Pleegkinderen

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 1e klas vmbo | 10704 woorden
  • 9 oktober 2002
  • 126 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
126 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Introductie De universele rechten van kinderen vormen het uitgangspunt van de pleegzorg. Het recht van kinderen om in een gezin op te groeien staat centraal. Bij pleegzorg wordt in eerste instantie binnen de eigen familie of bij bekenden van het kind gezocht naar opvang. Lukt dit niet, dan zoekt de voorziening voor pleegzorg een geschikt pleeggezin. Het pleegkind heeft het recht snel te weten bij wie het kan opgroeien. Inzet van de hulp is dat de ouders de opvoeding weer op zich kunnen nemen. Wanneer blijkt dat dit onmogelijk is, nemen pleegouders de opvoeding van het kind voor langere tijd op zich. De relatie met de eigen ouders blijft voor de kinderen altijd van belang. Wat is pleegzorg? Samen zorgen voor andermans kind, daar komt het in pleegzorg op aan. Iedereen voelt al wel eens aan dat het niet zo makkelijk is om overeind te blijven temidden van al wat er gebeurt. De ene persoon krijgt al meer te verwerken dan de andere. We weten ook allemaal dat kinderen grootbrengen niet altijd zo gemakkelijk is. Soms raken ouders door dit alles in zulke problemen dat ze de opvang van hun kinderen niet meer alleen aankunnen. Voor deze kinderen en deze ouders kan een pleeggezin een goede oplossing zijn: een pleeggezin dat bereid is de kinderen een tijdje op te vangen, pleegouders die weten dat ouders 'ouders' willen blijven, pleegouders die weten dat kinderen hun ouders niet zomaar willen vergeten. Een gezinsplaatsing is in principe tijdelijk. Doel blijft steeds een terugkeer van de kinderen naar hun ouders mogelijk te maken. Toch kan het karakter van een pleegplaatsing sterk verschillen. Jeugdzorg in Gezin begeleidt onder meer deze vormen van pleegzorg: korte opvang, langdurige opvang, crisisopvang, familiepleegzorg, opvang in gastgezin (voor adolescenten), observatiepleegzorg en opvang in een internaatsgezin. De ouders van de pleegkinderen blijven gedurende heel de plaatsing een zeer belangrijke rol spelen. Een pleeggezin kan het thuismilieu niet vervangen, de band tussen het kind en zijn ouders moet gerespecteerd worden. De samenwerking tussen ouders en pleegzorg maakt dan ook wezenlijk deel uit van pleegzorg. Kiezen voor pleegzorg betekend een kind met zijn eigen verleden, een eigen karakter, maar ook een eigen familie in huis halen. Daarmee omgaan is niet altijd vanzelfsprekend. Jeugdzorg in Gezin wil elk pleeggezin in zijn taak ondersteunen via de begeleiding.
Pleegouder worden Gezond verstand, doorzettingsvermogen, geduld en een flexibele instelling, dat is van belang wanneer u pleegouder wilt worden. En natuurlijk is het van belang dat u van kinderen houdt. Maar een hoge opleiding of veel ervaring met kinderen is niet nodig. Het maakt niet uit of u getrouwd bent, zelf kinderen heeft of niet. U hoeft ook niet rijk te zijn en werken naast pleegouderschap is mogelijk. Voor een pleegkind is vooral een stabiele omgeving van belang. In uw leven moeten er dan ook geen grote veranderingen op komst zijn. Zoals een baby of een verhuizing. U moet de tijd en rust hebben om een pleegkind een thuis te kunnen bieden. Als u al veel aan uw hoofd heeft, kan de zorg voor een pleegkind wel eens te veel zijn. Aan een aspirant ouder wordt gevraagd een medische verklaring in te vullen. Dit om te beoordelen of lichamelijke problemen pleegouderschap in de weg staan. Op basis van de wettelijke richtlijnen geldt verder dat u tenminste 21 jaar moet zijn. Natuurlijk mag u ook geen zeden- of geweldsdelict hebben gepleegd. De Raad voor de Kinderbescherming geeft een 'verklaring van geen bezwaar' af, na een gunstig uitgevallen controle bij Justitie. Er zijn in Nederland voorbereidingsprogramma's ontwikkeld voor pleegouders. Afhankelijk van de organisatie kan dat 3 tot 6 maanden duren. Na deze voorbereiding is er een duidelijk beeld van het aanbod dat u als pleegouder heeft. Daarna gaat het om de bemiddeling tussen een kind en de pleegouder(s). De verantwoordelijke organisatie zoekt natuurlijk net zo lang tot de kans op een succesvolle relatie het grootste is. Dat kost tijd. Tussen de afspraak om zich voor te bereiden op een eerste plaatsing en de plaatsing van een kind kan een korte tijd zitten, maar vaak duurt het meerdere maanden. Gedurende de periode dat een kind in een pleeggezin is opgenomen, krijgen de pleegouders begeleiding en ondersteuning van een maatschappelijk werker. Feiten over pleegzorg Pleegkinderen zijn tussen de 0 en 18 jaar oud. Het verblijf van een kind in een pleeggezin kan variëren van enkele dagen tot 18 jaar. Een crisispleeggezin kan meerdere kinderen in een jaar opvangen. In 2001 duurden 75% van de plaatsingen korter dan 2 jaar. Bij aanvang wil 40% van de beginnende pleegouders een kind voor langere tijd opvangen. Om het juiste pleeggezin voor een pleegkind te vinden, zijn 3 à 4 pleeggezin nodig. Vertrek Het moment waarop het pleegkind weer weggaat, komt niet plotseling. Soms is al bij komst de vertrekdatum bekend. Het streven is altijd dat het kind weer teruggaat naar de eigen ouders. Als pleegouder moet u sterk genoeg zijn om afscheid te kunnen nemen. Samen heeft u een bijzondere periode doorgemaakt, waaraan zowel u als uw pleegkind waarschijnlijk nog vaak terug zullen denken Om welke kinderen gaat het? Pleegkinderen komen zowel uit Nederlandse gezinnen als uit andere culturen. Ouders van pleegkinderen kunnen de opvoeding (tijdelijk) niet meer aan. De oorzaak kan zowel hun eigen probleem zijn (sociaal, geestelijk, lichamelijk), als het gedrag van het kind (ruzie, weglopen, incest). Net als alle kinderen zorgen pleegkinderen af en toe voor moeilijkheden, sommigen zelfs voor veel moeilijkheden. Meer dan andere kinderen kan een pleegkind opstandig zijn of juist in zichzelf gekeerd. Zij hebben dan ook een vervelende tijd meegemaakt. Ze zijn gescheiden van hun ouders, vriendjes en bekenden Ze komen in een vreemde omgeving terecht. Soms moeten ze door de verhuizing van school veranderen. De meeste pleegkinderen hebben zich niet ontwikkeld zoals andere kinderen. In sommige opzichten zijn ze ver achter bij hun leeftijdgenoten. In andere opzichten hebben zij soms meer meegemaakt dan volwassenen van middelbare leeftijd. Er zijn er die mishandeld of seksueel misbruikt zijn. Vrijwel alle pleegkinderen hebben te weinig opvoedkundige aandacht gekregen. Vormen van pleegzorg Ieder pleegkind is anders, dus ook pleegkinderen verschillen van elkaar. Als pleegouder weet u daarom nooit precies wat u kunt verwachten. Maar u kunt wel keuzes maken. Keuzes over de duur van de periode, over de leeftijd van het kind en over het type pleegzorg: allochtone pleegzorg

Allochtone kinderen worden vaak opgevangen door autochtone, niet-islamitische pleegouders. Het is belangrijk het bestand van allochtone pleeggezinnen te vergroten. Ook dit is een vrij nieuwe vorm van pleegzorg. dagpleegzorg
Wanneer ouders hun kind tijdelijk niet volledig kunnen verzorgen, kan dagpleegzorg dit aanvullen. Het kind wordt een deel van de week in een pleeggezin opgevangen. Zodra de thuissituatie weer stabiel is, stopt het (dit is een vrij nieuwe vorm van pleegzorg, die nog niet overal wordt toegepast). Netwerkpleegzorg
Bij pleegzorg wordt in eerste instantie binnen de eigen familie of bij bekenden van het kind gezocht naar opvang. Lukt dit niet, dan zoekt de voorziening voor pleegzorg een geschikt pleeggezin (bestandpleegzorg). Pleegzorg in crisissituaties
Wanneer er sprake is van een crisissituatie wordt een kind plotseling en zonder veel voorbereiding in een pleeggezin geplaatst. Kinderen van 0 tot 14 jaar worden maximaal vijf maanden op deze wijze opgevangen. In deze periode wordt onderzocht hoe het verder moet. Hierbij zijn zowel de begeleiders van de ouders als het begeleidend team van de pleegouders en het pleegkind betrokken. pleegzorg voor pubers
In sommige gezinnen lopen de spanningen zo hoog op dat een puber besluit thuis weg te lopen. Ook zij kunnen in een pleeggezin worden opgevangen. Gastvrijheid en een luisterend oor zijn met name belangrijk voor deze groep. Pleegzorg voor langere tijd
Hierbij staat vast dat een kind langere tijd niet meer thuis kan wonen. Langdurig hoeft echter niet voor altijd te zijn. Vakantiepleegzorg
Pleegouders bieden een kind de mogelijkheid een of meerdere vakanties in hun gezin door te brengen. Het gaat om kinderen die (nog) bij hun ouders, in een internaat of een ander pleeggezin wonen. Ze kunnen niet bij familie of vrienden terecht. weekendpleegzorg
Een pleegkind brengt een of meerdere weekenden per maand door in een pleeggezin. Het woont (nog) bij de ouders, in een internaat of ander pleeggezin. Even aan de dagelijkse spanning ontsnappen is belangrijk. De (pleeg)ouders kunnen even 'op adem komen' om daarna voldoende energie te hebben om de opvoeding weer aan te kunnen. Procedure om pleegouder te worden Mensen die belangstelling hebben voor het pleegouderschap melden zich zelf aan. Zij krijgen een informatiepakket toegestuurd en een uitnodiging voor een informatieavond in hun eigen regio. Als zij na het lezen van de informatie bij hun besluit blijven zijn dit de criteria om pleegouder te kunnen worden: leeftijd van minimaal 21 jaar
verklaring van geen bezwaar van de Raad voor de Kinderbescherming (op basis van justitiële documentatie, een uitgebreide verklaring omtrent gedrag) medische verklaring

een stabiel gezinssituatie
Als hier geen bezwaren uit voortkomen en zij willen nog steeds pleegouder worden, dan kunnen de aspirant pleegouders vervolgens deelnemen aan een groepsgewijs voorbereidings- en selectieprogramma (4 tot 7 dagdelen): In de meeste regio’s wordt hiervoor het STAP programma gebruikt. De vijf criteria van STAP voor de selectie van pleegouders zijn: - open en duidelijk in het contact. - bereid om samen te werken als team. - het pleegkind zodanig ondersteunen dat het ondanks eventuele problemen --- het vertrouwen de eigen vaardigheden behoudt. - het pleegkind helpen diens gedrag te veranderen zonder het kind te kwetsen. - weten wat de uitwerking is van de komst van een pleegkind in het pleeggezin. In diverse regio´s worden ondersteuningsprogramma´s aangeboden. Naast het groepsgewijze programma vinden er twee of drie persoonlijke gesprekken bij de aspirant pleegouder thuis plaats. Als mensen na het volgen van dit programma besluiten pleegouder te willen worden en men ook bij de Voorziening van Pleegzorg geen bezwaren ziet, dan wordt het gezin in het bestand van wachtende pleegouders opgenomen. Vervolgens wacht het gezin tot er een goede match is gemaakt. Voor alle duidelijkheid er wordt geen kind bij een wachtend gezin gezocht, maar omgekeerd! Het hierboven beschreven voorbereidings- en selectieprogramma en de gehanteerde criteria gelden voor de zogenaamde "bestandspleegouders", mensen die een onbekend pleegkind in hun gezin opnemen. Daarnaast neemt in Nederland de "netwerkpleegzorg" sterk toe, dat betreft de plaatsing van pleegkinderen bij familie (opa/oma, tante/oom, oudere broer/zus) of bekenden (onderwijzer, ouder van vriendje). Meer dan eenderde van de pleegkinderen in Nederland woont bij bekenden. Ook een netwerkpleeggezin wordt gescreend en krijgt na acceptatie begeleiding een de pleegvergoeding. Er zijn verschillende vormen van pleegzorg: - Opvoedingsvariant (voorheen: langdurige pleegzorg) - Hulpverleningsvariant (voorheen: crisispleegzorg - maximaal 3 maanden) - Deeltijdvariant (voorheen: dag-, weekend- en vakantiepleegzorg). Hoe wordt een kind een pleegkind? Een kind wordt niet zomaar uit huis geplaatst. Als pleegzorg nodig is, is er altijd iets ernstigs aan de hand. De bevoegdheid om een kind uit huis te plaatsen en te kiezen voor pleegzorg berust bij een instelling voor jeugdzorg, meestal plaatsende instantie of plaatser genoemd. De plaatser meldt een kind vervolgens aan bij een regionale voorziening voor pleegzorg, die een passend pleeggezin zoekt en de begeleiding van de pleegouders op zicht neemt. De plaatser blijft verantwoordelijk voor de hulpverlening en onderhoudt het contact Hoe wordt een pleeggezin begeleid? Elk pleeggezin krijgt begeleiding van een maatschappelijk werker van de voorziening van pleegzorg, de pleegzorgwerker. Hij of zij is het eerste aanspreekpunt voor allerlei praktische zaken of opvoedingsvragen. Ook onderhoudt de pleegzorgwerker het contact met de plaatser. Krijgt een pleegouder een vergoeding voor de kosten die voor het kind worden gemaakt? Pleegouders ontvangen een onkostenvergoeding die door geen enkele instantie als inkomen wordt gezien. De hoogte van de vergoeding hangt af van de leeftijd van het pleegkind. Bij crisisopvang is een extra vergoeding mogelijk voor kosten die u maakt wanneer een kind bijvoorbeeld weinig spullen bij zich heeft. Een ziektekostenverzekering en een WA-verzekering voor het pleegkind worden bij de plaatsing geregeld. Pleegouders krijgen, net als alle ouders, recht op betaalt zorgverlof. Leeftijdscategorie Bedrag per maand / per dag (in euro) 0 t/m 8 jaar - 405/13,32
9 t/m 11 jaar - 409/13,44

12 t/m 15 jaar - 447/14,69
16 t/m 17 jaar - 496/16,32
18 t/m 20 jaar - 501/16,46 Tien geboden in de pleegzorg Door: pleegkind
Na een discussie van jongeren in pleeggezinnen, schreven pleeg- en ‘eigen’ kinderen tien geboden op. Iedereen moet zich daar aan houden! Of dat gebeurt is een vraag, maar het is goed dat de kinderen van zich laten horen! Dit zijn ze: 1. Neem kinderen serieus en luister naar hen. Bijvoorbeeld: zeg waar je wilt wonen. Kinderen kunnen heel goed zeggen wat ze belangrijk vinden en wat ze wel en niet willen. Volwassenen moeten helpen als het moeilijk is om iets te vertellen. 2. Beschaam het vertrouwen van kinderen niet. Als je iets in vertrouwen vertelt, mag een volwassene dat niet zomaar verder vertellen! Als iemand, die beroepsmatig met kinderen te maken krijgt, het met anderen wil bespreken moet hij eerst uitleggen waarom dat zo belangrijk is. Hij mag het pas aan die ander vertellen als jij dat goed vindt! 3. Er wordt niet gejonast. Jij moet weten wat je thuis is of wordt. Steeds verhuizen betekent: weer een andere school, vrienden en clubs. Dat kan tot slechte schoolprestaties leiden. En als pleegkind kun je ook nog het adres kwijt raken van die ene bijzondere vriend(in), die je bijvoorbeeld op het JiPkamp hebt ontmoet en die weer verhuizen moest. Weg adres, weg vriend(in). (Tip: neem een e-mailadres, dat kan gratis). 4. Houd rekening met de familiebanden van kinderen. Als een kind pleegzorg nodig heeft, moet er eerst binnen de familie of bij kennissen een plekje worden gezocht. Het is vertrouwd en je begrijpt elkaar eerder. En: broertjes en zusjes moeten samen in een pleeggezin worden geplaatst. Lukt dit echt niet, dan moet er altijd contact blijven. 5. Kinderen moet worden verteld over zaken die belangrijk zijn. Volwassenen moeten belangrijke zaken goed uitleggen. Het is belangrijk dat ze vertellen over de problemen van je ouders en hoe je daarmee om moet gaan. Als het echt te moeilijk wordt, moet daar beslist rekening mee worden gehouden. 6. Kinderen hoeven geen overhaaste beslissingen te nemen of beslissingen waarvan ze de gevolgen niet kunnen overzien. Bijvoorbeeld: heel belangrijk kan zijn een afspraak maken over bezoekregeling of oudercontact. Dat moet je nooit overhaast doen! Een begeleider moet een goed advies geven en jou de tijd geven om een besluit te nemen. Bij sommige keuzes zijn de gevolgen niet te overzien. Voor zulke keuzes zijn kinderen niet verantwoordelijk. 7. Het ‘dossier’ van kinderen moet volledig, optimaal en actueel zijn. Pleegkinderen hebben recht om hun dossier (papieren met informatie over jou) in te zien. Begeleiders moeten dat vertellen. In het dossier moet duidelijk zijn van wie de informatie komt. Oude, achterhaalde informatie hoort er niet in. Kinderen willen hun verleden ook achter zich kunnen laten. 8. Pleegkinderen hebben recht op een goede en betrouwbare begeleiding. Er moet iemand zijn die je altijd kunt bellen als je het moeilijk hebt, ook ’s avonds en in het weekend. Dat noem je een vertrouwenspersoon. Hij/zij moet alle tijd nemen om naar je luisteren en mag dingen niet verder vertellen. Je weet dat pleegkinderen meerdere begeleiders hebben: die moeten samenwerken in het belang van pleegkinderen. Ook leraren moeten weten van jouw situatie. Dan hoef je het niet voor de 100ste keer uit te leggen! 9. Klachten van kinderen moeten serieus worden genomen. Je moet weten waar je met klachten terechtkunt, er moet naar geluisterd worden en er moet worden gezegd wat er met een klacht gaat gebeuren. 10. Kinderen uit pleeggezinnen moeten contact met elkaar hebben. Omdat je iets deelt, namelijk het wonen in een pleeggezin, is het goed om daarover met andere pleegkinderen te praten. Want het is niet altijd gemakkelijk om pleegkind te zijn. Het blijkt dat je onder elkaar veel sneller vertrouwelijke dingen vertelt dan aan kinderen op school bijvoorbeeld. Ruim eenderde van de pleegkinderen woont bij bekenden: familie of kennissen, zoals de meester etc Hoe zit dat met pleegkinderen? Pleegkinderen zijn op een zeker moment in hun leven gescheiden van hun ouders. Deze scheiding op zich kan zelfs al een dermate traumatiserend effect hebben dat hechting in een pleeggezin niet meer mogelijk blijkt. In veel gevallen gaat een pleeggezinplaatsing echter tevens gepaard met een traumatische ervaring, zoals de dood van de ouders, echtscheiding, mishandeling of verwaarlozing. Zowel de scheiding van de ouder(s) als de traumatische ervaring die hieraan vooraf gaat, zijn negatieve ervaringen waar noch het kind, noch de ouder om gevraagd heeft. Daarnaast wordt in een aantal van de uithuisplaatsingen het kind eerst in een gezin geplaatst, dat hem of haar slechts voor korte tijd op kan vangen (crisisplaatsing). Van dit gezin, waarmee het kind de eerste tranen rondom de uithuisplaatsing verwerkt, moet het kind vaak binnen zes weken weer afscheid nemen om vervolgens weer in een ander gezin een plekje te verwerven. Het opbouwen en onderhouden van contacten met volwassenen waarvan je als pleegkind afhankelijk bent, is niet te omschrijven zonder dat daarbij de angst om afgewezen te worden in acht wordt genomen. Zoals Martine Delfos reeds eerder beschreef in het artikel 'Een negatieve spiraal door pleegangst' in MOBIEL (december 1998), moet een kind, dat lang in stress geleefd heeft zich heel lang veilig voelen voordat zijn of haar lichaam een hoger reactieniveau afleert. De mate waarin een kind angst ervaart, is gedeeltelijk aangeboren. Een kind in de pleegsituatie heeft daarnaast reeds angsten van scheiding met de ouders en eventueel anderen moeten meemaken. Naarmate een kind meer veranderingen (bijvoorbeeld door meerdere pleeggezinplaatsingen) en dus (scheidings)stress heeft ervaren, is het logisch dat het kind zich sneller aan de nieuwe situatie aanpast. Dit kan leiden tot (zeer) vlakke reacties, weinig enthousiasme en het nauwelijks laten zien van affectieve reacties. Ook het tegenovergestelde als het vertonen van agressief en brutaal gedrag is niet ongewoon. Veel reacties zijn gebaseerd op de angst (weer) door volwassenen te worden afgewezen. Bovengenoemde gedragingen zijn voor pleegouders vaak moeilijk te hanteren. Zij ervaren weinig grip op het kind of de jongere te hebben. Het kind reageert hier vaak op door (nog) extremer gedrag te vertonen. Dit maakt het opbouwen van een relatie voor zowel de pleegouder als het pleegkind er niet gemakkelijker op. Het slagen van een plaatsing in een pleeggezin
Bij het bespreken van het thema hechting in het kader van pleeggezinplaatsingen dient een onderscheid gemaakt te worden tussen tijdelijke (perspectiefzoekende) plaatsingen en langdurige (perspectiefbiedende) plaatsingen. Bij kortdurende plaatsingen wordt een terugplaatsing in het gezin van herkomst of doorplaatsing naar een meer definitieve verblijfplaats (perspectiefbiedend pleeggezin of internaat) nagestreefd. Hechting aan (een van) de pleegouder(s) wordt hierbij niet als doel gesteld en leidt over het algemeen tot het behoud van een emotionele afstand tussen pleegouders en pleegkind. Bij langdurige plaatsingen speelt hechting bij het slagen van een pleeggezinplaatsing vaak wel een rol, al is het alleen maar in het verwachtingspatroon van de pleegouders. Het slagen van een perspectiefbiedende plaatsing in een pleeggezin is afhankelijk van verschillende factoren. Allereerst is de houding van de pleegouder(s) van groot belang. Wat verwachten de pleegouders van het pleegkind en zijn deze verwachtingen reëel? Om de haalbaarheid van de verwachtingen te kunnen inschatten, is het van belang om de voorgeschiedenis van het kind te kennen. Vanuit de voorgeschiedenis en bestudering van het gedrag van het kind kunnen deskundigen een inschatting maken van de mogelijkheden van het kind om al dan niet een relatie met een pleegouder aan te gaan. De pleegouders kunnen op deze wijze behoed worden voor eventuele teleurstellingen in het contact met hun pleegkind. De leeftijd waarop een kind uit huis geplaatst is in combinatie met de omstandigheden waarin het tot die tijd geleefd heeft, spelen een rol in de kansen op het slagen van een pleeggezinplaatsing. Grofweg kan aangaande de leeftijd gesteld worden, dat hoe jonger het kind was bij de uithuisplaatsing, hoe groter de kans is dat de plaatsing binnen een pleeggezin zal slagen. Daarbij moet wel de kanttekening worden gemaakt, dat een uithuisplaatsing in de periode tussen zes maanden en drie jaar een schadelijke breuk met de hechtingsfiguur kan betekenen. Dit kan ten gevolg hebben dat het kind in zijn of haar ontwikkeling blijft hangen op de mogelijkheden die het kind op het moment van uithuisplaatsing had. Meer positief ingestelde onderzoekers en hulpverleners stellen dat de eerste jaren meer een 'gevoelige' dan bepalende periode zijn voor de ontwikkeling aangaande contactopbouw en -behoud met anderen. Zij zijn ervan overtuigd dat kinderen tot de leeftijd van zes á zeven jaar alsnog een basisvertrouwen kunnen worden aangereikt, van waaruit zij relaties met anderen kunnen aangaan. De invloed van de omstandigheden waarin het kind heeft moeten leven is moeilijker te beschrijven. Verwaarlozing, psychiatrische problematiek bij de ouder(s), verslaving van (een der) ouders, mishandeling, seksueel misbruik: het zijn allemaal risicofactoren die het ontwikkelen van een veilige hechtingsrelatie met de ouder in de weg staan. Zoals hiervoor is beschreven, wordt hierdoor het leven van het kind op sociaal en emotioneel gebied getekend. Het opbouwen van een hechtingsrelatie met pleegouders is dan niet of nauwelijks meer haalbaar, doordat de capaciteit van het kind om te hechten als het ware 'onbenut' is gebleven.
Contact tussen de ouders en pleegouders Hoe de kwaliteit van de hechtingsrelatie met de ouders ook is, het overgrote deel van de pleegkinderen voelt zich sterk met hen verbonden. Op het moment dat zij zich thuis beginnen te voelen bij de pleegouders, kan dit leiden tot het ervaren van loyaliteitsconflicten: op dat moment uiten zij naar beide ouderparen de wens om bij hen te willen zijn. Eerder heeft Else-Marie van den Eerenbeemt hier het een en ander over geschreven in het augustusnummer van MOBIEL in 1999. Als de relatie tussen de ouders en pleegouders niet van positieve aard is en dit naar de kinderen toe geuit wordt, kan dit leiden tot een splitsing van gevoelens en daaraan gekoppeld gedrag: het kind laat ten aanzien van alle betrokken volwassenen aanhankelijk gedrag zien en vertelt hen dat zij bij de betreffende willen blijven. Dit leidt vaak tot gevoelens van verwarring en onrust bij de ouders en pleegouders. En het kind? Het kind is alleen maar op zoek naar aandacht, liefde en duidelijkheid over een plek waar het kan wonen. Pleegzorg voor een bekend kind Kinderen die tijdelijk niet thuis kunnen wonen, worden zowel door onbekende pleegouders (bestandspleegouders) opgevangen als in het eigen netwerk. Dit kan een tante zijn, maar ook de juf van school of de ouders van een vriendje. Dat heet netwerkpleegzorg. Pleegzorg voor een bekend kind Soms kan een kind een tijdje niet meer thuis wonen. Omdat ouders niet voor hun kind kunnen zorgen. Of omdat het niet goed gaat tussen de ouders en het kind. In zo’n geval is het beter voor het kind en de ouders dat hij of zij even een ander woont. Dit noemen we pleegzorg: een kind woont tijdelijk bij een ander. Bijvoorbeeld bij een tante, of bij opa en oma. Of bij de vader en moeder van een vriendje. Want een kind wordt graag opgevangen door mensen die vertrouwd zijn. Bij een bekende voelt een kind zich op z'n gemak. Opvang in de omgeving (het `netwerk`) van een kind noemen wij netwerkpleegzorg. Hoe wordt u pleegouder van een bekend kind? U wilt een kind dat u kent, opvangen. Het kan ook zijn dat u gevraagd wordt en tijdelijk de zorg op u te nemen voor een kind. In een netwerkberaad worden de mensen uit de omgeving van het kind betrokken bij de beslissing wie het kind het beste kan opvangen. Maar voor het zover is moeten vragen beantwoord worden: · Is pleegzorg de beste oplossing voor dit kind? Hierover beslist Bureau Jeugdzorg · Kunt u officieel pleegouder worden?De voorziening voor pleegzorg bekijkt of u erkend kan worden als pleegouder. · De procedure
Bureau Jeugdzorg vult een indicatieformulier in. · U geeft de Raad voor de Kinderbescherming machtiging tot het in winnen van informatie over u en uw huisgenoten ouder dan 12 jaar. De Raad controleert of u of u een strafblad. Mensen die veroordeeld zijn voor een geweldsmisdrijf of een zedendelict mogen geen pleegouder worden. · Pleegzorg is zwaar. Uit de medische verklaring wordt duidelijk of u uw geestelijke of lichamelijk conditie niet voor belemmeringen zorgt. · Met een apart formulier kunt u pleegvergoeding aanvragen. · Zodra alle formulieren zijn ingevuld komt een medewerker van de Voorziening voor Pleegzorg bij u thuis om een aantal dingen persoonlijk met u te bespreken. U krijgt zo een reëel beeld van wat pleegzorg in houdt en wat de Voorziening voor Pleegzorg voor u kan betekenen. U krijgt een verslag van deze gesprekken. · Ongeveer na drie maanden, aan het einde van de procedure, krijgt u bericht of het kind een tijdje bij komt of bij blijft wonen.
Waarom pleegzorg officieel regelen? Vrijblijvende opvang kan lang goed gaan, maar wat als er meningsverschillen ontstaan over bijvoorbeeld de opvoeding of wie de kleding, het schoolgeld en de verzekeringen betaald? Voor alle betrokken is het daarom goed om de opvang officieel te regelen. Dan worden afspraken gemaakt over de bezoekregeling tussen ouders en kind en welke steun en begeleiding u krijgt van de Voorziening voor Pleegzorg. Ook ontvangt u maandelijks een financiële vergoeding. De hoogte is afhankelijk van de leeftijd van het kind. Soms loopt het anders Een enkele keer wordt het verzoek om officieel pleegouder te worden van een bekend kind niet ingewilligd. Dit kan een teleurstelling zijn, maar zo’n beslissing wordt alleen genomen als de medewerkers van de Voorziening voor Pleegzorg vaststellen dat dat het kind een andere vorm van opvang nodig heeft. Dit gebeurt niet vaak. Wordt zo’n beslissing echter genomen, dan wordt u uitgebreid geïnformeerd over de argumenten die hieraan ten grondslag liggen. Grootouders over de opvang van kleindochter Shirley (2): "Fijn om maandelijks ons hart te luchten" "Toen ons gevraagd werd om Shirley als pleegkind op te vangen, hoefden we niet lang na te denken. Vanaf haar geboorte hadden we onze kleindochter in onze harten gesloten. Ze woont nu een jaar bij ons en we hadden gehoopt dat ze inmiddels weer naar haar ouders zou kunnen. Helaas voor Shirley is dat nog niet mogelijk. Je kleindochter opvangen brengt soms hele dubbele gevoelens met zich mee. We zijn dol op ons kleine meisje. Maar lichamelijk is het best zwaar, we zijn de jongste niet meer. Ook emotioneel is het soms een grote belasting. Het doet veel verdriet dat onze zoon en zijn vriendin niet in staat zijn voor hun kindje te zorgen. Gelukkig staan we er niet allen voor als er problemen zijn. Van de begeleiding van de Voorziening voor Pleegzorg hebben we veelprofijt, met name van de grootoudergroep. De eerste keer vonden we het best een drempel om naar de grootoudergroep te gaan. maar nu willen niet meer zonder. Het is fijn om te weten dat we niet de enigen zijn met een kleinkind in huis. Een het doet ons goed om samen met andere opa’s en oma’s ervaringen uit te wisselen." Lerares wordt pleegmoeder: "Ze hoorde er meteen helemaal bij" "Lotte zat bij mij op de basisschool. Ik had van het begin af aan met haar te doen: zo’n jong grietje en dan al zoveel ellende meegemaakt. Lotte verbleef in een tehuis, maar ze had het er altijd over dat ze in en echt gezin wilde wonen. Haar wens heeft mij en m´n gezin aan het denken gezet. Lotte is niet van de ene op de andere dag bij ons komen wonen. Daar zijn veel gesprekken aan vooraf gegaan. Maar toen ze bij ons kwam, was het ook groot feest. Er waren bloemen van familie en vrienden. Lotte vond al die aandacht geweldig. Ze kreeg haar eigen kamer en hoorde er meteen helemaal bij." De voor- en nadelen Pleeggezin Voordelen · Een pleegkind kan van een nare situatie naar een goede situatie gaan. · Kan zich op een betere toekomst. · Krijgt de liefde die een kind nodig heeft. Nadelen · Woont niet bij zijn eigen ouders · Kan gepest of achtergesteld worden door de omgeving · Moet wennen aan een nieuwe omgeving.
Pleegouders vertellen, oktober 1999 "Als je het niet kunt opbrengen moet je het niet doen. Want je kunt niet om zes uur zeggen: morgen zien we wel weer verder." Pieter van zeven woont al vier jaar bij Hans en Francien Hamersma. Tot zijn derde jaar woonde Pieter in een ander pleeggezin, bij zijn opa en oma en met zijn tienermoeder in een opvanghuis. Inmiddels heeft hij geen contact meer met zijn familie. Hans en Francien waren al zes jaar lang crisispleeggezin. Ze hebben een christelijke levensovertuiging en vinden het belangrijk om iets te betekenen voor anderen. Ze wilden heel graag dat er een kind bij hen zou blijven wonen. Francien: "We hebben zelf geen kinderen en we wilden niet adopteren omdat dat zoveel geld kost. Dat geld kan je dan toch beter aan de moeder van zo'n kind geven." Hans: "We zijn begonnen met crisisopvang omdat je daardoor op een natuurlijke manier met elkaar kunt kennismaken. Ik zie het niet zitten om op een andere manier langzaam aan elkaar te wennen." De namen Hans en Francien Hamersma zijn pseudoniemen. Pleegouders vertellen, juni 1999 "Vroeger dacht ik dat pleegouders allemaal van die schapen met vijf poten waren." "Mijn motivatie om mee te werken aan een serie interviews over pleegouders is dat ik zelf altijd dacht dat het allemaal van die schapen met vijf poten waren. Niet iedereen is zo bijzonder. Wij zijn een heel gewoon gezin en we willen ook geen tien kinderen opvangen. Maar ik denk altijd maar, als al die gewone gezinnen nu eens één pleegkind opvangen, dan zijn we er ook." Els werkt drie dagen in de week als analiste op een medisch laboratorium. Cor werkt vijf dagen als arts bij een farmaceutisch bedrijf. "We hebben zelf twee kinderen en we zijn over pleegzorg gaan nadenken toen de jongste drie werd. Mijn man vond twee kinderen van zichzelf voldoende maar ik wilde er graag meer. Adoptie vind ik meer iets voor mensen die zelf geen kinderen kunnen krijgen. Bovendien weet ik uit mijn omgeving dat het jaren duurt en erg kostbaar is." Els en Cor bezochten tien jaar geleden voor het eerst een informatieavond over pleegzorg. "We werden weggestuurd omdat ik werkte en dus niet hele dagen thuis was. Dat was echt een desillusie. We zijn pas weer teruggekomen toen we hoorden dat het pleegouderschap wel degelijk met werk gecombineerd kon worden." Pleegouders vertellen, maart 1999 'Ik heb mijn eigen pleeggezin uitgekozen.' Cindy woonde van haar elfde tot haar vijftiende jaar in verschillende tehuizen. Annet, die later haar pleegmoeder zou worden, was groepsleidster in een van die tehuizen, zo hebben ze elkaar leren kennen. Toen Annet wegging uit het tehuis zei ze tegen een van de kinderen: 'Als ik gestopt ben met werken mag je nog weleens langskomen'. Cindy vond dat heel erg, want dat wilde zij ook wel. Dus zei Annet: 'Nou, dan kom je toch ook?'. Dat gebeurde, en in de jaren daarna kwam Cindy een weekend in de maand en iedere vakantie logeren. "Eigenlijk heb ik toen mijn eigen pleeggezin uitgekozen. Ik vond het erg prettig, want zo was ik af en toe even uit dat tehuis." Het contact met haar moeder is in al die jaren minimaal geweest. En de eerste tien jaar van haar leven woonde ze in Suriname, bij haar opa en oma, die daar nog steeds wonen. Inmiddels is Cindy 21 en hebben Annet en Willem zelf vier kinderen, tussen de twee en acht jaar. Cindy woont al vijf jaar permanent bij Annet en Willem in huis. "Ik denk niet dat een van de kinderen zich herinnert dat het ooit anders is geweest", zegt Annet. Pleegouders vertellen, februari 1999 'De wereld houdt niet op bij je eigen voordeur.' Mevrouw Gielen vangt al ongeveer acht jaar pleegkinderen op."Momenteel wonen er twee pleegkinderen bij ons in huis, René van bijna 17 en Patrick van 11. René kwam op zijn tiende bij ons, een crisisplaatsing. Hij is toen een jaar gebleven, daarna kwam hij alleen nog maar in de weekeinden. We hebben hem een tijd niet gezien omdat dat niet mocht van zijn moeder. Maar twee jaar geleden is hij weggelopen van huis en sinds die tijd woont hij weer bij ons. Patrick woont vanaf z'n derde jaar bij ons. Verder heb ik zeven crisispleegkinderen opgevangen, het meest pubers." Pleegouders vertellen, december 1998 'Eigenlijk weet je niet waar je aan begint.' Els en Peter Bakker hebben 7 kinderen, de jongste is 8, de oudste is 26. Ze doen crisispleegzorg: ze vangen kinderen op die acuut een plaats in een pleeggezin nodig hebben. Een van die kinderen kwam als 7-jarige bij hen, ze is nu 11 en woont nog steeds bij de familie Bakker. Dat blijft waarschijnlijk zo. Sinds oktober woont er nog een meisje van 7 in huis, een crisisplaatsing. Els werkt daarnaast een ochtend in de week bij iemand thuis en is overblijfmoeder op school. Peter is na een periode van ziekte veel thuis en net begonnen als freelance tekstschrijver. Pleegouders vertellen, oktober 1999 "Als je het niet kunt opbrengen moet je het niet doen. Want je kunt niet om zes uur zeggen: morgen zien we wel weer verder." Structuur

Pieter was bijna drie toen hij bij Hans en Francien kwam, maar hij kon amper praten. Mannen vertrouwde hij niet, als hij Hans iets wilde vragen deed hij dat via Francien. Verder was hij niet meer gewend aan structuur. Francien: " We hebben een half jaar lang voortdurend strijd gehad en echt een militair regime ingevoerd. Alles ging volgens regels: we aten op tijd en we dronken op tijd. En we zagen onze vrienden niet meer, want hij kon niet mee maar kon ook niet met een oppas thuis blijven." Hans: " Na een half jaar wilden we een weekje op vakantie naar Friesland. Pieter raakte helemaal in paniek toen we zijn spullen pakten, hij dacht dat hij weer weg moest. Die vakantie was een ramp, het was een te grote inbreuk op de structuur waar hij aan gewend was. Zodra we weer thuis waren controleerde hij of er echt niets veranderd was." Hoe vonden jullie het zelf om zo gestructureerd te moeten leven? Francien: "Tja, wij leven wel gestructureerd, we slapen in ons eigen bed, eten altijd warm en zijn veel thuis. Maar dit ging veel verder, plotseling moesten we ieder moment van de dag organiseren. Pieter kon eindeloos met alles doorgaan, speelde bijvoorbeeld de hele dag buiten zonder een keer binnen te komen. Maar het kwam ook vaak voor dat hij boven in bed lag en plotseling niet meer vertrouwde dat je bij hem in huis bleef." Hans: "Vertrouwen, dat is echt iets waar we aan hebben moeten werken. Hoe leer je iemand veiligheid." Francien: "Pieter heeft een psychologisch onderzoek gehad, met een heel negatieve uitslag. Het advies was om hem op te laten groeien in een orthopedagogische setting. Hij zou zich alleen verstandelijk kunnen hechten. En dat was ook zo. Als hij bijvoorbeeld buiten speelde en viel, dan liet hij zich door de eerste de beste troosten. Hij zocht overal affectie." Hans: "We hebben hem geleerd om naar ons toe te komen als er iets was. Je komt thuis om te schuilen, te huilen en om blij te zijn. En als je dat ergens anders wilt is dat prima, maar dan kom je dat wel eerst vertellen zodat we weten waar je bent. Dat heeft gewerkt, ik zou nu niet meer durven zeggen dat hij alleen maar verstandelijk gehecht is." Grenzen stellen
In het dorp weet iedereen dat Hans en Francien pleegouders zijn. Hans: "Iemand heeft me verteld dat hij wel eens tegen de kinderen zegt: als je zo vervelend bent dan ga je maar naar Hamersma toe." In het begin vingen Hans en Francien vooral pubers op. Maar die contacten zijn nooit uitgelopen op een langdurig verblijf. Francien: "Die kinderen hebben al zo hun eigen leven opgebouwd, dat trekt toch steeds weer. Hoe langer ze bij je zitten, hoe rotter gaan ze doen. Het enige dat ze misschien oppikken is dat er ook nog andere manieren zijn om met elkaar om te gaan." Hans: "Je moet echt wel in de gaten houden wat voor jezelf haalbaar is. Wij hebben het gevoel dat kinderen niet ouder dan drie of vier moeten zijn als ze bij je komen. Dan kan je nog iets aan de basis doen." Francien: "In 1992 ben ik begonnen met onregelmatige diensten (in de zwakzinnigenzorg - red). Als ik 's nachts dienst had kon Hans er zijn, er was dus overdag altijd iemand thuis. Vanaf dat moment zijn we kleine kinderen gaan opvangen. Pubers kunnen zelf wel een boterham smeren als dat nodig is, maar voor die kleintjes moet je er altijd zijn." "In het begin is het altijd gemakkelijk. Je vertelt gewoon wie je bent en wat je doet. En ik vertel altijd zoveel mogelijk, ook allerlei details waar je in eerste instantie niet aan denkt. Niet spetteren tegen de spiegel in de badkamer, doortrekken na het plassen, vieze onderbroeken in de wasmand." Hans: "Een pleegkind is vaak een passant, zeker als het om crisisopvang gaat. En overal zijn de regels weer anders. " Francien:" Met kleine kinderen is het wennen in het begin, meer een proces van actie en reactie. Je moet wel laten merken dat jij degene bent die het voor het zeggen heeft. Maar verder is het vooral goed opletten. Je ziet dat een kind nooit zijn melk opdrinkt dus probeer je eens karnemelk te geven." Hans: " Je krijgt wel alle gegevens die beschikbaar zijn, maar vaak is er maar weinig informatie. In het begin trekken pleegkinderen altijd naar Francien, ik hobbel dan maar zo'n beetje mee en probeer aardig te zijn. Dat is dan mijn rol. Alleen als Francien er niet is moeten we er samen doorheen, dan ben ik 's avonds wel bekaf hoor." Francien: "Kleintjes komen vaak ook snotterend en gammel binnen. Je moet ze echt een beetje opkweken, vitamines, fruit en brood geven. Pieter had hepatitis toen hij hier kwam." Moet je van je pleegkinderen houden? Francien: "Ik vond het moeilijk om van Pieter te gaan houden. Het duurde lang voordat hij een plekje in mijn hart had." Hans: " Bij mij lag dat anders. Ik had minder hoge verwachtingen. Ik werk in de volwasseneneducatie, met mensen uit sociaalzwakke milieus. Je weet dat je wel iets voor mensen kunt betekenen, maar ook dat dat beperkt is." Francien: "Als je van elkaar gaat houden dan groeit dat vanzelf. Het ene kind zit meteen in je hart, aan een ander erger je je wild. Drie jaar geleden hadden we hier een meisje met wie het helemaal niet klikte. Ze stond nergens voor open. Echt iemand van wie je zenuwachtig werd als ze bij je op de bank zat. Vroeger zouden we eindeloos zijn doorgegaan met zo iemand, nu zeggen we eerder: hier hebben we geen zin in." Hans: "Je moet doen wat je kunt. Als je iets niet kunt opbrengen moet je het niet doen. Want je kunt niet om zes uur zeggen: morgen zien we wel weer verder. Het is belangrijk dat je grenzen kunt stellen. En dat je open kunt zijn tegen je begeleiders. Wij hebben gelukkig altijd goede begeleiders gehad, altijd kunnen overleggen op een gelijkwaardig niveau. We hadden het gevoel dat we eerlijk tegen elkaar konden zijn. En als we iets echt niet zagen zitten dan werd er niks doorgedrukt. Natuurlijk klikt het met de een beter dan met de ander, maar er was altijd over en weer respect." Oudercontacten
Behalve pleegkinderen hebben Hans en Francien ook veel ouders over de vloer gehad. Alleen als het om pubers ging bleven de ouders wel eens buiten beeld. Francien: "We hebben wel eens een vader wekelijks over de vloer gehad. En Pieter's moeder kwam in het begin eens in de drie maanden langs, samen met zijn voogd. Het is echt een aardige meid, heel jong moeder geworden. Een keer is ze nog alleen geweest, ze heeft toen vreselijk gehuild. Daarna hebben we haar niet meer gezien. Pieter weet dat hij bij ons blijft totdat hij op eigen benen kan staan, maar hij vraagt wel om haar." "Ouderbezoeken vinden ook wel eens plaats op het Centrum voor Pleegzorg, bijvoorbeeld wanneer een kind op een voor de ouders geheim adres is ondergebracht. Die bezoeken kunnen heel moeilijk zijn. Je zit in een heel opgeklopte sfeer bij elkaar. Ik heb me wel eens bedreigd gevoeld. Dan had ik een kind leuk aangekleed en dan zei haar vader: 'wat zie je er stom uit, dat mens heeft je die rare kleren zeker aangetrokken'. Hans: "Als ouders er zelf vrede mee hebben is het makkelijker, maar meestal is dat natuurlijk niet zo. Geen enkele ouder wil zo'n situatie." Hans vertelt over een plaatsing die veel indruk op hen heeft gemaakt. Een paar jaar geleden kwam er een jongetje van 9 maanden bij hen in huis dat lichamelijk werd mishandeld en daardoor onder toezicht stond. De ouders gaven toe dat het regelmatig mis ging en Hans en Francien hoopten dat Sean voortaan bij hen zou kunnen wonen. Dat ging echter niet door, omdat de rechter het kind niet definitief uit huis kon plaatsen wegens gebrek aan bewijs. Francien: "Ik heb nog wel eens gebeld om te vragen hoe het ging. Maar ik kon er niet tegen om dan te moeten horen dat hij niet praatte en niet liep. Terwijl hij dat bij ons allemaal wel deed." Hans: "Een van de minder leuke kanten van pleegzorg is dat je met enige regelmaat geconfronteerd wordt met de vraag hoeveel recht er eigenlijk gedaan wordt aan het kind." Ze hebben ervan geleerd, houden afstand en rekenen niet op een 'blijvertje' als een pleegkind bij hen in huis geplaatst wordt. Pleegouders vertellen, juni 1999 "Vroeger dacht ik dat pleegouders allemaal van die schapen met vijf poten waren." Contactadvertentie
Een tweede bezoek leidde tot volgen van de STAP-cursus. "Dat was een heel intensieve periode, we waren echt voortdurend met pleegzorg bezig. Maar toen we eenmaal dat goedkeuringsstempel op onze bil hadden was het afgelopen. Want voordat er dan een kind is gevonden dat goed in jouw gezin past....dat duurt wel even." "Na een tijdje werden we gebeld met de mededeling dat er een kind voor ons was. Dat is raar hoor, het lijkt we alsof je moet reageren op een contactadvertentie. Vervolgens zijn er twee maatschappelijk werkers met ons komen praten. Die hebben ons de plaatsing afgeraden, zeiden: 'Dit kind vraagt zoveel aandacht, de kans is groot dat je binnen twee jaar een pleeggezin moet zoeken voor je eigen oudste'. In de herfstvakantie van '92 werden we gebeld over Henri, een hindoestaans jochie van vier en een half met een taalachterstand. We hebben toen gesprekken gevoerd met de maatschappelijk werkster en met de pleegmoeder waar Henri op dat moment geplaatst was." "De kinderen zijn steeds in de procedure betrokken, ze waren toen tien en zeven. Maar ze hebben het niet altijd leuk gevonden dat er een pleegkind bij hen in huis kwam wonen. Toen we eens naar het kindertehuis moesten om Henri te ontmoeten, huilde Jasper: 'Waarom heb ik van die rare ouders?' Ik kon me dat wel voorstellen, er is veel minder rust in je gezin als je een pleegkind in huis haalt." Ontwikkelingsstoornis
Henri paste zich heel gemakkelijk aan, zowel hier thuis als op zijn nieuwe school. "Het was natuurlijk mooi dat het makkelijk ging, al vond ik het wel bijzonder dat zo'n jochie zoveel meemaakt en maar gewoon doorgaat. Achteraf is het té soepel gegaan. Het wordt ons nu pas duidelijk dat Henri niet in staat is zich te hechten." "We merken zelf aan kleine dingen dat hij anders is. We hadden bijvoorbeeld een jong katje dat na een half jaar plotseling dood neerviel. Jasper en Saskia waren helemaal overstuur, en het deed mij ook veel. Toen Henri thuiskwam was het enige dat hij zei: "en wanneer gaan we dan een nieuwe halen?" Terwijl hij altijd met dat katje speelde." "We hebben hem laten testen op het Ambulant Bureau Jeugdhulpverlening. Volgens hen heeft Henri een perversere ontwikkelingsstoornis, een licht broertje van autisme. We willen hem nu speltherapie laten volgen. Henri kan ontzettend goed spelen, ook als hij alleen is. In speltherapie kan hij misschien dingen uit z'n vroegste jeugd verwerken. Hij leert zich dan meer te uiten en krijgt er een sociale vaardigheidstraining, zodat hij ook leert wat een vriendje is. Nu koopt hij vriendschappen: voor een boterham, een Sultana, een pen die niet van hem is." Eigen moeder "We zijn heel streng voor Henri, of laat ik zeggen: consequent. Structuur is heel belangrijk voor hem, dat merken we vooral op school, op de hockey en als hij uit logeren gaat. Door de vaste routine hier in huis valt het ons niet meer zo op. Maar de hockeyvereniging wil liever niet dat Henri meegaat op kamp. Ze vinden hem lastig, hij laat zich erg leiden door impulsen van buitenaf. Als kinderen tegen hem zeggen: durf je dit of dat en ze vinden hem stoer als hij het doet, dan doet ie het. Op school noemen ze hem een 'zonder bodem kind'. Je stopt er veel in en je krijgt er niks voor terug, bedoelen ze. Ik ervaar dat niet zo, want het is een scheet van een jong." "Henri ziet zijn moeder eens in de zes of acht weken. De eerste jaren gaf ze hem alleen maar veel snoep en video, maar sinds ze een vaste vriend heeft doen ze ook wel eens iets anders. Als Henri jarig is blijft hij een nachtje bij haar slapen, dat vindt hij erg leuk. Hij krijgt dan ook altijd cadeautjes die ik vreselijk vind, maar hij vindt ze prachtig. Ik moet zeggen dat hij daarna altijd een beetje ontregeld is, hij vindt dan dat hij alles mag. Twee keer per jaar is echt voldoende. Tussendoor vraagt hij nooit uit zichzelf naar haar. Hij heeft geen echte vriendjes, niet veel logeeradressen. Naar haar toegaan is voor hem zoiets van: dan heb ik ook wat." Ander kind "Over de begeleiding zijn we niet altijd tevreden geweest. Maar je hebt het recht om daar iets van te zeggen, en dat hebben we gedaan. We hebben nu iemand die hartstikke goed is. In het begin vond ze geloof ik dat we een te hoog verwachtingspatroon hadden maar inmiddels zijn we naar elkaar toe gegroeid. Ik kan bij haar mijn verhaal kwijt. Zeggen dat Henri me een rotstreek heeft geleverd zonder dat ze Henri er op aan zal kijken. Buitenstaanders hebben vaak iets van: 'dat wist je toch voordat je er aan begon'." "Als je aan pleegzorg begint weet je dat er vaak iets met een kind is. Aan de andere kant: met je eigen kind kan er ook van alles aan de hand zijn. Henri is voor mij geen ander kind dan Jasper of Saskia. Ik moet me tegen hem wel anders gedragen en daar voel ik me wel eens schuldig over. Maar ik hou niet minder van hem dan van Jasper of Saskia. Nog steeds vieren we ieder jaar de dag dat hij bij ons is komen wonen. Hij krijgt een cadeautje en we doen dan iets dat iedereen leuk vindt. Henri heeft rust gekregen door bij ons te komen wonen. En hij ziet nu in ieder geval dat het gewoon is om dingen voor elkaar te doen, dat je cadeautjes koopt voor iemand die je aardig vind en dat je de afwasmachine ook eens leegruimt als niemand dat van je vraagt." Pleegouders vertellen, maart 1999 'Ik heb mijn eigen pleeggezin uitgekozen.' Proefperiode
Toen Cindy vijftien was ontstond er een crisis in het tehuis waar ze woonde. Cindy: " We maakten veel ruzie met elkaar. En de groepsleiding wisselde de hele tijd, mensen werden steeds ziek en overspannen." De leiding van het tehuis besloot de groep waar Cindy in zat uit elkaar te halen. Annet: "Wij werden gebeld met de vraag of Cindy hier terecht kon. De keuze was hier of crisisopvang. Maar crisisopvang is ook maar voor zes weken, en dan moet er weer iets anders gevonden worden." In het begin was het voor niemand duidelijk of Cindy nu echt was verhuisd, of dat ze maar tijdelijk weg moest. Annet: "Toen ze gebracht werd had ze maar een klein tasje met kleren bij zich, terwijl ik dacht dat ze lange tijd zou blijven. We hebben zelf haar spullen opgehaald. In eerste instantie hebben we haar ook wel aangemeld voor andere opvang, maar het duurde zo lang voordat daar een plaats vrij was." Willem: "We vonden dat die onzekere situatie niet te lang mocht duren en hebben al vrij snel een gesprek gehad met Cindy's voogdes om te kijken of ze hier zou kunnen blijven. Achteraf zijn die eerste maanden een soort proefperiode geweest, dat was heel prettig." Cindy: "Die onzekerheid in het begin herinner ik me niet zo. Ik vond het wel heel moeilijk dat ik al mijn leeftijdsgenoten achter moest laten, die miste ik erg. Het werd beter toen ik hier vriendinnen kreeg, via school en via het voetbal." Vond ze het vervelend om uit te leggen waar ze vandaan kwam en waarom ze daar was weggegaan? Ze haalt haar schouders op. "Ik weet het niet. Het was nou eenmaal zo gegaan." Aanpassen
Cindy's voogdes had Willem en Annet gewaarschuwd: 'Weet waar je aan begint, jullie hebben zelf drie kleine kinderen en het is niet niks om dan zomaar een een puber in huis te nemen'. Annet: "Wat ik in het begin echt moeilijk vond was dat ik mijn avonden kwijt was. De kleintjes lagen om zeven uur op bed, maar Cindy natuurlijk niet. Ik had toch het gevoel dat ik een stukje van mijn vrijheid inleverde. Bovendien zit zo'n kind midden in een leeftijdsfase waar je haar niet in hebt zien groeien. Zo stond er bijvoorbeeld plotseling een vriendje op de stoep. Ik dacht echt: 'wat moeten we hier nu weer mee'. De oudste van mijn eigen kinderen was pas vijf. We waren natuurlijk ook heel voorzichtig met haar, we wilden haar in geen geval het idee geven dat ze er niet bij mocht zijn." Willem: "We vroegen ons vaak af in hoeverre Cindy echt uitsprak wat ze voelde of dacht. Want als het bij ons mis zou gaan, waar moest ze dan heen." Cindy: "Nou ja, ik heb me ook wel eens ingehouden." Annet: "Dan ging ze boven schelden, dat hoorden we dan wel. Ik zeg nog wel eens, als je vindt dat ik raar doe, moet je dat zeggen. Maar dat doet ze nog steeds niet zo gauw." Cindy: "Als ik wat wil zeggen maar het is druk in huis, dan denk ik al snel: laat maar gaan. En dan kom ik er niet meer op terug. Nu zeg ik het ook wel eens tegen mijn vriend, en dan is het ook gezegd." Willem: "Het enige waar we echt afspraken over hebben gemaakt toen ze kwam is dat ze zich moest aanpassen aan onze christelijke levenswijze. Ze is naar een christelijke school gegaan en moest van ons op zondag mee naar de kerk. Dat heeft ze zonder morren gedaan, tot de dag dat ze achttien werd. Daarna is ze niet meer met ons mee geweest." Organisatorische rompslomp

Na een paar maanden werd de plaatsing van Cindy door de rechter goedgekeurd. Annet: "Maar eigenlijk veranderde er daardoor niet zoveel. We kregen een vergoeding, dat was goed geregeld. Maar we hielden dezelfde voogd, wat heel prettig was. Willem: "We hadden ook niet zoveel behoefte aan begeleiding, want het ging gewoon goed. Maar we konden haar steun wel gebruiken bij allerlei organisatorische rompslomp: haar paspoort, het regelen van studiefinanciering, dat soort dingen." Annet zou over een jaar of vijf wel weer pleegkinderen in huis willen nemen. "Ik zorg graag, en denk altijd: 'als wij ze niet opvangen, waar komen ze dan terecht?'. Ik heb zelf in een kindertehuis gewerkt maar ik denk echt dat wonen in een gezin voor kinderen veel prettiger is. Als ik bijvoorbeeld terugdenk aan hoe wij de kinderen in het tehuis naar bed brachten, dat was toch lopende band-werk, dat kon gewoon niet anders. Met Cindy hebben we weinig problemen gehad. Het scheelde misschien dat ze de enige puber in huis was, ze hoefde niet op te boksen tegen andere kinderen. Cindy heeft broers of zussen van haar eigen leeftijd dan ook niet gemist. "Ik denk ook niet dat ik een pleegbroer of -zus van mijn eigen leeftijd leuk had gevonden. Dan was ik vast jaloers geweest." Ze weet niet of ze zelf pleegkinderen zou willen: "Al die ellende die je in huis haalt." Willem: "Je bedoelt dat je dan weer geconfronteerd wordt met je eigen verleden?" Cindy:" Ja. En vreemde kinderen vragen veel geduld en dat heb ik niet. Maar misschien doe ik het wel eens een weekend." En lachend voegt ze daaraan toe: "Hooguit een weekend." Pleegouders vertellen, februari 1999 'De wereld houdt niet op bij je eigen voordeur.' Een plek in ons hart
Waarom bent u pleegmoeder geworden? "We hadden zelf al drie kinderen, van 11, van 10 en van 6 jaar. Alledrie geadopteerd omdat we zelf geen kinderen konden krijgen. In de krant lazen we vaak berichten over kinderen die behoefte hadden aan een veilige plek. Dat raakte ons erg en we vonden dat we nog wel een plek in ons hart voor die kinderen hadden. Aanvankelijk kozen we voor langdurige pleegzorg, want ik zag er tegen op steeds afscheid te moeten nemen. Later zijn we toch begonnen met crisisopvang, dat was hard nodig en we zeiden: "We doen het tenslotte niet voor onszelf maar voor die kinderen". "Ik had niet voor pleegkinderen kunnen zorgen als ik geen andere kinderen had gehad. Je moet niet adoptief ingesteld zijn als je pleegkinderen in huis neemt. Tegelijkertijd moet ik zeggen dat ik van René heel veel ben gaan houden en dat Patrick voor mijn gevoel een eigen kind is. Van kleine kinderen kun je nu eenmaal moeilijker afstand bewaren. Ik vind dat Patrick nu het recht heeft hier groot te worden. Zelf vindt hij dat ook. Op zijn negende zei hij plotseling: 'Ik woon hier al negen jaar en kom uit jouw buik'." Voorbereiding
Kunt u iets vertellen over de komst van uw eerste pleegkind? "We waren Patrick's derde pleeggezin. Het was een heel druk en onzeker kind. Toen we hem wilden ophalen had hij zich verstopt. Later hebben hem als een aapje van zijn pleegmoeder afgetrokken. In de auto heeft hij gebruld totdat we de hoek om waren, daarna nooit meer. Dat zegt wel iets over hoe zo'n kind zich steeds weer aanpast. "Onze eigen kinderen vonden het leuk dat Patrick kwam, ze hadden de adoptie van de jongste natuurlijk al meegemaakt. Die was 2 jaar en 3 maanden toen ze hier kwam. We hadden ze wel voorbereid, ook gezegd dat we niet wisten hoe lang dit jongetje bij ons zou blijven. Ze vonden het erg spannend. Bij andere gezinnen raakten mensen in verwachting enzo, dat maakten ze bij ons niet mee. En nu kwam er toch een kind bij. " "We hebben nooit een STAP-cursus gevolgd, dat bestond nog niet toen we begonnen met pleegzorg. Ik denk wel dat die cursussen belangrijk zijn, vooral omdat je je goed leert inleven. Stel je maar eens voor dat er tegen je wordt gezegd: Over een uur ga je naar een ander huis, wat wil je meenemen? Je moet je realiseren wat dat betekent. Toen Patrick kwam dacht ik dat het voldoende zou zijn als ik genoeg liefde gaf. Maar zo'n kind is verdrietig, opstandig, boos, in de war. Daar mag je als pleegouder niet aan voorbijgaan." Diefstal "Na de komst van René hadden we plotseling drie pubers in huis. Dat ging er vaak heftig aan toe, maar het ging me redelijk goed af. Niet lang daarna ben ik met crisisopvang voor pubers begonnen. Dat is vaak heel zwaar geweest omdat veel kinderen ernstige gedragsstoornissen hadden. Om een voorbeeld te geven: nog niet zo lang geleden hadden we een jongen van zestien in huis die een complete inbraak in scène heeft gezet. Ik kwam 's ochtends beneden en zag dat de huiskamer een grote chaos was. We belden de politie, en toen bleek dat mijn pleegzoon wel erg veel details kende. Achteraf denk ik, dat was natuurlijk een schreeuw om aandacht, maar wel op een vreselijke manier. Hij is daarna bij ons weggegaan. "Toch wil ik niet ophouden met de begeleiding van pubers. Ik vind het leuk om ze aan hun verstand te brengen dat bepaalde dingen echt niet kunnen. En dat andere dingen moeten. Studie bijvoorbeeld. Ik heb een pleegdochter gehad die ik 's ochtends wel twintig keer moest wekken om naar school te gaan, maar uiteindelijk heeft ze wel haar diploma gehaald. Dat geeft mij enorm veel voldoening." Een rijker mens "Pleegzorg geeft me het gevoel dat ik echt iets kan betekenen voor een ander. Financieel houd je er niets over. Maar innerlijk wordt je er een rijker mens van: je wereld houdt niet op bij je eigen voordeur. Toen ik aan pleegzorg begon had ik een mening over hoe ouders hoorden te zijn. Ik kon me niet voorstellen dat een moeder anders met haar kinderen om zou gaan. Nu weet ik dat het ook anders kan. En dat als het misgaat, het altijd uit onmacht is. "We hebben best hele lastige dingen meegemaakt. Maar het heeft ons er nooit van weerhouden om pleegzorg te doen. Sterker nog: zodra het huis hiernaast vrijkomt willen we een 'groot pleeggezin' gaan vormen." Pleegouders vertellen, december 1998 'Eigenlijk weet je niet waar je aan begint.' Veel afwisseling
Els: "We zijn dol op kinderen. Het leek ons wel wat om op die manier kinderen te helpen. Bovendien werden onze eigen kinderen groter, het werd bij ons weer wat rustiger." Peter: "Het gekke is, toen de kinderen klein waren hadden we het ontzettend druk. Toen dacht ik vaak, ik wou dat we tien jaar verder waren, dan had ik weer eens wat tijd voor mezelf. Maar toen het eenmaal rustiger werd, dachten we alleen maar, ach, we kunnen er eigenlijk wel weer wat bij hebben. We zijn ook geen mensen die zelf veel weg willen, we gaan eigenlijk nooit naar het theater ofzo, daar geven we niet om. Ik trek me terug op mijn eigen kamer als het me even teveel wordt. En als we de kans krijgen maken we samen een wandeling. Een paar weken per jaar staan we bovendien op een camping op de Veluwe." Waarom kozen jullie voor crisisopvang? Els: "We hadden gedacht dat we ons voor langdurige pleegzorg zouden opgeven. Maar tijdens de STAP-cursus veranderde dat. Het past bij ons, we vinden het een uitdaging om juist die kinderen te begeleiden die plotseling uit huis zijn geplaatst. En het is natuurlijk afwisselend." Het eerste pleegkind
Els: "Je weet eigenlijk niet waar je aan begint hoor, zelfs niet na een STAP-cursus. Zes jaar geleden werden we gebeld met de vraag of er diezelfde middag nog een kind kon komen, een meisje van zes, blind en verstandelijk gehandicapt. " Peter: "Ik had ja gezegd zonder daar goed over na te denken." Els: 's Middags werd ze met een taxi uit school gebracht, een heel en teer klein meisje, ze leek pas een jaar of drie. De chauffeur legde haar in mijn armen, ik dacht meteen, ach, kind toch. Ze lag veel op de grond te spelen, ze brabbelde wat. Pas na een tijdje kwamen we erachter dat ze steeds 'Kortjakje' zat te zingen. Van tevoren hadden ze gewaarschuwd dat ze vreselijk kon gillen, maar dat viel eigenlijk wel mee. Ze was wel angstig, hield niet van onbekende dingen." Melanie is 11 maanden gebleven. Daarna is ze naar een ander pleeggezin gegaan, daar woont ze nu nog steeds. Kwaliteiten

Wat moet een pleeggezin in huis hebben? Els: "Wij hadden het voordeel dat we veel ervaring hadden met onze eigen kinderen. We zijn er pas mee begonnen toen onze oudste 18 was, we hadden dus alle leeftijden meegemaakt." Peter: "We hebben allebei veel geduld, we zijn nuchter. En we praten heel veel met elkaar over de kinderen." Els: "Gevoel voor humor is belangrijk. We lachen heel veel, dat heb je wel nodig hoor. Verder proberen we consequent te zijn. Kinderen zijn vaak stuurloos als ze bij je komen. Toen Linda voor het eerst bij ons aan de ontbijttafel zat zei ze: En gaan we dit nu voortaan ieder dag doen? Dat had ze nog nooit meegemaakt." Je komt met een heel andere wereld in aanraking. Els: Ja, en je moet de problemen van die ouders wel van je af kunnen zetten. Gewoon denken: ik zorg ervoor dat er wat rust komt, dat is nu het beste. Soms is dat lastig, want je hoort al die verhalen natuurlijk wel. We hebben weleens een meisje gehad die weer thuis geplaatst werd, terwijl van tevoren eigenlijk wel duidelijk was dat dat niet zou lukken. Maar ze kwam uit een gezin waar al meer kinderen weggehaald waren, de hulpverlening vond dat moeder nog een kans moest krijgen. Dat is dan wel moeilijk, hoewel ik achteraf moet zeggen dat ze gelijk hadden." De moeilijkste tijd
Is het wel eens echt misgelopen? Els: "Nooit in de zin van dat een kind het huis uit moest. Van de zomer hadden we een jongetje waarmee het niet goed ging, die maakte zoveel ruzie. Regelmatig stonden er kwaaie ouders aan de deur, dan had ie stenen gegooid naar andere kinderen of geslagen. Maar toen hij wegging moest hij wel afscheid nemen van een aantal vriendjes." Wat was het moeilijkst? Els: "De periode dat er een autistisch jongetje bij ons woonde. Toen hij kwam ging hij in een hoekje zitten spelen. Ik knipoogde naar hem, daar moest hij om lachen. Toen dacht ik, hee, dat kan dus wel. Want als een kind geen oogcontact maakt wordt het echt moeilijk De kinderen werden er gek van, iedere handeling herhaalde hij wel honderd keer, pas daarna was het bekend. En ook liep hij voortdurend achter de andere kinderen aan." Peter: "Hij was nadrukkelijk aanwezig maar liet heel weinig emoties zien. Je pompte er van alles in, maar je kreeg niks terug, hij gaf geen respons. Dat vreet energie." Els: "Hij is nog mee geweest op vakantie, maar daarna heb ik de dagen echt afgeteld. Ik kreeg geen band met hem. Voor hemzelf was het trouwens wel goed geweest, je kon zien dat hij wel was opgeknapt. En zijn ouders waren echt blij met ons. Zijn moeder zei: Ik ben blij dat jullie gezien hebben dat er iets met hem aan de hand is." Eigen kinderen
Els: " Van de zomer hadden we een heel druk duo, een jongen en een meisje, die veel schreeuwden en overal om huilden. Mijn kinderen vroegen na een paar dagen wanneer ze weer weg zouden gaan. Maar toen ze wat rustiger werden gingen de grote kinderen vanzelf voor die kleintjes zorgen." Peter: "Behalve de jongste hebben ze allemaal hun eigen kamer. Daar mogen de kleintjes ook niet spelen, de jongens hebben daar echt hun eigen plek." De jongste zoon, acht jaar, deelt zijn slaapkamer met pleegkinderen vanaf zijn tweede jaar. Peter: "Soms zegt hij wel eens dat hij dat zat is, omdat zo'n kind te hard snurkt of heel vroeg wakker is. Maar als we geen pleegkind hebben vraagt hij wanneer er weer een komt." Els: "Mensen vragen wel eens of ik anders met de pleegkinderen om ga dan met mijn eigen kinderen. Maar dat is niet zo, ik hou ze op schoot, knuffel ze alsof het mijn eigen kinderen zijn. Maar als ik weet dat ze weggaan begin ik afscheid te nemen. Vouw ik de was op, denk ik, dat hoeft straks niet meer. Maar het kost me altijd een paar tranen. Zelfs dat autistische jongetje. Ik dacht echt dat ik opgelucht zou zijn als hij weg was. Maar ik vond het zo zielig, dat hij zo is. Dat hij naar zo'n tehuis moest." Het blijvertje
Een van de crisispleegkinderen is gebleven
Els: "Linda paste erg goed in ons gezin. Toen duidelijk werd dat ze niet terug naar huis kon hebben we gevraagd of ze niet bij ons mocht blijven. Zij is nu toch een beetje eigen kind geworden. Ik denk over haar als over mijn eigen dochter." Peter: "Het etiket pleegzorg verdwijnt langzamerhand." Linda heeft nog wel contact met haar eigen ouders. Haar vader ziet ze maandelijks, haar moeder om de twee maanden. Die bezoeken verlopen redelijk." Els: "Linda is nu vier en een half jaar bij ons, het ziet ernaar uit dat ze blijft tot ze achttien is. Maar ze mag ook langer blijven als ze dat wil. Zelf zegt ze dat ze blijft totdat ze gaat trouwen."

REACTIES

K.

K.

ik heb er veel van geleerd

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.