Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

De bevolking van Peru (indianen in de Andes en het Amazonewoud)

Beoordeling 5.2
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 6e klas aso | 6297 woorden
  • 25 februari 2004
  • 246 keer beoordeeld
Cijfer 5.2
246 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
INLEIDING In dit werk wordt de bevolking van Peru besproken, met bijzondere aandacht voor de levenswijze van de Indianen. De indeling is gebaseerd op het boek ‘De moribus et situ Germanorum’ van Tacitus. Daarin beschrijft hij het leven van de Germanen, zoals ik het leven van de Peruanen beschrijf. Hij had het eerst over algemene zaken (het land zelf), vervolgens over het leven van de bevolking en tenslotte over de verschillende stammen. Deze volgorde heb ik ook gevolgd. Het is namelijk noodzakelijk eerst het land in grote lijnen te kennen. Vandaar de algemene informatie over de grenzen, de taal en de bevolking. Het leven van het volk verschilt volgens de streek waar men woont, daarom is het tweede deel onderverdeeld volgens de streken. Het deel over de verschillende stammen gaat voornamelijk over de Amazone-Indianen aangezien zij in veel verschillende stammen verdeeld zijn. Enkele daarvan worden besproken. UITEENZETTING 1. Algemeen Peru is een republiek in Zuid-Amerika, gelegen tussen Ecuador en Colombia ten noorden, Brazilië en Bolivia ten oosten, Chili ten zuiden en de Grote Oceaan ten westen. Het land kan globaal in drie grote zones verdeeld worden: de kustvlakte (de Costa), het gebergte (de Sierra) en de Amazonevlakte (de Selva). In de kustvlakte treffen we woestijngronden aan. De hoofdstad van Peru, Lima, is er gelegen. Het gebergte dat Peru doorkruist is de Andes. Het bevat zowel prachtige rivieren en vulkanen als culturele bezienswaardigheden zoals de ruïnes van het Incarijk. In de Amazonevlakte bevindt zich het tropisch regenwoud. Het aantal inwoners van Peru bedraagt ongeveer 23 miljoen. Dit stemt overeen met een gemiddelde dichtheid van 12 inwoners per vierkante kilometer. De bevolking is echter zeer ongelijkmatig verspreid: de kuststreek telt 35 inwoners per vierkante kilometer, het meest centrale gebied dat uit bergketens bestaat telt 20 inwoners per vierkante kilometer, en het oostelijk deel van het land slechts 2 inwoners per vierkante kilometer. Meer dan de helft van de bevolking woont in de steden tengevolge van een plattelandsvlucht vanaf 1940. De voornaamste steden liggen in het kustgebied aangezien het zwaartepunt van de Peruaanse economie zich daar bevindt. Het grootste deel van de bevolking bestaat uit mestiezen (afstammelingen van blanken en Indianen), en zuivere Indianen. In bepaalde delen van het Amazonewoud komen nog vrijwel onbekende en bijna volledig geïsoleerde groepen Indianen voor. Na Bolivia is Peru het land met het grootste percentage Indianen, namelijk 45%. Ze wonen vooral in de bergen en de Amazonevlakte, en worden als tweederangsburgers beschouwd. Er zijn slechts weinig blanken (12% van de bevolking), waaronder Italianen, Spanjaarden, Noord-Amerikanen, Duitsers enz. Zij vormen echter de bezittende klasse. Drie procent van de bevolking bestaat uit Zwarten, Chinezen en Japanners. De eerste Afrikaanse slaven werden in de zestiende eeuw naar Peru gebracht om op de plantages en in de mijnen te werken. In de negentiende eeuw werden vooral Chinezen als slaven te werk gesteld. Officieel was dit niet het geval, in praktijk echter wel. Peru vertoont alle kenmerken van een ontwikkelingsland: te snelle groei van de bevolking, werkloosheid, inflatie, slechte verkeersinfrastructuur, grote afhankelijkheid van de landbouw enz. Vooral bij de Indianen en de mestiezen is de levensstandaard nog zeer laag. De Peruanen zijn harde werkers: een normale kantoorjob duurt twaalf uur. Van een sociaal vangnet is geen sprake: wie werkloos is kan van de staat niets verwachten. Er bestaat ook een soort pensioenstelsel, maar door geldgebrek wordt dikwijls niets uitbetaald. Naar schatting leeft de helft van de Peruaanse bevolking in armoede. Dit wil zeggen dat ze nauwelijks of geen toegang hebben tot basisvoorzieningen zoals water en elektriciteit. Bijna vijftien procent onder hen leeft zonder een vast dak boven het hoofd en met nauwelijks genoeg te eten. Eén kind op de vier onder de leeftijd van vijf jaar is chronisch ondervoed. De levensverwachting ligt voor mannen op 67 jaar en voor vrouwen op 72. Het land kende de laatste decennia een enorme bevolkingsgroei. In het begin genoot de overheid ervan hoewel de elite en de middenklasse de toestand ellendig vonden. Door deze groei won Peru internationaal meer aanzien en werd belangrijker dan alle andere Zuid-Amerikaanse landen. De staat liet het probleem van de bevolking “zichzelf oplossen” door de spontane migratie waardoor ieder zijn oplossing vond voor de ongelijke verdeeldheid van weelde en macht. Toch kon het zo niet blijven duren en moesten er maatregelen getroffen worden. Om de snelle groei van de bevolking af te remmen streeft het ministerie van Gezondheidszorg sterilisatie na. Bij een dergelijke behandeling is echter wel de uitdrukkelijke toestemming van de vrouw vereist. De officiële taal is Spaans en wordt door zeventig procent van de bevolking gesproken. Ook het Quechua is een officiële taal in Peru. Het was oorspronkelijk de taal van de Inca’s en wordt nog steeds door de meerderheid van de Indiaanse bevolking als eerste taal gesproken. Rond het Titicacameer spreekt men vooral Aymara.
2. Het dagelijkse leven 1. Algemeen • Economie
Bijna de helft van de werkende bevolking is werkzaam in de landbouw. In de kustvlakte is landbouw enkel mogelijk door irrigatie met water van de Andesrivieren. De exportgerichte plantages werken er met relatief moderne arbeidsmethoden. De voornaamste teelten zijn katoen, suikerriet en koffie. In de bergstreek is de Indiaanse landbouw erg traditioneel. De kleine akkers met vooral maïs en aardappelen liggen op geterrasseerde hellingen. Voor de veeteelt zijn runderen, alpaca’s (dat is een soort schapen) en lama’s (voor de wolproductie) van groot belang. Wegens het overwicht van het grootgrondbezit en de geringe landbouwoppervlakte heeft de Peruaanse landbouw met heel wat problemen te kampen. Er werden verschillende wetten voor landbouwhervorming ingevoerd maar deze hebben helaas hun doel nog niet bereikt: jaarlijks dienen grote hoeveelheden voedingswaren ingevoerd te worden zoals tarwe, maïs, melk,... De Peruaanse visvangst behoort tot de voornaamste ter wereld, en levert een van de voornaamste exportproducten van Peru, namelijk vismeel, waarvan het land de grootste wereldproducent is. De Peruaanse ondergrond is zeer rijk aan allerlei mijnbouwproducten, vooral ertsen. Alleen de Indianen zijn in staat om in de op 4000 m en hoger gelegen mijnen te werken. Alhoewel de Peruaanse transport door deze verschillende economische factoren veel gevarieerder is dan in andere Latijns-Amerikaanse landen, zit het land zwaar in de schulden. Dit komt door de dalende wereldprijzen van sommige uitvoerproducten en de invoer van dure industriewaren. • sociaal
Peruanen komen graag bijeen om hun samenhorigheid te onderstrepen of om zich samen voor een bepaald doel in te zetten. De band tussen de bevolking wordt versterkt door de marktdagen en wekelijkse gang naar de kerk. De grotere jaarlijkse feesten (religieuze of familiefeesten) trekken ook volk van buiten het dorp aan. Op feesten zoals de naamdag van de patroonheilige van het dorp of Driekoningen komen vele dorpelingen die destijds hun geboorteplaats hadden verlaten naar het dorp terug. Het is pas bij de feesten dat de Peruanen hun ware aard tonen. De rest van de tijd dragen ze een masker van onverschilligheid tegenover de vreemde realiteit waarin ze moeten leven. Het dansen en drinken doet hen de armoede vergeten en versterkt hun levenskracht en eenheid met de wereld rondom. Het onderwerp van het feest is meestal van praktische aard zoals de oogst die op komst is of de vruchtbaarheid van het vee. De rol van de vrouw kent een trage evolutie in de Peruaanse maatschappij. Vòòr de Spaanse kolonisatie hadden de vrouwen rechten en plichten die vrij gelijkwaardig waren aan die van de man. Tijdens de kolonisatie was dit echter niet geval. Na de Spaanse verovering zijn de vrouwenrechten meer en meer afgezwakt. Maar tegenwoordig gaan er meer dan vroeger vrouwen naar de universiteit en hebben ze een beroepscarrière. Binnen lokale boerengemeenschappen aanvaarden de vrouwen een leidende rol en nemen ze de verantwoordelijkheid voor hun eigen leven. • religie
Tot de zestiende eeuw was de Inca-religie over bijna heel het land verspreid. Sinds de Spaanse verovering wordt Peru als een rooms-katholiek land beschouwd. Hoewel dit de overheersende godsdienst is begint zijn betekenis in belang af te nemen. Zo is de religieuze beleving van de Indianen in het Andesgebergte een vermenging van oude pré-Columbiaanse rituelen en de officiële kerkleer. De invloed van het protestantisme is sinds 1900 steeds groter geworden. Zowel op het platteland als in de volksbuurten is deze toegenomen invloed zichtbaar. In sommige dorpen heerst niet alleen de strijd tussen katholieken en protestanten, maar ook tussen verschillende protestantse sekten. In 1968 raakte de Kerk verdeeld tussen de bisschoppen die sympathie voelden voor de bevrijdingstheologie (waarbij zij kiezen voor de armen) en zij die de regels van het Vaticaan volgden. • onderwijs
Het onderwijsniveau in Peru behoort tot het laagste in Latijns-Amerika. Eén derde van de ongeveer vijftig Peruaanse universiteiten bevindt zich in Lima. Het technisch onderwijs is van heel lage kwaliteit terwijl het kwalitatief betere onderwijs aan de privé-universiteiten voor de meesten onbetaalbaar is. Ongeveer een vijfde van de Peruanen heeft toegang tot hoger onderwijs. Dit heeft als gevolg dat een groot percentage van de bevolking analfabetisch is. • politiek
De verschillen tussen arm en rijk zijn groot. Uit onvrede over die grote ongelijkheid groeide in de loop van de twintigste eeuw verzet. Een krachtige guerrillabeweging in de Andes en de drugshandel in het Amazonegebied brachten het land in de jaren tachtig op de rand van de afgrond. Er vielen tienduizenden doden tijdens die periode van politieke onrust en guerrilla-activiteiten. Eén van de zorgen van de guerrillabeweging van het Lichtend Pad was het beschermen van de traditionele levenswijze in de Andes tegen de modernisering. Na 1992 is de rust grotendeels weer teruggekeerd. Het land is aan een meer stabiele fase van zijn geschiedenis begonnen. Het vertrouwen van binnenuit neemt toe, het volk gelooft in een hernieuwd en verenigd land dat bezig is zich te stabiliseren na zijn onrustige verleden. Het gevoel van nationaliteit komt meer en meer opzetten in heel het land. 2. De stedelijke bevolking
De belangrijkste steden in Peru zijn zowel oude koloniale plaatsen als nieuwere steden. De hoofdstad Lima is vanzelfsprekend de belangrijkste stad door zijn grote bevolking, cultuur en nijverheid. De haven Puno, aan het Titicacameer speelt ook een grote rol in de economie van het land wegens het belang van zijn transport. Terwijl de steden groeien daalt het bevolkingsaantal op het platteland. In de jaren zestig leek Lima het Beloofde Land voor de armen uit het binnenland. In de jaren tachtig werd de hoofdstad overspoeld met vluchtelingen uit het gebergte die aan de wrede burgeroorlog trachtten te ontkomen. Op die manier werd de kustplaats gevuld met Andespopulatie en ontstond een nieuwe cultuur: Cultura Chicha. Dit is een bizarre menging van de Indiaanse en Spaanse cultuur. De stedelijke autoriteiten waren niet in staat aan de basisbehoeften van de migranten te voldoen. Aangezien er geen plaats was om binnen de stad alle mensen onderdak te geven ontstonden de vele sloppenwijken aan de rand van Lima. Sinds het begin van de tweede wereldoorlog is de bevolking in de stad nogmaals vertienvoudigd! Heden woont bijna een derde van de bevolking in Lima, namelijk meer dan zeven miljoen inwoners. De banden met de familie in het dorp blijven voor de migranten in de stad van groot belang. Ook sociale banden met anderen uit hun dorp of regio worden onderhouden door migrantenclubs. De generatie die in de stad opgroeit identificeert zich al meer met de eigen buurt en minder met de gemeenschap waar de ouders vandaan komen. Ze integreren sneller met andere sociale groepen in de stad. Het onderwijs en de media (vooral de radio) zijn hiervan de belangrijkste oorzaak. In de steden is het grote contrast tussen arm en rijk duidelijk zichtbaar. De blanke bovenklasse heeft bijzonder veel weelde en macht, de Indianen vertegenwoordigen vooral de middenklasse en lagere klasse. Deze laatsten zijn het talrijkste en vormen de kern van de Peruaanse cultuur en identiteit. Het zijn de werkende klassen. De indeling in klassen verschilt wel van streek tot streek. Wat men in een provincie de middenklasse noemt wordt bijvoorbeeld in de hoofdstad als lagere klasse beschouwd. Hoewel het opvalt dat de rijkdom verdeeld is volgens de rassen is dit in de middenklasse minder zichtbaar, deze wordt vertegenwoordigd door zowat alle rassen. De neergang van de nationale economie bracht de uitbreiding van de traditionele marktstraathandel teweeg. Naar schatting is veertig procent van de bevolking in Peru werkzaam in de niet-officiële economie. Op elke straathoek zijn straatventers te vinden die de meest uiteenlopende artikelen verkopen. De marktstructuur is druk en chaotisch. Deze niet-officiële economie toont aan dat de Peruanen graag gebruik maken van traditionele krachten om een graantje mee te pikken van de welvaart van het land. Onder traditionele krachten verstaat men hun organisatorische vaardigheden en hard werk. De laatste jaren werden toch heel wat jobs gecreëerd dankzij buitenlandse investeringen. Doordat de macht in handen is van weinigen komt slechts een deel van dit nieuwe geld bij de gewone bevolking terecht. De laatste tien jaar werden wel hospitalen, scholen en universiteiten gebouwd en kregen de meeste wegen een asfaltlaag. 3. Indianen in de Andes
De Indiaanse bevolking in de Andes houdt sterk vast aan eeuwenoude tradities. Dat blijkt uit de klederdracht, de gebruiken, de muziek en de dansen bij de talrijke feesten. In het hoogland worden de Indianen vooral naar de taal onderscheiden: er zijn Quechua-sprekenden en Aymara-sprekenden. Deze talen werden nooit geschreven en ook nu is er nog geen officiële spellingswijze, waardoor de spelling van plaats tot plaats verschilt. Cultureel gezien zijn beide Indianengroepen vergelijkbaar, maar binnen de groepen bestaat er toch een grote verscheidenheid. De Quechua-bevolking onderscheidt zich vooral door zijn dansen, religieuze feesten, kleding en voedsel. Deze Indianen zijn afstammelingen van de Inca’s die het gebied hebben gekoloniseerd in de loop van de zeventiende eeuw. Bij de overwonnen stammen voerden ze hun taal in, met als gevolg dat nu zo’n dertien miljoen Indianen ze spreken. De Aymara’s vormen de oudste Indiaanse bevolking van de Andes. Tijdens de overheersing van de Inca’s wisten ze min of meer zelfstandig te blijven. Quechua’s zijn te herkennen aan hun platte hoeden, de Aymara’s aan hun bolhoeden. De veehouders uit de hoogste gebergten worden door lagerwonende bevolkingsgroepen vaak als wilden beschouwd. De Indiaanse bevolking uit de bergketens woont in meer dan vijfduizend erkende boerengemeenschappen, tussen 2000 en 4500 meter hoogte. Waarschijnlijk bestaan er nog ongeveer duizend niet erkende en meer afgelegen Indiaanse dorpen. Basisvoorzieningen als scholen, medische posten en irrigatie worden gezamenlijk geregeld. Dit systeem is een traditionele organisatievorm van de voor-Spaanse tijd. De Indianen die in boerengemeenschappen leven hebben geen individuele spaarpotten. Er is een gezamenlijke pot om om beurt het feest van de patroonheilige van het dorp te vieren. Alle dorpelingen, inclusief de migranten, komen dan samen. De Indianen uit het Andesgebergte vormen de armste groep van de bevolking in een toch al arm land. Een kwart van hen is ondervoed. Het kindersterftecijfer ligt er dan ook heel hoog: in sommige streken sterven driehonderd van de duizend levendgeborenen in het eerste levensjaar. De leefomstandigheden in het gebergte zijn erbarmelijk: ’s nachts vriest het bijna heel het jaar en overdag schijnt de zon verraderlijk fel. Het weer is onvoorspelbaar, grillige regenbuien wisselen droogteperioden af. De opbrengst van de oogst blijft door gebrek aan bemesting laag en ook hagel, bevriezing en langdurige droogte kan de oogst doen mislukken. Veel Indianen uit het hoogland emigreren dan ook naar de kust in de hoop daar een beter bestaan te leiden. De boeren en hun recentelijk verhuisde familieleden in de steden moeten veel moeite en grote opofferingen doen om onderwijs te krijgen. Onderwijs is namelijk de enige manier om status en inkomen te kunnen verwerven. Naar school gaan betekent een grote verandering in het leven van de boeren aangezien de kinderen niet meer kunnen helpen op het land of zorgen voor het vee. Bovendien betekent het ook een nieuwe en zware uitgavenpost. Duizenden arme plattelandsgemeenten bouwden schooltjes. De boerengemeenschappen draaien op voor de kosten, de mankracht voor het bouwen en het betalen van de onderwijzers. De slimste kinderen worden naar de steden gestuurd om hun opleiding te voltooien. Leren lezen en schrijven kan immers gelijk staan met het verkrijgen van een volwaardig burgerschap. In een gemiddeld gezin besteden vader en moeder samen zo’n zestien uur per dag aan economische activiteiten. Daar komt de zorg voor de kinderen en het huishouden nog eens bovenop. De Indiaanse cultuur hecht echter heel hoge waarde aan kinderen en de moeder vergezelt ze daarom dag en nacht. Ook het feit dat de grond zo sterk versnipperd is maakt het werk tijdrovend. Tussen de verschillende akkers (waarvan het gemiddelde aantal per Aymaragezin 145 bedraagt) moet voortdurend heen en weer gependeld worden. Onderzoekers hebben vastgesteld dat het menselijk lichaam zich op lange termijn aan het leven op de grote hoogte waarop deze Indianen leven aanpast. Bij wie vanaf de geboorte hoog in de bergen woont zijn longen, hart en bloed aangepast aan de ijle berglucht. Wel treden ernstige groeivertragingen op. De Indianen zijn sowieso kleiner, maar pas rond hun twintigste zijn de kinderen volgroeid. Peru is bekend om zijn Andesmuziek. De voornaamste instrumenten zijn de zampona (fluit) en de charango (klein gitaar). Sinds de tijd van de Spaanse verovering hebben de Indianen uit het Andesgebergte de Europese kleding overgenomen. Meer recent hebben ze ook voorzieningen als stromend water, radio’s, zaklantaarns en dergelijke aanvaard. De radio is meestal het kostbaarste bezit, en het enige verbindingsmiddel met de rest van de wereld. Sommige dorpen hebben nu een drinkwatersysteem. Op bepaalde punten verspreid in het dorp zijn er kranen waar koud water uit de bergen kan worden getapt. Dit bespaart de mensen meermaals per dag een tocht naar een bron of rivier om water te halen. 4. Indianen in de Amazone

In het Amazonegebied wonen meer dan vijftig Indiaanse volkeren. Er heerst een tropisch klimaat, wat inhoudt dat het er heel heet kan zijn en de vochtigheidsgraad hoog is. Het stroomgebied van de Amazonerivier is reusachtig, het is ongeveer zes miljoen vierkante kilometer groot. Het bestaat uit grote grasvlaktes en onmetelijke stukken tropisch regenwoud die zich over verschillende landen uitstrekken. Aangezien er geen wegen zijn in het woud gebeurt elke verre verplaatsing in een kano over het water. Voor de aankomst van de Europeanen leefden zo’n zes miljoen Indianen in het Amazonegebeid. Sinds de kolonisatie is dit aantal sterk gedaald. Hoofdzakelijk kwam dit door de slavernij en opgelegde arbeid. Tegenwoordig leven er nog zo’n twee miljoen Indianen. Drie grote groepen kunnen globaal onderscheiden worden: zij die langs het water wonen, zij die op het vasteland tussen de rivieren wonen en zij die op de voet van het Andesgebergte leven. Het leven van de Indianen in kleine groepen maakt belangrijke gezaghebbers overbodig. Binnen zo’n groep heeft de sjamaan een invloedrijke positie. Hij kan de rest van de groep begeleiden door middel van gesprekken met geesten. Alle volkeren zijn onderworpen aan de wetten van het land waar ze wonen. Het stamhoofd is verantwoordelijk voor het welzijn van zijn stamgenoten. Hij ziet ook toe op de gemeenschappelijke activiteiten zoals het bouwen van gemeenschapshuizen. Zijn belangrijkste rol is contactpersoon tussen de sjamaan en de gemeenschap te zijn. Hij deelt geen straffen of bevelen uit, maar geeft adviezen. Bij de Amazone-Indianen draait niet alles om geld, hoewel ze tegenwoordig moeten werken om in deze tijd te willen blijven bestaan. Sinds de komst van de Europeanen zijn duizenden Indianen gedwongen voor anderen te werken, meestal voor een heel klein geldbedrag. Door de Industriële Revolutie werden nieuwe behoeften gecreëerd, zoals de nood aan hout, rubber en hars voor op de handelsmarkt. Deze materies worden uit het Amazonewoud gehaald. Daarom werden wegen aangelegd die het transport gemakkelijker maakten. Op die manier kwamen de Indianen in contact met de rest van het land, en later ook met de modernisering. Tegenwoordig worden ook bananen en ander fruit geëxploiteerd. De Indianen die vroeger al hun behoeften in de natuur verzamelden, moeten er nu op de markt voor betalen. Tegenwoordig werken veel Indianen als houthakker op de grote plantages die eens Indiaans gebied waren. Anderen werken als arbeiders in de steden. De levenswijze van de Amazone-Indianen verschilt van stam tot stam. Sommigen wonen in gemeenschapshuizen, anderen in kleinere gezinswoningen. De Indiaanse stammen hebben elk hun eigen architectuur ontwikkeld, waardoor de huizen in de verschillende stammen allerlei vormen kunnen hebben. Zo kunnen ze bijvoorbeeld ovaal, rond of rechthoekig zijn. Binnenin blijven ze koel wanneer het heet is en warm wanneer het koud is. In de gemeenschapshuizen wonen enkele families samen. Het huis dient als woning, werkplaats, ontmoetingsruimte, dansplaats, tempel,... De kleinere gezinswoningen liggen bij elkaar gegroepeerd en vormen een dorp. Ze zijn op palen gebouwd ter bescherming tegen modder, regen en dieren. In elke woning woont slechts één gezin. Dit bestaat uit meer leden dan vader, moeder en kinderen. Grootouders, tantes, ooms, neven en nichten wonen allen onder hetzelfde dak. In sommige stammen kan een man meer dan één vrouw hebben. Tegenwoordig worden dikwijls eenden of kippen, en soms varkens gehouden. De bewoners slapen in hangmatten of op slaapmatjes op de vloer. Het bouwen van een huis is een gemeenschappelijke taak. Dit geldt zowel voor gemeenschapshuizen als voor gezinswoningen. Er zijn tegenwoordig niet veel Indianen meer die in een tipi (wigwam) wonen. Dit omdat ze van de Europeanen veel nieuwe technieken hebben geleerd en zich moeten aanpassen aan het gebied waarin ze wonen. Voor de kinderen zorgen en voedsel verzamelen zijn taken die zowel de mannen als de vrouwen moeten vervullen. Toch hebben de ouders ook elk hun eigen taken: mannen gaan op jacht en maken wapens, vrouwen spinnen, weven katoen en bereiden het eten. De tijd die niet wordt besteed aan deze taken wordt gebruikt om nuttige werktuigen te maken, met de kinderen te spelen of verhalen te vertellen. Sommige stammen nemen deel aan rituele krachtmetingen en spelletjes. Belangrijke ceremonies worden gekenmerkt door festiviteiten die dagen kunnen duren. 3. Verschillende stammen 1. Indianen in de Andes • Aymara’s
Dit volk woont vooral op de oevers van het Titicacameer en de omliggende gebieden in het zuiden van Peru. Het grootste deel van hen leeft in Bolivia. Ondanks hun harde werken zijn de Aymara’s een heel arm volk. Sommige boeren, vooral zij die in de buurt van het Titicacameer wonen, wagen een forse investering door enkele kalveren te kopen en met waterplanten te voeden. In tijd van droogte moet iedereen tegelijk zijn vee verkopen. De handelaren in de stad weten dat maar al te goed. De prijzen dalen aanzienlijk wat desastreuze gevolgen voor de boeren heeft. Ze zijn heel religieus en geloven dat God hen in het dagelijks leven beschermt. Als teken van dankbaarheid schenken ze offers of sprenkelen alcohol aan Moeder Aarde en aan de beschermgeesten van hun huis. De heilige plaatsen bevinden zich in de hoge bergen, ver weg van de menselijke problemen. Hier hebben de Aymara’s altaars gebouwd om te offeren, met God te communiceren of om vergeving te vragen. Verschillende rituelen worden gevierd zoals de oogst, vraag naar regen of bescherming tegen hagel, ceremonies voor Moeder Aarde, ... Deze rituelen worden door Yatiris, mannelijke of vrouwelijke priesters geleid. De Yatiri is de geestelijke en morele gids van de gemeenschap. De Aymara’s zijn vooral landbouwers. Er wordt ook visvangst beoefend maar deze is economisch onbelangrijk. Maïs vormt de basis van de voeding voor zowat alle Zuid-Amerikaanse landen. Wegens de hoogte waarop de Aymara’s leven groeit het maïs er minder goed. Als alternatief heeft het volk de aardappel ontdekt. De Spanjaarden hebben op die manier de aardappel leren kennen tijdens de kolonisatie. In de streek rond het Titicacameer was de verscheidenheid van deze vrucht het grootst, er werden meer dan tweehonderd verschillende soorten gevonden. Vele Peruaanse dansen zijn van Aymaraanse oorsprong. Puno is daardoor de belangrijkste folklorische stad van Peru. De dansen worden in twee groepen onderverdeeld: deze van de inboorlingen (Indianen) en deze van de mestiezen. De Indiaanse dansen stammen van voor de Spaanse kolonisatie en bevatten dus nog geen Europese elementen. Helaas zijn ze tegenwoordig nog weinig populair. De mestiezendansen bestaan uit Indiaanse elementen met Europese invloed. Bij de Aymara’s worden ze volop beoefend tijdens hun talrijke feesten. • Quechua’s
Hun levenswijze bestaat uit landbouw, met als belangrijkste onderdeel het telen van aardappelen en graan. Kuddes van lama’s en alcapa’s voorzien hen van vlees, wol, vet, brandstof, meststof en leder. Ze staan ver buiten de geldeconomie. Omdat de landbouwgrond in het gebergte door de bevolkingsexplosie schaars wordt verhuizen vele Quechua’s naar lager gelegen gebieden in de hoop daar een stukje grond te kunnen bemachtigen. De landbouwtechnieken zijn aan het gevarieerde Andeslandschap aangepast. Gesofisticeerde irrigatiesystemen voorzien de velden van water. Het voedsel wordt bewaard door het in de koude berglucht te drogen en bevriezen. Twee grote overblijfselen van het Incarijk zijn tot op de dag van vandaag nagebleven: de architectuur en het Quechua, hun ongeschreven taal. Ongeveer twee miljoen Indianen spreken geen Spaans en hebben het Quechua als moedertaal. Er zijn ook vele afstammelingen die enkel Spaans spreken en het Quechua niet meer kennen. Hoewel het een officiële taal is wordt ze zo weinig mogelijk nationaal verspreid. Het Quechua-sprekende volk legde bruggen en wegen aan door het Andesgebergte. Velen daarvan worden nog steeds gebruikt. Door de afzondering van de beschaving, namelijk door het leven in het gebergte, zijn vele tradities onveranderlijk gebleven. De Quechua’s geloven niet in een unieke heilige God, maar in Moeder Aarde. Zij wordt gunstig gestemd door offers zodat ze goede gewassen en gezonde dieren zal voortbrengen. In sommige gebieden worden gevechten gehouden in de hoop dat iemand zal omkomen, of ten minste dat er op de grond bloed zal vloeien voor Moeder Aarde. Er worden ook pelgrimtochten naar heilige bergen gehouden. Een klein percentage van de Quechua’s zijn evangelisten, maar aangezien ze meestal ongeschoold zijn is het niet evident hun geloof te verspreiden over hun eigen bijgelovige volk. De Quechua’s zijn namelijk heel praktische mensen: ze leren niet door te horen, te zien of te lezen, maar door te doen en te ervaren. Daarom moeten ze Gods macht, liefde en vergeving persoonlijk herkennen. Alles moet duidelijk gedemonstreerd en verklaard worden, wat de verspreiding van het christelijk geloof zeer moeilijk maakt. De Quechua’s staan bekend voor hun aandacht voor de gemeenschap en wederzijdse hulp. Het sociale systeem is gebaseerd op wederdiensten: als je jouw buren helpt zullen zij iets voor jou terug doen. • Ccopcha’s
De Ccopcha’s zijn een groep Indianen uit het Andesgebergte van Peru. Hun cultuur is enorm gesloten. Ze hechten veel waarde aan de invloed van duivels en bovennatuurlijke krachten. Dit geloof wordt met het katholicisme vermengd. Hun gedachtegang is bijzonder negatief: leven is lijden, je kunt dus maar beter dood zijn. De bereidheid om te sterven geeft aanzien. Dit departement van Peru heeft dan ook het hoogste sterftecijfer. Het weinige geld van de Ccopcha-Indianen gaat grotendeels op aan drank en cocobladeren. Hun voeding is eenzijdig: ze eten vooral aardappelen en slechts heel weinig vlees of vis. Met hun gezondheid is het meestal slecht gesteld: het klimaat veroorzaakt veel longontstekingen en een gebrek aan hygiëne brengt verscheidene andere ziekten teweeg. Artsen Zonder Grenzen is in 1997 begonnen betere levensomstandigheden voor de Ccopcha’s te creëren. Dit was helemaal niet evident wegens de gesloten cultuur van het volk. Zo duldden de Ccopcha-vrouwen lange tijd geen vreemden in hun kraamkamer. Tot drie dagen na de bevalling mocht de vrouw enkel haar echtgenoot zien. De verloskundige werd soms pas toegelaten na de eerste schreeuw van het kind. Hulp werd vaak geweigerd, zelfs als de barende vrouw dreigde te sterven. Het vervoeren van een vrouw naar een gezondheidscentrum buiten haar gemeenschap was volledig uitgesloten. Buiten je gemeenschap ben je immers altijd slechter af volgens de Ccopcha’s. Bovendien werd het vervoer quasi onmogelijk gemaakt wegens het gebrek aan telefoons en auto’s in de dorpen. Het medisch team van Artsen Zonder Grenzen begint toch zijn doel te bereiken: de sterftecijfers dalen langzaam maar zeker. Bovendien tonen steeds meer jonge vrouwen sympathie voor de geboortebeperking. Dit is immers nog steeds een belangrijk doel van het Peruaanse ministerie voor Gezondheidszorg. • Uru’s
Het Titicacameer wordt het grootste bevaarbare meer ter wereld genoemd. Het bevindt zich op 3820 m boven de zeespiegel. Het vormt de grens tussen Peru en Bolivia: twee belangrijke havens zijn gelegen in Peru en Bolivia, wat internationaal transport via het meer mogelijk maakt. Duizenden Indianen leven in kleine gemeenschappen op de oevers van het meer. Aangezien het er te hoog is voor landbouw en de grond door eeuwenlange erosie steriel is geworden, leven ze van visvangst en veeteelt. Op kunstmatige eilandjes in de baai van Puno (de Peruaanse haven) leven de Uru’s. Dit is een indianenstam die helaas aan het verdwijnen is. Als slachtoffers van een oude, onbegrijpelijke vervloeking mochten ze vroeger niet aan land komen en waren dus genoodzaakt hun leven op het water te slijten. Om vervolging op het land te vermijden bonden ze hun rieten vissersboten aaneen om op die manier een raft te bekomen waarop ze konden wonen. Wanneer het riet rotte brachten ze vers riet op het oppervlak aan. Mettertijd werden de platformen groter en werden ze kleine eilandjes. De Uru’s waren een heel primitief volk. Ze geloofden dat ze zwart bloed hadden en daarom nooit kou konden krijgen of konden verdrinken. Ze waren de ijdele koningen van het Titicacameer, een trots en droevig volk. De Inca’s hebben het niet gemakkelijk gehad om over dit volk te heersen. Ze veroorzaakten namelijk een probleem in het arbeidssysteem van het Incarijk. Om dit luie volk nuttig te maken werden de Uru’s verplicht maandelijks een hoeveelheid voeding aan de Inca’s te overhandigen. Gedurende vele generaties leefden de Uru’s als een onafhankelijke stam die overleefde door visvangst, jacht op vogels, en ruilhandel met wie ze langs de kust aantroffen. De inwoners van Puno hebben later een vlottende school opgericht die door de Uru’s druk bezocht wordt. Op die manier leeft de stam niet meer in volledige verlatenheid. De Uru’s werden af en toe gedwongen hun eilanden te verlaten wanneer het waterniveau steeg. Tijdens die periode integreerden ze met de Aymara’s die op het vasteland woonden. De zuiverheid van hun etnische identiteit verdween op die manier. Er leven geen zuivere Uru’s meer. Toch beoefenen ze nog steeds de oude Uru-tradities, doch beïnvloed door de cultuur van de Aymara’s. Er leven nog steeds 3500 mensen op 42 eilanden in het Titicacameer. Ze voorzien de bevolking van Puno met vis, volgens hun traditionele levenswijze. 2. Amazone-Indianen • Matsigenka’s
Meer dan zeshonderd jaar lang leefde deze etnische groep in het Peruaanse Amazonewoud. Tegenwoordig leven ze in “Native Communities”, Indianengemeenschappen in het Peruaanse regenwoud, aan de voet van het Andesgebergte. Hun cultuur, tradities en levenswijze worden meer en meer door de moderne technologieën beïnvloed. In hun omgeving zijn voortdurend buitenstaanders aanwezig die het land gebruiken voor het winnen van olie of timmerhout. De wetten die deze gronden zouden moeten beschermen worden niet altijd streng genoeg opgelegd. Om deze indringers te kunnen bestrijden leiden de Matsigenka’s jonge mensen op om met de regering samen te werken. Hoofdzakelijk zijn de taken van de man jagen, vissen en handel drijven op de plaatselijke markten. De vrouwen zijn verantwoordelijk voor het verzamelen van voedsel, de oogst, het huishouden en de zorg voor de kinderen. De taken worden verdeeld volgens geslacht, leeftijd en kennis. De Matsigenka’s gebruiken de natuur, maar misbruiken haar niet. Allerlei planten worden als medicijnen gebruikt, de kennis ervan wordt mondeling overgeleverd. • Omagua’s
Deze stam woont langs de Amazonerivier. Voor de Spaanse kolonisatie was ze heel groot. Maar wegens gebrek aan weerstand aan westerse ziekten, vervolging en gevechten verdween de stam geleidelijk aan. Er zijn nauwelijks nog Omagua’s in vergelijking met vroeger. In de zeventiende eeuw waren er een veertigtal Omagua-dorpen opgetrokken langs de Amazonerivier. Ze kregen herhaaldelijk te doen met aanvallen van Portugese slavenjagers. De cultuur van de Omagua’s is gebaseerd op landbouw, jacht en visvangst. Het woud voorziet hen van alle levensbenodigdheden: voedsel, medicijnen, materiaal voor kleren, manden, touwen,... Het beheer van het woud is voor de Omagua’s heel belangrijk: ze willen het beschermen, niet verwoesten. Het basisvoedsel van alle stammen in het Amazonewoud is maniok, dus ook van de Omagua’s. Het is de gewoonte dat alle mannen van de stam samen gaan vissen, terwijl de vrouwen het land bewerken. De vrouwen gaan ook gezamenlijk fruit en noten plukken, vooral de Braziliaanse noot die ook voor ruilhandel kan gebruikt worden. In de zestiende eeuw bezaten den Omagua’s grote voorraden goud. Om die reden wilden de Spanjaarden hun gronden innemen, wat hen niet is gelukt. Enkele bijzondere uiterlijke kenmerken zijn het dragen van veren of bladeren in hun oren en kralen rond hun nek. De mannen dragen schoteltjes in hun onderlip. Een belangrijk aspect van hun cultuur is ook het beschilderen van het lichaam. De figuren hebben een symbolische waarde en geven een verhaal weer of vertellen over de geschiedenis. • Ashaninka’s

De stam is één van de minst geïntegreerde etnische groepen van Peru. Met ongeveer negentienduizend wonen de Ashaninka’s in het regenwoud op de voet van het Andesgebergte. Ze leven van jacht, visserij en akkerbouw. Ze zijn georganiseerd in kleine groepen gebaseerd op onderlinge verwantschap. Hun naam betekent letterlijk “broeder voor allen”. De stam is verdeeld in 228 gemeenschappen die zich rond de valleien en rivieren van het regenwoud bevinden. De meesten leven ver van de beschaving en modernisering waardoor hun oude gewoonten nog steeds toegepast worden. Ongeveer 83% van de Ashaninka’s spreekt geen Spaans, bijna niemand draagt Westerse kledij. Bij speciale gelegenheden beschilderen ze hun gezicht, verder dragen ze kransen, armbanden, kronen en geverfde haarbanden. In 1987 begon de guerrillabeweging van het Lichtend Pad de Ashaninka’s onder bedreiging te verplichten deel van de guerrillagroepen uit te maken. Het volk kende vreselijke tijden totdat het leger in de jaren negentig de rebellen uit hun gebied dreef. Momenteel begint het leven weer rustiger te worden: families zijn opnieuw verenigd, velden werden opnieuw beplant en festivals worden weer volop gevierd. De kinderen helpen bij het vissen en de mannen jagen met pijl en boog. Enkelen hebben geweren die ze in tijden van de guerrillabeweging verplicht moesten gebruiken. Toch blijft de meerderheid de pijl en boog behouden volgens oude gewoonte. Sommigen kweken wel pluimvee als vervanging van de jacht. De geschenken die de natuur hen aanbiedt worden nuttig gebruikt: bladeren van palmbomen dienen als dak voor hun huizen, verschillende planten worden als medicijn gebruikt. De velden die ze bewerken hebben ze eerst platgebrand en vervolgens beplant met bananen, maïs, rijst, koffie, cacao en zoete aardappelen. Helaas dreigt de vervuiling van de uitbreiding van oliemaatschappijen in hun gebieden hun gezonde bestaan te ontregelen. • Shipibo’s
Deze stam, bestaande uit 35000 mensen verdeeld over vierhonderd dorpen, leeft diep in het Amazonewoud langs het water. Tussen Orellana en Bolognesi vinden we hun dorpen terug langs de Ucayali-rivier en zijn bijrivieren. Tijdens het regenseizoen overstroomt zowat de helft van de dorpen. De Shipibo’s leven in kleine groepen van maximum veertig families. Dit omdat de hoeveelheid bebouwbare grond zo schaars is. De groepen wonen langs het water en houden met elkaar contact door over de rivier te reizen. Velen van hen hebben geen toegang tot een weg. Het volk kent een kleine beïnvloeding van de Quechua’s uit het Andesgebergte. Dit komt doordat zij de Incaheerschappij probeerden te ontvluchten door zich in het regenwoud terug te trekken. Ook de Spanjaarden hebben hun levenswijze beïnvloed. Er werden namelijk katholieke missionarissen gestuurd om de Indianen te bekeren. De gevolgen voor de levenswijze van de Shipibo’s waren dat ze katholiek moesten worden, hun “naaktheid” moesten bedekken, Spaans moesten leren en bepaalde feesten niet meer mochten vieren. Toch hechten de Shipibo’s nog heel veel belang aan hun tradities, wat voor westerlingen moeilijk te begrijpen is. Het gebruik van een motorboot bijvoorbeeld, die tochten die met de kano tot drie weken kunnen duren veel sneller laat verlopen, wordt enkel toegepast wanneer er een dringende nood aan is, zoals bij gezondheids- of sociale problemen. Familie en mensen zijn belangrijker dan voorwerpen of producten. Geen enkel dorp heeft tot nu toe elektriciteit. Elke familiegroep vormt een Indianengemeenschap, georganiseerd door de Militaire Regering. De traditionele groepsleiders worden door de Shipibo’s democratisch gekozen. De leiders zijn mannen, maar de vrouwen zijn de broodwinners. Nieuwe leden worden in een groep opgenomen door het huwelijk met een vrouw uit de groep. De mannen zoeken vrouwen in andere Shipibogroepen. Het komt zelden voor dat een Shipibovrouw met een man van een andere stam huwt. Een gezin telt zeven à acht kinderen. Een groot gezin is een bewuste keuze met het oog op de grote kindersterfte. Het volk staat bekend om zijn pottenbakkerij en zijn schitterende kledij. De mannen gaan op jacht terwijl de vrouwen potten bakken. Het pottenbakken gebeurt volledig met de hand, zonder machines. Het aardewerk is bijzonder licht door de dunne wanden. Na enkele dagen in de zon te hebben gedroogd wordt het middenin een groot vuur geplaatst om te bakken. De belangrijkste motieven zijn kruizen en slangen die door middel van verschillende ingrediënten in kleur worden aangebracht. Ze hebben een magisch-religieuze betekenis. Tijdens speciale gelegenheden in de stam worden dezelfde motieven gebruikt om het lichaam te beschilderen. Oorspronkelijk werd het aardewerk gemaakt om in het dagelijks leven te gebruiken. Het had enkel een nuttig doel en diende niet als decoratie. Maar tegenwoordig moet de stam geld verdienen om in de moderne maatschappij te kunnen leven. Daardoor werd hij verplicht het aardewerk te verkopen. De pottenbakkerij is hun enige commerciële onderneming. Om de marktplaats te bereiken moet een lange gevaarlijke reis ondernomen worden. Het geld wordt vooral gebruikt om de kinderen naar school te laten gaan, kleren te kopen en tegenwoordig ook om locale voeding te kunnen kopen. De kinderen leren van jongs af aan met hun handen werken: de meisjes leren schilderen en de jongens leren houten speelgoed maken. Het jagen met pijl en boog werd vervangen door de jacht met het geweer.

REACTIES

R.

R.

Heey tauzefien,
Super dat werkstuk,, ik heb er echt veel informatie uit kunnen halen,, (AK)
Thnq Biene

18 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.