Tolerantie in de sport
Binnen de sport heeft zijn er veel verschillende mensen. Verschillen in geslacht, afkomst, huidskleur, godsdiens, geaardheid en lichamelijke en geestelijke vermogen. Een belangrijk standpunt van “fair play” is dat we tolerant zijn tegen al die verschillen. Tolerant wil zeggen dat we accepteren dat iemand anders is dan wij. Maar tolerant zijn beteken meer. Het betekent dat mensen anders mogen zijn.
Toch wordt juist in de sport geselecteerd op die verschillen. We maken verschillende groepen op basis van leeftijd, geslacht, speelsterkte (prestatieniveau) en soms, zoals bijvoorbeeld bij judo, op gewicht. Maar dit verschil wordt gemaakt om ervoor te zorgen dat mensen van gelijke sterkte tegen elkaar sporten, zodat er gespeeld wordt met gelijke kans om te winnen. In de sport wordt dit principe het gelijkheidsbeginsel genoemd. Dat wil zeggen dat in de sport alleen onderscheid tussen mensen gemaakt mag worden, om ervoor te zorgen dat de kansen om te winnen gelijk zijn. Alle andere vormen van onderscheid horen in de sport niet thuis.
Een uitzondering op deze regel is “positieve discriminatie”. Positieve discriminatie is een voorkeursbehandeling voor achterstandsgroepen. Dit is (wettelijk) toegestaan, zolang hun sportdeelname in gewone verenigingen achterblijft. Het doel van positieve discriminatie is het wegwerken van de achterstandspositie van die groepen. Om die reden zijn er speciale sportverenigingen, -scholen en -activiteiten voor vrouwen, allochtonen of homoseksuelen. De Gay Games die in 1998 in Amsterdam gehouden werden, zijn een mooi voorbeeld van een sportactiviteit, speciaal bedoeld voor een achterstandsgroep. Een evenement waar trouwens ook veel hetero's aan meededen.
Het is lastig om het verschil aan te geven tussen discrimineren en het maken van toegestaan onderscheid. Dit heeft onder andere te maken met de beleving van mensen. De een voelt zich sneller achtergesteld dan de ander. Het gelijkheidsbeginsel wil niet zeggen dat iedereen altijd precies gelijk behandeld moet worden; wel gelijkwaardig.
Tolerantie in de sport kun je zien in:
· Respect voor teamgenoten en tegenstander
· Het wegnemen van belemmeringen die sportdeelname van bepaalde (achterstands-) groepen in de weg kunnen staan
· Het bestrijden van intolerantie, vooroordelen, discriminatie en racisme.
Sportgeschiedenis
Voor 1800 werd het woord sport alleen in de Angel-saksische (Engeland, Amerika, Australie) landen gebruikt, in 1828 kwam het woord in Duitsland voor en pas na 1866 in Nederland. Het begrip was in het begin heel vaag, het had te maken met Engels. En iemand die aan sport deed, deed heel verschillende dingen. Behalve aan de activiteit werd het begrip sport ook gekoppeld aan de weddenschappen die ermee te maken hadden of aan een bepaalde manier van gedragen. Toen het begrip in Nederland kwam was het dus een vaag begrip. Daarom was het onduidelijk was het precies betekende en werd het begrip aan bepaalde activiteiten wel of niet gekoppeld. Men zag sport als een nieuwe activiteit tegenover de oude lokale manieren om je te vermaken. Men probeerde Engeland na te doen. Dus sport werd in het buitenland hetzelfde als de activiteiten die in Engeland populair waren en niet als de lokale activiteiten.
Opkomst van de moderne sporten
De breuk ligt dus in de periode 1800-1900. Daarvoor had je te maken met op sport lijkende activiteiten met eigen of geen regels. Daarna kwam de moderne sport. Dit had tot gevolg dat veel op sport lijkende activiteiten gereglementeerd en gestandaardiseerd werden maar er vielen ook heel wat activiteiten buiten de boot en deze zijn lokaal en zonder regels gebleven of verdwenen. Kenmerken van deze op sport lijkende activiteiten waren:
· Geen echte standaard of regels
· Geen wedstrijden
· Geen scheidsrechter
· Gebonden aan lokale gewoonten
In de lagere kringen was er geen behoefte aan standaarden en regels. In de hoogste kringen vond men dit wel belangrijk zodat men nationaal of zelfs internationaal wedstrijden kon houden. Er waren allerlei gebeurtenissen in de 19de eeuw die dat mogelijk maakten.
· Verbeterde infrastructuur
· Opkomst van de (nationale) media
· Betere communicatie (en sneller)
· Nationalisme
Bij deze verschijnselen moet je de opkomst van de moderne sport plaatsen. Voorbeeld: nationale competitie werd mogelijk door de verbeterde infrastructuur.
Deze modernisering begon in Engeland waar clubs werden opgericht die volgens standaard regels werkten. Toen dit eenmaal een feit was gebeurde dit over heel Europa in de tweede helft van de 19de eeuw. In drie decennia vanaf 1870 kreeg je bijvoorbeeld achtereenvolgens: de eerste voetbalclub, de overkoepelende nationale club en de FIFA. Dit zijn snelle ontwikkelingen die alleen maar mogelijk waren door de bovengenoemde gebeurtenissen in de 19de eeuw.
Verspreiding van de sport over de wereld
Waarom werd de sport zo snel internationaal gemaakt? Dit had te maken met andere ontwikkelingen van die tijd. Er was concurrentie op alle gebieden, door het opkomend en erg effectief gebleken kapitalisme en ook waren er heel veel (nieuw) contacten. Engeland was hierin de belangrijkste in de 19de eeuw en begin 20ste eeuw. Zij hadden militaire en koloniale contacten en ook heel veel handelscontacten. Deze contacten zorgden ook voor de verspreiding van de Engelse sporten.
Rond 1850 zorgde Engeland voor de wereldwijde verspreiding van de gereglementeerde sporten zoals voetbal, tennis, rugby en hockey.
Duitsland werd hierna de belangrijkste toen die aan het einde van de 19de eeuw en tot aan de Eerste Wereldoorlog de concurrentie aan ging met Engeland. Duitsland zette zich af tegen Engeland en kwam met andere sporten. Gymnastiek en turnen werden als nuttiger beschouwd dan de balsporten die in Engeland zo populair waren. Duitsland zorgde voor de verspreiding van deze sporten in Europa.
Rond dezelfde tijd ontwikkelden in de V.S. andere sporten zoals honkbal, volleybal en basketball. Deze sporten verspreiden en ontwikkelden zich heel sterk in de gebieden die onder invloed van de V.S. stonden (Filippijnen, Cuba, Midden-Amerika) en zouden vanaf het Interbellum (1918-1940) ook grotere aanhang gaan krijgen in Europa en de rest van de wereld. In de jaren 1970 tot en met de jaren 1990 kwamen daar ook sporten bij zoals joggen, surfen en beach-volleybal.
Het laatste land dat belangrijk was voor de sport in de wereld is Japan. Deze zorgde in de jaren '70 en '80 voor de verspreiding van Japans-Aziatische sporten in de wereld.
Een oplettende historicus ziet in deze vier landen, Groot Brittanie, Duitsland, Verenigde Staten, Japan een lijn die overeen komt met de politiek en economie van de 19de en 20ste eeuw: De verspreiding van de sporten is afhankelijk van de internationale machtsverhoudingen.
De uiteenlopende populariteit van de sporten
Niet alle sporten komen overal evenveel voor. Voetbal is bijvoorbeeld een vrij internationale sport, maar rugby is weer typisch Engels en Nieuw-Zeelands, Football en honkbal zijn typische sporten uit de V.S., korfbal is alleen in Nederland populair en crickett wordt voornamelijk gespeeld in Engeland, Pakistan en India.
Hoe komt dit? Je moet kijken naar hoe de sporten van de landen van herkomst naar de andere landen zijn gekomen (mondialisering) Hoe ging het daarna verder met de sport ? (nationale verbeiding) Deze twee processen lopen niet tegelijkertijd, terwijl in een land een sport al helemaal verbreid is kan het voorkomen dat de sport in een ander land nog helemaal niet bekend is.
We kijken weer naar de vier landen van herkomst:
Engeland - Duitsland - V.S. - Japan. Ieder land heeft zijn eigen nationale of lokale vormen van vermaak/sport maar deze zijn niet allemaal internationaal doorgebroken. Welke sporten doorbraken en welke niet hing af van de mensen die de sport verspreidden (zakenmensen, militairen, onderwijzers) en de mensen uit de landen die de sporten overnamen zelf (zakenlieden en jongeren)
Er is weinig bekend over de ontwikkeling van deze mondialisering. De Tsjechische geschiedkundige Wallerstein heeft er wel iets over geschreven. Hij gaat uit van een kernland of kernlanden met een invloedsfeer. Verder is er een semi-periferie en een periferie. Dit is het patroon: de meeste sporten ontstaan of worden gereglementeerd in de kernlanden, waarna ze verspreid worden over de semi-periferie en later ook over de periferie. De ontwikkeling ging vaak van de rijke landen naar de armere kun je ook wel zeggen. En eerst in steden en daarna ook de rest van het land.
In de Engelse koloniën waren andere sporten populair dan in de landen waar intensieve handelscontacten mee waren. Dit kwam omdat in de Engelse koloniën de bestuurders sporten deden die pastten in het public-school systeem (rugby, crickett, hockey), de elitaire sporten dus. Terwijl zeelieden en handelaren hele andere sporten deden en meebrachten naar de landen waar zij mee handelden. Voetbal was bij deze groep mensen populair.
Dit verklaart onder andere waarom voetbal in Zuid-Amerika zo populair is (Engeland handelde hier erg veel mee). In India was de afstand tussen Engelse bestuurders en de inheemse bevolking niet groot. Indiërs konden gemakkelijk mee doen aan de elite sporten. Dit verklaart waarom crickett en hockey in India en Pakistan nu enorm populair zijn. In Afrika was de afstand tussen de bestuurders en de inheemse bevolking heel groot. De inheemse bevolking werd buitengesloten dus werd hier voetbal populairder.
Ontstaan van voetbal in Nederland
Willem Johan Herman Mulier, beter bekend als Pim Mulier, werd op 10 maart 1865 geboren in Witmarsum (Friesland). In de Nederlandse sportgeschiedenis is Mulier een zeer belangrijk persoon omdat hij gezien wordt als één van de grondleggers van voetbal in Nederland. Al op vierjarige leeftijd werd hij door zijn vader min of meer gedwongen om het schaatsen onder de knie te krijgen. Waarschijnlijk speelde het feit dat Pim's vader de oprichter was van de "IJsclub voor Haarlem en omstreken" een rol hierin.
Nog geen jaar later, terwijl zijn ouders naar de slagvelden van de Frans-Pruisiche oorlog waren getrokken om te kijken hoe de oorlog haar sporen had achtergelaten in de grond, bevond Mulier zich op de kostschool van zijn oudere broer Pieter te Noordwijk. Hier bevonden zich ook Engelse jongens die behalve cricket ook football speelden. Waarschijnlijk leek dit spel meer op rugby dan op "soccer" maar het was voor Mulier genoeg om hierna met zijn vriendjes ook het spel te gaan spelen.
In 1879 zag hij een leren rugbybal hangen bij de Gruyter in Amsterdam, een winkel gespecialiseerd in Britse sportartikelen. Hij kocht deze meteen. Hetzelfde jaar zou hij (amper veertien jaar oud) samen met zijn vrienden de allereerste (en nog steeds bestaande) voetbalclub van Nederland oprichten: de Haarlemsche Football Club (HFC).
Naast voetbal ging Mulier zich ook bezig houden met atletiek, cricket en hockey. In 1889 richtte hij de Nederlandse Atletiek en Voetbal Bond (NAVB) op. Deze bond zou de atletiek echter al gauw opzij schuiven en zich alleen nog maar met voetbal bezig gaan houden. De NVB werd hierdoor de voorloper van de Koninklijke Nederlandse Voetbal Bond (KNVB).
Economische betekenis van voetbal
Ik heb hiervoor gebruik gemaakt van een onderzoek naar de maatschappelijke en economische betekenis van voetbal, in opdracht van de knvb. Deze betekenis wordt onder andere zichtbaar door de vele supporters (in de stadions, maar vooral ook voor radio en TV) en de vele beoefenaars van de voetbalsport als vrijetijdsbesteding. De hiermee samenhangende bestedingen van ons geld worden zichtbaar in de omzet, toegevoegde waarde en werkgelegenheid van de clubs in het betaald voetbal, de vele amateurclubs en bedrijven die in meer of mindere mate afhankelijk zijn van de voetbalsport.
NEI B.V. heeft de maatschappelijke en economische betekenis van het totale voetbal in Nederland in kaart gebracht in opdracht van de KNVB, sectie betaald voetbal.
Voetbal levert jaarlijks 3,5 miljard gulden op
De maatschappelijke betekenis valt uiteen in de bestedingen van
de verschillende betrokken partijen en het nut dat zij aan deze bestedingen ontlenen. De economische betekenis kan worden afgemeten aan de omzet, toegevoegde waarde en
werkgelegenheid van de clubs (betaald en amateur) en de bedrijven die afhankelijk zijn van het voetbal.
Om met de bestedingen te beginnen: de jaarlijkse bestedingen aan voetbal bedragen minimaal zo’n 3,5 miljard gulden. Het gaat dan niet alleen om de uitgaven van consumenten (kaartjes, merchandise, voetbalmaterialen, etc.), maar ook om bijdragen
van sponsors uit het bedrijfsleven, de verkoop van televisierechten en bijdragen van de overheid. Door speciale evenementen als Euro 2000 kan dit bedrag nog verder oplopen.
Het bedrag van 3,5 miljard gulden is als volgt opgebouwd:
1. consumenten en vrijwilligers dragen 2,5 miljard gulden bij, namelijk in de vorm van ‘echte’ bestedingen en tijdsinzet. De bestedingen van de actieve en passieve sportbeoefenaars hebben onder meer betrekking op contributies, voetbalartikelen en kaartjes voor wedstrijden. Via de ziektekostenpremies betalen
consumenten bovendien mee aan de kosten van blessure-behandelingen;
2. sponsors uit het bedrijfsleven betalen 765 miljoen gulden. Het bedrijfsleven ontdekt steeds vaker de mogelijkheden van voetbal als promotiemiddel, zowel voor het bedrijf zelf als voor individuele (nieuwe) producten. De toenemende belangstelling is af te lezen aan de explosieve groei van sponsorgelden (445 miljoen) en reclame-uitingen (325 miljoen). Van dit laatste bedrag komt het merendeel ten goede aan de clubs in het betaalde voetbal;
3. de overheid draagt 260 miljoen bij. Het grootste deel van dit bedrag bestaat uit subsidies (240 miljoen) en wordt in belangrijke mate bijeengebracht door de gemeenten.
Veelal worden met dit geld de sportaccommodaties onderhouden. De overige 20 miljoen is nodig voor de veiligheid rond de stadions.
Maatschappelijk nut
De bestedingen van 3,5 miljard gulden vormen een aanzienlijk bedrag. Toch ligt het maatschappelijk nut van voetbal, oftewel het nut dat alle partijen aan hun bestedingen ontlenen, nog hoger dan dit bedrag. Uit de snelle ontwikkelingen in de
bedrijfstak van voetbal blijkt dat consumenten, sponsors en de overheid bereid zijn om een hogere prijs te betalen voor het product ‘voetbal’. Blijkbaar ligt het nut dat zij uit hun bestedingen krijgen hoger dan de uitgaven in guldens. Daar komt nog bij dat sommige positieve aspecten van het voetbal niet in geld zijn uit te drukken:
1. voor de consument gaat het dan vooral om speel- en kijkplezier. Voor de individuele beoefenaars van de voetbalsport en de vrijwilligers die actief zijn bij de verenigingen staat het plezier dat voetbal geeft voorop. Kijken naar voetbal werkt ontspannend en is voor velen een goede besteding van de vrije tijd. Voor de ene beoefenaar betekent het plezier vooral gezelligheid en sociaal contact, voor de andere zijn het gezondheidsaspect en de eigen conditie belangrijker. Voetbal heeft verder een maatschappelijk nut door de vermeden kosten voor gezondheidszorg;
2. voor het bedrijfsleven is het voetbal een prima communicatiemiddel. Sponsoring van de sport kan bijdragen aan de naamsbekendheid van het bedrijf. Ook kan sponsoring helpen bij de introductie van een nieuw product. Niet in de laatste plaats
leent sponsoring van voetbal zich goed voor p.r. en het beheren van relaties. Op die manier kunnen bedrijven hun marktpositie behouden en verstevigen, wat zich weer vertaalt in hogere verkoopcijfers en winsten;
3. voor de overheid is voetbal een middel voor het bereiken van een aantal belangrijke maatschappelijke doelen. Zo bieden de voetbalverenigingen de mogelijkheid voor interactie en sociale binding tussen individuen en bevolkingsgroepen. Zonder het voetbal komen die interactie en binding wellicht veel moeizamer tot stand. Het voetbal loopt in tegenstelling tot bepaalde sporten als golf en hockey dwars door alle leeftijden, godsdiensten, klassen en culturen heen. Zo bezien biedt voetbal kansen voor een gelijkwaardige ontwikkeling van de verschillende groepen in onze samenleving.
Verder is voetbal belangrijk voor onze nationale identiteit. Als het Nederlands Elftal wint, groeit het Oranje-gevoel. Tenslotte wordt voetbal door de verschillende overheden ingezet voor promotie van land, stad of regio.
Tegenover de positieve aspecten van het voetbal staan uiteraard ook enkele negatieve zaken, zoals de spelverruwing en vormvervaging bij spelers en supporters. De positieve aspecten overtreffen de negatieve echter duidelijk.
Bijdrage aan maatschappelijke doelen
Naast de hiervoor genoemde bestedingen kan de economische betekenis van voetbal worden afgemeten aan de financiële stromen die omgaan in de voetbalsport. Hiervoor kan een uitsplitsing worden gemaakt naar vier relevante stromen (tussen haakjes de bruto omzet):
1. actieve vrije tijdsbesteding: 448 miljoen;
2. amateurvoetbal: 742 miljoen gulden;.iv
3. passieve vrije tijdsbesteding: 816 miljoen;
4. betaald voetbal: 807 miljoen.
Gecorrigeerd in verband met dubbeltellingen en bedragen die niet zichtbaar worden in de reële economie (onder andere tijdsinzet van vrijwilligers) levert dit op jaarbasis een totale omzet op van 2,7 miljard.
Van deze financiële stromen kunnen de economische effecten worden afgeleid, in termen van toegevoegde waarde (de omzet min de waarde van ingekochte goederen en diensten) en werkgelegenheid van de clubs uit het betaald voetbal, de amateurclubs en bedrijven die afhankelijk zijn van het voetbal. Voorbeelden van deze bedrijven zijn onder andere de media en de fabrikanten van sportkleding.
Door de clubs in het betaald voetbal, de amateurclubs en andere bedrijven die afhankelijk zijn van het voetbal wordt circa 1,3 miljard gulden aan toegevoegde waarde gecreëerd. Een groot deel komt voor rekening van het betaald voetbal, met name door de hoge salarissen van de spelers. Als tevens rekening wordt gehouden met toeleveranciers in de voetbalsector komt daar nog eens een half miljard gulden bij (figuur 2). De totale toegevoegde waarde van het voetbal bedraagt dus 1,8 miljard gulden. De werkgelegenheid van de sector bedraagt 19.400 arbeidsplaatsen. Bovendien werken er 182.000 personen als vrijwilliger.
Een laatste indicatie van de economische betekenis van voetbal wordt gevormd door de belastingen die de overheid van de sector incasseert. Deze bedragen 510 miljoen gulden en overtreffen duidelijk de uitgaven van de overheid.
Voetbal is uitgegroeid tot een belangrijk maatschappelijk fenomeen. Dit blijkt in de eerste plaats uit de vele actieve voetballers die wekelijks de velden betreden. De KNVB telt 1,1 miljoen leden, verdeeld over ruim 4.000 verenigingen. Verder is de belangstelling voor voetbal enorm. Honderdduizenden bezoeken de wedstrijden en de media (TV, radio en kranten) besteden dagelijks veel aandacht aan wedstrijden en achtergronden. Ook het bedrijfsleven laat zich niet onbetuigd: jaarlijks worden honderden miljoenen guldens geïnvesteerd in de sport. Tenslotte ziet de overheid sport steeds meer als middel voor het bereiken van maatschappelijke doelen.
De groeiende maatschappelijke betekenis van voetbal wordt bereikt door de gezamenlijke inspanning van overheid, clubs, sponsors, KNVB èn alle voetballiefhebbers. Een inspanning die erop is gericht een aantrekkelijk en gewaardeerd product te realiseren. Goed samenspel van deze partijen houdt het product ‘voetbal’ in stand en verhoogt wellicht nog verder de maatschappelijke waarde ervan.
Het EK van vorig jaar gaf een goed voor beeld van de economische en maatschappelijke gevolgen van voetbal. Het economisch effect van het bezoek van de fans was minimaal. De fysieke aanwezigheid van deze fans is echter absoluut noodzakelijk. Zonder hun aanwezigheid verliest de wedstrijd veel van zijn aantrekkingskracht. De grote meerderheid van virtuele fans die thuis aan het scherm vastgekluisterd zit, zou hen moeten betalen voor hun aanwezigheid.
Zo af en toe zal hier of in een ander Europees land het hele sociale leven stil vallen. Nationale sentimenten zullen weer hoogtij vieren. Het overwinnen van de Franse ploeg leidde tot nationale waardering voor de allochtone bevolking, heropleving van geloof in het eigen Frans kunnen en gaf terloops extreem rechts nog een gevoelige politieke klap. Stel dat straks Turkije Europees kampioen wordt. De Turkse maatschappij wordt onmiddellijk in een stroomversnelling van Europese integratie meegezogen. De maatschappelijke waarde van succesvol voetbal is niet altijd in economische termen uit te drukken. In het geval van nationale ploegen is die waarde sterk verbonden met nationale identiteit, in onze steeds verder reikende wereld is voetbal één van de weinig overblijvende nationale identiteitsverhogende activiteiten. En zo worden deze weken op de werkplek, tussen vrienden, buren poules georganiseerd, waarin elkeen zijn subjectieve en objectieve nationale voetbalgevoelens ten gelde kan maken.
Zo af en toe zal hier of in een ander Europees land het hele sociale leven stil vallen. Nationale sentimenten zullen weer hoogtij vieren. Het overwinnen van de Franse ploeg leidde tot nationale waardering voor de allochtone bevolking, heropleving van geloof in het eigen Frans kunnen en gaf terloops extreem rechts nog een gevoelige politieke klap. Stel dat straks Turkije Europees kampioen wordt. De Turkse maatschappij wordt onmiddellijk in een stroomversnelling van Europese integratie meegezogen. De maatschappelijke waarde van succesvol voetbal is niet altijd in economische termen uit te drukken. In het geval van nationale ploegen is die waarde sterk verbonden met nationale identiteit, in onze steeds verder reikende wereld is voetbal één van de weinig overblijvende nationale identiteitsverhogende activiteiten. En zo worden deze weken op de werkplek, tussen vrienden, buren poules georganiseerd, waarin elkeen zijn subjectieve en objectieve nationale voetbalgevoelens ten gelde kan maken.
Voetbal en milieu
Zowel nationaal als internationaal wordt gezegd dat het Nederlandse milieubeleid succesvol is. De combinatie van een probleemgerichte benadering -ingedeeld in de zogenaamde milieuthema's - heeft geleid tot een aanwijsbare vermindering van de druk op ons milieu.
Een van die miliethema’s waar onderzoek naar plaats vindt is het voetbal. Een overzicht van milieugevolgen van voetbal en aangrijpingspunten voor het beleid ontbreekt echter nog op nationaal niveau. Om in dit gebrek te voorzien stelt het ministerie van VWS in samenwerking met het ministerie van VROM het 'Landelijk beleidskader Voetbal en Milieu' op waarin raakvlakken tussen beide beleidsterreinen verder worden uitgewerkt. Het onderzoek Quick scan Sport en Milieu, dat Research voor Beleid in opdracht van beide ministeries heeft opgezet en uitgevoerd, zal de basis vormen voor het beleid maar nu is dat onderzoek nog in gang en geeft een eerste aanzet voor prioriteitsstelling. Het onderzoek schetst in hoofdlijnen de milieuconsequenties van voetbal en andere sporten en gaat ook in op de negatieve gevolgen die de voetbalsector ondervindt als gevolg van de milieuregelgeving.
Voetbal en normen en waarden
Hoewel er in het voetbal grote kansen liggen voor integratie van minderheden, staan de normen en waarden in het voetbal daar niet vaak naar. Discriminatie komt in deze tak van sport het vaakst voor, vooral tegenover homoseksuelen.
Voetbal is een sport voor echte mannen. Gedurende het spel is inzet en hardheid een groot goed, maar het respect voor de tegenstander is nog groter. Na afloop van een wed-strijd feliciteren de verliezers de winnaars, zo hoort het althans.
Het gedrag van spelers ten opzichte van elkaar is vaak totaal anders. De Italianen introduceerden het gebaar van een wapperende kaart, een teken aan de scheidsrechter om een gele, dan wel rode kaart te geven aan de tegenstander. De Duitsers zijn meesters in het zich laten vallen. bij voorkeur binnen de 665 vierkante meter die wij straf-schop-gebied noemen. In Spanje loopt er een nog groter fenomeen die de kwaliteiten van de Italianen en de Duitsers als geen ander weet te combineren: Hristo Stoichkov. Iets dichter bij huis hebben we professional Jan Wouters, die nog wel eens een jukbeen met een elleboog bewerkt, bewust op tenen gaat staan of verbaal een tegenstander provoceert, dit alles alleen gericht om een tegenstander uit zijn spel te halen.
De voor-beeldfunctie die het Betaalde Voetbal nu eenmaal heeft, wordt door de amateurs trouw gevolgd. Neem nu eens een gemiddelde 1ste klasse wedstrijd tussen bijvoorbeeld Urk en Spakenburg. Bij beide ploegen is bekend wie de spelbepalers zijn en die dienen vanaf het eerste fluit-signaal spijkerhard aangepakt te worden. Na vier minuten werd Ömer Tírgil van achteren genadeloos aangepakt, waarbij hij van geluk mocht spreken dat hij geen zwaar lichamelijk letsel opliep. Even later werd Henri Romkes van Urk neergesabeld om een doelkans te voorkomen. Toen Klaas Wakker werd gehaakt door Tírgil werd de Urker aangepakt door de Spakenburgers vanwege vermeende ‘Duitse’ activiteiten. Het gevolg was een massale vechtpartij tussen spelers, reserves, begeleiders en zelfs toeschouwers, die in allerijl van de tribune kwamen om te ‘helpen’. De overigens niet sterk acterende scheidsrechter kon niets anders doen dan een afkoelingsperiode in te lassen en hopen dat het verstand van de betrokkenen in die periode weer boven zou komen. Nadat er was hervat braken er nog acht hectische minuten aan, waarbij er nog steeds niet zachtzinnig met elkaar werd omge-sprongen. Het mooiste, maar ook meest fappante was echter wat er gebeurde nadat het laatste fluitsignaal geklonken had: Spelers van beide ploegen vielen elkaar in de armen. Veel mensen zullen er met verbazing naar hebben gekeken.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden