Feitelijke gegevens
- 1e druk, 2020
- 206 pagina's
- Uitgeverij: Nederland Leest CPNB
Flaptekst
De oude moeder heeft een hersenbloeding gehad en hult zich sindsdien in een mysterieus stilzwijgen. Ze wordt verzorgd door haar twaalf kinderen. Wat weten die kinderen van hun moeder? Wat weten ze eigenlijk van elkaar? Hoe kijken ze terug op hun gezamenlijke jeugd in de jaren vijftig en zestig? Met hun familiegeschiedenis ontvouwt zich de geschiedenis van Nederland in de twintigste eeuw.
Eerste zin
Ik geloof niet dat ze me nog herkent. Maar zeker weten doe ik dat niet, want ze blijft me strak aankijken.Samenvatting
1. Jo (1934)
Jo vertelt aan de hand van een oude gezinsfoto hoe ze heimwee had naar het gezin toen ze trouwde. Jo moest naar de naaischool, zodat zij haar moeder in het huishouden kon helpen. Hun vader was tuinman en verdiende met moeite genoeg geld voor het grote gezin om rond te komen, en omdat de jongens naar het lyceum gingen konden ze nog niet helpen de kost te verdienen. Daarom werd de voorkamer omgebouwd tot bloemenwinkel, zodat ze extra inkomsten konden genereren. De oudste broer Jos is overleden. Hij was de eerste van Wormer die na de basisschool naar een middelbare school ging. Hij moest daarvoor naar Amsterdam, omdat in het dorp geen katholieke opleidingen waren.
Haar eerste herinnering is de geboorte van haar zusje Toos. In de oorlog kreeg haar moeder vrijwel elk jaar een baby. In april 1945 komen er Duitse soldaten bij de boerderij. Het was een de weinige momenten waarop de oorlog dichtbij kwam voor Jo. In het dorp gebeurde niet bijzonder veel en als er iets was, dan altijd bij andere mensen. Haar vader smokkelde voedsel, zodat het gezin nooit bij de gaarkeukens aan hoefde te kloppen. Jo was het liefste thuis, ze trouwde daarom ook pas op haar dertigste. Ze vond het ook geen probleem dat ze als tiener meehielp aan het huishouden. Toen Lucie geboren werd, moest zij het hele gezin onderhouden. Toen kreeg ze nog meer respect voor haar moeder, die het altijd allemaal wist te regelen zonder klagen. Daarom voelde het voor Jo ook gek toen haar moeder opeens hulpbehoevend werd, nadat ze na haar hersenbloeding werd ontslagen uit het ziekenhuis. Jo was bang dat er iets mis was gegaan tijdens haar zorg.
En het valt haar op dat ‘moe’ zwijgzaam is naar al haar kinderen, terwijl de verpleging juist rapporteert dat de dame zoveel praat.
2. Toos (1937)
De broers en zussen communiceren met elkaar via een logboek, waarin ze opschrijven of er iets bijzonders is gebeurd en eventueel een kritische opmerking over de staat waarin de vorige verzorger het huis en moeder heeft achtergelaten. Toos maakt hier veel gebruik van, soms tot de hilariteit van haar broers en zussen. Het valt Toos op dat moeder weinig praat en als ze het plots wel doet, schrikt ze ervan. Toos was, anders dan haar oudere zus, leergierig en leende graag de boeken Duits van haar broers om zichzelf wat nieuws te leren. Haar broers plagen haar en Jo om hun vriendjes. Ze zijn in de twintig en nog niet van plan om te trouwen, al doen alle andere meisjes uit het dorp dat wel. In het tijdschrift Groeiend Leven leest ze wat een katholiek meisje wel en niet voor het huwelijk mag doen. ’s Avonds deelden zij en Jo, met wie ze een kamer deelde, de verhalen over jongens. Ze hadden genoeg belangstelling, maar waren zelf kieskeurig. Het moesten absoluut katholieke jongens zijn, maar eigenlijk was heel Wormer dat wel. Hun moeder oordeelde vooral over het economisch vooruitzicht van haar dochters, trouwen met een betrouwbare jongen met een goede baan was het belangrijkste.
3. Maarten (1939)
Op 10 januari 1956 komt de kapelaan, een soort priester, aan de deur met het nieuws dat Jos is overleden tijdens zijn militaire training. Hij was een rustige jongen die, anders dan zijn broers, niet van te veel feestjes hield. Hij zou na zijn dienst klassieke talen gaan studeren in Amsterdam, maar tijdens de honderdmeterloop zakte hij in elkaar en overleed. Na de sectie was er nog steeds geen duidelijkheid over de oorzaak van de hartstilstand. Het was een kerngezonde jongen met waarschijnlijk gewoon veel pech.
Jos was de grote broer van Maarten, drie jaar ouder en wist daarom altijd alles eerder dan hij. Ze trokken veel met elkaar op, ze leken op elkaar. Jos werd opgebaard in de woonkamer, vader liet hem geen moment alleen. Jos kreeg een militaire, drukbezochte begrafenis, hoewel Maarten en zijn moeder hem dat niet vonden passen. Maar vader vond het prachtig, dus gebeurde het. Vader koesterde dan ook het album met foto’s van de ceremonie die door het leger was gemaakt.
Hoewel Maarten in de stad (Amsterdam) naar het gymnasium mocht, vond hij het dorp een prettige plek. Hij vermaakte zich goed op de boerderij van ome Jo, de man van de zuster van zijn vader. Maarten is geïnteresseerd in het communisme, al wordt er thuis alleen maar kwaad over gesproken. Hoewel z'n broers later steeds linkser worden, blijft Maarten uiteindelijk trouw aan zijn vaders anti-communistische gedachtegoed.
Net als Toos begint Maarten steeds meer een hekel te krijgen aan het Zaans. Het platte praten pas niet bij zijn opleiding. Omringd door jongens van hogere komaf kan hij niet meer dorps doen. In de stad was hij een dorpse jongen, in het dorp een stadse student. Omdat het lyceum naar Amsterdam-Zuid verhuisde, verhuisde Maarten ook. Het zou hem anders 2 uur kosten om naar school te komen, dus woonde hij in bij tante Annie en ome Siem die een melkhandel hadden in de Pijp. Hij studeerde zich te pletter, wat resulteerde in uitermate hoge cijfers. Anders dan in het dorp, werd hij hier op het lyceum erom gewaardeerd. Hij zou ook Latijn gaan studeren, zoals Jos zou doen. Echter, hij keek hier niet zo naar uit. Hij droomde eigenlijk van een boerderij in Canada, maar hij kon zijn ouders niet teleurstellen. Zijn broers plaagden hem soms wel met zijn kennis. Dat zij moesten werken zodat hij kon studeren. Eigenlijk waren zij gewoon geen studiebollen en hadden zij het prima gevonden om naar de hbs te gaan. Uiteindelijk werd Maarten leraar Grieks en Latijn op het Waterlant College. Hij moest zich elke vrijdag haasten om vanuit school naar zijn zieke moeder te gaan, om nog wat uren van de dagverpleging uit te sparen. Hij deed het graag voor mijn moeder. Al had ze alleen de lagere school afgemaakt en dus weinig had begrepen van al zijn studies, ze stond altijd achter hem en steunde hem in moeilijke tijden. Maar hij hoopte ook dat het ziekbed niet te lang zou duren. Hij had de verantwoordelijkheid over de financiën van zijn moeder sinds de dood van zijn vader in 1986. Hij zag de kosten van de verpleging en besloot steeds meer te korten. Zijn vader had een aardige erfenis achtergelaten, omdat hij nu eenmaal zeer zuinig geleefd had. Slapen bij hun moeder konden zij en dan ook nog voor niets, in plaats van dure nachtverpleging te betalen.
4. Jan (1941)
Jan herinnert zich vooral de armoede van het gezin. Er werd geen aandacht besteed aan verjaardagen, onderbroeken werden vermaakt met stof van kunstmestzakken, geen kind had echt eigen bezit. Hij heeft het gevoel dat ze elkaar soms opvoedden, want moeder gaf geen aandacht aan onderlinge ruzies en pesterijen, ze waren op elkaar aangewezen.
Hij en Martien hebben een succesvol hoveniersbedrijf opgezet met verschillende divisies. Ook Piet en Guus helpen. Ze doen elk hun eigen deel en overleggen het liefst zo min mogelijk, zo kan er ook geen ruzie ontstaan. Dat hadden vanzelf geleerd van het gezinsleven met 13 kinderen. Ook het harde werken hadden ze zo geleerd, 6 dagen arbeid en op zondag naar de kerk. En dan nog hadden ze het niet breed gehad in hun jeugd, uitjes zaten er niet in. Jan werkte meteen hard, terwijl zijn oudere broers in de klas zaten schoffelde hij tuinen van de school, docenten en andere klanten. Hij maakte zelf grindtegels, die net helemaal hip waren geworden. Hoe graag hij het ook gewild had, hij kreeg geen kinderen. Onvruchtbaar door de pesticiden die hij veelvuldig moest gebruiken. Jan vraagt zich af of zijn moeder wel een groot gezin had gewild, ze had soms zo weinig aandacht voor haar kinderen dat hij twijfelde of ze wel van ze hield. Hij had zelf altijd de beste band gehad met zijn vader, maar was blij dat hij nu met de zorg voor zijn moeder ook wat aandacht aan haar kon geven. Hij was de enige van het gezin geweest die echt goed met zijn ouders bleef.
5. Piet (1942)
Piet kijkt op naar zijn broer Jan, die gemakkelijk alle meisjes kan krijgen. Piet houdt van bier en feestjes, hij danst erop los en ontdekt de rock 'n roll. Zijn ietwat losbandige leven zorgde er ook voor dat hij vaak in geldproblemen kwam, dan vroeg hij aan zijn moeder stiekem een extra gulden. En dat kreeg hij, met een aai over zijn bol. Terwijl ze er juist altijd op lette dat iedereen hetzelfde kreeg, zeker met Sinterklaas. Piet vroeg om een bandrecorder, voor alle jongens samen, en ze kregen het. Hij mocht als eerste van het gezin bij de katholieke voetbalclub. Hij zag dat zijn broers en zussen precies deden wat hun ouders ze opdroegen, maar toen hij 17 werd, kon dat écht niet meer. Met Elvis Presley als grote voorbeeld wilde hij zich afzetten. Hij was kritisch op de zuinigheid van zijn vader, hij wilde léven. Hij werkte hard dus verdiende hij dat ook, vond Piet. Vader werd ziek en moest de zaak daarom grotendeels aan zijn zoons overlaten. En dat deden ze goed.
Ook Piet heeft het idee dat er maar zo weinig mogelijk met de ander bemoeid moet worden, om de lieve vrede te bewaren. Over hun moeder praatten ze maar niet, elke goedbedoelde correctie kon wel eens verkeerd vallen en dat was niet wenselijk. Alleen met Lucie kan hij goed opschieten voor zijn gevoel, de rest streeft te veel de zuinigheid van zijn vader na. Piet voelt ongemak bij de zorg van zijn moeder. Haar naakt zien, haar op haar zwakste moment, zo kwetsbaar. Eigenlijk hoopt hij dat ze er niet te veel van meemaakt.
6. Nico (1943)
Nico heeft het gevoel, net als Jan, maar nauwelijks gezien te worden door zijn moeder in zijn jeugd. Nu geniet hij er juist van om met haar te knuffelen. Nico ging naar de hbs, al wilde hij graag timmerman worden. Vader vond dat niets voor hem, vanwege zijn magerte, dus werd hij langer naar school gestuurd. Hij leerde daar een andere kijk op de Bijbel en het geloof dan hij thuis altijd meegekregen had. Hij raakte geïnteresseerd in bisschop Bekkers, een man die regelmatig op tv verscheen en vertelde over hoognodige hervormingen in de kerk. De mis niet meer in het Latijn maar in het Nederlands, anti-conceptie voor de vrouw. Vader moest er niets van hebben, maar Nico hoorde het graag. Uiteindelijk werd Nico ook docent, net als Maarten. Het studeren paste hem beter dan het keiharde werken. Hij was altijd op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in de politiek en de maatschappij. Hij kwam zelfs een keer in de problemen in Griekenland, toen hij daar het staatshoofd beledigde op straat. Hij wist zijn 7 maanden gevangenisstraf maar net te ontlopen.
7. Gerard (1945)
Gerard was ook gaan studeren. Rechten, omdat hij het gevoel had dat God dat van hem vroeg. In het studentenleven ziet hij vooral de provo’s in actie, al is hij zelf meer een kijker dan een doener. Gerard zag hoe het thuis veranderde, zijn werkende broers konden het alleen maar over de zaak hebben. Piet’s vriendin was zwanger voor de trouwden en traden daarom maar snel in het huwelijksbootje. Daarom besloot hij maar op kamers te gaan in Amsterdam, zonder dat hij er eigenlijk geld voor had. Hij had het gevoel dat hij thuis niet zo gewaardeerd werd om zijn studeren, dat juist de werkers de lof ontvingen.
Hij ging naar Parijs voor een half jaar en deed steeds meer op van de wereld, ook het communisme. Hij verkondigt het thuis ook en raakt vaak verwikkeld in politieke discussies met zijn broers. Over Vietnam, Fidel Castro en Cuba, Rusland. Het is duidelijk de jaren ’60/70. Hij ziet de verschillen in de familie. Christelijk blijft hij altijd, al niet het katholieke maar sommige broers zweren religie helemaal af in de loop van de tijd. Hoe de werkers en gestudeerden in de familie anders omgaan met geld; de geleerden die zitten op hun centen, de werkers gaan vooral voor bezit.
Hij ziet zijn moeders situatie anders dan Piet. Hij denkt dat zijn moeder simpelweg niet goed genoeg meer kan praten, niet dat ze het weigert. Maar alles begrijpen, dat doet ze wel. Hij wil daarom een beetje levendigheid om haar heen, zodat ze nog wat meemaakt. Sommige familieleden kijken daar neerbuigend naar, zij denken dat een oude vrouw geen lange avonden met bier en gezelligheid meer kan hebben.
8. Martien (1946)
Martien vindt de situatie waarin zijn moeder zich bevindt onmenselijk en zou graag zijn broers en zussen overtuigen om euthanasie te laten plegen. Maar, hij weet, in het katholieke gezin gaat dat er nooit van komen. Hij had een fijne jeugd gehad. De vergeten verjaardagen en het soms wat moeilijke van zoveel broers en zussen hebben, wogen niet op tegen de vrijheid van hun erf. Hij rende graag rond als kind, en ook als volwassene wilde hij liever niet stilzitten. Hij ging naar de hbs, want hij kon goed leren. Maar hij wilde het niet, een saai leven op kantoor was niet voor hem. Hij wilde het familiebedrijf in. Hij liep weg van school om uiteindelijk toch zijn zin te krijgen. Hij werkte dan het liefst met Ome Jo, die was makkelijker dan zijn vader.
Uiteindelijk nam hij een rozenkwekerij in Purmerend over, op aanraden van zijn vader. Hij trouwde ook maar meteen met zijn verkering van een half jaar, want een man alleen in een huis in die tijd was not-done. Hij had er, na keihard werken, een succesvol bedrijf ervan gemaakt. Een tuincentrum. Ook zijn broers Jan en Piet hadden niet stilgezeten en hadden op de plek van de boerderij van oude Ome Jo een tuincentrum gebouwd. De twee hadden ook op papier de zaak overgenomen, tot spijt van hun vader die liever de touwtjes zelf in handen hield. De broers zijn competitief, de omzetten moesten beter zijn dan de ander.
9. Marian (1947)
Marian was weer het eerste meisje na zes jongens. Ze werd geboren in een stuitligging, en alhoewel ze er niet duidelijk iets aan overgehouden heeft, is ze net als Jo een beetje 'sloom'. Leren gaat met veel moeite, ze wordt gepest op school en thuis. Doorleren zat er daarom voor haar niet in, een opluchting. Dat ze stil en teruggetrokken was, betekende ook dat ze andere dingen van het gezin wist. Ze was veel op zichzelf en zag daarom ook dingen thuis die anderen niet wisten; Sinterklaascadeautjes, Jo's en Toos' liefdesbrieven, de tranen van haar ouders om Jos.
Ze trouwde met een hervormde jongen, niet zoals haar vader het graag zag. Ze was zwanger voor het huwelijk, maar had het zo goed mogelijk verzwegen. Ze was gelukkig geworden, haar huwelijksfoto's koesterde ze. Ze zag dat de broers en zussen na haar niets meer gaven om het huwelijk, zij hadden allerlei moderne ideeën in hun hoofd gekregen.
Marian vindt de situatie van haar moeder schrijnend, maar ziet niet hoe ze dat zou moeten veranderen. Ze zag ook dat ze nog prima kon genieten van een dag, dat het niet alleen maar ellende was. De zorg voor haar, op de woensdagmiddag, dat kon er prima vanaf. Als ze daar haar moeder nog een aantal goede jaren mee gaf...
10 Frans (1949)
Frans merkte dat zijn broers en zussen alle regels hadden moeten doorstaan, en dat zijn ouders bij de laatste drie van het gezin het niet meer uitmaakten. Hij en Lucie gingen op werkvakantie bij popboerderij Sarasani, op Texel. Vijf weken waren ze weg en het was fantastisch. Muziek was zijn passie en hij danste door het leven. Leren ging gemakkelijk, ook toen hij zijn broer Maarten als docent Grieks en Latijn kreeg.
Frans was het strikt niet eens met de opvattingen van zijn vader, dat door en door katholieke vond hij totaal niet meer bij de tijd. Dus ontweek hij zijn vader zo veel mogelijk, door avonden van huis te zijn bij jongerenbijeenkomsten over Vietnam en marxistische protestacties. Hij trouwde dan ook zeker niet met een katholiek meisje en ook niet voor de kerk. Hij ging dan ook eerst een tijd samenwonen en dan pas trouwen, dwars tegen alle regels in.
Het is 1997 en het gaat slecht met moeder. Frans merkt dat hij vooral een hekel had aan zijn vader, terwijl zijn moeder altijd vriendelijk was. Hoe dwars hij ook kon zijn. Een verpleegster zegt tegen hem dat ze denkt dat hun moeder blijft leven omdat ze het gevoel heeft dat alles uit elkaar valt zodra ze zal sterven. Voor hem is het duidelijk dat zijn moeder niet ervoor kiest om te zwijgen, waarom zijn broers en zussen daaraan twijfelen is hem een raadsel. Maar hij wist ook niet goed wat aan de schrijnende situatie te doen.
11 Lucie (1951)
Iedereen in de familie mag Lucie enorm, ze kan goed met de zussen, de 'professoren' én de werkers. Lucie vindt dat moeder teveel lijdt, dus praat ze met elke broer en zus. Bij de gelovigen over pijnbestrijding, bij de ongelovigen over euthanasie. Ze praat met de huisarts, maar die weigert. Ze blijft net zo lang om pijnmedicatie vragen tot hij uiteindelijk over zal gaan op het toedienen van morfine.
Lucie genoot van alle voordelen van het grote gezin. Toos naaide de mooiste kleding voor haar, pa en ma hadden nu genoeg geld voor een flink Sinterklaascadeau, ze kreeg zwemlessen, ze ging op vakanties en ze was de eerste dochter die ging studeren, omdat er genoeg hulp was van haar oudere zussen. Ze had haar tienerjaren middenin de Seksuele Revolutie, haar mogelijkheden waren eindeloos veel groter dan die van haar broers, maar vooral van haar zussen. Ze deed de sociale academie maar leerde zichzelf ook huishouden, haar interesses waren breed. Uiteindelijk deed ze de administratie voor het tuincentrum van haar broers.
12 Guus (1953)
Guus en Lucie zijn in de bioscoop als ze worden weggeroepen dat hun moeder op sterven ligt. Guus was erbij toen zijn vader stierf, het enige moment waarop hij zich dichtbij zijn vader voelde. Nu zijn moeder stervende is, put hij er troost uit dat ze gelooft in de hemel.
Guus was veel op zichzelf, omdat de rest van het gezin nu eenmaal was uitgevlogen toen hij zijn tienerjaren in ging. Hij was veel buiten en ging als enige van het gezin naar de lts, een praktijkopleiding waar hij leerde voor timmerman. Maar van Frans kreeg hij communistische literatuur en hij nam hem mee naar een jeugdclub in Drieluik, waar hij steeds meer leerde. Hij ging ook naar Frans' colleges over sociologie en leerde over psychologie. Op een dag komt hij thuis en vindt het huis leeg. Zijn ouders zijn verhuisd naar Heiloo en hij blijft achter in Wormer. Gerard was na 8 jaar eindelijk afgestudeerd en kwam bij hem inwonen. Ze hadden zoveel ruimte over in het huis waar altijd 15 mensen hadden gewoond, dat ze vluchtelingen in huis namen. De rest van de familie moest niet veel hebben van hun 'asielnest'. Uiteindelijk gaat ook Guus werken in het familiebedrijf. De oudere broers en zussen hebben het grote bedrijf verkocht aan Blokker voor hun pensioen. Alleen de kwekerij in Wormer hielden ze aan, waar Guus en Lucie werken.
Moeder sterft in het bijzijn van de meeste van haar kinderen. Het is een opluchting voor de meesten. Ze gaan meteen met elkaar zitten voor de afhandeling; welke kleding er gekozen wordt, wat er op de kaart komt te staan. Haar volledige naam, Maria Zachea, komt voor sommige kinderen als een verrassing. Ze was altijd moeder of ma, nooit Maria Zachea voor ze. Gerard heeft uitgerekend dat ze in al die jaren elk precies 9 maanden op haar hebben gepast. Guus verwacht dat de familie elkaar uit het oog zal verliezen nu moeder dood is, wat hebben ze nu allemaal met elkaar te delen behalve een familiefeest eens in de zoveel jaar? Twee jaar na de dood van moeder vertelt Lucie aan Guus dat ze moeder als geest heeft gezien. Ze zou een aantal keer zijn langsgekomen met de vraag of het allemaal goed ging, daarna was ze echt weg. Guus snapt dat het bij Lucie was, de bemiddelaar van iedereen.
Dit verslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden