Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Dementie

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 2443 woorden
  • 25 oktober 2004
  • 91 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
91 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Dementie Inleiding Dementie komt vooral (maar niet altijd) voor bij ouderen. Dementie betekend letterlijk ‘ontgeestelijk-zijn’. Het is geen normaal verschijnsel, maar een psycho organische stoornis die zich kenmerkt door de ontwikkeling van verschillende functie stoornissen. Het proces gaat langzaam en is onherstelbaar. Dementie is een syndroom waarbij een achteruitgang van twee of meer hersenfuncties optreedt, waaronder het geheugen, bij een helder bewustzijn. Deze achteruitgang leidt tot belemmeringen in het normale dagelijkse functioneren. De diagnose voor dementie mag alleen door de arts gesteld worden. Een verpleegkundige kan wel de verschijnselen herkennen en omschrijven. Oorzaken van dementie: - de ziekte van alzheimer (tast bepaalde delen van de hersenen aan) - multi-infarctdementie (op verschillende plaatsen in de hersenen is de bloedvoorziening verstoord, bijv een grotere CVA) - overmatig alcoholgebruik - eenzijdige voeding - een verstoorde schildklierwerking - verkeerd of overmatig medicijngebruik
symptomen die zich altijd voordoen bij dementie - geheugenstoornis - stoornissen van het kort termijngeheugen - stoornissen van het lang termijngeheugen - desoriëntatie in tijd: de zorgvrager weet niet op welk tijdstip hij zich bevind - desoriëntatie in plaats: de zorgvrager weet niet waar hij is - desoriëntatie in persoon: de zorgvrager herkent familieleden, bekende niet meer - afasie: is een taal stoornis - expressieve afasie: wordt meestal gekenmerkt door woord vind problemen - receptieve afasie: de zorgvrager herkent de woorden niet die hij hoort - agnosie: de zorgvrager herkent voorwerpen niet meer - apracie: de zorgvrager is niet in staat om een handeling doelbewust uit te voeren

Symptomen die zich soms kunnen voordoen bij dementie: - persevereren: de zorgvrager herhaalt steeds dezelfde vragen, opmerkingen of vertelt steeds het zelfde verhaal - verzamel zucht: de zorgvrager verzameld allerlei voorwerpen en bewaart deze vaak - achterdocht: de zorgvrager kan zijn geheugen niet vast houden waar hij is of wat iemand vertelt, dit geeft een gevoel van onveiligheid en wantrouwen - decorumverlies: de zorgvrager raakt zijn normen en waarden kwijt - stemmingsstoornissen - depressie - euforie: tegenovergestelde van depressie - hallucinaties: de zorgvrager gaar dingen waarnemen die er in werkelijkheid niet zijn - denkstoornissen - gedragsstoornissen - verbale en fysieke agressie - (motorische) onrust: doordat ze ’s nachts niet goed kunnen slapen, zijn ze overdag heel moe en kunnen bijna geen activiteiten meer doen Stadia van dementie Als je met een demente zorgvrager met om gaan, heb je kennis nodig van een aantal zaken. Zo moet je weten welke symptomen van depressie kunnen per vorm van depressie en per persoon verschillen. Het dementiesyndroom verloopt via een aantal stadie. Stadium 1. Kenmerk van het 1ste stadium wordt gekenmerkt door lichte desoriëntatie. Er is sprake van lichte verwarring geheugenproblemen, inprentingstoornissen, desoriëntatie in tijd en van verminderd rekenvermogen. De lichamelijke kenmerken zijn: - de spieren zijn gespannen; - de lippen zijn gespannen; - de ogen staan helder; - de zorgvrager wijst veel met vingers en handen; De gedragskenmerken zijn: - de zorgvrager is zich bewust van optredende verwarring; - de zorgvrager kan voor zich zelf zorgen; - de zorgvrager is gevoelig voor aandacht en begrip, maar wijst aanraking en intimiteit bijna altijd af; - de zorgvrager hoort, ziet, beweegt en praat goed; - de zorgvrager verzet zich tegen verandering. Stadium 2. Kenmerk van het 2e stadium wordt gekenmerkt door een verward tijdsbesef. De verwarring wordt ernstiger, het dag- en nachtritme verdwijnt, er is sprake van desoriëntatie in plaats en er kunnen depressie of agressie optreden. De lichamelijke kenmerken zijn: - de houding en de spieren zijn ontspannen; - de ogen staan helder, maar ongericht; - de schouders neigen voorover te hangen; - de voeten worden bij het lopen niet echt opgetild; De gedragskenmerken zijn: - de zorgvrager kan steeds minder rationeel denken; - de zorgvrager vergeet vrijwel direct namen, gezichten en feiten; - de zorgvrager kan zich bij spelletjes niet aan de regels houden; - de zorgvrager lijdt aan decorumverlies (verlies gevoel, bijv. ongepaste grappen maken); - het vermogen tot zelfzorg wort minder. Stadium 3. Kenmerk va de 3e stadium wordt gekenmerkt door voortdurende bewegingen. Er is sprake van desoriëntatie in persoon, de lichamelijke functies gaan achteruit en de zorgvrager wordt
adl (activiteiten van het dagelijks leven)-afhankelijk. De lichamelijke kenmerken zijn: - De ogen zijn vaak gesloten of ongericht; - Het lopen is vaak doelloos; - De zorgvrager loopt schuifelend met voorovergebogen schouder; - Zinnen vormen lukt niet meer; - De houding en de spieren zijn ontspannen; - Meestal is er sprake van incontinentie. De gedragskenmerken zijn; - De zorgvrager trekt zich terug in zijn eigen innerlijke wereld; - De zorgvrager maakt met zijn armen en benen herhaalde bewegingen; - De zorgvrager kan soms nog verrassend helder uit de hoek komen; - De concentratie vermogen is sterk verminderd; - Aangezien de zorgvrager zich vaak in zijn innerlijke wereld bevindt, is het moeilijk om constant met hem te kijken; - De zorgvrager staat naar verhouding het meeste open voor contact tijdens de dagelijkse verzorging en tijdens de maaltijden. Stadium 4. In het 4e stadium reageren zorgvragers niet meer op de omgeving, de zorgvrager vegeteert. De lichamelijk kenmerken zijn: - De ogen zijn gesloten of de zorgvrager staart nietsziend voor zich uit; - De spieren zijn slap; - Door langdurige bedlegerigheid kunnen ernstige contracteren ontstaan. De gedragskenmerken zijn: - De zorgvrager herkent familie en bekende niet meer; - De zorgvrager reageert niet bij pogingen om contact te krijgen; - In sommige gevallen kan de zorgvrager in dit stadium toch nog verrassend reageren. Hier staat alles nog in een schema: Stadium 1Lichte desoriëntatie Stadium 2Verward tijdsbesef Stadium 3Herhaalde bewegingen Stadium 4Vegeteren
Hints voor de zorgverlener bij het helpen - maak gebruik van ‘wie, wat, waar, wanneer en hoe’ -vragen- maak minimaal gebruik van aanraking- houd sociaal gezien afstand - gebruik voorkeurszintuig - maak gebruik van aanraking en oogcontact- pas je aan hun emoties aan - maak gebruik van aanraking en oogcontact- spiegel emoties en bewegingen - spiegel bewegingen- stimuleer zintuigen- maak gebruik van muziek
Kenmerken van georiënteerd-heid - Houden de tijd in de gaten- houden vast aan tegenwoordige werkelijkheid- realiseren zich en worden bedreigd door eigen desoriëntatie - houden kloktijd niet meer in de gaten- vergeten feiten, namen, plaatsen - laten meeste prikkels uit de buitenwereld niet toe- hebben eigen gevoel voor tijd - herkennen familie, bezoekers en oude vrienden niet- geen idee van tijd
Lichamelijke patronenSPIERENSTEMKLANKOGEN - gespannen strakke spieren- gewoonlijk incontinent- snelle, directe bewegingen- doelbewuste loop- Scherp beschuldiging en vaak klagerig- kunnen zingen- gefocusseerd, goed oogcontact - zitten rechtop, maar ontspannen- bewust van incontinentie- langzame, ronde bewegingen- dansachtige loop- laag, zelden scherp- zingen en lachen gemakkelijk- helder, ontgefocusseerd- somber, oogcontact lijdt tot herkenning - voorover gezakt- onbewust van incontinentie- rusteloos, ijsberend- herhalen bewegingen en klanken uit vroege jeugd- melodisch- langzame en vaste stem- ogen ongewoonlijk gesloten - vreedzaam, ineengezakt - weinig beweging, foetus houding- geen poging om incontinentie te beheersen- herhaalde vinder- bewegingen- ogen gesloten (geen uitdrukking op gezicht) Emoties - ontkennen gevoelens - Substitueren herinneringen en gevoelens uit het verleden voor situaties in het heden - tonen openlijk gevoelens - moeilijk te beoordelen
Persoonlijke vezorging - kunnen simpele dingen doen - bergen persoonlijke dingen verkeerd op- hebben hulp nodig bij eenvoudige verzorging - kunnen niet voor zichzelf zorgen - kunnen niet voor zichzelf zorgen
Communicatie - communiceren duidelijk- gebruiken woordenboek- woorden - beginnen unieke woordcombinaties te gebruiken- hebben moeilijk heden met zelfstandige naamwoorden - communiceren hoofdzakelijk op non- verbaal niveau- substitueren beweging voor spraak - moeilijk te beoordelen
Geheugen en sociaal gedrag - enig verlies van korte- termijngeheugen, het geen wat ze verontrustend vinden- kunnen lezen en schrijven- conformeren zich aan regels en conventies - hebben ‘selectief’ geheugen, voornamelijk lange- termijn - kunnen lezen, maar niet leesbaar schrijven- maken eigen regels - vroege en universele herinneringen hebben de meeste betekenis- kunnen lezen noch schrijven- hebben geen regels - moeilijk te beoordelen

Humor - hebben nog enig gevoel voor humor - kunnen geen spelletjes met regels spelen- unieke gevoel voor humor - lachen gemakkelijk, vaak zonder aanleiding - moeilijk te beoordelen Verpleegkundig handelen Het benaderen van een zorgvrager met dementie Welke symptomen van dementie op de zorgvrager of op zijn omgeving kunnen hebben verschilt per persoon. Levensloop, achtergrond en karaktereigenschappen spelen daarbij een grote rol. Ook kunnen de symptomen van dementie en de gevolgen ervan per zorgvrager verschillen. Bij de omgang met deze zorgvragers moet je uitgaan van een aantal basisomgangsvormen die voor elk contact met zorgvragers gelden. Deze omgangsvormen houden in: - Toon respect voor de zorgvrager; - Heb geduld; - Laat een zorgvrager zo veel mogelijk de dingen doen die hij nog zelf kan doen; - Gebruik duidelijke en eenvoudige taal; - Probeer zo min mogelijk kennisvragen te stellen (zoals ‘in welk jaar leven we?’ of ‘wie zijn er gisteren op bezoek geweest?’), omdat de meeste zorgvragers hierop niet kunnen antwoorden. - Zorg voor zo veel mogelijk structuur in de dagelijkse gang van zaken om verwarring te voorkomen of verminderen (zoals een vaste plek aan tafel, een vaste dagindeling); - Probeer je niet persoonlijk aangevallen te voelen wanneer een zorgvrager agressief of moeilijk gedrag vertoont. Bij zorgvragers met dementie is het vaak moeilijk om te beoordelen wat hun gevoelens of gedachten zijn. Ze leven vaak in een andere wereld. Waar moet je op letten als je met demente zorgvragers in aanraking komt: Ondersteunend corrigeren
mensen die dement zijn kunnen niet meer leren. Het heeft dus geen zin om hen nadrukkelijk op fouten te wijzen en te corrigeren. Ze vergeten het direct weer en ze zitten in een andere belevingswereld. Corrigeren zal alleen maar irritaties geven en de onzekerheid groter maken. Bijv. iemand die zijn vork pakt om zijn pap te gaan eten, geef je een lepel in de hand en zeg je: ‘Dat gaat gemakkelijker.’ Ook iemand die kleren in de verkeerde volgorde aantrekt, ondersteun je corrigerend. Je geeft de kleren dan aan in de goede volgorde zonder te zeggen dan de eigen manier niet goed was. Zelfzorgactiviteiten
Zelf activiteiten kunnen uitvoeren geeft iemand die dement is gevoel van eigenwaarde, afleiding en beweging. Voor mensen die veel aandacht vragen van een verpleegkundige, werkt de activiteiten van een zorgvrager naar twee kanten positief. De verpleegkundigen hoeven niet steeds op vragen in te gaan, en de zorgvager heeft zo ook lichaamsbeweging. Testen
Test niet uit wat een demente zorgvrager nog weten. Stel nooit vragen als: ‘Weet u nog wie ik ben?’, of ‘Dit is geen vork, u weet toch wel wat dat is?’ De zorgvrager weet het antwoord daar niet op en word daardoor onrustig. De zorgvrager kan daardoor faalangsten krijgen. Vast dagritme
Vasthouden aan een vast dagritme biedt zekerheid en geeft rust. Vernader zo weinig mogelijk in de inrichting van de kamer en probeer zo veel mogelijk eenzelfde benadering van de zorgvragers aan te houden. Hierover zullen verpleegkundige moeten overleggen. Regelmaat en structuur

Demente zorgvragers hebben behoefte aan regelmaal en structuur. In de ondersteuning die je geeft bij de ADL, moet je steeds in de zelfde volgorde te werk gaan. Ook wisseling van personeel moet je zo veel mogelijk beperken als je met demente zorgvragers om gaat. Een dagje uit bezorgt dementerende zorgvragers gauw te veel verwarring en onrust. Als bijv. vrijwilligers of familie met de zorgvragers gaan wandelen, doen ze er goed aan steeds dezelfde wandeling te maken. de herhaling geeft zekerheid en vertrouwdheid en stelt demente zorgvragers gerust. Geef persoonlijke bezittingen en vertrouwde voorwerpen een vaste plek, dit helpt bij de oriëntatie. Communicatie
Veel dementie zorgvragers kunnen heel botte en onaardige dingen zeggen. Je kunt ervan uitgaan dat het niet persoonlijk bedoeld is, ook omdat dezelfde zorgvrager je 3 minuten later vastpakt voor een knuffel. Het werkt meestal het beste om er met een grapje of een glimlach weinig aandacht aan te geven. Je moet er in contact met demente zorgvragers op letten dat zij hun gevoelens kunnen uiten, ook al snap je de logica misschien niet altijd. Probeer de betekenis er uit te halen en daarop te reageren. Veel demente zorgvragers zeggen dat ze naar huis moeten en willen weg, soms geven ze aan dat ze niet bij deze ‘gekken’ thuishoren. Reageer dan niet zozeer op de letterlijke inhoud van de woorden, maar loop mee en speel in op de onrust die is ontstaan. Praat soms wat mee. Afleiden kan en mag in deze situaties zeker ook. Kennis over de levensloop
Voor een gerichte omgang met demente zorgvragers is kennis over de levensloop van groot belang. Belangrijke levensgebeurtenissen kunnen vaak een deel van het gedrag verklaren. In het zorgdossier of zorgplan zijn deze gegevens verzameld. Als je eens een fotoboek wilt inkijken over een bepaald onderwerp, is het leuk om aan te sluiten bij waar de zorgvrager woonde wat zijn werk was zijn geloof, etc. Individuele behoefte
De zorgvrager is de belangrijkste bron van informatie bij het vaststellen van zijn individuele behoeften. De zorgvrager blijkt vaak heel goed in staat te zijn om, verbaal en non-verbaal, te laten blijken wat hij vindt van de zorg. Verzamel daarnaast gegevens via familie, naasten, arts etc. Verandering in gedrag
Demente zorgvragers kunnen vaak moeilijk aangeven hoe zij zich voelen, of ze bijvoorbeeld pijn hebben, of zich ziek voelen. Hun woorden zijn vaak moeilijk te begrijpen. Als een zorgvrager zich anders gaat gedragen op langdurig een andere mimiek vertoont, is het belangrijk dat ja dat gedrag niet te snel gaat interpreteren en met deze conclusie aan de slag gaat. Ga eerst na waarom deze verandering optreedt. Rapporteren
Rapporteren is belangrijk. Zo kun je je ervaringen met collega’s delen en samen proberen uit te zoeken waarom een bepaalde benadering al dan niet aanslaat. Rapporteer bijv. als een zorgvrager door een bepaalde benadering onrustig of agressief wordt. Toedienen van medicijnen
Het toedienen van medicijnen behoeft extra aandacht bij een dementerende zorgvrager. Aandachtspunten zijn: - Verpleegkundigen moeten door middel van objectieve waarneming vaststellen of de medicijnen effect hebben gehad. Een zorgvrager met een geheugenstoornis kan bijvoorbeeld meestal moeilijk aangeven of hij mee ris gaan plassen nadat hij een bepaald medicijn heeft gekregen. - Vertel de zorgvrager altijd dat hij medicijnen krijgt, de zorgvrager heeft recht op informatie en eerlijkheid. - Observeer of de medicijnen werkelijk worden ingenomen. - Observeer of zorgvrager na het toedienen van de medicijnen. Let op de volgende punten: o Hoe reageert de zorgvrager op de medicijnen? o Heeft het medicijn het verwachte resultaat? o Zijn er bijwerkingen? o Is het nodig om door te gaan met de medicijnen? Het dementieel syndroom en voeding Ouderen die moeilijk aan tafel kunnen blijven zitten vanwege motorische onrust of concentratieproblemen kun je helpen door ze zoveel mogelijk calorierijke hapjes met zich mee laten dragen, zoals koek, desserts, fruit, milkshake, etc. Sommige ouderen moet je vaker, zowel fysiek als verbaal, aansporen om te eten. Een andere mogelijkheid is dat je et voedsel op andere tijdstippen opnieuw aanbiedt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.