Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Hoofdstuk 1 t/m 12

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Vertaling door een scholier
  • 2e klas vwo | 2862 woorden
  • 10 oktober 2007
  • 119 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
119 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Tekstblok 1

In het circus Maximus
‘Gegroet, Caesar!’ schreeuwt het volk.
‘Gegroet, Caesar!’schreeuwt ook Marcus.
Hij is erg blij, want de keizer treedt zojuist binnen, Marcus Ulpius Traianus Caesar, consul, tribuun en vader des vaderlands. Nu zegt de keizer enige woorden. De menigte schreeuwt niet, ze zwijgen en luisteren. Dan schreeuwen ze weer, want ze zien de beeldenoptocht. Kijk! Jupiter en Juno, kijk! Apollo en Diana, kijk! Mars en Venus. Zodra het beeld van Venus te zien is klapt Marcus. Hij is immers verliefd – en daar zit Aemilia. Kijk, ook Aemilia klapt. Nu is Marcus blij en hij lacht. Nu valt het spektakel in de smaak.

Tekstblok 2

‘Kijk, de Romeinse markt!’, roept Domitilla, En haar vriendin Drusilla roept: ‘Kijk, een brede weg.’ ‘Kijk, het Collosseum!’ roept Julia. Maar Afra zwijgt. ‘Waarom zegt zij niks?’ vraagt Drusilla, ‘waarom is ze niet blij?’ Dan antwoordt Aemilia: ‘Het is een nieuwe slavin, ze zwijgt altijd, want ze kent geen Latijn.’ ‘Ze kent geen Latijn!’ roept Domitilla. ‘En waarom kent ze geen Latijn? Niemand leert het haar.’ En tegen Afra: ‘Kijk, Forum Romanum.’ Afra aarzelt, dan anwoordt ze: ‘Fo-rum Ro-ma-num.’ Julia is blij: ‘Kijk! Nu luistert Afra, nu zwijgt ze niet meer. Domitilla is een goede meesteres.’


Opnieuw zegt Domitilla tegen Afra: ‘Kijk, de hoge tempel, kijk, de brede weg.’ ‘Ho-ge weg’ antwoordt Afra. Aemilia en Drusilla lachen. Maar Domitilla zegt: ‘Het is geen hoge weg; het is een hoge tempel, het is een brede weg en er zijn veel brede wegen.’ En Afra antwoordt: ‘Er zijn veel brede wegen.’

De vriendinnen zijn blij en gaan door: ‘Het is een hoge tempel, het zijn hoge tempels. Daar staat een blijde slaaf, daar staan veel slaven. Kijk, nu komt Titus Servilius, een beroemde senator, nu veel senators, nu komen de senators! Ze zijn blij en lachen.’ En Afra zegt: ‘Veel blijde senators komen.’ Daarna zijn de vriendinnen blij en klappen en zeggen: ‘Goed zo, Afra, goed zo!’ Nu is ook Afra blij.

Tekstblok 3

Marcus: Hallo, Titus! Wat doe je?
Titus: Ik doe niks, zoals je ziet: studeren en lezen.
Marcus: Wat zeg je, vriend? Niemand doet niets terwijl hij studeert en leest – zoals vader, een geleerd man, gewoonlijk zegt. Maar studeren en lezen is niet altijd leuk, daarom vraag ik je: Waarom ga je niet met me mee naar het sportcentrum om met de bal te spelen? Ongetwijfeld zullen Gaius en Lucius daar zijn en met de bal spelen.
Titus: Ik kom; ik ben een goede vriend.

Marcus: Kijk, hier staan Gaius en Lucius. Hallo vrienden, wat doen jullie en waarom spelen jullie niet met de bal?
Lucius: Wat vraag je? We doen niks want met de bal spelen is niet mogelijk, omdat er zoveel mensen in het sportcentrum zijn: het is niet mogelijk binnen te komen.
Marcus: Waarom gaan we niet naar het koude bad? Daar zullen beslist weinig mensen zijn.
Titus: Waarom aarzelen om te gaan? Jullie zijn toch niet bang voor het koude bad. Jullie zijn toch niet laf, vrienden?
Gaius: Wat zeggen jullie, Marcus en Titus? Waarom zwijgen jullie niet en passen jullie op? We zijn namelijk nergens bang voor, en we zijn niet laf en we aarzelen ook niet om naar het koude bad te gaan, want het is leuk daar, waar niet zoveel mensen zijn.

Marcus: Applaus, vriend! Jij bent ongetwijfeld niet laf!

Tekstblok 4

Aemilia houdt van Rome en het leven in de stad; daarom prijst ze het plein en de brede wegen en de hoge tempels en het beroemde circus vaak.

Maar Afra, terwijl ze naar Aemilia luistert, zwijgt en denkt na:
‘Wat groot is Rome! Wat veel gebouwen zijn hier, wat veel wegen en steegjes zie ik! En wat hoor ik veel geschreeuw! De heren schreeuwen, terwijl zijn slaven roepen. Kooplieden schreeuwen terwijl en ze wijn, olie en olijven prijzen, de bedelaars roepen, terwijl ze giften verlangen! Zoveel geschreeuw verdraag ik niet, ik ben bang voor zoveel mensen. Waarom vindt Aemilia het altijd leuk om tussen de mensen te zijn? Waarom is zij gewoon om vele uren door de straten te wandelen? Waarom komen er zoveel mensen naar Rome?’

Terwijl Afra nadenkt, komt een bedelaar naar Aemilia en vraagt een gift. Aemilia lacht en weigert een gift, maar Afra lacht de man niet uit. Ze heeft nog één as, en wil het aan de man geven. De man ziet de as, hij lacht hard, en rent naar de tempel van Fortuna.

Tekstblok 5

Al een uur staat Marcus op het Capitool, voor de tempel van Juno en wacht opAemilia. Plotseling ziet hij haar: Daar komt ze, zonder Afra, zonder moeder, zonder vriendinnen. Marcus is blij en roept: ‘Hallo Aemilia! Hoe gaat het?’
Maar Aemilia fluistert: ‘Waarom zwijg je niet, Marcus? Kijk, daar komt vader met een senator uit de tempel van Jupiter, en daar is in plaats van Afra Megaera! Megaera is een slechte vrouw. Ze houdt me met grote zorg in het oog, ze hoort niets niet.’

Kan komt Megaera er al aan en vraagt: ‘Wat is er, Aemilia? Waarom blijf je op alle plaatsen staan? Waarom haast je je niet om te komen? Dan gaan we naar het plein.’

‘Ik houd zielsveel van je!’ fluistert Marcus en ‘in mijn leven….’ terwijl Aemilia met Megaera van het Capitool afdaalt naar het plein.

Marcus blijft op het Capitool en bekijkt de beroemde beelden. Hij hoopt immers: Misschien dat Aemilia….
Maar hij hoopt tevergeefs. Aemilia komt niet meer van het plein af. Daarom is Marcus bedroefd en vraagt: ‘Waarom vernietigen de goden Megaera niet? Waarom vernietigen ze alle slechte slavinnen, alle slechte mensen niet?

Tekstblok 6

In het Collosseum verwachten veel mensen de gladiatoren. Terwijl ze binnenkomen, gaan staan en groeten, vuren sommigen Barbatus, een beroemde gladiator, met groot geschreeuw aan, en anderen Syrus:
‘Luister, Syrus! Val Barbatus met het zwaard aan. Jij hebt geen angst, hoop dus op een overwinning, vecht, werk hard, houdt vol! Wan allen kijken naar je.
Syrus blijft echter staan, wacht af, aarzelt om Barbatus aan te vallen, en Barbatus houdt Syrus in de gaten. Daarom roept de menigte weer:
‘Vecht eindelijk! Waarom twijfel je? Waarvoor kijken jullie uit? Jullie zijn toch niet bang voor het zwaard? O goden, luister! Vernietig alle slechte gladiatoren, niet alleen in Rome maar in alle plaatsen.
Eindelijk valt Barbatus Syrus met zwaard aan, en dan roept de menigte:
‘Kijk uit, Syrus! Kijk uit voor Barbatus!’
Marcus schreeuwt niet en is ook niet blij over het gevecht, want hij is niet vrij van zorgen. Terwijl Syrus en Barbatus elkaar met het zwaarden verwonden willen, denkt Marcus over Fortuna, de onrechtvaardige godin:
‘Waarom heeft Aemilius geld in overvloed, waarom heeft vader Domitius geen rijkdom? Waarom heb juist ik Aemilia zo lief? Waarom ben ik zonder Aemilia zelfs met de spelen niet blij?’Plotseling schreeuwt het volk: ‘Hij is getroffen! Hij is getroffen!’ Syrus ligt, Barbatus verheugt zich over de overwinning, de menigte prijst de beroemde overwinnaar met blij geschreeuw. Maar Marcus verlaat het Collosseum. Terwijl hij over de wegen wandelt, vraagt hij zich af: ‘Waarom ben je vandaag zo treurig, Marcus? Je treurt toch niet om de dood van Syrus? Valt zonder Aemilia het schouwspel toch niet in de smaak?


Maar kijk! Afra komt eraan en roept: ‘Wees blij, Marcus! Ik heb een brief!’
‘Van Aemilia?’ vraagt Marcus en Afra lacht: ‘Van Aemilia’
Marcus is al zonder zorgen, en is al blij met het leven en de liefde.

Tekstblok 7

Als Marcus de brief heeft, leest hij al:
‘Aemilia groet haar Marcus hartelijk. Ik ben bedroefd, omdat ik niet meer met Afra kan wandelen, omdat ik vaak niet kan schrijven.
Maar Megaera ziet alles, hoort alles, houdt alles in het oog.
‘Een meisje,’ zegt zij, ‘kan toch niet alleen wandelen. Er kunnen namelijk veel slechte dingen op het plein en op de wegen gebeuren. Dus blijf, zwijg en wees tevreden. Hier kun je lezen en studeren’. Daarom kunnen we niet samenkomen, we moeten afwachten. Ik smeek echter vaak zo bij de goden:
“Goede goden, jullie die alles geven, alles kunnen weigeren: Bevrijd…” Ik kan echter niet de brief eindigen. Megaera komt eraan! Het beste!’

‘Vernietig Megaera!’ zegt Marcus, ‘en bevrijd Aemilia van de slechte vrouw, alle goden en godinnen!’ Dan gaat hij naar de tempel van Venus en voor de tempel bidt hij als volgt: ‘O Venus, ik roep tot u, want u alleen kunt Aemilia bevrijden van haar zorgen. U beschermt alle mensen als ze verliefd zijn. Wat is het leven zonder u? Wie Want wie kan liefde tot stand brengen, behalve u? Wie kan ik aanspreken, als ik treur, behalve u? Van wie kan ik hulp verwachten, behalve van u? Verheugt Aemilia u dan niet dikwijls met offers? Ga ik dan niet dikwijls naar uw tempel? Bent u dan niet tevreden met onze offers? Verwacht u duiven? Verwacht u een lammetje? Ik heb geen rijkdom in overvloed, ik heb geen geld. Toch beloof ik een lammetje en bid zo: Luister, Venus, grote godin! Ik verwacht van u allen hulp!’


Tekstblok 8

Hallo Marcus! Waarom kom je zo laat? Pas op voor de toorn van Diodotus.
Je bent een zoon van Fortuna; de meester leest namelijk een boek van zijn Seneca. Het boek bevalt hem zeer, zoals je ziet: daarom bekommert Diodotus zich niet om jou. Wij discusiëren echter over de nieuwe redevoering.
Wat bespreken jullie? Vertel, vrienden!
Wij bespreken de plannen van Alexander de Grote, koning van Macedonië.
Wat heb ik daarmee te maken? Ik bekommer met niet over de plannen van koningen en keizers.
Jij bekommert je om niets behalve mooie meisjes, altijd verwacht jij brieven van jouw Aemilia.
Pas op, ellendige man, en zwijg over mijn Aemilia, jij bent vol van ongelukkige jaloezie omdat ik een mooie jongen ben, omdat een mooi meisje van mij houdt. Maar vertel jij, Titus, wat is jullie Alexander van plan?
Het is niet onze Alexander, evenmin als de jouwe, maar vandaag wil hij de oceaan bevaren. De oceaan! Is hij niet bang voor de woedeaanvallen van Dio… ehm van de goden en godinnen?
Luister naar de woorden van de meester: Alexander, omdat hij vol roem is, wil met weinig mannen de oceanen bevaren. Jullie echter, jongens, raadgevers van de koning, jullie vrienden zijn.
Wij kunnen de koning adviseren over de gevaren van de oceaan. Hij is vol van monsters…

wij lezen in boeken van geleerde mannen niets over landen die in de zee liggen.
Daarom heeft de koning noch de stad, noch de akkers kunnen vinden…
Hij is al meester van zoveel landen, van zoveel mensen.
Nu heb ik een genoeg goede plannen, mijn vrienden:
Nu kan ik Alexander zeker adviseren.

Tekstblok 9

‘…Ik wandelde door Subura en zoch Afra overal, want Afra is vaak in Subura. Ik hoorde wat geschreeuw en zag wat mensen. Nu eens kwam ik een winkel van een koopman binnen, dan weer stond ik bij een handwerker, dan weer las ik de voor de winkels de prijzen – want ik kan namelijk al lezen, zoals je weet. Plotseling hoorde ik de stem van Gallus, mijn vriend. Hij vroeg mensen namelijk, omdat hij zijn meester zocht, de meester was echter niet in Subura. Ik groette Gallus met grote vreugde, toen liepen we beide over de wegen en steegjes en zochten, ik Afra, Gallus zijn meester…’

‘Vertel snel!’ zegt Marcus: ‘Heeft Afra mijn brief?’ ‘Ze heeft hem, ik heb mijn plicht goed vervuld. Daarna heb ik me gehaast om meteen naar je terug te komen.’ ‘Je hebt je niet zo gehaast, want ik heb vele uren op gewacht, zijn jij en Gallus niet in een kroeg geweest?’ ‘Daar zijn wij niet geweest, want Gallus verliet me, omdat hij bang was voor de woede van de meester, ik was dus alleen in Subura. Maar luister: Ik liep juist door Argiletum, door donkere steegjes, toen ik plotseling groot geschreeuw hoorde: ‘Waar ga je heen, schurk? Ik heb je overal gezocht.’ Een sterke man greep me al vast, ik was erg bang, want in Argiletum zijn slechte mensen. Ze hebben al veel ongelukkige slaven vastgegrepen en weggevoerd naar de velden…’ ‘Maar jij bent ontsnapt, zoals ik zie’ ’Zo is het, want de goden hebben mijn gebeden verhoord. Een slechte man heeft me in een kerker opgesloten; maar na enige uren ontsnapte ik en ging weg. Ben ik geen zoon van Fortuna?’ ‘Misschien ben je een zoon van Sisyphus.’

Tekstblok 10

‘Luister, Marcus, luister, moeder en Domitilla! Lucius, zoon van Calpurnius Macer heeft een treurspel geschreven; hij heeft werkelijk een belangrijk onderwerp gekozen: hij heeft vandaag over hoogmoed en de dood van Coriolanus voorgelezen. Maar jij, Marcus, heb je al over Coriolanus gehoord?’


‘Ik heb over hem gehoord, vader, want ik heb Livius’ boeken gelezen en wij bij Diodotus de beroemde veldheer Coriolanus behandeld:
Nadat hij de troepen van de Volsci had overwonnen, deden ze een triomftoct. Toen prezen allen de overwinnaars met blij geschreeuw. Maar zodra hij de afgunst had opgewekt van het volk en de tribuun, verliet hij zijn vaderland en hielp de Volsci en bereidde een oorlog voor.’

‘Het is genoeg, Marcus, jij kunt inderdaad goed over Coriolanus vertellen. Dat zag ik juist en ik ben blij. Maar wat doen jullie bij Diodotus? Wat hebben jullie voorgedragen?’

‘Titus beschuldigt Coriolanus, omdat hij zijn vaderland verried, omdat de legers van de Volsci Rome omsingelden. Ik echter verzon de woorden van mijn moeder en zei onder andere ook dit: “Jij versloeg Romeinse legionairs, jij doodde onze soldaten, jij…”

‘Ik prijs jou, Marcus, want je hebt veel geleerd, veel begrepen. Je bent een goede zoon, ook al schrijf je geen treurspellen .’ Daarna tegen moeder en Domitilla: ‘Is onze Marcus niet geleerd? Zijn jullie niet blij? Kijk, vandaag lacht Marcus, vandaag is hij niet bedroefd.’

Marcus is inderdaad blij nadat hij de woorden van vader hoorde en zegt: ‘Ik ben blij, omdat u me geprezen hebt, vader. Ik wil altijd een goede zoon zijn.’ Stil voor zich echter: ‘U hebt mijn gebed verhoord, Venus, en hebt me geholpen, vader prijst me al, hij lacht al. Misschien keurt hij mijn liefde al niet meer af, misschien zelfs de vader van Aemilia…’

Tekstblok 11

Toen hij 19 jaar oud was, jongens, heeft Gaius Octavius door eigen plannen en eigen geld troepen bijeengebracht. Toen bedreigden grote gevaren het Romeinse volk, het eeuwige Rome, het plein en de tempels en het Capitool, omdat Brutus en Cassius – maar wat zie ik? Titus hoort mijn woorden niet; Titus wil veel aan zijn vrienden vertellen. Vooruit, vertel mij, Titus: wat kun jij ons over Brutus en Cassius vertellen?

Titus denkt even na, dan antwoordt hij de meester:

‘Brutus en Cassius bereidden met enkele anderen een aanslag voor op de dictator Caesar. Maar nadat ze Caesar hadden gedood, waren ze gehaat bij alle mensen, mannen en vrouwen. Daarom verlieten ze Rome, trokken zich in Griekenland terug en brachten troepen bijeen. Toen was Gaius Julius Octavianus gehaat bij Marcus Antonius; er was oorlog in Italië, opstand in Rome, totdat Octavianus Antonius voor zich won. Samen met Antonius overwon hij Brutus en Cassius en maakte een eind aan de oorlog.’

‘Er is veel an jou bekend, Titus,’ zegt Diodotus, ‘maar niet alles.’ Daarom moet ik jullie, jongens, de rest vertellen; maar jullie moeten luisteren:
Marcus Antonius stond dan Cleopatra, de koningin van Egypte, enkele provincies van het Romeinse rijk af. Hij leefde als koningin met zijn koningin in Alexandrië. Dan bedreigden grote gevaren het rijk, maar Octavianus bevrijdde de mensen van hun vrees en geeft de landen langdurige vrede. Daarom geven de senatoren Octavianus veel eer: vader des vaderlands en we hebben hem Augustus genoemd…’ ‘…aan de vrede van Augustus wijden we een lataar!’ ‘Wat? Wiens stem hoorde ik? Wie mag roepen tussen de woorden van de meester door? Beval jij jezelf zozeer, Titus? Wil je ons in verwarring brengen? Pas op! Maar omdat je zojuist veel keizer Augustus verteld hebt, zal nu voor jou je brutaliteit ongestraft blijven.’

Tekstblok 12

Fortuna was Augustus, die het Romeinse volk na vele oorlogen vrede gaf, niet altijd en overal goedgezind. Van de vrouwen die hij trouwde had hij geen zoon, hoewel hij niets meer wenste. Zijn kleinzonen echter, van wie hij veel hield, verloor hij beide. Gaius in Klein-Azië, Lucius in Marseille.

Daarna adopteerde hij Agrippa Postumus en Tiberius. Uit wie hij Agrippa Postumus, wiens leefwijze ruw was, spoedig verstootte. Daarna bracht hij hem ook nog over naar een klein eiland, waarop hij een ellendig leven leidde.

Augustus had één dochter, die hij met veel zorg grootbracht: Julia. Eerst gaf hij haar aan de zoon van zijn zus, daarna, toen hij stierf, aan zijn vriend Marcus Agrippa. Julia leefde enkele jaren met hem en baarde twee dochters en drie zoons. Gaius, Lucius, en Agrippa Postumus, over wie wij al vertelden.

Nadat ook Marcus Agrippa gestorven was, gaf Augustus Julia aan Tiberius ten huwelijk, hoewel zij niet van hem hield.
Tiberius verliet haar spoedig en begaf zich naar het eiland Rhodos; toen leidde Julia met haar vrienden een leven in vreugde, want toen was zij vrij.

Maar bij Augustus beviel haar levenswijze niet, daarom verbande hij haar naar een klein eiland. Hoewel het Romeinse volk en de senatoren telkens weer voor haar pleitte, gaf hij haar geen vergeving; en toen hij over en over haar dochter Julia vertelde; was hij gewoon haar ‘kankergezwellen’ te noemen.

REACTIES

B.

B.

In regel twee staat studeren en lezen maar het het moet zijn: Ik studeer en lees.

13 jaar geleden

Z.

Z.



ik vind het goed gedaan lineke je kan contentus zijn

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.