Werking van de televisie

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 2e klas vmbo | 1474 woorden
  • 14 december 2003
  • 143 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
143 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoe ontvang je het? Tv-programma’s worden uitgezonden via een grote zendmast. Die zendmast zendt golven uit. Om televisie te kunnen kijken moet je die golven weer opvangen. Dit kan op verschillende manieren, namelijk via een antenne, een ondergrondse kabel en via een satelliet. Vroeger had je alleen antennes. Ieder huis waar een tv was, had een antenne op het dak. Daarmee kon je de zenders van je eigen land en soms ook van België en Duitsland ontvangen. Toen er steeds meer mensen tv kregen, kreeg je ook steeds meer antennes op de daken. Dat was een lelijk gezicht. Daarom gingen sommige gemeenten centrale antennes neerzetten. De mensen kregen dan een kabelaansluiting. Bij kabel staat ergens in de stad een grote mast. Daar vandaan gaat een kabel naar jouw huis. Met kabel kun je zenders ontvangen uit de meeste West-Europese landen, omdat de antenne veel hoger en beter is dan een gewone antenne op je dak. Als je programma’s wilt ontvangen van landen die nog verder weg liggen, heb je een satellietontvanger nodig. Dit heet ook wel een schotelantenne. Voor zulke grote afstanden moet het signaal via een satelliet rond de aarde gestuurd worden. Met een schotel kun je dat signaal opvangen. Ook de kabel-tv ontvangt sommige zenders van de satelliet. Zo kun je tegenwoordig via de kabel wel 30 of 40 zenders ontvangen. Soms zie je ook wel een schotelantenne bij een huis. Die mensen willen dan een zender ontvangen die niet op de kabel-tv is. Bedien de TV met een knipperlicht Een afstandsbediening is een onhandig doosje waar batterijen in moeten, dat altijd zoek is, dat steeds op de grond valt en na een paar keer kapot is, dat wel honderd knopjes heeft met vreemde symbolen erbij, en waarvan niemand begrijpt hoe het werkt. Hadden TV-toestellen nog maar knopjes, dan was een stok als afstandsbediening voldoende. We kunnen bij Blikopener de wereld niet veranderen, dus van die afstandsbediening kom je niet af. Maar hoe hij werkt valt wel uit te leggen. Een afstandsbediening is een lampje. De kant van het doosje die je op de TV richt, of op de stereo, heeft een donker venster en daar komt licht uit als je op een knopje drukt. Dat is je nooit opgevallen omdat dat het onzichtbaar licht is: infrarood heet het. Je kent de kleuren van de regenboog, rood tot en met violet. Vóór rood en na violet zijn er nog meer kleuren maar het menselijk oog is daar niet gevoelig voor. Bijen zien bijvoorbeeld ook 'ultraviolet', dat betekent 'boven violet'. Vogels zien infrarood ('onder rood'). Infrarood wordt ook wel warmtestraling genoemd. Als je een hete pan in de buurt van je gezicht houdt voel je op afstand de warmte al. Infrarood. Hou je hand tussen de pan en je wangen en je voelt de warmte alleen nog op je hand: die houdt het infrarode licht tegen en je gezicht is in de 'schaduw'. Sommige camera's, zoals bepaalde zwart-wit camera's voor bewaking, zijn ook gevoelig voor infrarood. Als je op zo'n camera een afstandsbediening richt en je drukt op een knopje, dan zie je op de monitor gewoon een knippersignaal uit het doosje komen. Dat knippersignaal is in code. Bij 'harder' knippert de afstandsbediening anders dan bij 'zachter'. Je zou kunnen zeggen dat alle woorden, zoals ook 'aan', 'uit', 'lichter', 'donkerder', 'kanaal 3' en noem maar op, vertaald zijn in knipperwoorden. De TV, de video en de stereo hebben ergens een onopvallend venstertje waarachter een sensor zit. Automatisch opengaande deuren hebben ook zo'n oog om te zien of er iemand aan komt, en liften hebben er één om te weten of er iemand tussen de deur zit. Door die sensor ziet het apparaat het signaal en doet hij vervolgens wat je hebt 'gezegd'. Als je weet dat een afstandsbediening met een soort licht werkt, dan snap je dat je hij via een spiegel ook moet werken. Zelfs via een witte muur of via een ruit, die altijd een beetje spiegelt, wil het wel eens lukken. Maar andersom kan ook: dwars door glas heen. Als iemand met de gordijnen open TV zit te kijken kun je vanaf de straat soms die televisie harder, zachter, op een ander net of zelfs uit zetten. Leuk grapje, als je het niet te vaak doet. Maar het werkt alleen als TV en afstandsbediening van hetzelfde merk zijn. Want verschillende merken spreken verschillende 'talen'. Dat is om het makkelijk te houden. Wel komen er langzamerhand afstandsbedieningen die verschillende 'woordenboeken' kennen. Die hoef je alleen maar op het juiste merk in te stellen, en klaar.
De luidspreker Een luidspreker is een apparaat waarmee elektrische signalen worden omgezet in geluid. Er zijn vier verschillende types luidspreker: · elektrodynamisch · magnetostatisch · elektromagnetisch · elektrostatisch
De meeste luidsprekers werken doordat de in de tijd variërende elektrische stroom door een spoel loopt die in een constant magnetisch veld is opgehangen. De windingen van de spoel ondervinden hierdoor een kracht. De spoel is bevestigd aan de luidsprekerconus. Dat is een kegelvormig membraan, licht van gewicht en vaak van papier of kunststof gemaakt. Het gevolg is dat de conus op de zelfde manier als de door de spoel lopende stroom gaat bewegen en daarmee de lucht in trilling brengt. Het vermogen van een luidspreker wordt doorgaans in Watt opgegeven. Dit is echter door de luidspreker opgenomen elektrisch vermogen, dat niet in direct verband staat met het afgestraalde geluidsvermogen. Een zinniger gegeven is daarvoor de luidheid gemeten in dB(SPL) bij 1 Watt dissipatie op 1 meter vanaf de conus bij 1000 Hz. Een luidspreker zit meestal in een kast (box). De luidsprekerconus zelf is meestal verborgen achter een dunne doek. De box heeft tot doel om het geluid dat door de achterzijde van de conus wordt uitgestraald tegen te houden. Anders zou dit geluid destructief interfereren met het geluid dat aan de voorzijde afgestraald wordt, en zouden (lage) tonen met een golflengte groter dan de afstand tussen de voor en achterzijde (gemeten om de luidspreker heen) van de luidspreker uitgedempt worden. Vaak zitten in één luidsprekerbox meerdere luidsprekers. Bijvoorbeeld een tweeter en een woofer. De woofer is bestemd voor de lage tonen en heeft de grootste oppervlakte. Deze grote oppervlakte is nodig om geluid van een lage frequentie effectief te kunnen produceren.Tweeters zijn ontworpen voor het maken van de hoge tonen. Om hoge tonen uit te sturen is het beter om een klein oppervlak te gebruiken, omdat een groot oppervlak bij de hoge frequenties ongewenste resonanties vertoont. Een ideale luidsprekerconus is zo stijf dat er geen resonanties optreden in het frequentiegebied waar hij voor bedoeld is. Zowel tweeters als woofers werken ook wel in het middengebied. De duurdere luidsprekersystemen hebben vaak nog meer onderdelen, bijvoorbeeld ook nog een Sub-Woofer voor de allerlaagste tonen. In de luidsprekerbox zit vaak een elektrisch filter dat het juiste deel van het elektrische signaal naar de juiste luidspreker stuurt. Om met een kleine luidsprekerbox toch nog lage tonen te kunnen leveren, wordt veel gebruik gemaakt van een basreflex systeem, dat wordt verkregen door een reflexpoort waardoor het volume van de luidsprekerbox enorm wordt vergroot. Indien deze opening wordt gericht naar een hoek van de kamer dan wordt de bas weergave versterkt. Al naar gelang de afstand opening (reflexpoort) hoek c.q. vloer van de ruimte, wordt de bas weergave versterkt. Er mag echter niet vergeten worden dat het geen zin heeft om in een afgesloten kleine ruimte/kamer een box te plaatsen die gaat tot 16 Hertz (Kerkorgel) want de golflengte bepaalt tot welke frequentie we hoorbaar kunnen maken. Er is een eenvoudige natuurkundige formule voor. De geluidssnelheid gedeeld door de frequentie bepaalt hoe groot de vrije uitstraling moet zijn om staande golven te vermijden Om bijvoorbeeld een 20 Hertz toon hoorbaar te maken is van de box tot muur 15 meter nodig. Het beeldscherm Het beeldscherm is de platte kant van een grote buis. Tegen de achterkant zit een laag fluorescerende laag verf. Aan de andere kant van de beeldbuis zit een punt, de hals. Daarin zit het elektronenkanon. Dit schiet elektronenstralen af in de richting van het beeldscherm. Als de elektronenbundels tegen de fluorescerende verf aan schijnen worden ze omgezet in licht. De afbuigspoelen zorgen er voor dat de elektronenbundels op de goede plaats komen. Televisie houdt je eigenlijk voor de gek. De beelden lijken te bewegen terwijl het eigenlijk heel veel stilstaande beelden achter elkaar zijn. Deze beelden zijn allemaal net iets anders waardoor het lijkt als of ze bewegen. Het beeld wordt opgebouwd uit lijnen. Eerst komen de oneven lijnen en daarna de even lijnen. Dit heet scannen en gebeurt 50 keer per seconde, dus je krijgt 25 beelden per seconde. Het gehele beeld bestaat uit 625 lijnen. Die lijnen bestaan weer uit puntjes licht. Dat licht moet je ook mengen. Licht mengen gaat anders dan verf mengen. Bij licht heb je als primaire kleuren rood, groen en blauw. Daarmee kun je alle andere kleuren licht maken.

REACTIES

L.

L.

super bedankt voor deze bijdrage, ik heb er veel aan gehad met mijn werkstuk!

13 jaar geleden

T.

T.

Heel erg bedankt!!! Ik heb er heel veel aan gehad!!!!!

10 jaar geleden

F.

F.

kan je ook iets schrijven over de elektronische televisie?

5 jaar geleden

Y.

Y.

goed verslag! had ik niet verwacht van 2e klas vmbo.

had wel wat meer informatie verwacht, meer onderwerpen enz.

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.