Feitelijke gegevens
- 2007
- 219 pagina's
- Uitgeverij: Augustus, Amsterdam
Flaptekst
Een man krijgt bij een brand een hond in zijn schoot geworpen. Een hond die een andere wereld voor hem opent: die van vluchtelingen, illegalen en zwervers. Het verandert Parijs, het verandert de man: hij wil helpen, goed doen. Maar alles wat hij doet pakt anders uit.
Eerste zin
Samenvatting
Samenvatting van de inhoud
Tijdens een van de dagelijkse wandelingen die de Nederlander Mulder (gekleed in zijn houtje-touwtjejas) in Parijs maakt, merkt hij dat er vlak bij zijn huis in een woning brand is uitgebroken. Er springt direct daarna een hond naar beneden en die wordt opgevangen door Mulder. Voor de buurt wordt Mulder daarna ook wel monsieur Martin genoemd. Hij laat het maar zo, ook wanneer de politie naar zijn naam vraagt: Nicolas Martin
Mulder heeft geen beroep: hij leeft van een erfenis. Je kunt dus zeggen dat hij een bemiddeld man is.
Later ontmoet Mulder ook de voorganger van de katholieke kerk, pére Bruno. Die vertelt hem onder andere over de herkomst van de hond die namelijk een reis van Tjaad gemaakt heeft over land en over zee om tenslotte in Frankrijk terecht te komen. De hond was een soort geluksbrenger voor degene die hem uit Afrika heeft meegenomen. De hond is bekend in de buurt en Mulder wordt de komende tijd dan ook voornamelijk herkend, wanneer hij de hond bij zich heeft. De hond van wie hij de naam niet weet, heeft nogal wat verwondingen opgelopen bij de brand. Mulder moet zich ook melden bij de politie en hij valt daar door de mand, als de agent hoort dat hij niet monsieur Martin heet. Hij is meteen een beetje verdacht. De naam Martin heeft hij overgenomen van een standbeeld in Parijs. Toen Martin in 1943 stierf, werd Mulder geboren. Dat kan toch eigenlijk ook geen toeval zijn.
Maar er is wel wat gebeurd met Mulder. De hond laat hem op een andere manier kijken naar de minder sociaal bedeelden in de Franse hoofdstad: de bedelaars, (onder andere de bedelares met het afschroefbare been) de allochtonen, de zwervers en de hoeren. Hij is getuige van een geval van doodslag bij een benzinepomp, maar durft daarbij toch ook niet op te treden. Ook ziet hij overal erediensten van diverse geloven, terwijl hij zelf een overtuigd atheïst is. De hond zou van een macho mijnheer zijn geweest , die Triple X heet en het lijkt er tijdens een wandeling op dat de hond de achtervolging inzet bij die vorige baas. Mulder raakt de hond kwijt, maar gelukkig keert die later weer bij hem terug. Hij is wel even radeloos en reddeloos wanneer hij denkt dat hij de hond is kwijtgeraakt.
Mulder ontmoet tijdens zijn wandelingen père Bruno weer. Hij praat met hem over het geloof. Mulder is nogal negatief over de religie, maar Bruno vertelt hem dat de westerse mens de religie heeft afgezworen om die van de meubelboulevard en van de files ervoor in de plaats te krijgen. Daar kan Mulder toch maar weinig tegen in brengen. Bruno is een bijzondere man: hij helpt allochtonen verder en drinkt bovendien een stevige whisky.
Intussen wordt het erg onrustig in Parijs: er breken relletjes uit in de buitenwijken, er worden auto’s in brand gestoken. Mulder blijft maar wandelen, ontmoet in een duur restaurant een hoer, die hem mee naar zijn huis lokt. Hij wil haar wel betalen, maar Le Chien (zoals hij de hond noemt) bijt op het moment suprème in zijn kuit en dan is het met de sekszin wel gedaan. Mulder ontmoet ook Le Chinois weer, een op straat zwervende Chinees, die hij ook graag financieel zou willen helpen, maar die man wil geen geld van hem aannemen. Dat altruïsme van Mulder is ontstaan, doordat de hond hem een andere zienswijze op het leven heeft gegeven. Zo leest hij in de krant dat een weduwe van een bij de brand omgekomen allochtoon uit Sri Lanka geen geld heeft om haar man in Afrika te laten cremeren. Hij gaat haar opzoeken (ze is helaas niet thuis, want ze is een illegale schoonmaakster) en bezorgt haar via een allochtoons jongetje een envelop met geld. Ze schrijft hem daarvoor later een bedankbrief waarin ze hem ook alweer monsieur Martin noemt. Als reactie op de bedankbrief stuurt Mulder = Martin haar weer geld toe.
In Parijs komen hongerstakers in acties tegen de regering die de “sans papiers” wil uitzetten. Père Bruno verleent de hongerstakers onderdak, maar er sluiten zich ook andere elementen bij de actie aan (onder andere krakers en activisten) De politie grijpt dan hardhandig in en onder andere père Bruno wordt door één van de politiehonden gebeten. Ook Mulder wordt weer opgepakt en de politieagenten vragen zich weer af wat hij daar ter plekke doet. Hij blijft voor hen een verdachte persoon.
Op een van zijn wandelingen ontvangt Mulder geld van een oude dame, omdat zijn hond een kunstje heeft voorgedaan. Hij schaamt zich ervoor en hij weet nu ook hoe de bedelaars zich voelen. Ook ontmoet hij Le Chinois weer, die inmiddels de vinger van zijn ontstoken hand zelf geamputeerd heeft door de vinger met zwart garen af te binden. Mulder wil hem helpen, maar de Chinees weigert dat: wel zou hij een mooie vrouw willen hebben. Die mooie vrouw is inmiddels wel in de buurt van Mulder zelf gekomen, want de Afrikaanse vrouw die hij Sri heeft genoemd, zoekt contact met hem en ze maken ook een afspraak. Ze vertelt hem ook over het meisje Fanta dat met ernstige brandwonden, die ze heeft opgelopen bij de brand aan het begin van de roman, in het ziekenhuis ligt. Samen met de hond en de vrouw bezoekt hij haar en dan moet net op dat moment het verband worden gewisseld. Fanta schreeuwt het uit van de pijn; alleen de vertelsels van Sri lijken haar een beetje af te leiden.
De wandelingen van de hond hebben er ook voor gezorgd dat Mulder zijn honger naar kunst enige tijd niet heeft kunnen stillen. Hij probeert met de hond bij een museum binnen te komen door te vertellen dat de hond naar kunst verlangt en hij wordt daardoor voor zot versleten. Dan komt de bedelares met het ene been bij Mulders appartement: ze zal tijdelijk voor de hond zorgen, want Mulder moet snel naar père Bruno. Die vertelt hem dat hij in de problemen zit, omdat hij een illegale Afrikaan onderdak verschaft. Het is de “kaarsenman” Ngolo, die in de torenkamer van de kerk huist. Mulder gaat naar hem toe: eigenlijk is de kaarsenman de eigenaar van de hond die hij meegenomen heeft uit Afrika. Maar de hond kon hem ook verraden en daarom heeft hij een keer een hete kaars in zijn bek geduwd. Daarna was de hond bij hem weggebleven. Maar hoe moet het verder met deze man “sans papiers”? Père Bruno kan een paspoort voor de neger regelen, maar hij heeft dan wel 15.000 euro nodig voor de Albanese onderwereld die het paspoort kan namaken. Bruno en Mulder besluiten dat hij dan een Nederlands paspoort moet krijgen en dat hij op de Antillen geboren moet zijn, namelijk op St. Maarten dat Franstalig ook St. Martin heet. Dat is natuurlijk niet toevallig, want Mulder noemt zich ook Martin en in die hoedanigheid is hij niet minder dan een weldoener of een heilige.
Wanneer hij van Bruno terugkeert, zijn er problemen in zijn eigen appartement: de wc van de bovenbuurman is kapot en er is lekkage. Opnieuw komt er een tegenstelling tussen arm en rijk
in het geding. Mulder ontmoet nu ook Sri voor wie hij nog steeds Martin heet: ze wandelen buiten met de hond, want hij wil haar zijn luxe in zijn huis niet laten voelen.
Mulder heeft het besluit genomen om een paspoort voor Ngolo te bestellen bij de Albanezen.
Intussen is Sri naar Lyon gevlucht vanwaar ze brieven aan Martin schrijft: ze vindt hem een weldoener, maar ze dacht dat ze in Parijs niet langer veilig was, omdat ze een “sans papiers” is. Mulder wil haar ook een Nederlands paspoort schenken. Dan meldt Sri dat ze weer terug komt naar Parijs. Dat gebeurt allemaal op dezelfde avond: de ontmoeting met Sri op het station waar de politie hem in de gaten houdt. Hij doet net alsof ze zijn vrouw is. Maar hij moet op diezelfde avond ook het paspoort voor Ngolo ophalen. Het dreigt even mis te gaan vanwege opnieuw uitgebroken relletjes, maar tenslotte heeft hij het valse paspoort te pakken. Sri blijft bij hem slapen, want ze heeft geen onderdak, maar ze slapen niet in hetzelfde bed.
Ngolo is niet eens zo heel erg blij met zijn paspoort, want hij vindt de Antillen maar niets. Hij heeft zelf zijn zinnen gezet op Canada. Bruno en Mulder bereiden hem een beetje voor op een eventuele ondervraging door de douane, met vragen als 'Hoe heet de koningin?' en 'Noem drie voetbalclubs'.
Intussen heeft Sri gemerkt dat haar weldoener niet Monsieur Martin heet maar gewoon Mulder heet en ze denkt dat hij haar geholpen heeft om een soort schuldgevoel af te kopen. Daarvan is ze niet gediend. Ze vertelt aan hem hoe ze in Europa gekomen is: ze waren slachtoffer geworden van de tsunami: hun twee dochtertjes waren omgekomen. Haar man en zijzelf waren onderwijzers in het dorp. Toen ze na de wederopbouw weer in Frankrijk waren, hadden ze besloten om niet terug te gaan: ze hadden in Sri Lanka na de dood van hun kinderen niets meer te zoeken. Nu was ook haar man omgekomen: niet door het water maar door het vuur van de brand in het appartement. Wel was ze Mulder dankbaar voor het feit dat hij geld geschonken had om de as van haar man over te brengen naar zijn geboorteland.
Verder komt in dat gesprek het verbrande meisje Fanta ter sprake: ze mag eindelijk uit het ziekenhuis en het zou goed voor haar zijn, wanneer ze dagelijks met de hond gaat wandelen. In het huis waar ze vroeger woonde, was het ook al haar hond geweest. Ze mag wandelen met de hond, maar daarna blijft de hond ook bij haar. Mulder blijft daardoor in feite alleen over, want de wens van zijn vriend Le Chinois is uitgekomen: Sri, zijn mooie wensvrouw, heeft zich bij hem gevoegd. De Chinees is er bovendien trots op dat hij nooit geld heeft hoeven aan te nemen van weldoeners als Mulder. Sri vindt in de papieren van de Chinees gegevens waardoor hij weer een naam krijgt (Vietnamees) : hij is bovendien een opgeleide verpleger en de televisie heeft voor zijn armoedige bestaan (hij woont in kartonnen dozen) aandacht gekregen. Hij komt er wel.
Het komt tenslotte nog tot een gesprek met enerzijds Bruno,( die door de bisschop min of meer de kerkorde is uitgezet) en anderzijds Mulder. Het gaat onder andere over het bestaansrecht van de religie. Het gesprek vindt plaats naar aanleiding van een krantenverslag waarin staat dat er opnieuw veel lijken van Afrikaanse gelukszoekers zijn aangespoeld op de Europese kust en dat er veel vluchtelingen zijn, die zich op de Canarische eilanden melden. Bruno wil wel graag discussiëren met de atheïst Mulder, omdat hij denkt dat diens ziel nog te redden zou zijn geweest. Maar hij wil bijvoorbeeld geen onderdak verlenen aan Sri, omdat die wel een geloof heeft, namelijk het Boeddhisme. Ze gelooft dus niet in God en daarom kan hij haar geen onderdak verlenen. Mulder geeft aan dat hij niet geroemd wil worden voor zijn weldaden: hij gelooft niet in God, hij vindt dat hij als mens gewoon moet kijken waar je moet helpen en dat kun je dus alleen maar doen tijdens je leven. Daarna is alles over. Hij gelooft dus in een soort universeel humanisme. Mulder, een oude man met een hartkwaal, heeft intussen geleerd oog te hebben voor de ellende om hem heen. Hij ontmoet Sri nog een keer. Die zegt dat hij een vrouw moet zoeken, maar Mulder zegt dat hij op haar (Sri) wacht. Hij wil haar nog het horloge van zijn vader schenken, maar ze is al uit het gezicht verdwenen.
Dit verslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden