India

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas vwo | 3240 woorden
  • 29 mei 2001
  • 730 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
730 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Deelvraag 1: Wat zijn de kenmerken van onderontwikkeling? Deelvraag 2: Wat is per kenmerk de positie van India in
vergelijking met Nederland? Deelvraag 3: Wat is armoede en wat heeft het te maken met
honger en ziekte? Deelvraag 4: Wat is het kastensysteem en wat heeft dat te
maken met de onderontwikkeling van India? Deelvraag 5: Wat is de complexiteit van India met de
bijbehorende tegenstellingen? Hoofdvraag: Wat zijn de kenmerken van het ontwikkelingsland India en hoe is het voortbestaan van het

ontwikkelingsvraagstuk te verklaren? Armoede is een basiskenmerk van een ontwikkelingsland. Om armoede te bepalen rekent met het BNP ( Bruto Nationaal Product zie deelvraag: wat is armoede en wat heeft het te maken met honger en ziekte?) Al het geld wat iedereen in dat land verdient word bij elkaar opgeteld en door het aantal inwoners gedeeld. Zo kom je tot een bedrag. Dat reken je om in Dollars en dan kan je het met andere landen vergelijken. Bij een ontwikkelingsland zijn deze cijfers lager dan bij een ontwikkeld land. Honger is een basiskenmerk van een ontwikkelingsland. Je hebt twee soorten honger: kwalitatieve honger en kwantitatieve honger. Kwalitatieve honger is wanneer men wel genoeg voedsel heeft, maar dat te eenzijdig is, over het algemeen zijn er te weinig eiwitten en vitaminen. Kwantitatieve honger is wanneer mensen te weinig eten hebben om van te leven. Ziekte in arme landen komt vaak voor door verontreinigd drinkwater, of te slecht of te weinig voedsel. Ziekte is ook een basiskenmerk van ontwikkelingslanden. In arme landen is er vaak een snelle bevolkingsgroei. Want men denkt daar: als ik veel kinderen krijg dan kunnen al die kinderen geld verdienen en later voor mij zorgen als ik oud ben. Zo stijgt het geboortencijfer. Voor meer welvaart is er meer productiviteit nodig. Zo kan men meer verdienen, maar omdat er ook steeds meer kinderen blijven komen blijft het bedrag wat ze per persoon verdienen laag. In de tropen en in droge gebieden liggen de meeste ontwikkelingslanden. Tropische klimaten, hoge temperaturen en grote vochtigheid heeft invloed op de productiviteit. Die invloed is op verschillende manier: Het klimaat heeft invloed op de gezondheidstoestand, de hoge temperaturen hebben invloed op het gene wat de mensen eten, het voedsel wordt warm waardoor het snel bederft. Hoge temperaturen, veel regen en plassen zijn ideale omstandigheden voor allerlei ziekteverwekkende bacteriën. Het klimaat heeft invloed op de bodem. Het regent veel waardoor er veel water door de bodem naar beneden sijpelt en de voedingsstoffen lossen daar makkelijk in op. Die nieuwe tijd begon toen Columbus India ontdekte in 1492. In 1498 vond Vasco de weeg over zee naar Indië. Dat was het einde van de middeleeuwen. Koloniën zijn overzeese gebieden, op de nieuw ontdekte gebieden kwamen handelsnederzettingen. De eerste functie van de koloniën was dat het werd gebruikt voor exotische artikelen. Alleen de peperdure producten kwamen in aanmerking voor overzeese handel, vanwege de lange reisduur. In 1850 kregen de koloniën een andere functie: ze werden leveranciers van grondstoffen voor de industrielanden en ze werden afzetmarkt voor de industrieproducten. De Inheemse bevolking was zelf niet in staat om de grondstoffen te produceren, het gevolg daarvan is dat de industrielanden zelf stukken van Afrika, Azië en Amerika in bezit namen. Zo stichtten we zelf plantages etc. Dekolonisatie kwam weer later rond 1850, toen werden de landen die kolonie waren geweest weer zelfstandig. De ontwikkeling van de koloniën ging verschillend. Je kreeg exploitatiekoloniën en vestigingskoloniën. Exploitatiekoloniën werden uitgeput om grondstoffen te leveren. Vestigingskoloniën, overzeese gebieden waar mensen zich gingen vestigen. Dit had drie verschillende redenen: door de sneller bevolkingsgroei was er te weinig werk, wat wel in de koloniën was, de vestiging over zee werd ook makkelijker door verbetering van het verkeer, er kwamen bijvoorbeeld stoomschepen. Zo konden mensen makkelijker vervoerd worden naar de koloniën en er waren genoeg lege gebieden in bijvoorbeeld de VS en Canada, de inheemse bevolking (de oorspronkelijke bevolking) was zo klein dat er nog genoeg immigranten bij konden. Dekolonisatie ging het beste in de VS dat was als eerste zelfstandig in 1776. De exploitatiekoloniën kwam de dekolonisatie pas rond 1945/1950. Bestaansmiddelen zijn verdeeld in drie soorten: landbouw, (waar in een ontwikkelingsland veel in wordt gewerkt) industrie en diensten. Er is een verschil in boerenbedrijven. In een arme land produceer je zonder machines alleen voor je eigen gezin, en een rijk land produceer je met machine voor de handel om er wat aan te verdienen. Het is kenmerkend voor een ontwikkelingsland dat er weinig industrie is. Het percentage werknemers in de industrie is dan ook laag. De rijke ontwikkelde landen worden dan ook wel eens industrielanden genoemd, om duidelijk de tegenstelling aan te geven met de veel minder geïndustrialiseerde ontwikkelingslanden. In de rijke landen is de dienstensector de grootste sector. In ontwikkelingslanden komt de dienstensector meestal op de tweede plaat na de landbouw. Banen in de dienstensector in een rijk land vereisen meestal een behoorlijke opleiding en worden over het algemeen goed betaald. In de derde wereld landen ( en dus ook in India) vind je daar juist de mensen die ongeschoold, slecht betalend werk doen zoals schoenen poetsen. Wie geen werk kan vinden vlucht naar de dienstensector, vandaar de naam vluchtsector. In een echt ontwikkelingsland wordt er weinig gebruik gemaakt van machines. Spierkracht van mens en dier zijn belangrijke energie vormen. Om machines te laten draaien is energie nodig in bijvoorbeeld de vorm van: benzine, olie en steenkool. Kenmerkend voor arme landen is dat het energieverbruik laag is. Doordat zij het gewoonweg niet kunnen betalen. In de rijke landen woont 75% van de bevolking in steden. In de armere, derde wereld landen, woont 40% van de bevolking in steden. Er wonen in derde wereld landen veel meer mensen in steden dan in rijke landen. Dat komt doordat er in derde wereld landen veel meer mensen leven. Het percentage is dus wel lager, maar omdat er meer mensen leven, komt het aantal uiteindelijk veel hoger uit. Zo leven er dus meer mensen in de stad dan dat er past. De 40% klopt die in steden woont klopt eigenlijk niet omdat er veel mensen illegaal wonen in steden. In ontwikkelingslanden is een slechte infrastructuur. Dat betekent dat de verkeersvoorzieningen die nodig zijn om een bedrijf goed te laten lopen slecht zijn. Dat zijn niet alleen de wegen, maar bijvoorbeeld ook de telefoons en faxen. Als de infrastructuur goed was dan zou een bedrijf goed kunnen werken, maar dat is nu niet het geval. Het telefoonverkeer is beperkt en moderne betalingsmiddelen zoals pinnen en giro zijn er niet. Een postkantoor is soms wel 100 kilometer weg dus daarom werken ook posterijen moeizaam. Onder sociale structuur verstaan we de groepen waaruit de samenleving bestaat en hoe die groepen met elkaar omgaan. In ontwikkelingslanden vind je meestal twee groepen. De elite (een kleine groep mensen die macht en geld hebben) en de grote massa (de arme mensen) De elite heeft veel economische en politieke macht. Er is een groot verschil in welzijn en welvaart tussen de elite en de armen. Een beter bestaan voor de grote massa betekent minder macht en rijkdom voor de elite. Een andere vorm van slechte sociale structuur is dat de mensen tot een ander volk, godsdienst etc. behoren. Deelvraag 1: Wat zijn de kenmerken van onderontwikkeling? De kenmerken van onderontwikkeling in India zijn: Armoede, honger en ziekte, wat ook de basiskenmerken van een ontwikkelingsland zijn. Overige kenmerken zijn: laag ontwikkelingspeil, snelle bevolkingsgroei, hoog percentage werknemers in de landbouw, laag percentage werknemers in de industrie, de dienstensector als vluchtsector, laag energie verbruik, laag percentage stedelingen, een slechte infrastructuur en een laag BNP per inwoner. Deelvraag 2: Wat is per kenmerk de positie van India in vergelijking met Nederland? Laag ontwikkelingspeil: Als je naar India kijkt over het ontwikkelingspeil kun je zeggen dat het in vergelijking met Nederland laag is. Ja kan dat bijvoorbeeld zien aan het aantal mensen dat analfabeet is. Het aantal artsen per inwoner is ook een veel gebruikte maat om het ontwikkelingspeil te meten. In India is dit laag, in Nederland hoog. India is dus een minder ontwikkeld land dan Nederland. Snelle bevolkingsgroei: In India groeit de bevolking sneller dan in rijke landen. Het geboortencijfer is in India veel hoger dan in Nederland, maar als we kijken naar het sterftecijfer dan zien we veel minder verschil. Over het algemeen heeft men in armelanden te weinig geld om geboorteberperking toe te passen. Je ziet in India veel grote gezinnen, omdat de kinderen nodig zijn om geld te verdienen later om voor de ouders te zorgen. Snelle bevolkingsgroei is dus de oorzaak en het gevolg van armoede. Hoog percentage werknemers in de landbouw: Net als andere ontwikkelingslanden is India agrarisch, in tegenstelling tot Nederland. ongeveer 2/3 deel van de beroepsbevolking werkt in de landbouw. De armoede op het platteland wordt vooral veroorzaakt door de lage productiviteit van de landbouw. Indiase boeren moete de energie van hun eigen lichaam en dat van trekdieren gebruiken: ze gebruiken geen machines, wat in Nederland wel zo is. De producten die Indiase boeren verbouwen zijn voor hunzelf in niet voor verkoop, wat in Nederland wel zo is. Waar Nederlanders dus ook winst uit halen en in India niet. Laag percentage werknemers in de industrie: In India werken er weinig mensen in de industrie. Dat komt doordat er in India weinig industrie is, in tegenstelling tot Nederland. Er is in India geen hoge ontwikkeling waardoor er geen machines worden gebruikt en er geen automatisering is. Terwijl in Nederland bijna alleen maar machines worden gebruikt in de industrie. Dat is dus een groot verschil. Dienstensector als vluchtsector: In India kun je goed zien dat de dienstensector niet op de eerste plaats komt, wat in rijkere landen zoals Nederland wel het geval is. Omdat in India vele mensen analfabeet zijn zullen ze genoegen moeten nemen met een eenvoudige baan. Voor deze groep is de dienstensector de vluchtsector. Je vindt dus mensen die ongeschoold zijn en laag betaald werk doen, zoals schoenpoetser en straathandelaar in de dienstensector. Wie geen werk kan vinden vlucht naar de dienstensector, vandaar de naam. In rijkere landen is de dienstensector juist de sector waar de salarissen hoger zijn dan in de andere twee sectoren. Deze banen hebben ook een hoger opleiding nodig, wat een groot verschil met India is. Laag percentage stedelingen: In Nederland woont gemiddeld 75% van de mensen in de stad. In India is dat ongeveer 30%. Het os logisch dat dat percentage in India lager ligt, omdat India een agrarische samenleving is en deze boeren op het platteland leven. Het percentage stedelingen is laag, maar toch overmatig. Dat is in India het geval. Dat komt doordat er veel mensen van het platteland naar de stad trekken in de hoop daar werk te vinden. Ze vinden geen werk maar blijven toch in de stad, waardoor het aantal dus overmatig wordt. Er zijn mensen in de stad die er illegaal zijn. In India zie je krottenwijken en paleizen naast elkaar in de stad, wat eigenlijk heel opvallend is. Laag energiegebruik: Een va de kenmerken van een ontwikkelingsland is het lage energiegebruik. Dat gebruik wordt gemeten in brandstoffen waar machines op draaien. Een land met weinig mechanisatie (zoals India) scoort dus laag. Er wordt daar wel veel energie gebruikt, maar die wordt niet meegeteld. Er wordt namelijk mens en dierkracht gerbuikt. Zoals vrouwen die iedere dag water moeten halen. Bij een put die vaak ver weg staat. Slechte infrastructuur: Infrastructuur is alles wat de verkeersvoorzieningen van een modern bedrijf kan laten functioneren. Zoals auto verkeer, maar ook telefoon, fax, E-mail verkeer. Enz. India heeft een slechte infrastructuur. De snelwegen zijn slecht, het telefoonverkeer is beperkt en soms is een postkantoor heel ver weg, waardoor de posterijen moeizaam kunnen werken. Bedrijven in India kunnen dus niet zo goed lopen als in Nederland, waar de infrastructuur wel goed is. Deelvraag 3: Wat is armoede en wat heeft het te maken met honger en ziekte? Een basiskenmerk van ontwikkelingslanden is armoede. Maar wanneer noem je een land arm? Armoede is kan je niet zomaar meten, je kan het alleen zien in vergelijking met bijv. een ander land. Vergeleken met de twintig rijkste industrielanden zijn de ontwikkelingslanden allemaal arm. Maar als je de ontwikkelingslanden onderling weer vergelijkt heb je ook weer rijkere en armere landen. Om de vergelijking mogelijk te maken heb je een maat nodig. We nemen daarvoor het BBP (bruto binnenlands product) of het BNP ( bruto nationaal product) per hoofd. Dat is het geldbedarg wat alle inwoners van een land bij elkaar verdienen. Dat bedrag wordt gedeeld door het aantal inwoners. De uitkomst is het gemiddelde per persoon, wat officieel het BBP of BNP heet. Omdat elk land zijn eigen muntsoort wordt dit bedrag omgerekend in Amerikaanse dollars, zodat je het makkelijker kan vergelijken. Als er armoede heerst is er te weinig geld om eten te kopen. Door ondervoeding worden de mensen ziek. Bij ziekte wordt men niet aangenomen om te werken en verdien je dus niets. Als je niets verdient ben je dus arm en heerst er armoede. Het is dus een soort van kringloop. Deelvraag 4: Wat is het kastensysteem en wat heeft dat te maken met de ontwikkeling van India? Het kastensysteem is een regeringssysteem, waarbij sommige mensen tot een hogere groep (kaste) behoren dan andere. Per dorp zijn er zo ongeveer 25 kasten. Een kaste is een gesloten sociale groep, wat in India een jati genoemd wordt. Jati betekend letterlijk geboortegroep. Je komt dan ook vanaf je geboorte in een bepaalde groep, dezelfde groep als die van je ouders. Je moet een beroep kiezen uit jouw kaste en bijv. ook met iemand van jouw kaste trouwen. In kasten zijn voorschriften waar je je aan moet houden. Er staat bijv. in die voorschriften dat er onreine mensen zijn. Als iemand van een hogere kaste zo’n onrein persoon aanraakt moet hij zich meteen gaan wassen, omdat hij anders ook onrein wordt. De kasten zijn dus in rangorde, waarbij de laagste kaste ( de onaanraakbare) de Hirijans worden genoemd, wat kinderen van god betekend. Bij kinderen zijn de kasten minder belangrijk. De democratisch gekozen regering heeft het kastensysteem afgeschaft maar het leeft in de dorpen toch nog voort. Deels door het kastensysteem leeft de onderontwikkeling van India verder, Ik zal dit proberen uit te leggen aan de hand van een voorbeeld: Stel dat iemand uit een lage kaste heel slim is, we noemen heb even voor de duidelijkheid Japie. Japie behoort tot een lage kaste, waardoor hij geen beroep kan kiezen waar zijn intelligentie tot recht komt. Stel dat het kastensysteem niet had bestaan, dan had Japie met zijn intelligentie bijv. een hele goede leraar geworden en had hij de volgende generaties dus iets van zijn intelligentie meegegeven. Waardoor die volgende generatie weer verder zou kunnen ontwikkkelen. Maar omdat Japie toevallig ouders uit een lage kaste heeft kan dit allemaal niet en wordt hij schoenpoetser. Iets waar de volgende generatie niets aan heeft. Dan heb je een tweede jongen Jantje. Jantje komt uit een hoge kaste, hij is eigenlijk heel dom, maar dat ziet niemand omdat hij uit een hoge kaste komt. Hij mag zo de kinderen les gaan geven, zonder opleiding of iets. De kinderen van de volgende generatie kunnen weinig van hem leren, omdat Jantje gewoon dom is en weinig weet wat hij de kinderen kan leren. Zo blijft de volgende generatie dom en krijgt de generatie er na weer een domme leraar, omdat diegene niets heeft geleerd van Jantje en dus zijn kinderen ook niets kan leren. Zo blijft India geen verder ontwikkelde kinderen krijgen en kan de onderontwikkeling dus ook niet worden stop gezet. Het hoef natuurlijk niet altijd zo te gaan, maar het zou wel kunnen en dat is dan wel zonde. Ik hoop dat het duidelijk is geworden aan de hand van mijn voorbeeld. Deelvraag 5: Wat is de complexiteit van India met de bijbehorende tegenstellingen? Complex wil zeggen dat er zowel wat betreft bevolking als natuur grote verscheidenheid is en dat de maatschappij zeer ingewikkeld in elkaar zit. Het is natuurlijk een groot gebeid. De natuur heeft gezorgd voor een grote verscheidenheid aan landschappen zoals met sneeuw bedekte bergtoppen, tropische regenwouden, woestijnen en moerasgebieden. Maar India is ook het land van de tropische wervelstormen, kletterende moessonregens, droogteperiodes en hele erge overstromingen. Ook is India een dichtbevolkt land en is India onderverdeeld is honderden volkeren, kasten. Ze hebben soms zelf hun eigen taal en schrift. Dit leidt in de praktijk tot scherpe tegenstellingen. Als je als toerist India bezoekt, merk je onmiddellijk de je in een ontwikkelingsland bent: Je ziet overal om je heen straatarme mensen, mensen die te weinig geld hebben om zich te voeden, overvolle straten en bussen, straatkinderen die niet naar school gaan enz. Je ziet dat veel mensen nog direkt van de lanbouw leven. Ongeveer 2/3 deel van de beroepsbevolking. De armoede op het platteland wordt vooral veroorzaakt door de lage productiviteit. Ze moeten alles doen met hun eigen krachten en die van hun trekdieren, want ze werken niet met machines. Maar aan de andere kant zie je als toerist vele mooie paleizen. Bijv. het paleis van de Marharadja va Iodpur, een van de vele Indiase vorsten. 5% van de bevolking van India is schatrijk.
Hoofdvraag: Wat zijn de kenmerken van het ontwikkelingsland India en hoe is het voortbestaan van het ontwikkelingstuk te verklaren? Om te beginnen is India een ontwikkelingsland. Je kan dat zien aan een aantal kenmerken. India heeft veel inwoners: je ziet dat aan de drukke straten, grote gezinnen. Dat is te verklaren omdat de mensen in India kinderen nodig hebben voor het werk en om voor de ouders te zorgen als zij oud zijn en wat ook bij het geloof hoort. Ze hebben o.a. geen geld voor geboortenbeperking en ze hebben weinig kennis door te weinig onderwijs. Een ander kenmerk van India is het kastensysteem, meer informatie van deze manier van bestaan vind u bij de deelvraag: Wat is het kastensysteem en wat heeft dat met de onderontwikkeling van India te maken? Het kastensysteem is kort samengevat een regeringssysteem met grote verschillen in rangen. In India is de armoede erg groot. De armoede is in verband met de honger en ziekt in India. Dit is kort samen te vatten: Als er armoede heerst is er te weinig geld om eten te kopen. Door ondervoeding worden de mensen ziek, doordat zij ziek zijn kunnen we niet werken en omdat ze niet werken verdienen ze geen geld. Zo blijft armoede voortdurend bestaan. De infrastructuur is in India erg slecht. Er zijn voortdurende stroomstoringen, moeizame telecommunicatie en een chaotisch verkeer op slechte wegen. Goede snelwegen kan je niet vinden. Wat je er ook ziet is dat voetgangers, fietsers, runderen, olifanten, kamelen, bussen en vrachtwagens kriskras door elkaar heen. Verkeersregels kennen ze er vaak niet. In India is de landbouw belangrijk. De boeren maken eten op een akker, dat is bestemd voor de eigen honger. In India werken ze ook met mens en dier en gebruiken geen machines, want daar hebben ze geen geld voor. India is een complex land. Zowel wat betreft de bevolking als de natuur is er een grote verscheidenheid. De maatschappij zit zeer ingewikkeld in elkaar. Het ligt voor de hand: Het is een groot land. De natuur heeft gezorgd voor een grote verscheidenheid aan landschappen. Je ziet er tropische regenwouden, woestijnen, moerasgebieden etc. In India komen ook wervelstormen voor, verwoestende overstromen enz. Omdat er sprake is van grote mensenmassa is de bevolking onderverdeeld in honderden volken. De volken hebben soms een eigen taal met soms zelfs een eigen schrift. Dit zorgt voor de complexiteit in India.

REACTIES

N.

N.

columbus ontdektte toch geen india maar amerika????????????????

17 jaar geleden

J.

J.

Inderdaad. Het is wel waar dat Colombus dacht dat Amerika India was, omdat hij naar China moest en daarbij India zou moeten passeren. Toen hij de landmassa van Amerika zag nam hij aan dat het India was. Vandaar dus ook de namen van de Indianen. Eigenlijk is Columbus niet de aller eerste om Amerika te ontdekken, .. maar dat is een heel ander verhaal. Je hebt gelijk.

5 jaar geleden

J.

J.

Nils heeft gelijk. Columbus ontdekte Amerika

13 jaar geleden

E.

E.

slecht

6 jaar geleden

B.

B.

veel spelfouten en normale fouten

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.