Voetbal

Het voetbalspel
Bij voetballen moet je de bal in de goal schoppen aan de andere
kant van het veld. Je moet zorgen dat de tegenstander de bal niet in de goal schopt aan jouw kant van het veld. Het veld
Het veld is bij de grote mensen 100 meter lang en 70 meter breed. Kinderen tot en met groep 6 spelen op een half veld. Op de hoeken van het veld staan vlaggen. Rond de goal staat een 16-meter-lijn. Daar binnen mag de keeper de bal in de handen pakken en buiten de die lijn niet. Als een speler hands maakt binnen de 16-meter-lijn, krijgen de anderen een penalty (een strafschop). Wat is nou een penalty? Dan mag je de bal op de stip leggen en op goal trappen. Dan wordt het meestal een goal. Maar soms ook
niet. Dan baal je wel erg. De goal

Boven de goal zit een lat. Die is ongeveer 7 meter lang. De palen zijn ongeveer twee en een halve meter hoog. Paal en lat zijn rond. Tussen de palen is er een witte lijn getekend op de grond. Als het goal is, moet de bal over de lijn zijn geweest. Als de bal op de lijn ligt, is het geen goal. Bij kinderen zijn de goals kleiner. De bal
De bal is rond ,want anders kun je er niet mee trappen. Er zijn heel veel soorten ballen: ballen voor de F1 zijn anders als voor de E1. D1 heeft weer andere ballen en C1, B1 en A1 ook weer anders. Ballen hebben ook nog kleuren zoals wit met rood of wit met zwart of helemaal wit. Maar in de sneeuw gebruiken ze een oranje bal. De spelregels
Je moet eerlijk spelen. Daarom zijn er spelregels. Je mag niet schoppen, duwen, vasthouden en laten struikelen. Ook
mag je de bal niet met de handen aanraken behalve de keeper. Als je toch een overtreding maakt, krijgt de andere ploeg een vrije trap. Als de bal over de zijlijn gaat, mag de andere ploeg ingooien. Als de verdediger de bal over de achterlijn schopt, is het keeperbal. Als de spits de bal over de achterlijn schopt, is het keeperbal. Als het goal is moet de andere ploeg aftrappen midden op het veld. De spelers
Er zijn heel veel spelers op de wereld. Alleen in Nederland zijn er al bijna een miljoen en dat is wel heel veel. Spelers moeten naar elkaar spelen: als je samenspeelt, kun je beter winnen. Soms kun je niet samen spelen als er niemand vrij staat. Dan moet
je goed kunnen dribbelen met de bal aan de voet. Spelers moeten
ook goed kunnen schieten anders kun je geen goal maken. En er moet ook nog een keeper bij. De keeper moet goed kunnen
duiken en de bal in de handen kunnen pakken. De keeper moet niet
klein zijn, want dan kan hij niet bij de lat. De keeper moet ook goed kunnen uitschieten. De scheidsrechter
De scheidsrechter is in het zwart gekleed, zodat hij anders is als de spelers. Hij is de baas op het veld. Hij heeft ook een gele en een rode kaart op zak. Bij een gemene overtreding krijg je de gele of rode kaart. Als je de rode kaart krijgt of 2 gele kaarten moet je uit het veld. De scheidsrechter krijgt hulp van twee grensrechters. Die lopen aan de zijlijn met een vlag te kijken of de bal over de lijn gaat. Ook moet hij vlaggen als een speler buitenspel staat. De trainer en de leider
De trainer traint de kinderen om goed te worden. Dan moet je

oefenen om goed naar elkaar te spelen en goed op goal te trappen. De trainer vertelt je ook waar je in het veld moet staan. De leider gaat mee naar wedstrijden. Bij groter kinderen moet de leider ook vlaggen. Hij moet vlaggen als de bal buiten het veld is. Het tenue
RKZVC speelt in een witte broek en een wit shirt met groene lijnen en witte kousen. Je moet er verzorgt uit zien. Je shirt moet in de broek en de kousen net onder de knie. De keeper draagt een ander shirt, zodat je hem gemakkelijk kunt
zien. De voetbalschoen
Met voetbalschoenen kun je beter voetballen als met gewone
schoenen. Er moeten noppen onder zitten, zodat je niet uitglijdt op het gras. Er staat meestal Lotto op of Adidas. Als je met voetbalschoenen tegen een been of knie schopt doet dat
veel pijn. Met een gewone schoen doet het een beetje pijn. Voetbalschoenen voor kinderen hebben minder noppen dan
voetbalschoenen voor grote mensen. De voetbalclub
Je hebt ook andere voetbalclubs nodig om tegen elkaar te kunnen
spelen. Er zijn er heel veel, bijvoorbeeld RKZVC uit Zieuwent en
Longa uit Lichtenvoorde. Op de televisie zie je vaak Ajax uit Amsterdam. Feijenoord komt uit Rotterdam en De Graafschap komt uit Doetinchem. Kampioen worden
Eerst begin je met oefenwedstrijden en daarna met de echte. Dat
noemen ze competitie. Als je de echte wedstrijden wint, dan krijg je 3 punten. Als je gelijk speelt, krijg je 1 punt en als je verliest krijg je 0 punten. Wij spelen 5 wedstrijden thuis en 5 wedstrijden uit. Ajax speelt 17 x thuis en 17 x uit. Wie de meeste punten heeft is kampioen. Het publiek
Dat zijn mensen die hun eigen team aanmoedigen. Zij gaan overal

kijken waar hun club speelt. Als hun club een goal maakt juichen ze heel hard. Als een andere club scoort, roepen ze wel eens “boeh”. Soms vechten ze wel eens met het publiek van de andere club en dat is helemaal niet leuk. Als de club kampioen wordt dan zijn supporters heel blij. Dan maken ze een groot feest.