Feitelijke gegevens
- 1e druk, 2014
- 112 pagina's
- Uitgeverij: Uitgeverij Sherpa
Flaptekst
Eén blik daarachter. Een glimp van de andere kant.
Eerste zin
Ik droomde dat ik weer daar wasā¦Samenvatting
Een man droomt over een plek die hij van vroeger kent. De man herkent de boom en de trap, maar wordt dan wakker op een donkere, kale plek. Hij vraagt zich af wat hem hier heeft gebracht en de vrouw die naast hem ligt, legt hem uit dat dit is waar zij wonen. De man kan de plek niet verdragen, waarop de vrouw besluit de weg terug naar het paradijs te zoeken. Ze lopen een lang pad af en klimmen een hoge berg over. Eenmaal weer beneden zien ze licht in de duisternis. Ze hebben de toegang tot het paradijs bereikt, maar deze wordt bewaakt door de Heilige Wachter. Hij wil de man en vrouw niet laten passeren en wanneer de man vraagt waarom niet, antwoordt hij: ‘Ik heb u TOEN al gezegd: Het is voorbij!’ De man druipt al af, maar de vrouw dringt aan bij de Heilige Wachter. Hij wijst haar een andere route naar het paradijs, maar zegt erbij dat ze moeten opschieten omdat ze anders stervende zullen sterven.
De man en vrouw lopen door een kaal landschap en door een donkere tunnel. Ondertussen vragen zij zich af wat ‘stervende sterven’ betekent. Is dat voortdurend sterven? Eindeloos afscheid? Een eeuwige uitvaart? De man raakt uitgeput en heeft een soort visioen van een kathedraal die hij lijkt te herkennen. De vrouw dringt aan dat ze verder moeten en niet veel later zien ze de uitgang van de tunnel. De man is blij, ze lijken terug te zijn in het paradijs. Maar de tunnel vervolgt zich: ze kunnen het paradijs wel zien, maar zitten nog steeds vast in een transparante tunnel. De man begint van afschuw in paniek de tunnel door te rennen. Hoe verder hij rent, hoe meer skeletten hij op de weg ziet liggen. De vrouw vindt dat ze terug moeten gaan, maar de man wil niet opgeven nu ze al zo ver zijn gekomen. Daarna raakt hij buiten bewustzijn.
Wanneer hij weer wakker wordt, bevindt hij zich aan de andere kant van de tunnel, terwijl de vrouw nog in de tunnel zit. De vrouw zet haar tocht voort over het met skeletten bezaaide pad tot ze door een gat in de grond zakt. Dit gat leidt tot een tweede tunnel die onder een boom doorloopt. Ze volgt deze tunnel en komt uit bij de kathedraal, maar deze ziet er nu meer als een ruïne uit. Ze loopt hier rond en vindt twee versteende mensen: een man en een vrouw die samen op bed lijken te liggen. Wanneer ze weer naar buiten loopt, ziet ze tientallen versteende mensen liggen. Wanhopig zoekt ze naar de man, maar die blijkt op een muurtje te zitten treuren: het is niet het paradijs dat hij heeft gevonden, eerder de hel.
De vrouw stelt wederom voor om terug te keren, maar plotseling herkent de man iets waardoor hij de weg nog verder wil volgen. Hij rent het landschap door richting een toren die hij herkent, maar eenmaal aangekomen bij de toren blijkt deze onder water te staan. De man vindt een sloep en wil het water op gaan, maar de vrouw weigert hem nog verder te volgen omdat de tijd begint te dringen. De man gaat alleen verder omdat hij dit móet doen. Hij vaart tot de sloep op wortels in het water stuit, waardoor hij in het water valt en naar de bodem zinkt. De wortels blijken juist de takken van een boom te zijn; er staat een grote boom onder water. Dit is de boom waar de man ook over droomde. Hij weet dat hij nu dichtbij is, maar weet niet welke kant hij uit moet zwemmen.
Terwijl de vrouw wacht, krijgt ze bezoek van de Heilige Wachter. Hij zegt dat de tijd bijna om is en dat ze terug moet keren nu het nog kan. Voor de man is het al te laat, hij zal stervende sterven. De vrouw is in tranen en wil terugkeren, maar ziet dan dat de hele terugweg al onder water staat.
De man bereikt zo goed als buiten bewustzijn een trap, de trap uit zijn droom. Hij loopt de trap op en bereikt de ruïne van een huis. Hij ziet zijn oude slaapkamer terug en opent de deur naar zijn ouders slaapkamer.
Het water blijft stijgen en de vrouw klimt naar het hoogste puntje van een boom dat ze kan vinden.
Het bed van zijn ouders is leeg. De man ligt intens verdrietig voor het lege bed. De Heilige Wachter komt tot hem en wijst hem erop dat hij wist dat hij zijn ouders hier niet zou vinden. De Heilige Wachter laat de man zien hoe hij vroeger tussen zijn ouders in bed ligt. Maar dan blijken zijn ouders plotseling dood te zijn en dit is het moment waarop de Heilige Wachter de man (toen nog een jongen) uit het paradijs heeft verbannen. Na dit gezien te hebben wordt de man kwaad: het was te vroeg om als kind zonder ouders door het leven te gaan.
Het water is nu zo veel gestegen dat het huis onder water loopt. De man wordt meegesleurd door het water en om te overleven klimt hij in een langsdrijvende kast. De man is in paniek. Om zich heen ziet hij alleen maar water en ook de vrouw kan hij niet vinden. De man geeft de hoop op, maar dan roept de vrouw ‘HIER!’. Ze heeft zich vastgegrepen aan de haan van het torentje die nog net boven het water uitsteekt. De man helpt de vrouw zijn kast in en samen zoeken ze de weg terug naar land. De man valt in de kast in slaap en denkt terug aan het beeld van hemzelf tussen zijn ouders in bed. Het laatste beeld is dat van zijn twee versteende ouders, met daar tussenin een versteende jongen.
Dit verslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden