Bobby door Karin de Koning

Bobby

-Léon wil jij bij mij thuis komen spelen?
Het is Daniel.
Leon staat voor de school.
Het is mooi en warm.
Het is dinsdag 3 juni. Het is over een maand vakantie!
Maar nu is er een taak.

Hé Leon wil jij bij mij thuiskomen (spelen)?
Daniel en leon wonen in dezelfde straat.
Het is niet ver van school.
Leon zit in de 4e klas an de middelbare school en Daniel in de 2e klas. Hij houdt niet van Daniel. Hij praat teveel en beweegt/verplaatst zich teveel en verder, werkelijk hij is te klein.
“Nee Daniel niet vandaag. Morgen is de verjaardag van mijn moeder. Ik ga nu een cadeau kopen.”
“Goed, donderdag dan!”
“Ja op donderdag!”

Léon is in een winkel. Het is een cadeauwinkel.
Leon zoekt een cadeau voor zijn moeder.
Daar is Anne-Marie.
Zij zit in de klas van Daniel. Leon houdt van anne-marie.
Ze praat niet veel ze beweegt niet veel en ze is niet klein!

A-M: Hoi leon, wat zoek je
L: een cadeau voor mijn moeder om dat ze morgen jarig is.
A-M: O, goed! En wat neem je mee?
L: ik weet het niet
A-M: kijk leon~een mooie vaas! Het is een mooi cadeau!
L: dat is waar, het is een mooi cadeau. 50 frank? Dat is niet duur
a-m: k neem deze viltstiften voor mijn broertje. Hij houdt van viltstiften.
L: Is hij ook jarig?
A-M: maar nee! Ik hou van mijn broertje. Ik koop vaak een cadeau voor hem.
L: Ha, goed!

Leon gaat terug naar huis. Hij woont in Reims, in het noord-oosten van frankrijk.
Hij woont met zijn moeder. Zijn vader en moeder zijn gescheiden. Zijn vader woont in lagny.
Lagny is niet ver van parijs. En het zeer belangrijke is is dat het vlakbij eurodisney ligt.
Gedurende vakantie is leon altijdin lagny. Bij zijn vader. Zijn vader werkt in eurodisney.
Hij is acteur. Leon is trots op zijn vader. Leon opent de deur en hij gaat het huis in.
- Mama ! ik ben daar mama!
- Dag Léon! Ik ben onder de douche.
Goed denkt leon, ik berg de vaas op.
Hij gaat de kamer in met zijn cadeau.
Maar… Wat is dat?
In de kamer zit een kleine jongen. Hij is geheel naakt.
Hij speelt met de boeken, de nintendo, de kleine vliegtuigjes van leon. Hij speelt zelfs met zijn gitaar!
Oh nee, wie is die jongen? Waarom is hij daar?
L: Mama!
M: Ja?
L: wie is die kleine jongen?
M: het is bobby!
L: bobby wie? En waarom is hij daar? Waarom in mijn kamer? Hij maakt alles kapot!
(zijn moeder komt de douche uit.)

M: onee, hij maakt niks kapot. Hij is braaf.
L: Maar wie is dat?
M: Léon, luister: ik heb een vriend, een zier goede vriend, bobby is zijn kind.
L: Maar waarom is hij hier?
M: Omdat die.. hier komt wonen met zijn vader.
L: onee! Ik wil geen klein broertje! Ik wil geen 2e vader hebben!
M: maar leon, andré is zeer aardig. Hij komt eten vandaag.
L: zonder mij dan.

Leon pakt zijn gitaar. Hij opent de deur en verlaat het huis.
Leon is in de straat. Hij denkt: zal ik naar links of naar rechts gaan? Ga ik naar Daniel?
Oh nee ik hou niet van kleine jongens. Ik zou graag alleen willen met annemarie maar ik weet niet waar zij woont. K kan altijd vragen aan Daniel waar zij woont. Zij is aardig. Ah… maar nee, zij heeft een klein broertje. Kleine broertjes, ze zijn verschrikkelijk!
Maar dat maakt niet uit ik heb 2 centen in me zak.
Joepie! Ik ga naar het station! Ik neem de trein naar Parijs en ik ga naar papa!
Léon zit in de trein. Het is de trein naar parijs. Leon denkt aan zijn vader: ik zou graag bij papa willen wonen. Hij woont alleen. Hij heeft geen kleine kinderen. Het is rustig. Leon vergeet dat zijn vader veel werk en dikwijls is hij niet vaak thuis.
Leon is voor de flat van zijn vader.hij heeft de sleutel. Hij opent de deur en gaat de flat binnen.
- Papa ben je daar?
- Stilte
- Papa ben je daar?
Nee zijn vader is daar niet.
Leon gaat de keuken binnen
En denkt: ik wil eten. Ik ga een diner klaarmaken. Een goed dinger voor papa en mij.
Hij opent de koelkast.
Leeg!
Papa heeft niks in zijn koelkast (dus leeg)
En leon heeft geen geld om eten te kopen.
Leon gaat de kamer binnen voor iets te eten.
Op de tafel zijn er 2 appels.
Leon eet de appels. Daarna kijkt hij tv.
- twee uur in de nacht –
de vader van leon komt de kamer binnen hij komt in de kamer voor iets te eten.
Wat ziet hij nou? Een grote jongen slapend op zijn stoel. Het is leon.
Naast de stoel is er een gitaar.

Vandaag is het woensdag 9 uur.
Leon en zijn vader zijn aan tafel. Zij eten.
De vader van leon koopt 2 crossaints en 1 stokbrood.
Papa: goed leon waar ben jij hier?
L:omdat mama een nieuwe vriend heeft
P: mama heeft een vriend? Maar dat is geweldig!
L:ben jij blij/tevreden?
P: natuurlijk! Ik ben kortom gelukkig!
L: misschien. Naar ik ben niet gelukkig.
P: Waarom?
L: omdat ik geen klein broertje wil!
P: Mama is in verwachting?
L: maar nee! André heeft een kind. Een kleine jongen.
P: Wie is andree?
L: dat is de nieuwe vriend van mama.
P: o goed! En hij heeft een kind.
L: Ja het is bobby, hij is 3 jaar.
P: Maar waarom is het een probleem voor jou?
L: omdat bobby bij mama komt wonen met zijn vader.
P: is hij aardig?
L: wie,bobby?
P: nee zijn vader
L: andere? Ik weet het niet ik ken andre niet. Maar ik ken bobby hij is dom! En hij maakt alles kapot!
P: o goed. En nu?
L: ik wil wat vragen
P: wat?
L: ik zou graag hier willen wonen.
P: Hier in lagny?
L: Ja, hier in de flat. Jij hebt 2 kamers een kamer voor jou en 1 voor mij.
P: maar leon..
L: papa, ik weet dat jij veel werkt, maar k ook ik werk veel, ik heb school er zijn plichten: huiswerk. Ik speel gitaar. Asjeblieft papa, k wil hier wonen!
P: jammer voor jou leon. Omdat ik het niet wil. Meestal ben ik d’r niet en ik wil niet dat jij zolang alleen blijft. Nee jij blijgt bij mama. Maar ik ga mama bellen en ik ga praten over het probleem met haar.
Goed? Och!

Tuut… tuut … tuut…
Het is de telefoon, het is mama.
P: hallo?
M: ben jij het julien? Is leon bij jou?
P: ja hij is er
M: gaat het goed?
P: neee niet helemaal, leon heeft een groot probleem.
M: ja ik weet het. Hij accepteert mijn vriend andre niet.
P: nee dat is het niet. Ik geloof dat hij andre accepteert zijn probleem is niet andre maar bobby
M: de kleine bobby? Nee ik geloof het niet. Bobby is zo schattig/lief!
P: het is een ander probleem. Leon houdt niet van hem, hij speelt met zijn nintendo, zijn gitaar… leon zegt dat hij alles kapot maakt.
M: maar dat is niet waar! Bobby is zeer braaf!
P: leon houdt niet van kleine kinderen. Hij wil rust.
M: …
P: Delphine (is de naam van de moeder van leon)
M: Ja?
P: Leon wil bij mij wonen. Maar ik werk te veel meestal ben k er niet.
En ik wil niet dat hij zolanf alleen blijft. Jij wil praten over het probleem met andre.
M: euh.. ja.
P: kan bobby niet bij zijn moeder wonen?
M: nee zijn woont in amerika
P: jammer, delphine?
M: Ja?
P: Goeie verjaardag!
M: dankje, tot ziens.

Het is woensdag 4 uur 's middags.
Leon is in de trein. Het is de trein naar Reims.
Leon is niet blij/tevreden. Hij is verdrietig. Hij denkt:
Wie ben ik? Mijn vader wil niet datik bij hem kom wonen. Mama houdt meer van bobby en ik? Ze denken niet vaan mij!
Leon is terug bij het huis met zijn gitaar.
Hij denkt over zijn moeder verjaardag. O…ja, er is een cadeau. De vaas.
Denkt: ik geef de vaas niet. Omdat ze immers toch meer van bobby houdt!
Leon opent de deur en komt de kamer in. Zijn moeder is er niet. Er is een man. Hij is alleen. Wie is hij? Het is andré.
A: Dag! Ben jij Leon? Ik ben andré.
L : Waar is mama?
A: ZE is bij tante christinge.
L: en bobby
A: bobby is bij mijn vader en zijn vrouw.
L: waaorm?
A: omdat ik wil praten met jou.
L: wie ben jij? Waarom wil jij hier wonen? Ik wil geen kleine broer hebben! Ik wil niet een 2e vader! Ik wil rust!
A: jij hebt een gitaar.
L: ja en wat dan nog?
A:speel jij gitaar
L: ja zeker
A: ik speel ook gitaar.
L: hmm…
A: wil je een stukje spelen met mij?
L: nee, ik speel alleen.
A: jij ben niet zeer aardig.
L: nee, ik wil alleen zijn.

Leon gaat zijn akmer in.
Andre blijft alleen in de kamer eten. Hij zucht.
Leonis in zijn kamer. Hij denkt. Hij kijkt naaar zijn schoolboeken. Er is huiswerk voor morgen.
Oh nee, huiswerk vandaag!
Hij ziet een papier.
Het is een tekening van een klein kind. Er is een huis en voor het huis is er een jongen/man. Een jongen met een gitaar. Onder de tekening lees leon: voor leon. Bobby. Leon is boos.
Denkt: ik wil geen tekening hebben van een kleine jongen! En hij gooit de tekening in de prullenbak,
Het is donderdag leon is voor de school. Hij is niet blij.
Daar komt anne-marie.
A-M: hoi leon gaat het niet goed
L: nee alles gaat fout.
A-M: wat is er dan aan de hand?
L: mama heeft een vriend. Hij komt bij ons wonen. Hij heeft een kind. K wil geen broertje. En ik wil geen 2e vader!
A-M: maar datis geweldig! Een goede famile!
L: nee dat is niet geweldig! Ik wil geen broertje hebben. En ik iwl geen 2e vader.
A-M: zielige/arme leon! Wil je bij mij thuiskomen? Je mag bij ons eten! Vervolgens mag je praten met mama. Zij vindt altijd een oplossing.
Zij is geniaal! Weet je!
L: goed/akkoord.

Leon is bij A-M.
A-M speel met haar broertje. Leon praat met de moeder van A-M. hier wat ze zeggen:
- ik ken andre hij is zeer symphatiek. Ik ken ook de moeder van bobby. Zij is in amerika.
Maar zij komt spoedig terug in frankrijk, bobby is bij zijn vader. Maar hij gaat bij zijn moeder wonen zodra zij terug is.
Het is in 2 maanden ,geloof ik.
Bobby komt dus gedurende 2 m aanden bij jullie wonen.
Dat is niet lang! Trouwens bobby is werkelijk h eel lief/aardig.
Leon zegt niets. Hij kijkt naar A-M en haar broertje. Ze lachen veel. Na een tijdje vraagt het broertje aan leon:
- Speel jij met ons mee?
leon voelt zich belachelijk. Hij ie te groot om verstoppertje te spelen
Maar a-m zegt: je leon kom met ons spelen. Leon jij zoekt! Jij telt tot 20 ! leon voelt zich zeer belachelijk.maar hij telt tot 20 hij vindt zijn vriendin en de kleine jongen in de tuin achter een kleine muur.
Eet jij met ons mee, leon? Vraagt de moeder van A-M. nee, bedankt mevrouw. Het is heel aardig maar ik geloof dat ik bij mij thuis ga eten. Ik wil praten met mama. Hij zegt gedag tegen a-m en haar broertje. Hij staat voor het huis. Hij maakt zich groot/mooit.
Leon is blij/tevreden.
Twee maanden, dat is niet land. Leon is voor zijn huis. Hij opent de deur en gaat naar binnen.
L: mama ik ben er !
M: dag leon, gaat het goed?
L: ja is andre er niet?
M: nee, maar hij komt na het eten
L: en bobby?
M: nee. Hij is er niet. Hij komt hier morgen wonen.
L: mama?
M: Ja?
L: is het waar dat bobby maar 2 maanden blijft?
M: ja, denk/geloof ik. Is dat een probleem voor jou?
L: 2 maande, dat is niet lang. Dat is voor mij goed.
M: dat is zeer goed leon! Maar andre gaat hier langer blijven.
L: ja ik weet het. M: is dat een probleem voor jou?
L: ik weet het niet, k ken andre niet.
M: hij is werkelijk zeer aardig, weet je.
L: oh,, euh,.. mama
M: Ja?
L: Hartelijk gefeliciteerd! En hij geeft de vaas aan zijn moeder.

Het is maandag, 2 augustus. Hij maakt zich mooi/groot. Het is vakantie, leon is op een camping in de pyreneeën met zijn moeder en anre. Ze zijn voor de tent. Leon en andre splelen gitaar. Ze spelen een liedje van de beatles. Mama zingt 3 kleine kinderne kijken. Leon stopt.
Wat is er? Vraagt andre.
Leon: ik denk aan bobby hij is er niet omdat hij bij zijn moeder is. Arme/zielige bobby!
Hij houdt zo van zijn gitaar!