werd op 27 juli 1794 geëxecuteerd.


Charles Maurice Talleyrand-Périgord.

Talleyrand werd geboren op 2 februari 1754 in Parijs geboren. In 1788 werd hij bisschop van Autun en vertegenwoordigde de geestelijkheid in de Staten-Generaal. Hoewel hij de eerste stand in de Staten-Generaal vertegenwoordigde koos hij al snel de kant van de derde stand. Toen hij later dat jaar de secularisatie van de kerkelijke goederen voorstelde en de eed op de grondwet aflegde werd hij daarvoor in de ban gedaan.

Georges Jacques Danton.

Danton werd geboren in 1759. Hij had rechten gestudeerd en was advocaat geweest voordat de revolutie was begonnen. In 1791 werd hij bestuurder van Parijs en in 1792 minister van justitie. Hij had goede relaties met de Commune van Parijs door onder andere te pleiten voor de beperking van het eigendomsrecht. Door deze goede relaties had hij zoveel invloed.
Begin september werd bekend dat Verdun zonder moeite door de vijand was ingenomen. Dit veroorzaakte paniek in Parijs. In de redevoering die Danton hield voor de wetgevende vergadering op 2 september riep hij het volk op tot een volksoorlog.
Later richtte hij een eigen politieke club op genaamd de Cordeliers. Deze club was bedoeld om de ‘sansculotten’ in het zadel te helpen.
Hij was de tegenpool van Robespierre en die gebruikte het gerucht dat Danton steekpenningen had aangenomen van de koning en van Mirabeau om hem voor een revolutionair tribunaal te dagen. Deze veroordeelde hem en zijn medestanders tot de guillotine en deze straf werd uitgevoerd op 6 april 1794.

Jacques Necker.

Toen koning Lodewijk XVI problemen had met een gebrek aan geld had Necker hem geholpen. Necker had Lodewijk geld geleend dat hij had verdiend als bankier in Zwitserland, maar hierdoor werd de staatsschuld nog veel hoger. Het werkte dus niet en Necker werd vervangen door Callone. Deze redde het ook niet en werd opgevolgd door Loméniede Brienne, die het ook niet lukte om de schatkist weer te vullen. Na deze mislukkingen werd Necker in 1788 weer terug geroepen naar het hof om weer orde op zaken te stellen. Necker maakte een overzicht van de inkomsten en uitgave van de staat waaruit te concluderen viel dat de schatkist bijna leeg was. Er was nog maar één mogelijkheid: de Staten-Generaal bijeen roepen.

Abbé Emmanuel Joseph Sieyes.

Emmanuel Joseph Sieyes werd in 1748 geboren. Hij was een Franse politicus en in 1789 vertegenwoordiger van de derde stand en van de geestelijkheid. In januari 1789 maakte hij een pamflet, ‘qu’est-ce que le tiers état’, waardoor hij in een keer beroemd werd. In het pamflet had hij de verlangens van de burgerij vermeld. Hij was ook degene die het voorstel deed om de bijeenkomst op de kaatsbaan uit te roepen tot Assemblée Nationale (Nationale Vergadering). Hij formuleerde de eed van de kaatsbaan en leidde het verzet tegen de koning.

Sieyes was een fel voorstander van het ter dood brengen van de koning. Dit liet hij blijken door tijdens het debat te roepen ‘la mort, sans phrases’, de dood, zonder omhaal van woorden.
Zelfs aan het einde van de Revolutie was hij nog duidelijk aanwezig. Zo zou het idee van een staatsgreep van Sieyes zijn en niet van Napoleon.

Jacques-Louis David.

Jacques-Louis David werd in 1749 geboren. Hij was een schilder en werd opgeleid door Boucher. In 1776 ging David naar Italië samen met Vien, naar wie Boucher hem had gestuurd. In 1780 keerde hij terug naar Parijs. Over het algemeen schilderde David de veranderingen die in de maatschappij plaatsvonden. Hij schilderde bijvoorbeeld ‘Beliarius’, een schilderij dat een jonge soldaat afbeeldt die zijn oude generaal herkende in een man die door ondankbaarheid en wreedheid van keizer Justitianus tot blindheid en de bedelstaf was vervallen.
In zijn geschilderde verslag van ‘de eed op de kaatsbaan’ komt de vrijheid die de revolutie te weeg brengt tot uiting als een bliksem die het paleis als symbool van de macht treft..
In 1804 werd hij hofschilder van Napoleon waarna hij in 1816 verbannen werd en alleen nog maar knappe realistische portretten schiep.

4. Gevolgen van de Franse Revolutie

Napoleon

Napoleon Bonaparte werd op 15 augustus 1769 in Ajaccio op het eiland Corsica geboren. De familie van Napoleon hoorde tot de verarmde adel van Corsica. Zijn ouders sloten zich aan bij de Franse regering op Corsica en daardoor kon Napoleon een studiebeurs krijgen in Frankrijk. Inmiddels was de Franse Revolutie uitgebroken en de jonge Napoleon sloot zich enthousiast hierbij aan. Hij studeerde aan de militaire scholen van Brienne en Parijs. Toen hij deze laatste verliet was hij tweede luitenant van de artillerie in het Revolutionaire leger. Later volgde bevordering tot kapitein. Dit was mogelijk door de ideeën van de Franse Revolutie, omdat het daardoor mogelijk was geworden om zonder adellijke afkomst toch een hoge positie in het leger te krijgen.
In maart 1796 kreeg Napoleon op 27-jarige leeftijd het bevel over het Franse leger aan het Italiaanse front. Hij was klein en tenger van gestalte, en kreeg de leiding over een leger van ongeveer 30.000 man. Er was gebrek aan voedsel en kleding, waardoor ook vechtlust en motivatie ontbraken. Napoleon deed hen grootse beloften om het moreel van de troepen op te vijzelen: zo zei hij bijvoorbeeld tegen zijn soldaten dat hij ze naar de rijkste plekken ter wereld zou leiden, waar ze eer, roem en rijkdom zouden krijgen. En zo trok het leger naar Italië.

De Italiaanse veldtocht moest worden uitgevoerd vanuit drie richtingen. Het leger moest volgens opdracht van de regering (het directoire), door de Povlakte en langs de Adige naar Wenen trekken, terwijl de Oostenrijkse hoofdstad vanuit het noorden zou worden aangevallen door het Samber-en-Maasleger. Napoleon wist dit wel, maar had zo zijn eigen ideeën. Hij was namelijk heel goed in het vinden van de zwakke plek van zijn tegenstanders. En zo versloeg hij ze een voor een.
Eerst veroverde hij Illesimo en daarna Milaan. Napoleon liet buiten weten van de Franse regering om zijn tegenstanders verdragen ondertekenen volgens zijn eigen voorwaarden. Hij dwong de Kerkelijke staten en de Hertogen van Parma en Modena tot een wapenstilstand. Napoleon veroverde Italië en hij liet de bevolking zware schattingen betalen die hij naar Parijs stuurde om de regering daar rustig te houden.
Ook moesten de veroverde gebieden dezelfde grondwet aannemen als Frankrijk. De successen van Napoleon in Italië bleven ook in Frankrijk niet onopgemerkt en hij werd steeds populairder bij het Franse volk. Napoleon was nu overal bekend en was door zijn overwinningen de held van Frankrijk geworden.
Na de overwinningen in Italië ging hij naar Egypte want hij wilde ook gebieden in het Oosten hebben. De regering wilde eigenlijk dat hij oorlog voerde tegen Engeland, maar Napoleon was van mening dat de Engelsen het best bestreden konden worden door hun handel in het Oosten te blokkeren. Hij behaalde de overmacht en trok via Malta Egypte binnen. Al snel veroverde hij Egypte, maar Engeland won enkele dagen later een zeeslag en had daardoor het Middellandse-Zeegebied in handen waardoor Napoleons leger vast zat in Egypte.
Ook Oostenrijk, Turkije, Rusland en Napels gingen oorlog voeren tegen de Fransen en hierdoor verloor Frankrijk al zijn bezittingen in Italië, op Genua na. Maar toen Napoleon de Franse toestand vernam, ontsnapte hij uit Egypte en trok naar Parijs.
Hij kreeg de steun van het volk, omdat ze ontevreden waren met de huidige regering. Hij zette de regering af, en dit was het begin van een nieuw tijdperk. Er kwam een nieuwe grondwet, die inhield dat er drie mannen, consuls genaamd, de macht kregen. Het Consulaat werd op 15 december 1799 geïnstalleerd. Napoleon werd de eerste consul. Zij mochten voor 10 jaar aan de macht blijven, maar eigenlijk had alleen de eerste consul, dus Napoleon, de macht over heel Frankrijk in handen.
Hij deed er alles aan om Frankrijk weer op de been te krijgen, en hij begreep dat je het beste een land op kon bouwen als er vrede was. Napoleon bood Engeland en Oostenrijk vrede aan, maar deze waren het niet eens met de voorwaarden en besloten samen een bondgenootschap tegen Frankrijk te vormen.
Hierdoor braken er weer nieuwe oorlogen uit, maar het leger van Napoleon won uiteindelijk toch. Op 9 februari 1801 werd in Lunéville het vredesverdrag door Oostenrijk en Napels getekend. Het bondgenootschap tussen Oostenrijk en Engeland was inmiddels verbroken. Door het vredesverdrag met Oostenrijk en Napels kreeg Frankrijk weer in het grootste gedeelte van Italië de macht. Later tekende ook Rusland het vredesverdrag.
Op 15 augustus van datzelfde jaar sloot Napoleon een overeenkomst met Paus Pius VII. Zo werd Napoleon ook geliefd bij de katholieken. Op 27 maart 1802 werd ook eindelijk vrede gesloten met de Engelsen.

Dit maakte Napoleon immens populair. Het volk bepaalde dat hij consul voor het leven zou worden, en door middel van een nieuwe grondwet, waarin bepaald werd dat hij zelf verdragen mocht sluiten en zelf rechterlijke beslissingen ongeldig mocht verklaren, verstevigde hij zijn machtspositie. Napoleon werd alleenheerser over Frankrijk. Frankrijk was een Dictatuur geworden.
Maar Napoleon wilde meer dan consul voor het leven zijn, en hij liet zich door de eerste kamer, de senaat, tot "Keizer der Fransen" uitroepen. Door een volksstemming gebeurde dit dan ook. Op 2 december 1804 kroonde Napoleon zichzelf in aanwezigheid van Paus Pius VII in de Notre-Dame tot Keizer.

REACTIES

E.

E.

haj haj,

Ik vind het een heel erg goed verslag, en kan het heel erg goed voor mij eigen onderzoek over de franse revolutie gebruiken.

-x-X-x-
Evelien....

19 jaar geleden

L.

L.

haay! ik wilde even zeggen dat ik je werkstuk heel goed vond en dat ik het optimaal heb gebruikt!
kuss lois

19 jaar geleden

A.

A.

haai het is een hele goede werkstuk alleen 1 ding het taalgebruik lijkt meer op van een groep 7/8er maar verder ge-wel-dig!

12 jaar geleden

C.

C.

Hee perfect werkstuk

12 jaar geleden

L.

L.

echt goed werkstuk!

12 jaar geleden

E.

E.

Goed om eens door te lezen, en te weten wat de FR is!!! thanks

11 jaar geleden

A.

A.

Erg goed! Bedankt

11 jaar geleden

F.

F.

dankje volgende keer tog wat makkelijkere woorden thnx

11 jaar geleden

R.

R.

erg goed, gepassioneerde teksten met een vleugje geschiedenis....sjapo

10 jaar geleden

I.

I.

hoe is ie begonnen dat heb ik alleen nodig en ben te lui om te lezen ;) reageer ff aub thnxx

10 jaar geleden

M.

M.

ik vindt het niet echt een leuk verslag maar je hebt er veel moeite in gestopt dus je verdiend een likje

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.