AIDS

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 2646 woorden
  • 5 juni 2001
  • 198 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
198 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Onderwerpen

ADVERTENTIE
Sturen mensen in jouw appgroep ongevraagd naaktbeelden door?

Weinig mensen zitten te wachten op ongevraagde naaktbeelden, maar toch worden ze massaal doorgestuurd. Het verspreiden van zulke beelden is eenvoudig, maar kan grote gevolgen hebben voor degene over wie het gaat. Het is dus belangrijk om in actie te komen als je ongevraagd naaktbeelden van iemand hebt ontvangen. Weten wat jij het beste kunt doen? 

Check het nu!

AIDS of HIV-virus

1. Wat is AIDS?

AIDS is een bepaald soort longontsteking dat normaal alleen voorkomt bij mensen met een verzwakte afweer. Deze ziekte kwam opeens heel vaak voor bij jonge homoseksuele mannen, die daarvoor altijd gezond waren geweest. De naam AIDS staat eigen voor Acquired Immune Deficiency Syndrome. In het Nederlands nomen we dit het Verworven Immuun Deficiëntie Syndroom. Dit betekent dat het afweersysteem van de mens niet meer goed functioneerd. Als er niets met het afweersysteem aan de hand is, houdt het infecties tegen. Maar als de persoon besmet is met het HIV-virus, vermindert het afweersysteem steeds meer. HIV staat voor Humaan Immunodeficiëntie Virus, ook wel het Aids-virus. Wanneer iemand met het HIV geïnfecteerd is, gaat het lichaam van die persoon antistoffen maken. Deze antistoffen zijn wel in staat om het proces langzamer te laten verlopen, alleen niet om het virus te vernietigen. Het virus breekt het afweersysteem af. Het lichaam wordt daardoor vatbaar voor allerlei aandoeningen, waartegen het normaal wel bestand zou zijn geweest, bijvoorbeeld een bepaald type longontsteking. Een AIDS-test kan aantonen of iemand tegen het AIDS-virus in het bloed heeft. Deze persoon is dan HIV-geïnfecteerde. Als die persoon HIV-geïnfecteerde is, noemen we hem seropositief. Iemand die seropositief is, hoeft nog niet meteen ziek te zijn. Daardoor merken de mensen vaak niet dat die persoon besmet is. Pas als het afweersysteem is aangetast en er ziekteverschijnselen optreden, kan de dokter zeggen dat die persoon AIDS heeft. Je kunt niet precies zeggen hoeveel jaar iemand nog te leven heeft of na hoeveel jaar iemand echt AIDS krijgt. Soms krijgt iemand echt AIDS na 2 jaar, de ander krijgt pas ziekteverschijnselen als hij 10 jaar verder is. Gemiddeld duurt het zo ongeveer 8 tot 10 jaar, voordat iemand klachten krijgt.

2. Hoe kan iemand AIDS voorkomen?

Veel mensen die AIDS hebben, hebben onveilige seksuele contacten gehad. Als je dat hebt, loop je kans op besmetting. Alleen als allebei de mensen weten dat ze niet met het AIDS-virus besmet zijn, hoeven ze wat AIDS betreft geen maatregelen te nemen. Het hoeft hier niet alleen te gaan over mannen met vrouwen, maar het kan ook gaan over homoseksuele mannen of vrouwen. Behalve via onveilig seksueel contact kan iemand ook besmet raken door het gebruik van het spuiten van drugs en onveilige bloedtransfusies. Door veilig te vrijen, bescherm je jezelf, maar ook de ander. De meest gebruikte manieren van veilig vrijen zijn het gebruik van een condoom bij vaginale geslachtsgemeenschap of een extra sterk condoom bij anale geslachtsgemeenschap. Als je een condoom gebruikt, betekent dat niet meteen dat je helemaal geen kans meer hebt op besmetting. Het biedt alleen bescherming als het niet knapt, scheurt of afglijdt. Een condoom zal minder snel kapot gaan als je glijmiddel gebruikt. Je mag hiervoor nooit dingen als vet, vaseline of producten op basis van olie gebruiken. Dit tast het rubber aan, waardoor het minder sterk wordt en eerder zal scheuren of knappen. Een ander veel gebruikt anticonceptie middel is de pil. De pil werkt wel tegen het zwanger raken van een vrouw, maar niet tegen geslachtsziekten. De meeste vrouwen gebruiken dan ook naast de pil gewoon het condoom. Er zijn natuurlijk nog heel veel meer anticonceptiemiddelen, maar die middelen geven geen van allen bescherming tegen AIDS of andere SOA’s.

3. Hoe wordt AIDS verspreid?

Het AIDS virus zit in je lichaamvochten. Dus bijvoorbeeld : sperma + bloed. Dit virus kan verspreid worden als je in contact komt met het lichaamsvocht van iemand anders die AIDS heeft. Dus bijvoorbeeld door:

- Onveilig vrijen, - Lenen van eerder gebruikte naalden, - Overdracht van moeder op baby; bij zwangerschap bijvoorbeeld, - Gebruik van bloedproducten of transfusie met besmet bloed.

Bij iemand die besmet is bevatten vooral het sperma en het bloed hoge concentraties AIDS. In voorvocht is de concentratie lager maar nog wel genoeg om het over te brengen. In de andere lichaamsvochten is het virus wel aanwezig maar daarvan is de concentratie zelfs te laag om het over te dragen. Zweet en speeksel en tranen bevatten dus ook aids maar ze zijn niet besmettelijk.

3.1 Veilig vrijen
Als je onveilig vrijt loop je altijd de kans op een besmetting met HIV. Als je geen voorzorgsmaatregelen treft vrij je onveilig. Dus is het belangrijk dat je geen risico’s neemt. Het is dus het beste om veilig te vrijen zolang je niet zeker weet of de ander besmet is.

3.2 Lenen van eerder gebruikte naalden of spuiten bij drugsgebruik
Als men een spuit gebruikt blijven er altijd restjes bloed achter. Als jij dus een gebruikte spuit van iemand anders leent kan er nog bloed van de ander inzitten. Als dit bloed met AIDS besmet is loop jij ook een grote kans met AIDS besmet te zijn, omdat als je spuit je direct in je bloedbaan komt dus het bloed van de ander komt ook in jouw bloedbaan.

3.3 Overdracht seropositieve moeder op kind
HIV kan worden overgedragen van moeder op kind, als de moeder seropositief is. De moeder deelt namelijk haar bloedbaan met die van de baby, dus de baby ontvangt dan ook het besmette bloed van de moeder. Na de bevalling kan het zelfs ook nog van moeder op kind overgedragen worden, namelijk met borstvoeding.

3.4 Het gebruik van onveilig bloedproducten of bloedtransfusie met besmet bloed
De kans op AIDS via bloedtransfusies is in Nederland bijna uitgesloten. Sinds juli 1985 wordt het bloed getest op allerlei ziekte, waaronder ook op AIDS. Voor de rest van de wereld is de situatie overal anders. In de derde wereldlanden is het nog de grootste chaos en daar loop je de meest kans.

4. AIDS wordt niet overgedragen via:

4.1 Huidcontact: AIDS kan niet door een onbeschadigde huid binnendringen. Al heb je een wondje dan beschermt een pleister al genoeg en komt het nog in contact met bloed, sperma, vaginaal vocht of voorvocht dan is wassen met zeep voldoende.

4.2 Zoenen: speeksel bevat een te lage concentratie van het virus om iemand anders te besmetten.

Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

4.3 Toilet: Buiten het lichaam kan het virus niet in leven blijven, dus kan je daardoor niet besmet raken.

4.4 Ademen, hoesten, enz.: AIDS wordt alleen overgedragen door bloed, sperma, voorvocht en vaginaal vocht dus je kunt niet door ademen, hoesten, enz. besmet raken. Behalve als het zichtbaar bloed bevat.

Dus je kunt door al die andere fabels die rond gaan niet besmet worden omdat het AIDS virus alleen in groot genoegen concentraties in sperma, bloed, voorvocht en vaginaal vocht voorkomt.

5. Hoe wordt AIDS bestreden?

Er is op dit moment geen medicijn tegen AIDS en ook geen
vaccin. Men weet ook nog niet zeker of dit wel ontdekt kan worden. Er zijn op dit moment twee ziekteremmende middelen in onderzoeksstadium :

5.1 Antivirale middelen: deze middelen bestrijden het virus en remmen de ontwikkeling van het virus. Hierover zijn nog geen duidelijke resultaten. Een middel dat tot nu toe goed lijkt te werken is zidovudine, ook wel AZT. Dit remt de vermeerdering van het virus.

5.2 Naast de antivirale middelen zijn er ook middelen die de verschijnselen van AIDS bestrijden: Dit gebeurt het meest met antibiotica.

Toekomst

Aantal met HIV-geïnfecteerde mensen: - 14 miljoen volwassenen - 1 miljoen kinderen

2 miljoen mensen hebben daadwerkelijk AIDS.

Men verwacht dat het aantal seropositieve in 2000 rond de 40 miljoen zal liggen. De situatie in de VS loopt ongeveer drie jaar voor op die in Europa. Het virus verspreidt zich snel. Men denkt dat er in de VS 1 miljoen seropositieven zijn. In Europa is het aantal mensen met AIDS relatief klein. Men schat het aantal seropositieven op 500 000. In Nederland ligt het aantal seropositieve tussen de 8 000
en 12 000.

6. Het aantal stijgt hier echt nog wel

Er worden relatief veel jongeren getroffen door AIDS. Minimaal 50 % van de seropositieven zal ooit AIDS krijgen. Het beste middel dat we dan ook nu tegen AIDS hebben is een goede voorlichting. 7. Verhaal : Mijn vader had AIDS

« Ik zat bij moeder in de auto en vroeg wat mijn vader had. Was het kanker ? Was het AIDS ? Toen zei ze : ‘Je slaat de spijker op zijn kop’. Ze wilde er wel over praten, maar ik moest het echt, echt, echt willen. Thuis zijn we op de bank gaan zitten en hebben we gepraat. Ik wilde weten hoe hij aan zijn ziekte kwam. Mijn moeder zei dat mijn vader homo was, hij was met iemand naar bed gegaan die besmet was. Ik moest drie keer slikken. Dat verwacht je niet van je vader ! Toch bleef ik heel rustig, ik werd niet kwaad. Mijn vader lag op sterven het kon ieder moment afgelopen zijn, ik besloot van elk uur dat we nog hadden te genieten. » Mijn vader lag lang in bed « Mijn ouders zijn uit elkaar gegaan toen ik zes maanden oud was. Mijn vader bekende aan mijn moeder dat hij zich aangetrokken voelde tot mannen. Het was een grote verrassinng voor haar, ze had het niet zien aankomen. Hij had het goed verborgen gehouden. Mijn ouders zijn als vrienden uit elkaar gegaan. Ze hebben nooit lelijk over elkaar gesproken, in mijn bijzijn tenminste niet. Ik bleef bij mijn moeder wonen, zij heeft me opgevoed. Ik weet niet hoe het is om met een vader op te groeien. Toen ik ouder werd, hoorde ik dat mijn vader bij mijn moeder is weggegaan, omdat hij van een ander hield. Dan denk je automatisch aan een andere vrouw. Ik ging af en toe naar mijn vader toe. Dan belde ik hem om elf uur op : ‘Pap, ik kom zo langs’. Als ik dan om half twee langskwam, lag ie nog in zijn bed. Soms bleef hij tot vier uur liggen, dan was het voor mij wel weer tijd om naar huis te gaan. Nu weet ik dat dit kwam door zijn ziekte, maar dat wist ik toen niet. Als hij wel ‘wakker’ was, gingen we naar de hei toe met de honden, deden we spelletjes of zaten we de hele dag voor de televisie. Hij nam me overal mee naartoe, ook naar zijn vrienden. Hij had een vriend die in een chocoladefabriek werkte. Leuk vond ik dat, lekker veel chocolaatjes eten. Ik dacht dat hij ‘een’ vriend was. Dit soort kleine dingetjes staan me nog erg bij. Als ik er nu over nadenk, valt alles als een puzzel in elkaar. Er liepen altijd mannen in zijn huis rond, mannen die ook bleven slapen. Ik wist niet beter of mijn vader verhuurde een kamer... » Ik voelde me bedrogen
Francisca kreeg pas jaren later de waarheid te horen. « Op een dag kwam mijn vader de kroeg binnen en zag een man in een rolstoel zitten, hij had een deken over zijn benen. Die man was zijn partner geweest. Mijn vader vroeg aan iemand wat hij had. ‘Hij is seropositief’, werd er gezegd. Mijn vader heeft zich meteen laten testen. Het was mis. » Francisca was toen zes jaar. « Twee jaar later openbaarde het virus zich en werd hij ziek. Zijn moeder, zussen en broers wisten het. Verder wisten mijn moeder en enkele goede vrienden ‘t. Het werd niet aan de grote klok gehangen. Tegen mij werd gezegd dat hij een zware griep had opgelopen en bleef kwakkelen. Dat van die griep klopte wel, maar over de ‘hoofd-ziekte’ werd niets verteld. Mijn familie vertelde mij niks, omdat ze me wilde beschermen. Er was toen nog niet zo heel veel bekend over aids. Er waren mensen die dachten dat je het kon krijgen via de wc-bril of door iemand de hand te schudden. Mijn familie was bang dat ouders van klasgenootjes tegen hun kinderen zouden zeggen dat ze niet met mij mochten omgaan, zo van ‘zij is vast ziek en dan word jij ook ziek’. Toen mijn moeder het me uiteindelijk vertelde, voelde ik mij bedrogen. » Toch snapt Francisca waarom ze het haar niet hebben verteld. Het was sowieso al een moeilijke periode voor haar : « Ik had niet zoveel vriendinnen, ik werd gepest op school. Ik was altijd de langste van de klas en werd daarop gepakt. Ik was een rustig, onzeker kind. Als dit bekend was gemaakt, had ik misschien helemaal geen vrienden gehad. » Hij lag aan allemaal slangen en apparaten
Ze noemt haar vader een jojo, met jaren van ups en downs. « Mijn vader ging snel achteruit. Pilletje dit, pilletje dat, ziekenhuis in, ziekenhuis uit. Hij viel enorm af. Tegen mij werd van alles gezegd : ‘We weten niet wat hij heeft, hij heeft griep, de dokters weten het ook niet’. Hij lag in het ziekenhuis, met overal slangen om hem heen. Het was duidelijk dat het niet goed met hem ging. Hij moest naar de Intensive Care; nog meer apparaten en slangen. Je hoorde de beademingsapparatuur, de hartmachine die piepte. Hij zag er slecht uit, mager, wit, een ingevallen gezicht. Ik vond het heel erg om hem zo te zien. De laatste dagen zat hij in een zwart gat. Hij had geen zin meer en heeft alle apparatuur eruit getrokken. De artsen hebben hem toen morfine gegeven om het proces te versnellen. Dezelfde week is hij overleden. » Francisca was twaalf toen hij overleed, zijn dood is nu vijf jaar geleden. Vlak voor hij stierf, heeft Francisca haar vader nog gezien. « Ik zat naast zijn bed, hij zei ‘het spijt me’ tegen mij. Verder niets, alleen ‘het spijt me’. Mijn moeder denkt dat hij bedoelde dat het hem speet dat hij er zo weinig voor me is geweest. Dat hij nog zoveel met me had willen doen. Ik lijk op hem, dat krijg ik vaak te horen. « De crematie was erg triest. De kist stond vooraan, mijn oom ging erbij staan, anders was mijn vader zo alleen. Er werd trieste muziek gedraaid. Het laatste nummer was ‘Adieu’. Ik vond het erg moeilijk. Samen met mijn neef, die ook helemaal kapot was, ben ik naar buiten gegaan. Ik kon het op dat moment niet aan. » « Op school heb ik een meisje verteld dat mijn vader homo was en aids had. Zij bleek het al te weten. Haar tante lag bij mijn vader op de afdeling. Met haar had hij uitgebreid over zijn ziekte gesproken. Ik kon geen woord uitbrengen. ‘Waarom mocht zij het wel weten en je eigen dochter niet ?’ Ik heb veel gepraat met het meisje, ze is nog steeds een vriendin van me. Ik zit nu in Amsterdam op school en begin een steeds grotere bek te krijgen. Ik word niet meer gepest met mijn lengte. » Haar lengte heeft ze van haar vader. « Ik heb best veel van hem weg, vooral in mijn doen en laten. Ik heb een gat in mijn hand, ik geef mijn geld uit nog voor ik het gekregen heb. Dat had hij ook. Mijn moeder ziet veel van hem in mij. Als we ruzie hebben zegt ze: ‘Je bent precies je vader’. Ik word dan heel kwaad , zeg: ‘Verdomme, ik ben mijn vader niet’. Ik ben wie ik ben, ik kan er niets aan doen dat ik op hem lijk. Het geeft me een raar gevoel om met hem te worden vergeleken. Ik ben een maatje kwijt
Francisca gaat vragen over haar vader niet uit de weg. « In een nieuwe klas moet iedereen elkaar leren kennen. Op een gegeven moment komt de vraag : ‘Wat doet je vader ?’. ‘Die is overleden’. Ik vertel eerlijk waar hij aan gestorven is. Ik schaam me niet voor het feit dat mijn vader homo was. In de familie maken we er nu wel eens grapjes over. Eén van mijn zussen is lesbisch. ‘Zie je wel, het zit in de familie’, zeggen we dan. Ik heb niet het idee dat ik mijn vader kwijt ben, ik ben een maatje kwijt. Als vaderfiguur ken ik hem niet. Ik mis hem, vooral met verjaardagen, de feestdagen. Maar ook met gewone kleine dingen. Ik ben bijvoorbeeld een zeurpiet met eten. Laatst had mijn moeder iets gemaakt en ik vond het lekker, ik zat echt met smaak te eten. Ze zat me aan te kijken en we wisten van elkaar wat we dachten : dat had hij leuk gevonden als hij het had kunnen zien. »

« Ik zat bij moeder in de auto en vroeg wat mijn vader had. Was het kanker ? Was het AIDS ? Toen zei ze : ‘Je slaat de spijker op zijn kop’. Ze wilde er wel over praten, maar ik moest het echt, echt, echt willen. Thuis zijn we op de bank gaan zitten en hebben we gepraat. Ik wilde weten hoe hij aan zijn ziekte kwam. Mijn moeder zei dat mijn vader homo was, hij was met iemand naar bed gegaan die besmet was. Ik moest drie keer slikken. Dat verwacht je niet van je vader ! Toch bleef ik heel rustig, ik werd niet kwaad. Mijn vader lag op sterven het kon ieder moment afgelopen zijn, ik besloot van elk uur dat we nog hadden te genieten. » Mijn vader lag lang in bed « Mijn ouders zijn uit elkaar gegaan toen ik zes maanden oud was. Mijn vader bekende aan mijn moeder dat hij zich aangetrokken voelde tot mannen. Het was een grote verrassinng voor haar, ze had het niet zien aankomen. Hij had het goed verborgen gehouden. Mijn ouders zijn als vrienden uit elkaar gegaan. Ze hebben nooit lelijk over elkaar gesproken, in mijn bijzijn tenminste niet. Ik bleef bij mijn moeder wonen, zij heeft me opgevoed. Ik weet niet hoe het is om met een vader op te groeien. Toen ik ouder werd, hoorde ik dat mijn vader bij mijn moeder is weggegaan, omdat hij van een ander hield. Dan denk je automatisch aan een andere vrouw. Ik ging af en toe naar mijn vader toe. Dan belde ik hem om elf uur op : ‘Pap, ik kom zo langs’. Als ik dan om half twee langskwam, lag ie nog in zijn bed. Soms bleef hij tot vier uur liggen, dan was het voor mij wel weer tijd om naar huis te gaan. Nu weet ik dat dit kwam door zijn ziekte, maar dat wist ik toen niet. Als hij wel ‘wakker’ was, gingen we naar de hei toe met de honden, deden we spelletjes of zaten we de hele dag voor de televisie. Hij nam me overal mee naartoe, ook naar zijn vrienden. Hij had een vriend die in een chocoladefabriek werkte. Leuk vond ik dat, lekker veel chocolaatjes eten. Ik dacht dat hij ‘een’ vriend was. Dit soort kleine dingetjes staan me nog erg bij. Als ik er nu over nadenk, valt alles als een puzzel in elkaar. Er liepen altijd mannen in zijn huis rond, mannen die ook bleven slapen. Ik wist niet beter of mijn vader verhuurde een kamer... » Ik voelde me bedrogen
Francisca kreeg pas jaren later de waarheid te horen. « Op een dag kwam mijn vader de kroeg binnen en zag een man in een rolstoel zitten, hij had een deken over zijn benen. Die man was zijn partner geweest. Mijn vader vroeg aan iemand wat hij had. ‘Hij is seropositief’, werd er gezegd. Mijn vader heeft zich meteen laten testen. Het was mis. » Francisca was toen zes jaar. « Twee jaar later openbaarde het virus zich en werd hij ziek. Zijn moeder, zussen en broers wisten het. Verder wisten mijn moeder en enkele goede vrienden ‘t. Het werd niet aan de grote klok gehangen. Tegen mij werd gezegd dat hij een zware griep had opgelopen en bleef kwakkelen. Dat van die griep klopte wel, maar over de ‘hoofd-ziekte’ werd niets verteld. Mijn familie vertelde mij niks, omdat ze me wilde beschermen. Er was toen nog niet zo heel veel bekend over aids. Er waren mensen die dachten dat je het kon krijgen via de wc-bril of door iemand de hand te schudden. Mijn familie was bang dat ouders van klasgenootjes tegen hun kinderen zouden zeggen dat ze niet met mij mochten omgaan, zo van ‘zij is vast ziek en dan word jij ook ziek’. Toen mijn moeder het me uiteindelijk vertelde, voelde ik mij bedrogen. » Toch snapt Francisca waarom ze het haar niet hebben verteld. Het was sowieso al een moeilijke periode voor haar : « Ik had niet zoveel vriendinnen, ik werd gepest op school. Ik was altijd de langste van de klas en werd daarop gepakt. Ik was een rustig, onzeker kind. Als dit bekend was gemaakt, had ik misschien helemaal geen vrienden gehad. » Hij lag aan allemaal slangen en apparaten
Ze noemt haar vader een jojo, met jaren van ups en downs. « Mijn vader ging snel achteruit. Pilletje dit, pilletje dat, ziekenhuis in, ziekenhuis uit. Hij viel enorm af. Tegen mij werd van alles gezegd : ‘We weten niet wat hij heeft, hij heeft griep, de dokters weten het ook niet’. Hij lag in het ziekenhuis, met overal slangen om hem heen. Het was duidelijk dat het niet goed met hem ging. Hij moest naar de Intensive Care; nog meer apparaten en slangen. Je hoorde de beademingsapparatuur, de hartmachine die piepte. Hij zag er slecht uit, mager, wit, een ingevallen gezicht. Ik vond het heel erg om hem zo te zien. De laatste dagen zat hij in een zwart gat. Hij had geen zin meer en heeft alle apparatuur eruit getrokken. De artsen hebben hem toen morfine gegeven om het proces te versnellen. Dezelfde week is hij overleden. » Francisca was twaalf toen hij overleed, zijn dood is nu vijf jaar geleden. Vlak voor hij stierf, heeft Francisca haar vader nog gezien. « Ik zat naast zijn bed, hij zei ‘het spijt me’ tegen mij. Verder niets, alleen ‘het spijt me’. Mijn moeder denkt dat hij bedoelde dat het hem speet dat hij er zo weinig voor me is geweest. Dat hij nog zoveel met me had willen doen. Ik lijk op hem, dat krijg ik vaak te horen. « De crematie was erg triest. De kist stond vooraan, mijn oom ging erbij staan, anders was mijn vader zo alleen. Er werd trieste muziek gedraaid. Het laatste nummer was ‘Adieu’. Ik vond het erg moeilijk. Samen met mijn neef, die ook helemaal kapot was, ben ik naar buiten gegaan. Ik kon het op dat moment niet aan. » « Op school heb ik een meisje verteld dat mijn vader homo was en aids had. Zij bleek het al te weten. Haar tante lag bij mijn vader op de afdeling. Met haar had hij uitgebreid over zijn ziekte gesproken. Ik kon geen woord uitbrengen. ‘Waarom mocht zij het wel weten en je eigen dochter niet ?’ Ik heb veel gepraat met het meisje, ze is nog steeds een vriendin van me. Ik zit nu in Amsterdam op school en begin een steeds grotere bek te krijgen. Ik word niet meer gepest met mijn lengte. » Haar lengte heeft ze van haar vader. « Ik heb best veel van hem weg, vooral in mijn doen en laten. Ik heb een gat in mijn hand, ik geef mijn geld uit nog voor ik het gekregen heb. Dat had hij ook. Mijn moeder ziet veel van hem in mij. Als we ruzie hebben zegt ze: ‘Je bent precies je vader’. Ik word dan heel kwaad , zeg: ‘Verdomme, ik ben mijn vader niet’. Ik ben wie ik ben, ik kan er niets aan doen dat ik op hem lijk. Het geeft me een raar gevoel om met hem te worden vergeleken. Ik ben een maatje kwijt
Francisca gaat vragen over haar vader niet uit de weg. « In een nieuwe klas moet iedereen elkaar leren kennen. Op een gegeven moment komt de vraag : ‘Wat doet je vader ?’. ‘Die is overleden’. Ik vertel eerlijk waar hij aan gestorven is. Ik schaam me niet voor het feit dat mijn vader homo was. In de familie maken we er nu wel eens grapjes over. Eén van mijn zussen is lesbisch. ‘Zie je wel, het zit in de familie’, zeggen we dan. Ik heb niet het idee dat ik mijn vader kwijt ben, ik ben een maatje kwijt. Als vaderfiguur ken ik hem niet. Ik mis hem, vooral met verjaardagen, de feestdagen. Maar ook met gewone kleine dingen. Ik ben bijvoorbeeld een zeurpiet met eten. Laatst had mijn moeder iets gemaakt en ik vond het lekker, ik zat echt met smaak te eten. Ze zat me aan te kijken en we wisten van elkaar wat we dachten : dat had hij leuk gevonden als hij het had kunnen zien. »

REACTIES

A.

A.

erg goed

16 jaar geleden

L.

L.

hey Liselot,

ik heb gewoon een 9 ervoor gekregen heel erg bedankt.
ik zat echt vast
ik had net een hoop verjaardagen en ik had geen tijd (en zin) dus toen heb ik die van jou genomen want die leek we wel zeer goed!

nog een keer bedankt!

mazzels, lez

22 jaar geleden

I.

I.

Haloow,
ik wou evuh zegguh dat ik echt heel blij ben dat deze side er is
xx

21 jaar geleden

J.

J.

Hi Franciska, erg mooi verhaal fijn dat je het van je hebt afgeschreven. Jan.

21 jaar geleden

D.

D.

Ik was op zoek voor school naar AIDS, zo vond ik jouw verhaal en het raakte me echt, zelf heb ik een oom die homo en ik zal maar hopen dat niemand in mijn omgeving ooit aids zal krijgen, ik vind het echt knap dat jij er zo goed mee omgaat..
Ik moest dit gewoon even kwijt!
suc6

kusjes Daphne

21 jaar geleden

R.

R.

Ik wou toch ff laten weten dat ik ontzag heb voor mensen die zo'n ervaring hebben gehad en er dan een werkstuk over maken en op het internet zetten
Ik heb er verder veel aan gehad.

bedankt

21 jaar geleden

P.

P.

Hoi Liselot,
Ik vind dat je een erg mooi verslag hebt geschreven. Ik herkende er wel veel in want mijn vader is ook gestorven aan de ziekte Aids. Ik was 18 jaar toen ik hoorde dat mijn vader Aids had. Ik hoorde toen ook voor het eerst dat hij homo was. Drie jaar later is hij overleden. Dat is nu alweer zeven jaar geleden.
Ik vind het dapper dat je er een werkstuk van hebt gemaakt.

veel sterkte, Pauline

20 jaar geleden

K.

K.

hallo liselot ik vind het erg voor je vader en vind het heel goed dat je het durft te vertellen heel goed van je ik hoop dat je er niet mee gepest word

20 jaar geleden

R.

R.

Hey bedankt dat je je werkstuk op internet gezet hebt ik heb er veel aan gehad ;)

19 jaar geleden

W.

W.

eeeej aids is helemaal geen longontsteking..pffiesj
doei

19 jaar geleden

R.

R.

hoi liselot,
is jouw vader echt overleden aan aids?
die van mij ook toe ik 13 was. Hij was ook homo (of eigenlijk bisexueel) hij ging bij ons weg toen ik vier was. Hij kreef de ziekte toen ik 6 was. Ik herken veel in je verhaal en moest echt even snikken. Raar he? om je vader zo te verliezen?

14 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.