Scholieren tussen 13 en 17 jaar gezocht!

Doe mee aan dit korte onderzoek over statiegeld en maak kans op 20 euro Bol.com tegoed

Meedoen

Bodemonderzoek + bodemeigenschappen

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas vwo | 2461 woorden
  • 14 oktober 2007
  • 19 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
19 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Examenstress? Niet met Examenbundel!

Over minder dan drie weken zit je jouw examens te maken. Slaat de examenstress toe? Sla nog snel Examenbundel, Samengevat en Examenbuddy in voor je probleemvakken en own je examens! Jij. Kunt. Dit.

Ik wil slagen
Bodemonderzoek en bodemeigenschappen
Hoofdstuk 1; Bodem en fasen.

Bij dit hoofdstuk proef 3: het bepalen van de dichtheid van een grondsoort. Dit zijn de metingen ervan:
grondsoort Massa in gram Volume in ml dichtheid
klei 83 100 830 kg/m3 – 0.83 gr/cm3
zand 205 100 2050 kg/m3 – 2.05 gr/cm3
potgrond 26 100 260 kg/m3 – 0.26 gr/cm3
Bij deze proef hebben we enkele metingen gedaan, en zo kan je de dichtheid van de betreffende grondsoorten berekenen.

Van de metingen leid ik af dat zand de grootste dichtheid heeft, daarna klei en daarna potgrond. Dus zand ik zwaar en potgrond is licht. Klei ligt er tussenin.

Verschillende grondsoorten hebben ook verschillende dichtheden.
De dichtheid van een grondsoort bereken je door: massa gedeeld door volume. Als een grondsoort een grote dichtheid heeft, zakt hij eerder. Dit zie je ook in het water. Zand, een grondsoort met een grote dichtheid, zakt eerder en sneller naar de bodem dan klei.
Een rivier heeft een bovenloop, middenloop en benedenloop. In de bovenloop stroomt de rivier sneller dan in de benedenloop. Daar vindt alleen de afzetting van een zware grondsoort plaats, bijvoorbeeld grind. Deze grondsoort heeft een grote dichtheid. In de middenloop vindt de afzetting van zand plaats, want daar stroomt de rivier al wat minder snel. Pas aan het einde van de rivier, de benedenloop, stroomt hij zacht genoeg, zodat kan de klei bezinken. Deze grondsoort heeft namelijk een kleine dichtheid, waardoor gemakkelijk word meegevoerd door een stroom.

Zo is ook het strandzand neergelegd. Door middel van afzetting.
Maar dat zand is ooit ergens vandaan gekomen. Ooit was zand namelijk rots. Maar onder invloed van verwering en erosie brokkelen bergen af tot rotsblokken, rotsblokken tot keien, keien tot grind en grind tot zand. Het wordt dan meegenomen door wind of ijs. Ook wordt het vaak door rivieren afgezet bij de monding. Een gemiddelde rivier doet er ongeveer een miljoen jaar over om zandkorrels over een afstand van 100 km stroomafwaarts te verplaatsen.

De tweede proef die we bij dit hoofdstuk hebben uitgevoerd is proef 5. In dit onderzoek gaan we de dichtheid bepalen van de vaste stof in verschillende grondsoorten. Dit zijn de metingen:
zand ml gram Dichtheid vaste stof in zand
zand 50 172.5 172.5 gr. ÷ 30 cm³=
5.75 gr/ cm³
5750 kg/m³
water 30
Zand + water 60
zand 30

potgrond ml gram Dichtheid vaste stof in potgrond
potgrond 50 83 83 gr. ÷ 20 cm³=
4.15 gr/ cm³
4150 kg/m³
water 30
Water+potgrond 50
potgrond 20

klei ml gram Dichtheid vaste stof in klei
klei 50 111.5 111.5 gr. ÷ 22 cm³=
5.07 gr/ cm³
5070 kg/m³
water 30
Klei + water 52
klei 22

In een grondsoort zijn alle drie de fasen aanwezig. De vaste stoffen zijn de mineralen, afkomstig van gesteentes en organisch materiaal, maar ook van dieren- en plantenresten. De vloeistof is water en het gas is lucht. Deze drie fasen zijn allen even belangrijk voor al het leven in de bodem.
Alledrie deze fasen zijn nodig voor het leven in de bodem dat houd in; de diertjes en de plantjes. De verhouding tussen water, lucht en het vaste deel in een grondsoort, bepaald of een grondsoort heel erg vruchtbaar of juist helemaal niet vruchtbaar is.
De lucht in de grond is zeer belangrijk, niet alleen omdat het leven het nodig heeft, maar ook zodat er water in de bodem kan doorvloeien.
Zoals te zien is in de tabel, heeft de vaste stof in zand een grote dichtheid. Dus deze grondsoort heeft weinig lucht erin. Potgrond daarentegen wel, daarom word het ook potgrond genoemd. Je kan er namelijk makkelijk planten in laten groeien. Grond heeft dan ook veel lucht nodig als je er leven in wilt. Dit komt doordat bacteriën, een vorm van leven in de grond, lucht nodig hebben. Bacteriën zorgen voor voedsel voor planten. Deze met het blote oog niet zichtbare diertjes, maken uit organische mest, gewasresten en groenbemesters voedingsstoffen vrij die natuurlijk voor de planten bedoeld zijn. Daarom is het natuurlijk belangrijk dat de grond luchtig is. Dat is ook de reden dat de boer de grond omploegt. Zand is dan ook niet geschikt om te bebouwen; het is veel te dicht. Dit leid ik af uit mijn metingen. Kleigronden dus wel. En potgrond zeker, en daar word het uiteraard ook voor gebruikt.
Grond mag zeker ook niet te droog zijn. Natuurlijk heeft de plant gewoon water nodig om te groeien en te leven, maar indirect is er ook water nodig voor planten. Er zijn namelijk schimmels die nuttig zijn in de bodem en die absoluut vocht nodig hebben om in te leven. Een voorbeeld hiervan protozoën. Het zijn eencellige organismen die zich met schimmels en bacteriën voeden. Ze hebben voldoende vocht nodig om in te leven, ze komen dan ook alleen in een grond voor waar veel water in kan of in zit. Protozoën hebben twee belangrijke functies in de grond; - ze reguleren de ontwikkeling van bacteriën en schimmels en zorgen ervoor dat bepaalde groepen zich niet te extreem kunnen ontwikkelen. - ze maken bij het verteren van bacteriën en schimmels voedingsstoffen vrij en spelen daardoor een belangrijke rol bij de plantenvoeding. Vooral de laatste is erg belangrijk voor de landbouw. Bij het verteren van schimmels en bacteriën komen voedingsstoffen, vooral stikstof en fosfor, vrij. En dat is dus belangrijk voor de plantjes.
een bacterie
Lucht in de grond is niet alleen nodig voor de planten, het kan ook voor heel andere dingen nuttig zijn. Actinomyceten zijn een soort van bacteriën, ze onderscheiden zich ervan doordat ze, net als schimmels, in strengen voorkomen. Ze komen echter alleen voor in een luchtige bodem. Ze maken, als afweerstof tegen bacteriën, antibiotica aan. Bovendien zijn ze zeer nuttig voor het afbreken van plantenresten. En, niet dat het veel zin heeft, ze zorgen ook voor de boslucht die de bodem/grond heeft.
Natuurlijk is het vaste deel van een grondsoort ook van belang; de planten moeten toch ergens in wortelen. Bovendien zit er in de bodem zelf ook voeding. En de diertjes in de bodem, die ook helpen, hebben de grond zelf nodig om zich in te nestelen en voeding uit te halen. Zo hebben alle drie de fasen in een grondsoort een functie. En zijn alle drie nodig voor het leven (in de bodem) en de landbouw.
diverse bacteriën in de bodem
Nog even wat weetjes:
Uit organische mest, gewasresten en groenbemesters moet het bodemleven de voedingsstoffen vrijmaken die onmisbaar zijn voor de plant. Daarnaast heeft het bodemleven nog diverse andere functies. Te onderscheiden zijn de volgende: - Afbraak van plantenresten, mest en dode bodemorganismen en vrijmaken van voedingsstoffen hieruit (mineralisatie) - Opbouw van organische stof die slechts traag wordt afgebroken (humusopbouw, humificatie) - Opbouw van een goede bodemstructuur: - losmaken van een te dichte grond door het graven van gangen. - vorming van slijmstoffen die de bodemdeeltjes aan elkaar kitten. - mengen van organische en anorganische bodemdelen. -beperken van te grote aantallen ziekteverwekkende organismen
Nog meer weetjes:
-Lucht komt in de grond door gaten. Deze gaten kunnen worden gegraven door wormen. In deze wormgaten kunnen weer wortels van planten door heen groeien. Dit is heel handig, vooral in een hele dichte grondsoort. Zo komt er toch nog wat lucht in de grond!!

-Als een grondsoort een grote dichthei heeft, zoals zand, dan geleid deze beter de bodemtrillingen dan een grondsoort met een kleine dichtheid.

twee bodemprofielen twee akkers

Hoofdstuk 2; Water in de bodem.

Bij dit hoofdstuk hebben we proef negen gedaan. Dit zijn de resultaten:
Van potgrond:
Aantal ml Aantal seconden Het debiet in ml/s
1e druppel 3 seconden 1/3 druppel per seconde
10 10 1
20 15 1 1/3
30 20 1.5
40 25 1.6
50 37 1.35
60 48 1.25
70 59 1.19
80 61 1.31
90 2 minuten 0.75
100 6 minuten 0.28
In een grafiek de resultaten:

Van zand:
Aantal ml Aantal seconden Het debiet in ml/s
1e druppel 165
10 210 0.048
20 450 0.044
30 600 0.05
40 630 0.063
45 660 0.068

Een plantje in een plantenpot een huisje dat verzakt….
De verschillende grondsoorten hebben een verschillend debiet. Debiet is de hoeveelheid water die per seconde langskomt. Dit debiet kan ook iets zeggen over de doorlaatbaarheid van een grondsoort. Als het een groot de biet heeft, zoals potgrond, laat het veel water door. Maar zand laat juist niet veel door. Dit heeft denk ik ook te maken met de dichtheid, het woord zegt het al; hoe dicht iets is. Zand heeft dan ook een grote dichtheid.
Dit is handig voor het bouwen van dijken. Want het zou niet zo mooi zijn als al het water gewoon door een dijk heen kon dringen. Daarom is zand een geschikte grondsoort voor een dijk. Het laat weinig door, bovendien kunnen er planten op groeien, zodat de wortels van deze planten de dijk bij elkaar kunnen houden.
Maar voor het in tuinpotten kweken of bouwen van plantjes is zand niet erg handig. Want de grondsoort moet dan juist wel doorlatend zijn. Zo kan het water naar de wortels van het plantje toe. En dit kan niet wanneer de grond een heel laag debiet heeft.
Ook op de akker werkt het zo, een grondsoort met een laag debiet kan niet worden gebruikt in de landbouw. Daar moet het water juist makkelijk in de grond kunnen trekken, anders verdampt het water voor dat het in de grond heeft kunnen stromen.
Als je een stoep of tegel wil aanleggen kun je dit beter op zand doen, dan op klei. In klei zakt het water nog moeilijker weg dan in zand. Er zouden dan grote plassen op komen te staan.
Huizen kun je beter op een grondsoort met een laag debiet doen. Want als je een huis bouwt op een grondsoort met een hoog debiet dan zuigt deze al het water op als een spons. Daar door kan het huis gaan verzakken, omdat het dan een zacht, drassig stuk grond wordt.

Het andere proefje wat we bij dit hoofdstuk hebben gedaan was over capillaire stijging van water, deze hebben we niet zelf uitgevoerd, maar we moesten naar het resultaat kijken. Dit was hoe het is uitzag:

Het bovenstaande figuur kan met water worden gevuld, je zult zien dat het dunste buisje dan tot het hoogst gevuld. Dat komt doordat water graag zo hoog mogelijk naar boven kruipt. Dit heet capillaire stijging.
Het derde proefje van dit hoofdstuk ging over de capillaire werking van grof en fijn zand.
Dit zijn de resultaten:
Grof zand fijn zand
minuten Hoogte in cm minuten Hoogte in cm
0 0 0 0
5 12 5 5
10 16 10 5.5
4 dagen helemaal 4 dagen 10

Bij grof zand trekt het water het snelst omhoog. Uiteindelijk komt het water daar ook hoger. Dit komt omdat deze grondsoort kleinere holtes heeft als fijn zand, zodat het water flink ver omhoog kon kruipen. Dus fijn zand heeft, als je uit gaat van onze metingen, grote holtes.

In de bodem zit grondwater. Dit heeft de bodem nodig om vruchtbaar te blijven. Dit water trekt in kleine, nauwe tussenruimtes tussen de vaste deeltjes in de bodem.
Het grondwater staat hoger dan in de sloot. Dat komt door de capillaire werking van de bodem. Het gaat in die tussenruimtes zitten en is dus omhoog getrokken. Dit komt door de aantrekkingskracht of adhesie tussen de vaste stof en het water. Hoe kleiner de tussenruimtes zijn, des te hoger kan het water komen.

Planten hebben allemaal verschillende soorten wortels; lange, korte, dikke en dunne.
De planten die lange wortels hebben kunnen reiken tot aan het grondwater. Deze plant heeft dan waarschijnlijk ook veel water nodig en daarom heeft deze plant bij zijn schepping lange wortels gekregen om diep tot het grondwater te reiken. Waarschijnlijk zit het grondwater diep, omdat in het gebied waar deze plant voorkomt, een grondsoort heeft met grotere tussen ruimtes in de bodem. Zodat het grondwater niet ver omhoog kon kruipen. Maar toch had deze plant veel water nodig en kreeg hij bij zijn ontwikkeling lange wortels.
Planten die korte wortels hebben voor in een gebied met een grondsoort met kleine tussenruimtes in de bodem. Zo kan het water ver omhoog kruipen en zijn er geen lange wortels nodig. Maar het kan ook zijn dat deze plant dan weinig water nodig heeft.
Dit is allemaal met elkaar in verband; lange wortels= veel water nodig/diep liggend grondwater, dus grote tussenruimtes in de bodem.
Korte wortels= weinig water nodig/ ver reikend grondwater, dus kleine tussenruimtes in de bodem.
Planten…… en hun wortels….

Hoofdstuk 3; Vruchtbare bodem.

Het eerste proefje bij dit hoofdstuk:De weerstand van deze grondsoorten:
spanning stroomsterkte weerstand
potgrond 12 V 0.05 A 240
zand 12.46 V 0.01 A 1246
klei 12 V 0.03 A 400

Tweede proefje dat we hebben gedaan, was de weerstand meten van een kunstmest oplossing. Dit zijn de resultaten:
spanning
stroomsterkte
weerstand
Gedestilleerd water
12 V 3.1 mA 3870.97
Kas 23(kunstmest oplossing) 12 V 1.21 A 9.92

Zoals je kan zien in de tabel, is potgrond het vruchtbaarst. Die heeft de minste weerstand.Daarna komt klei en zand is het onvruchtbaarst.

Humus.
Kunstmest is niet altijd nodig. Als er veel bomen staan, maken die hun eigen voedingsstoffen. De bladeren vallen op de grond, die verteren niet helemaal en dan heb je humus.
Bij ontbossing heeft dit het een versterkt effect; als je bomen weghaalt dan kunnen die bladeren ook niet meer op de grond vallen en zijn er minder voedingsstoffen voor de bomen dus groeien ze ook minder.
humus en bomen….
Maar in de landbouw halen ze deze bladeren weg. Dat komt omdat het vrij lang duurt voor dat de bladeren humus zijn geworden. En zolang kunnen ze natuurlijk niet wachten. Daarom gebruiken ze; kunstmest, mest en compost. Dit is geen natuurlijke stimulering van de groei van planten. Er zitten dan ook veel onnatuurlijke stoffen in kunstmest. Dat kan op de lange duur weleens fataal zijn voor de diertjes in de bodem. Want er zitten ook giftige stoffen in voor de mens, dus waarom niet voor de dieren. Maar dit is zeker niet goed want ook de diertjes in de bodem hebben een belangrijke functie bij de groei van planten. Zoals ik heb uitgelegd in het tweede hoofdstuk.
compost…

Kunstmest
Kunstmest is een mengsel van stoffen die proberen te groei van planten te helpen. Er zitten veel voedingsstoffen in, voor de planten. Deze voedingsstoffen zijn zouten.
Zout geleid goed de stroom, daarom is de kunstmest oplossing ,uit het tweede proefje van dit hoofdstuk, vruchtbaar. Het heeft weinig weerstand dus geleid het goed.
Zand daarentegen heeft veel weerstand en geleid dus niet goed. Deze grondsoort word ook niet gebruikt om op te verbouwen.

dit is kunstmest….
Kunstmest zit er niet natuurlijk uit en er zitten veel giftige stoffen in, maar voor de plant zijn ze goed.

Bronvermelding

- AK 2 h/v
- www.gaiabodemonderzoek.nl
- scholieren.com trefwoord;dichtheid
- encyclopedie op de computer

Verder heb ik alles uit mijn hoofd gedaan. Ik heb wel af en toe aan mensen wat gevraagd.

Inleiding

Dit is dus mijn werkstuk bodem. Ik heb me niet precies gehouden aan de inhoud wat er op het bord stond, maar het heeft er wel allemaal mee te maken……
Veel leesplezier!!!

Afsluiting

Ik vond het wel leuk om dit werkstuk te maken. Maar ik vond het moeilijk om er in info over te krijgen. Er was niks in de bieb en alleen op sommige sites vond ik wat. Dus dat was best wel lastig maar het is wel gelukt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.