Tien bekende componisten

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 2e klas vwo | 5886 woorden
  • 15 mei 2001
  • 259 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
259 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
1. D. Scarlatti (1685-1757)

Domenico Scarlatti was een van de tien kinderen van Alessandro Scarlatti, zelf een bekende operacomponist. Domenico groeide op in Napels en was op 16-jarige leeftijd al organist en componist van de Napolitaanse hofkapel. In gezelschap van zijn vader zocht hij werk in Florence voor hij terugkeerde naar Napels en in 1703 twee Napolitaanse opera's componeerde; en het jaar daarop herschreef hij Pollardo's Irene.
Scarlatti bracht de volgende vier jaar door in Venetie, en trad in 1709 direct in dienst van Maria Casimira, de verbannen Poolse koningin die toen in Rome woonde. Hij componeerde veel, en schreef zeven opera's voor het hof, waaronder Tetide in Sciro in 1712, een van zijn 70 opera's. In 1713 werd hij benoemd tot Meastro di Cappella van de Giuliabasiliek in het Vaticaan, het jaar daarop gevolgd tot een aanstelling bij de Portugese ambassadeur in het Vaticaan, de markies van Fontes. Wekelijke recitals (een soort voorstellingen) onder de bescherming van kardinaal Ottoboni, die Corelli al onder zijn hoede had genomen, boden hem de kans kennis te maken met Corelli en Thomas Roseingrave, een Ier die hem later zou helpen in Engeland beroemd te worden. De kardinaal stelde Scarlatti ook aan Händel voor, en organiseerde tussen hen tweeën een wedstrijd in klavecimbel spelen.

In 1719 nam Scarlatti ontslag. Hij bracht twee jaar door als klavecinist van de Italiaanse opera in Londen, en ging daarna naar Lissabon in Portugal, waar hij Mestre van de patriarchale kapel werd. Hij bracht slechts een paar bezoeken aan zijn geboorteland; een keer in 1725 om zijn op sterven liggende vader te bezoeken; een keer in 1728 om in Rome met Maria Gentili te trouwen, die 16 jaar oud was en 27 jaar jonger dan hij. Scarlatti vestigde zich uiteindelijk in dienst van de muzikaal getalenteerde dochter van Johan V, Maria Barbara, wat het begin was van een buitengewone periode in zijn composities. Zijn twee 15-delige collecties sonates voor onbegeleid klavier, bijna alle geschreven voor Maria Barbara, bevatten meer dan 500 werken en maken Scarlatti tot een van de meest toonaangevende klavecimbelcomponisten. Toen Maria Barbara naar Madrid verhuisde, gingen Scarlatti en zijn vrouw en vijf kinderen mee als deel van haar hofhouding, en uiteindelijk werd hij in 1746 Maestro de Camara.

2. J.S. Bach (1685-1750)

De familie Bach heeft een muzikale geschiedenis van meer dan 400 jaar. Ten tijde van de geboorte van John Sebastian, de oudste zoon van Johan Ambrosius Bach (1645-1695), musicus in Eisenach, waren er in Sachen veel leden van de familie Bach die het vak van musicus beoefenden. Het lag voor de hand dat John Sebastian ook musicus zou worden. Zijn vader leerde hem viool spelen. Toen hij negen jaar was stierf zijn moeder, en een jaar later zijn vader. Daarna ging hij bij zijn oudere broer in Ohrdruf wonen en heeft daar vijf jaar lang het lyceum bezocht. Zij broer Johan Christoph was organist. Van hem leerde Bach orgel spelen; ook de techniek van het maken van orgels kreeg hij met behulp van deze broer onder de knie. Op vijftienjarige leeftijd werd hij naar de Michaelsschool in Luneburg gestuurd, waar hij in het koor zong tot hij de baard in de keel kreeg.
In 1702 bracht Bach een aantal maanden door als hofmusicus in Weimar voor hij in 1703 een bezoek bracht aan Arnstadt om het nieuwe orgel in de Neuekirche te bekijken. De autoriteiten waren zo van hem onder de indruk dat ze hem de baan van organist aanboden, een baan die aan Andreas Borner was beloofd. Zijn orgelspel was prachtig, maar hij was te jong om een goede leraar te zijn; Bach en de autoriteiten raakten in een conflict over het lesgeven. De situatie verslechterde nog meer toen Bach in 1705 voor lange tijd vrijaf nam om naar Lubeck te lopen en daar de componist Buxtehude te horen orgelspelen.
Twee jaar na dit voorval nam Bach ontslag; hij kreeg een andere baan in Muhlhausen. In datzelfde jaar trouwde hij. Hij begon net aan zijn baan te wennen, toen hij in 1708 voor de hertog van Weimar moest spelen, die hem meteen een betere baan aanbod als organist en kamermusicus en later als concertmeester.
In Weimar ontwikkelde Bach zijn compositietalent. Hij studeerde en maakte orgel- en klavecimbelbewerkingen van een aantal van Vivaldi's conceto's, ervaringen die hem later zou beïnvloeden in zijn twee eigen Vioolconcerten in E en A mineur en de Dubbelvioolconcerten in D mineur.
In de loop van 1716 hoorde Bach geruchten dat de hertog van Weimar van plan was Telemann als zijn kapelmeester in dienst te nemen, een positie die hij zelf had verwacht. Bach reageerde door voor zichzelf een dominante positie te verwerven aan het hof van Kothen. Om te voorkomen dat Bach deze positie zou aannemen, liet de hertog Bach in november 1717 arresteren en gevangen zetten. Een maand later werd hij vrijgelaten.
Prins Leopold in Kothen was een veel sympathiekere beschermheer; onder zijn bescherming componeerde Bach in 1721 de zes Brandenburgese concerten, gemoemd naar de persoon aan wie ze zijn opgedragen, Christian Ludwig, markgraaf van Brandenburg.
Bachs vrouw stierf in 1720, en het jaar daarop trouwde hij met Anna Magdalene van Wilcke. Toen in 1721 prins Leopold ging trouwen, ging het bergafwaarts met zijn baan in Kothen. De vrouw van de prins hield niet van muziek en had een hekel aan Bachs betrokkenheid bij het hof. Gelukkig kwam in 1722 de functie van cantor vrij aan de Thomasschool in Leipzig. Eerst hadden Telemann en Johann Graupner deze baan al aangeboden gekregen, maar hun werkgevers hadden hen niet laten gaan. Uiteindelijk werd Bach voor deze functie gevraagd en verhuisde hij in 1723 naar Leipzig, waar hij de rest van zijn leven zou blijven.
Bach benaderde zijn nieuwe taak met enthousiasme. Tot zijn schooltaken behoorde het geven van muziek en andere vakken aan de 50 tot 60 leerlingen, en het schrijven van een cantate (dichtwerk) voor de zondagsdienst en voor de kerkelijke feesten. De vele zangers en instrumentalisten aan de school stelden Bach in staat grootschalige werken te componeren: een daarvan was de Matthauspassion. Dit enorme werk is een bewerking van de evangelietekst voor solisten, dubbelkoor en 40 spelers. Het werd voor het eerst opgevoerd in de Thomaskerk in Leipzig op goede vrijdag in 1727 of 1729. Samen met de Johannespassion, dat voor het eerste te beluisteren viel in 1725, vertegenwoordigt dit werk het hoogtepunt van de gewijde muziek tot die tijd.

In een brief van 1730 aan de diplomaat Gerorg Erdmann gaf Bach echter blijk van grote ontevredenheid over zijn vergoeding en over de vervelende verplichtingen van zijn betrekking en uitte de wens ergens anders te kunnen werken. Hij deed een gooi naar een positie in Dresden, waarbij als staaltje van zijn kunnen met een stuk uit zijn toen onvoltooide Mis in B mineur op de proppen kwam, maar had geen succes.
Met de Goldbergvariaties, gepubliceerd in 1741, begon Bach een nieuwe fase in zijn composities. Ze werden geschreven in opdracht van de aan slapeloosheid lijdende graaf Heyserling voor zijn klavecinist Johann Gottlieb Goldberg, die ze voor hem moest spelen tijdens zijn slapeloze nachten. Bach liet dit werk volgen door twee stukken die zijn groeiende belangstelling voor de fuga (veelstemmig muziekstuk waarvan het hoofdthema, door één stem ingezet, achtereenvolgens in de andere stemmen optreedt volgens zekere strenge regels) weerspiegelden - Das musikalische Opfer en Die Kunst der Fuge, dat bij zijn dood nog onvoltooid was.
Tegen het einde van zijn leven werd Bach gekweld door staar, wat zijn werk steeds moeilijker maakte. Tijdens de laatste paar maanden van zijn leven was Bach praktisch blind. Hij stierf in de zomer van 1750 aan een beroerte. Zijn collega-musici bleven achter, rouwend om een van de grootste componisten aller tijden.

3. Mozart (1756-1791)

De familie Mozart komt oorspronkelijk uit de Beierse stad Augsburg, waar ze een boekbinderij bezat. Leopold Mozart volgde zijn broers niet in het familiebedrijf; hij werd een uitstekend hofmusicus. Halverwege de 18e eeuw was Leopold in dienst van het kerkelijke hof in Salzburg en het was daar, in januari 1756, dat de laatste van zijn 7 kinderen werd geboren: een zoon, die hij en zijn vrouw Wolfgang Amadeus noemden. Van de vorige zes kinderen was er slechts één in leven gebleven: een meisje geboren in 1751, dat Maria Anna heette, hoewel dit altijd tot Nannerl afgekort werd. Nannerl had bewezen het muzikale talent van haar vader geërfd te hebben, en ten tijde van de komst van haar broertje was ze al volleerd klaveciniste. De gaven van Nannerl werden echter overschaduwd door die van haar broertje. Bijna zodra hij bij het klavier kon, speelde hij wijsjes. Op zijn vierde kreeg hij les van zijn vader en al spoedig speelde hij viool met de vaardigheden van kinderen die drie keer zo oud zijn. Toen hij zes was, componeerde hij menuetten en andere korte stukken. Het buitengewone hieraan was dat dit geen kinderlijke maaksels waren, maar knappe miniaturen met een aangeboren gevoel voor structuur en balans.
In januari 1762, toen hij net zes jaar was geworden, begon Wolfgang zijn carriere als beroepsmusicus. Hij vergezelde zijn vader en zuster naar Munchen en in september naar Wenen. Bij hun aankomst gonsde de Oostenrijkse hoofdstad al van berichten over de verbazende Mozart-kinderen. In de drie volgende jaren bereisde Leopold met zijn wonderkinderen Europa, met optredens in Brussel, Den Haag, Londen, Parijs en een groot aantal steden in heel Duitsland. Mozarts jeugd was een eenopvolging van lange postkoetsreizen en overnachtigen in herbergen. Wanneer hij geen optredens of les van zijn vader had, was hij aan het componeren en op zijn twaalfde had hij drie opera's, zes symfonieën en ongeveer honderd andere werken geschreven. In september 1767 werd hij door niemand minder dan de keizer gevraagd een komische opera te schrijven en binnen enkele maanden had hij La'Finta semplice voltooid. Door een samenzwering van jaloerse hofcomponisten duurde het ruim een jaar voordat het uitgevoerd werd; de Mozarts waren toen op tournee in Italië.
Leopold Mozart en zijn zoon keerden in de herfst van 1772 terug naar Italië. Men verzocht Wolfgang een opera voor het kerstfestival in Milaan te schrijven; het resultaat, Lucia Silla, was een groot succes en werd nog 25 maal opgevoerd. Tegen de tijd dat de Mozarts naar Salzburg terugkeerden, zat er een ander geestelijke op de aarbisschoppelijke troon. Aartsbisschop Colleredo, minder tolerant dan zijn voorganger, hield niet van het vaak of langdurig afwezig zijn van zijn werknemers. Leopold werd opnieuw hofmusicus en moedigde zijn zoon aan dit ook te doen; Wolfgang had echter andere ideeen.
In 1774 voltooide hij de meest complete opera's uit zijn tienerjaren: La Finta giardiniera; daarna schreef hij Il re pastore op verzoek van aarstbisschop Colleredo. Zeer tegen de zin van zijn vader zette Mozar zijn tournees voort; hij vertrok in 1777 samen met zijn moeder. In Mannheim ontmoette hij de familie Weber, met wie hij bij bevriend raakte. Hij werd verliefd op een van de dochters: Aloysia.
Het volgende jaar was een keerpunt in Mozarts leven. Het Parijse publiek, dat hem als kind gevierd had, was nu onverschillig. Hij gaf wat lessen, maar componeerde weinig, hoofdzakelijk de symfnoie nr. 21 (nu bekend als de Parijse symfonie) en de balletmuziek Les Petitis rien. Helaas stierf zijn moeder tijdens hun verblijf in Parijs.

Mozart keerde terug naar Salzburg, waar zijn vader voor hem een baan aan het hof had verkregen. Hij schreef zijn tot dan toe meest ambitieuze opera, Idomeneo, maar werd toen naar het minder belangrijke aartsbisschoppelijke hof in Wenen gestuurd. Hij werd amper beter dan een bediende behandeld en leefde al spoedig in een onvriendschappelijke verhouding met zijn werkgevers. Colloredo beval het ontslag van deze 'verachtelijke schooier'.
Mozart bleef in Wenen, waar hij met Haydn bevriend raakte en opnieuw de Webers ontmoette. Aloysia was er met een acteur vandoor gegaan, maar nu bracht haar jongere zuster Constanze hem het hoofd op hol, zij trouwden in augustus 1782. Leopold Mozart was razend; hij beschouwde de Webers als weinig meer dan losbandige bohemiens (iemand die een onconventioneel, artistiek leven leidt), en inderdaad had Mozart - hoezeer hij Constanze ook bemind had - iemand gehuwd die even lichtzinnig was als hijzelf wat het regelen van aardse zaken betreft. Tussen 1782 en 1790 had hij veel succes, zowel met zijn opera's als met zijn concertoptredens, maar toch had hij voortdurend schulden. Hij verhuisde vaak. Leopolds invloed op zijn zoon irriteerde, maar desondanks was het een verschrikkelijke klap toen Wolfgang begin 1787 hoorde dat zijn vader dood was. Drie jaar later zei Mozart zijn oude vriend Haydn vaarwel, die op weg was naar Londen. Mozart was bang dat diens gezondheid onder zo'n lange reis zou lijden.
Op 5 decemer 1791 stierf Wolfgang Amadeus Mozart na een koorstaanval, waarschijnlijk ter gevolge van bloedvergiftiging howel men dacht dat hij vergiftigd werd door een jaloerse riviaal of als gevolg van een samenzwering van een vrijmetselaars (Mozart was een vrijmetselaar)(vrijmetselaar: lid van een genootschap dat verbroedering en vrijheid voorstaat), nog steeds verdedigd wordt. Constanze was te radeloos om een fatsoenlijke begrafenis te regelen, en Mozarts vrienden bleken onbetrouwbaar. De grootste componist van zijn generatie, volgens sommigen de grootste aller tijden, werd begraven in een ongemerkt armengraf in Wenen. Hij liet een onvoltooide partituur van zijn requiem (de muziek en dans bij een mis voor de zielenrust van een overledene) na, een opdracht van een 'mysterieuze vreemdeling' (in werkelijkheid een edelman die de aardige gewoonte had muziek te bestellen en die voor zijn eigen werk te laten doorgaan). Voor Mozart, die al aan een diepe depressie leed, was dit slechts de voorbode van zijn heengaan, en helaas kreeg hij gelijk.

4.Beethoven (1770-1827)

Beethoven werd in Bonn geboren als zoon van een hofzanger in dienst van de Keulse keurvorst. Zijn vader was een somber, alcoholistische man, maar herkende het talent van de jonge Beethoven en was zelfs teleurgesteld toen zijn zoon er niet in slaagde even goed te zijn als het wonderkind Mozart. Toch kreeg Beethoven al gauw een aanstelling als klavecinist aan de hofopera en als hulporganist in de keurvorstelijke kapel, waar hij van de hoforganist zijn eerste compositielessen kreeg.
Toen Beethoven in 1787 voor het eerst in Wenen kwam, maakte hij grote indruk op Mozart met zijn improvisaties op de klavier. Voor hij echter zijn eerste lessen kon krijgen, moest hij terug naar Bonn, omdat zijn moeder op sterven lag. Maar toen hij in 1792 terugging naar Wenen was ook Mozart gestorven. Hij ging naar Haydn voor compositieles, maar de beide mannen waren elkaars tegenpool; uiteindelijk had hij meer aan de lessen van Johann Albrechtsberger.
Ondertussen was Beethoven aan de veelbelovende carriere als pianist begonnen. In 1975 speelde hij in Wenen de premiere van zijn eigen Pianoconcert Nr. 2 in Bes, en al gauw was hij de belangrijkste pianist van de stad. In de jaren 1790 componeerde hij veel piano-, cello- en vioolsonates. Maar de twee muziekvormen die voor Beethoven een speciale betekenis zouden krijgen, moest hij nog ontdekken: hij voltooide zijn eerste symfonie in 1800 en zijn eerste serie strijkkwartetten in 1801.
Beethoven was de eerste succesvolle musicus in Wenen die niet vast was aangesteld; na zijn vertrek uit Bonn werkte hij nooit meer aan het hof. Hij had rijke vrienden, beschermheren en wellicht minaressen, aan wie hij in ruil voor betaling zijn vroege werken opdroeg.
Vanaf 1798 kreeg Beethoven last van een onophoudelijk zoemen en fluiten in zijn oren. Toen dit na verloop van tijd sterker werd, drong het gruwelijke besef tot hem door dat hij doof aan het worden was. Hij was zo wanhopig dat hij zelfmoord probeerde te plegen. In 1802 trok hij zich terug in het afgelegen dorp Heiligenstadt en schreef zijn broers een brief waarin hij uiting gaf aan zijn ellende. Dit zogenaamd 'Heiligenstadt-testament' duidt het begin van een nieuwe periode in Beethovens werk aan. In de volgende tien jaar schreef hij het ene meesterwerk na de andere. In 1812 had hij de Symfonieen 2 t/m 8, Pianoconcerten 4 en 5, het Vioolconcert, zijn opera Fidelio, de drie Rasoemovskikwartetten en een schat aan pianosonates en andere werken voltooid.
Haydn en Mozart hadden bewezen dat een melodie alleen, hoe mooi ook, het publiek niet langer dan een paar minuten kon boeien. Zijn hadden geleerd harmonische spanning te gebruiken om langere werken te schrijven. Maar Beethoven ging verder; het eerste deel van de Symfonie Nr. 3 'Eroica' was een ononderbroken muziekstuk van nog nooit voorgekomen lengte. Daarnaast schreef hij in 1803 de Waldsteinsonate, opgedragen aan zijn oude vriende Graaf Waldstein. In de sonate Appasionate (1804-1805) ging hij nog verder en werden de beginmaten verstoord door onverwachte fortissimo-akkoorden.

Op gebied van persoonlijke relaties is Beethoven nooit succesvol geweest. Hij is een aantal keren verloofd geweeest, maar nooit getrouwd. Toen in 1808 zijn verloving met Thérèse von Malfatti werd verbroken, was hij enorm teleurgesteld.
Na 1808 was hij door zijn doofheid gedwongen om op te houden met het houden van openbare recitals en concentreerde zich volledig op het componeren. Rond 1818 was Beethoven zo doof dat hulpmiddelen als oorhoorns niet meer hielpen, en hij kon alleen nog maar schriftelijk een gesprek voeren. Hij voelde zich steeds geïsoleerder. Nadat hij in 1823 de Missa Solemnis had voltooid en het jaar daarna de negende symfonie, hield hij zich uitsluitend nog bezig met de veel iniemere kamermuziek.
Op 24 maart 1827 voltooide Beethoven zijn strijkkwartet op. 131. Kort daarna ontving hij de laatste sacramenten en hij stierf twee dagen later, op 56-jarige leeftijd. Toen hij stierf raasde er een geweldig onweer boven Wenen, wat misschien symbolisch is voor de enorme indruk die Beethoven tijdens en na zijn leven heeft gemaakt. Zijn begrafenis werd bijgewoond door naar schatting 50.000 mensen. Zijn kist werd gedragen door de belangrijkste musici van Wenen. Beethoven werd begraven op het Wahringerkerkhof, maar later werden zijn stoffelijke resten ovregebracht naar het centrale kerkhof van Wenen.

5. Schubert (1797-1828)

Veel namen van componisten zijn verbonden met de stad Wenen, maar daarvan is Schubert de enige die in Wenen geboren en getogen. Hij werd geboren in de voorstad Lichtental als vierde zoon van een schoolmeester. Van zijn familie leerde hij piano- en vioolspelen, en was al snel beter als iedereen in huis. Toen hij 11 was begon zijn serieuze muzikale opleiding met het winnen van een zangbeurs aan het Konvikt, het Weens keizerlijk college. Onder Salieri's begeleiding schreef hij op 15-jarige leeftijd een opera en een reeks kwartetten. In 1813 verliet hij het college om voor leraar te studeren voor hij terugkeerde om in zijn vaders school te werken. Alleen al in de vijf jaar die volgden schreef hij zes opera's en 300 liederen.
In 1814 schreef hij, geinspireerd door Goethes Faus, zijn eerste meesterwerk, Gretchen am Spinrade. Erlkonig, dat gaat over over een angstig kind wiens ziel wordt afgenomen tijdens een rit door een stormachtige nacht, volgde het jaar daarop.
In 1816 had hij meer dan genoeg van het lesgeven en besloot zijn geluk te beproeven in de muziek. Hij solliciteerde als muziekdocent, maar werd niet aangenomen. Wel werd hij voor het eerst betaald voor een compositie. Hij maakte in die tijd kennis met de invloedrijke Franz von Schober, een van de eersten die hem gratis kost en inwoning verschafte, en met Michael Vogl, die veel moeite deed om het werk van Schubert meer bekendheid te krijgen. Ook leerde hij via de dichter Johann Mayrhofer een aantal schrijvers kennen, met wie hij het goed kon vinden.
In 1817 schreef Schubert succesnummers als Die Forelle en An die Musik.
In 1823 werd Schubert besmet met syfilis. Dit veranderde zijn kijk op alles. Een jaar voor zijn ziekte was hij begonnen met zijn Achtste symfonie. Howel er veel redenen zijn bedacht waarom hij deze symfonie nooit heeft afgemaakt, kan het zijn dat dit werk kenmerkend was voor een periode in zijn leven die hij verafschuwde. Toch kwam hij snel daarna terug op de symfonische vorm met de compositie van Symfonie Nr. 9 in C, een werk dat grootser en diepgaander was dan alle andere symfonieen van Schubert.
Enkele van de liederen voor zijn eerste liederencyclus, Die schone Mullerin, schreef hij toen hij in 1823 in het ziekhuis lag. De cyclus beschrijft de gedoemde liefde van een jonge man voor een molenaarsdochter. Hoewel veel van de muziek vrolijk is, loopt het trieste einde vooruit op de toon van zijn tragische tweede cyclus, Winterreise, geschreven in 1827 na een ziekbed van 4 jaar. In deze laatste cylcus, waarin de held al voor het begin van de clyclus zijn liefde heeft verloren, creeren de liederen een droefheid in het bevroren landschap van de dood. Toch was Schubert nog steeds in staat zijn pessimisme opzij te zetten, hoewel slechts tijdelijk; in 1827 schreef hij meerdere lichte pianostukken: de Impromptus en de Moments Musicaux.

Enkele van Schuberts mooiste composities werden geschreven tijdens de laatste jaren van zijn leven, waaronder zijn meesterlijke trio van Pianosonates in C mineur, A majeur en B klein. Maar de meest volledige is de grootste Strijkkwartet in C. Al spoedig nadat hij dit voltooid had kwam Schubert in de laaste fase van zijn ziekte, en in december 1828 stierf hij, 31 jaar oud.

6. Chopin (1810-1849)

De Poolse componist Frédéric Chopin werd geboren in Zelasowa Wola; hij begon op zijn zesde muziek te studeren. Reeds een jaar later begon hij aan zijn carriere als concertpianist en werd zijn eerste compositie gepubliceerd. Hij ging naar het conservatorium in Warschau, waar hij in 1829 cum laude afstudeerde.
Zijn eerste buitenlandse reis voerde hem naar Wenen, waar hij twee succesvolle concerten gaf. Het leven buiten Polen trok hem erg aan en na een kort bezoek aan huis verliet Chopin zijn vaderland vergoed om zich in Frankrijk, het geboorteland van zijn vader, te vestigen. Op zijn 20e was hij al een volleerd pianist, beroemd om zijn gevoelige spel en fantasievolle improvistaties. Ook had hij al twee van zijn grootste werken, zijn beide pianoconcerten, gecomponeerd. In beide concerten is de rol van het orkest ondergeschikt aan die van de solist.
Na zijn aankomst in Parijs in 1831 had Chopin al gauw een aantal invloedrijke vrienden gemaakt, maar zijn eigen muzikale loopbaan kwam moeizamer op gang. Hoewel hij een musicus was met veel talent, had hij niet de persoonlijkheid van een uitvoerend pianist. Hij was te in zichzelf terug getrokken voor de concertzaal en zijn eerste optreden werd lauw ontvangen. Als reactie daarop speelde Chopin uitsluitend nog in de Parijse salon, wat hem de reputatie van een snob bezorgde. Toch kwam zijn intieme muziek hier het beste tot haar recht, en het duurde niet lang of hij was een van de populairste en best betaalde pianisten van Parijs.
De meeste van Chopins 170 composities zijn geschreven voor de piano. Hij werd beinvloed door Bach, maar meer nog door de opera's van Bellini. Ook erg belangrijk was de invloed van de volksliederen van zijn vaderland. Hieraan ontleende Chopin zijn ongewone melodieen van zijn Balladen en Mazurka's. Zijn liefde voor dansmuziek is te horen in zijn vele Walsen.
In 1837 ontmoette Chopin de schrijfster George Sand, en met haar woonde hij tien jaar samen. Zij was degene die hem inspireerde en hem tijdens zijn langdurige perioden van ziekte - hij leed aan tuberculose- verzorgde. In 1848 gaf Chopin nog concerten in Engeland en Schotland, maar het jaar daarop stierf hij in Parijs.

7. Schumann (1810-1856)

Schumann werd geboren in Zwickau in Duitsland. Zijn vader was schrijver en publicist, en moedigde hem aan in zijn enthousiasme voor de romantische schrijvers uit de tijd. Schumanns interesse voor muziek werd gevoed door plaatselijke concerten, maar zijn moeder probeerde zijn liefde voor muziek te minderen. Na de dood van zijn vader werd besloten dat hij rechten zou studeren aan de universiteit van Leipzig. Hij was toen 16 jaar.
Schumann nam zijn studie niet serieus; hij gaf zich liever over aan het wilde studentenleven en natuurlijk aan muziek. Hij bezocht concerten in het Gewandhaus en nam pianoles bij Friedrich Wieke. Tijdens het vervolg van zin 'studie' in Heidelberg begon hij steeds meer op te treden en te componeren. Hij gaf zijn rechtenstudie op en keerde terug naar Leipzig om weer les bij Wieck te nemen, maar hij ruineerde zijn kansen op een carriere als pianist door zijn vinger te ontzetten met een zelf uitgevonden 'strekmachine'.

In 1833 kreeg Schumann last van een hersenkwaal die hem depressief maakte en hem zijn hele leven zou achtervolgen. Hij componeerde vrijwel uitsluitend tijdens de gelukkige perioden van zijn leven. Schumann wijdde zich tevens aan de muziekkritiek in het Neue Zeitschrift fur Musik, dat hij in 1843 oprichtte en waarvan hij 10 jaar redacteur was. Doel van dit van blad was om de genieën van de gewone talenten te onderscheiden en zo middelmatigheid in de Duitse muziek tegen te gaan. Schumann schreef vaak onder twee pseudeniemen; Florestan en Eusebius. De twee personages verschijnen ook in de belangrijkste pianowerken die hij na 1830 schreef - 'F' en 'E' worden onder andere als componisten van de Davidsbundleratanze opgetoverd. Twee delen van Carnaval, een van Schumanns fraaiste werken voor solopiano, vormen een potret van het tweetal in het slotdeel.
In Kreisleriana - een ander belangrijk pianowerk uit de jaren 1830 - schildert hij een muzikaal potret van E.T.A. Hoffmanns romatische held Kreisler, maar het werk is ook een eerbetoon aan Clara, de pianiste en dochter van Wieck. Zij was Schumanns verloofde; het paar trouwde in 1840.
Schumanns werk werd steeds gevarieerder na 1840. Hij had een creatieve periode die in 1840 resulteerde in de liederencyclus Dichterliebe, in 1841 zijn eerste twee symfonieën en in 1842 in zijn Pianokwartet en Pianokwintet. Maar in 1843 raakte hij overspannen en het jaar daarop kreeg hij opnieuw een depressie. De familie Schumann verhuisde naar Dresden, waar Schumann, waar Schumann zich geleidelijk vanuit zijn ziekte opwerkte naar een nieuwe creatieve periode van zes jaar. Hij voltooide zijn Pianoconcert en in 1848 componeerde hij, geobserdeerd als hij was door Goethes Faust, zijn Scenen aus Faust. In dit jaar schreef hij ook zijn prachtige ouverture naar Byrons gedicht Manfred. De Rheinische Symphonie (1850), zijn derde, was de meest geslaagde.
In 1850 kreeg Schumann een aanstelling als koor- en orgestdirigent in Dusseldorf. Hij was te afwezig om aan zijn plichten te voldoen en maakte zichzelf al snel impopulair. Toen hij in 1852 opnieuw ziek werd, stelden de autoriteiten voor hem om gezondheidsredenen te ontslaan.
In de laatste jaren kwam er echter wat licht in de duisternis toen de jonge Brahms zijn intrek nam bij de familie Schumann. Hij werd door Robert ingehaald als de toekomstige redder van de Duitse muziek. Schumanns mentale conditie ging echter spoedig achteruit en na een poging zichzelf te verdrinken, bracht hij de laatste jaren van zijn leven door in een gesticht.

8. Liszt (1811-1886)

Liszt werd geboren in Raiding, Hongarije, en groeide op in een muzikale omgeving. Zijn vader was in dienst van het hof van Esterhazy, waar ook Haydn gwerkt had. De familie verhuisde al gauw naar Wenen, waar Liszt piano studeerde bij Carl Czerny en compositie bij Mozarts riviaal Antonio Salieri.
In 1823 ging Liszt naar Parijs. Hier werd hij al gauw een gevierd concertpianist. Hij maakte een tournee door Frankrijk en gaf in 1824 concerten in Engeland, waar hij werd ontvangen door koning George IV. Hij moest echter al spoedig terug naar huis omdat zijn vader ziek werd. In 1826 ging hij opnieuw naar Parijs, waar hij bevriend raakte met Berlioz en Chopin. Hier begon zijn carriere als vooruitstrevend componist, al overwoog hij ook om priester te worden en werd bovendien verliefd.
In 1834 begon Liszt een langdurige relatie met Gravin Marie d'Agoult; het jaar daarop verhuisden ze samen met naar Geneve. Hij gaf vele concerten en won in 1837 een beroemd pianoduel tegen zijn riviaal Sigismond Thalberg. In 1839 maakte hij lange tournees om geld bijeen te krijgen voor een standbeeld van Beethoven in Bonn. Overal waar hij kwam, bracht hij het publie in vervoering. In zijn geboorteland Hongarije werd hij op handen gedragen. Hier raakte hij opnieuw geinteresseerd in de zigeunermuziek, die hem later zou inspireren tot de Hongaarse Rhapsodieën. Ook spande hij zich in voor de oprichting van een nationaal conservatorium in Boedapest. Zijn voortdurende afwezigheid van huis kostte hem echter zijn relatie met de gravin en in 1844 ging het paar uiteen.

Tijdens zijn tournees had Liszt vele minaressen, maar in 1847 wist prinses Caroline Sayn-Wittgenstein van Kiev hem ertoe te bewegen het reizen op te geven en zich als dirigent in Weimar te vestigen. In de loop van de volgende 12 jaar dirigeerde hij muziek van Wagner, Schumann, Berlioz, Verdi en anderen. Daarnaast voerde hij ook zijn eigen composities uit. Weimar werd het centrum van de 'Nieuwe Duitse School'; pianisten en componisten kwamen in groten getale aanzetten om les en advies van Liszt te krijgen. Hij weigerde zich hiervoor te laten betalen. Na verloop van tijd kreeg hij echter problemen zijn relatie met de getrouwde prinses. In 1858 nam hij ontslag en in 1861 vertrok hij uiteindelijk uit Weimar.
In 1853 schreef hij zijn Pianosonate in B mineur en in 1854 de Faust-symphonie.
Na verloop van tijd voegde Liszt zich bij prinses Caroline in Rome, die hier - tevergeefs - bij de paus zelf toestemming voor haar scheiding had gevraagd. Tijdens zijn achtjarige verblijf in Rome schreef hij hoofdzakelijk religiueze muziek, zoals Annees de pelerinage voor piano
In 1869 werd hij gevraagd om naar Weimar te komen en in 1871 kreeg hij een uitnodiging om naar Boedapest te gaan. Hiermee begon een nieuwe fase in zijn leven. Vanaf die tijd reisde hij constant heen en weer tussen Weimar, Boedapest en Rome.
Tijdens zijn laatste tournee in 1886 reisde Liszt opnieuw naar Parijs en Londen, maar tijdens zijn reis werd hij ernstig ziek. Zijn laatste dagen bracht hij door in Bayreuth, tijdens het Wagnerfestival. Hier werd hij verzorgd door Cosima, zijn tweede dochter bij Gravin d'Agoult, die ondertussen Wagners weduwe was geworden. Hij kon nog net een uitvoering van Parsifal bijwonen en stierf daarna aan een longontsteking.

9.Brahms (1833-1897)

Johannes Brahms kreeg zijn eerste muzieklessen van zijn vader, Johann Jakob Brahms, die contrabas speelde. Hij had in het begin het plan om zijn zoon op te leiden voor orkestmusicus, maar toen bleek dat Johannes erg goed piano speelde, liet hij dit plan varen. Johannes kreeg les van Otto Cossel, die zich verzette tegen het plan om Johannes als een wonderkind op tournee te sturen, en van Eduard Marxsen. Johannes maakte snelle vorderingen en begon op zijn twaalfde zijn eigen composities te bedenken.
Een jaar later werd hij erop uitgestuurd om geld te verdienen door piano te spelen in de havencafé's van Hamburg. Na een mislukte start van zijn loopbaan als concertpianist was Johannes gedwongen opnieuw de havencafé's op te zoeken om zijn geld te verdienen en zijn muziekstudie te betalen. Deze slechte ervaring is hem zijn hele leven bijgebleven.
In 1851 ontmoette hij Eduard Reményi. Johannes was erg gefascineerd door de zigeunermuziek die Reményi speelde. Reményi stelde hem voor aan de beroemde violist Joseph Joachim, die werkelijk versteld stond van de muziek van Brahms. Na deze ontmoeting volgde een uitnoding van de koning van Hannover; bovendien schreef Joachim aanbevelingsbrieven naar Liszt en Schumann, waarin hij meldde dat er een "nieuwe ster is verschenen aan het muziekfirnament".
De ontmoeting met Liszt in Weimar was echter geen groot succes. Brahms was niet erg onder de indruk van de muziek van Liszt en hij voelde zich bovendien niet zo op zijn gemak in zijn huishouden. Na deze teleurstelling aarzelde hij dan ook lang voordat hij gehoor gaf aan de uitnodiging van Robert en Clara Schumann. Maar toen hij dat ten slotte toch deed, in september 1853, werd hij zeer hartelijk ontvangen. Schumann was onder de indruk van de muziek van Brahms. Hij schreef een aanbevelinsbrief naar Leipzig, waar Brahms twee uitgevers vond en kennismaakte met Hector Berlioz.

Het jaar daarna kreeg Schumann een zenuwinzinking en probeerde hij zich van het leven te beroven. Brahms reisde meteen naar Dusseldorf om Clara bij te staan; hoewel dat niet in zijn bedoeling lag, werd hij na korte tijd verliefd op haar. Clara waardeerde de steun van Brahms, maar ze hield hem wel op een afstand. Toen Schumann in 1865 stierf, gingen Brahms en Clara als vrienden uit elkaar.
In 1862 verhuisde hij naar Wenen, waar hij de rest van zijn vrijgezellenbestaan doorbracht. Hij leefde eenvoudig en bescheiden, te midden van enkele naaste vrienden, die zich niet lieten afschrikken door soms wat zonderlinge gedrag.
Brahms leven verliep zonder moeilijkheden: Brahms gaf recitals, maakte enkele tournees en ging af en toe op vakantie naar Zwitserland of Italie. Daarnaast hield hij zich bezig met het schrijven en herschrijven van zijn composities. In 1896 stierf Clara Schumann. Brahms bezocht haar begrafenis nog; hij stierf een paar maanden later aan kanker, de ziekte waar hij al enige tijd aan leed. Hij werd 64 jaar.

10. Debussy (1862-1918)

Debussy werd geboren boven het porseleinwinkeltje van zijn ouders. Hij groeide op in vrij armoedige omstandigheden. Zijn vader, die hij later een 'oude leegloper' zou noemen, werd in 1871 voor een politieke overtreding naar de gevangenis gestuurd. Maar Claude had gelukkig rijke peetouders, die in de gaten hadden dat hij muzikaal zeer begaafd was. Op zijn negende kreeg hij pianoles van Madam Mauté, een van de volgelingen van Chopin. Een jaar later ging hij naar het conservatorium van Parijs, maar hoewel hij een veelbelovende leerling was, was zijn leraar Antoine Marmontel toch teleurgesteld door zijn gebrek aan vooruitgang.
Rond zijn vijftiende had Debussy al enkele liederen en korte instrumentale composities geschreven. In de zomer van 1880 werd hij als pianist en begeleider in dienst genomen van de rijke beschermvrouwe van Tsjaikovsky, Nadezhda von Meck. Zij liet het pianotrio en enkele composities van Tsjaikovsky zien, die kritiek had op het vormgevoel van zijn jonge collega. In december 1880 nam hij compositieles van Ernest Guiraud op het conservatorium, en vier jaar later won hij de prestigieuze Prix de Rome. Debussy ging dus naar Rome, waar hij enkele nieuwe composities moest schrijven die door de Franse Académie des Beau Arts beoordeeld zouden worden. Hij ontmoette Liszt, die hem liet kennismaken met de religieuze muziek van Palestrina en Orlando di Lasso, maar hij voede zich tijdens zijn verblijf in de Villa Medici niet gelukkig, omdat hij zich ergerde aan zijn medestudenten en de beperkingen die hem werden opgelegd. Bovendien vond hij het vreselijk om gescheiden te zijn van zijn eerste grote liefde in zijn leven, de zangeres Blanche Vasnier. Hetzelfde jaar nog ging Debussy weer bij zijn ouders in Parijs wonen. In 1888-1889 ging hij tweemaal naar Bayreuth, waar hij erg onder de indruk raakte van Wagner. Tijdens de Wereldtentoonstelling in Parijs hoorde hij een Japans gamelan-orkest (=Javaans of Balinees orkest, in diverse samenstellingen optredend maar hoofdzakelijk bestaande uit slaginstrumenten), en ook dat maakte veel indruk op hem. In deze periode begon hij een relatie met Gabrielle Dupont, die een aantal jaren duurde, maar op een vervelende manier eindigde. In 1897 deed Gabrielle een zelfmoordpoging. Twee jaar later trouwde Debussy met haar vriendin Lilly Textier.
Debussy had imiddels een grote naam opgebouwd met composities als het strijkkwartet en de Prélude a l'apres-midi d'un faune, maar hij was nog steeds arm. Op zijn trouwdag heeft hij zelfs pianolessen gegeven om de receptie te kunnen betalen. Het grote succes kwam met de opvoering van zijn opera Pelléas et Mélisande in april 1902. Zijn privé-leven bleef roerig. In 1904 verliet hij zijn vrouw voor Emma Bardac. Lilly deed een zelfmoordpoging, net als Gaby Dupont om dezelfde reden had gedaan en dit bezorgde Debussy een slechte reputatie, te meer omdat werd gefluitsterd dat hij achter het geld van Emme Bardac aanzat. Op 30 oktober 1905, twee wekn na de premiere van Debussy's grote orkestwerk La Mer, werd de dochter van Debussy en Emma geboren, Claude-Emma, die Chou-Chou werd genoemd. In januari 1908 trouwden Emma en Debussy. Vanaf 1909 verslechterde Debussy's gezondheid. Hij bleek darmkanker te hebben en werd in 1915 geopeerd. Hij had daarna veel last van ondraaglijke hoofdpijn en moest bovendien een stoma dragen. Toen hij op 25 maart 1918 stierf, keek hij volgens zijn dochter "heel gelukkig".

11. Bronvermelding

Naam: De piano
Schrijver: Barrie Carson Turner
Uitgever: Gottmer

Naam: Klassieke muziek
Schrijver: John Stanley
Uitgever: Kosmos - Z&K Uitgevers

Naam: De klassieke componisten
Schrijver: Peter Gammond
Uitgever: Zuid Boekprodukties

Naam: Klassieke componisten
Schrijver: Anna Maria Mascheroni
Uitgever: Atrium

REACTIES

P.

P.

ik vind het een mooi werkstuk en heb er veel aan gehad,bedankt

groetn pim.

21 jaar geleden

S.

S.

Ik vind dit een heel aardig stuk, alleen wel jammer dat vivaldi er niet tussen staat

18 jaar geleden

K.

K.

Goed gedaan hoor

11 jaar geleden

A.

A.

echt goed ik heb deze info ook gebruikt voor mijn werkstuk
groet Anna

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.