Labyrint boekje 5

Inleiding.

Dit werkstuk gaat over alles wat ik in boekje 5 van labyrint geleerd heb. Bijvoorbeeld over levensbeschouwelijke vragen of alledaagse vragen.

Voorbeeld van een levensbeschouwelijke vraag: Waarom ben ik, ik?
Voorbeeld van een alledaagse vraag: Hoe laat is het?

Meer over zo’n vraag lees je in hoofdstuk 1.

1.Wie ben ik?

Opdracht 1:
1. Wie ben ik?
2. Waarom ben ik, ik?
3. Wanneer is het leven begonnen?
4. Als ik een ander geloof had zou ik dan anders zijn?
5. Waarom leven wij?

De meeste vragen van mijn vragen zijn levensbeschouwelijke vragen. Dat wil zeggen dat je er meestal niet meteen antwoord op kunt geven. Het tegenovergestelde van levensbeschouwelijke vragen zijn alledaagse vragen.

Levensbeschouwelijke vragen zijn:
1. Vragen die betrekking hebben op je hele leven.
2. Vragen die vaak nieuwe vragen oproepen.
3. Vragen met verschillende antwoorden.
4. Vragen die wezenlijk belangrijk zijn voor je leven.
5. Vragen met antwoorden die jou kijk op het leven vormgeven.
6. Vragen die veel over je levensbeschouwing duidelijk maken.

Gewone vragen zijn:
1. Vragen naar alledaagse zaken.
2. Vragen over een klein stukje van je leven.
3. Vragen waar je gemakkelijk antwoord op kunt vinden.
4. Vragen die vaak over feiten gaan.
5. Vragen waarbij het antwoord te controleren valt.

Opdracht 11:
1. Wie ben ik?
2. Waar komt het leven vandaan?

Wie ben ik: Ik ben een mens van vlees en bloed. Je kunt het zelf eigenlijk niet zeggen want, je wordt beoordeeld door andere mensen die dit beoordelen. Zij geven een oordeel over jouw persoon, jouw karakter. Zij bepalen in zekere zin ook hoe ik me voel.

Waar komt het leven vandaan: Wanneer is het begonnen? Waarom is het begonnen? Wie is begonnen? Dat zijn allemaal vragen waar ik geen antwoord op weet.

2.Jouw naam, je identiteit?

Namen zijn een identificatiemiddel. Ze geven aan wie je bent, waar je vandaan komt en wie je ooit zal worden. Ouders geven hun kind een naam om het bestaansrecht te geven: je mag er zijn. Je bent geen nummer, je bent geen niets, je hebt een naam, een persoonlijke naam. Namen worden gekozen vanwege hun betekenis in de cultuur, de familiegeschiedenis of vanwege hun speciale betekenis. Of gewoon omdat we een naam gewoon mooi vinden.

Het verhaal van jouw leven, wie jij bent, kan op verschillende manieren verteld worden. Wanneer je bijvoorbeeld bij de grens moet laten zien wie je bent, laat je je paspoort zien. Je kunt je legitimeren, laten zien wie je bent, door je paspoort. De vraag ‘Wie ben ik?’ wordt dan wel heel letterlijk gecontroleerd. De officiële papieren laten zien wij jij bent. Nou ja, niet echt natuurlijk. We weten dan nog alleen maar je naam, geboorteplaats en nationaliteit. Deze feiten noemen dat ook wel de juridische optiek. De vraag ‘Wie ben je?’ is in deze optiek geen levensvraag, maar voldoet aan kenmerken van een gewone vraag.

3. Één leven, veel verhalen.

‘Wie ben ik? Waar kom ik vandaan?’ Deze vragen ga ik op verschillende manieren uitwerken. IK bestudeer wat jezelf belangrijk vindt bij het thema ‘Ontstaan en toekomst”. Het is belangrijk dat je een ander kunt uitleggen wat je belangrijk vindt in het leven. Als mensen niet met elkaar spreken, gebruiken ze andere middelen, soms zelf de vuist of een revolver. Er zijn genoeg voorbeelden van mensen die niet meer met elkaar willen praten over wat ze belangrijk vinden, omdat ze elkaar niet gunnen iets anders te denken. In hoofdstuk 2 hebben we al gezien dat geen mens hetzelfde is, dat alle mensen verschillend zijn, verschillende dromen hebben en verschillende idealen. Het is belangrijk dat je kunt verduidelijken wat jij belangrijk vindt. Bij levensbeschouwing krijg je daar alle ruimte voor