Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Kruistochten

Beoordeling 4.7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 2310 woorden
  • 24 november 2002
  • 73 keer beoordeeld
Cijfer 4.7
73 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
kruistochten, in ruime zin alle militair georganiseerde ondernemingen tegen de vijanden van het rooms-katholieke geloof (Albigenzen, islamieten, hussieten e.a.); in engere zin de verschillende tochten die westerse krijgers van de 11de tot de 13de eeuw ondernamen voor de herovering of het behoud van de heilige plaatsen in Palestina tegen de islam. De naam komt van het rode kruis dat de kruisridders of kruisvaarders zich op de rechterschouder lieten hechten na het afleggen van de kruisvaartgelofte (crucesignatus). De kruistochten vormen een buitengewoon ingewikkeld fenomeen, en het is dan ook bijna onmogelijk ‘oorzaken en gevolgen’ hiervan aan te wijzen. Dat de kruistochten zo moeilijk te analyseren zijn hangt mede samen met het feit dat zij zich over een periode van twee eeuwen uitstrekten en dat de situatie in deze periode tamelijk ingrijpend veranderde; bovendien omdat de kruistochten onderdeel zijn van een middeleeuwse cultuur (zowel sociaal-economisch als ideeënhistorisch), die zich nu eenmaal in enkele factoren niet laat omschrijven. De traditionele verklaring voor de kruistochten (een religieus enthousiasme dat in een Heilige Oorlog een uitlaatklep vond) heeft ook binnen het moderne historisch onderzoek haar waarde behouden, met dien verstande dat men er op gewezen heeft dat een ingewikkeld sociaal-economisch en politiek geheel dit enthousiasme mogelijkheid tot ontplooiing heeft gegeven. De verovering van de Middellandse Zee door de islam in de loop van de 7de eeuw betekende de ondergang van de internationale handel en daarmee een uiteindelijke desintegratie van het vroegere Romeinse Rijk. Herleving van de handel had een herovering van dit hart van Europa tot voorwaarde. Met het geleidelijk verval van het islamitisch gezag, grofweg sinds de 10de eeuw (interne tegenstellingen, herleving van het Byzantijnse Rijk onder Basilius II, Reconquista in Spanje, veroveringen van de Seldjoeken) werd een dergelijk herstel mogelijk. Dat deze mogelijkheid ook werkelijk benut werd, hangt mede samen met een ontwikkeling in de economie en demografie van Europa sinds de 10de eeuw: door het – weliswaar nog wankel – herstel na de invallen van de Noormannen en de desintegratie van het Karolingische Rijk (9de eeuw) ontstond er een betrekkelijk overschot aan mensen en producten. Zo heeft men gewezen op het feit dat een tamelijk groot aantal zonen van leenmannen, ook door ontwikkelingen binnen de feodaliteit, niet in het bezit van lenen konden komen; voorts dat al vanaf het begin van de 11de eeuw Italiaanse steden de handel met gebieden, die onder islamitisch gezag vielen, hervat hadden. Bovendien had de demografische groei een gebrek aan bebouwbare grond ten gevolg. Deze factoren, gepaard aan een religieuze herleving (Cluny) en mogelijkerwijs nog versterkt door de opkomst van een ridderstand, hebben uiteindelijk ertoe geleid dat de oproep van Paus Urbanus II op het Concilie van Clermont-Ferrand (27 nov. 1095) gehoor vond. De kerk zocht de kruisvaarders te inspireren door hun de leuze ‘Deus lo volt’ (= God wil het) mee te geven. Bovendien maakte zij het de kruisvaarder ook materieel aantrekkelijk: zijn persoon en goederen stonden voor de duur van de kruistocht onder de bescherming van de kerk; iedere deelnemer kreeg verder een algemene aflaat, vrijstelling van belasting, opschorting van betaling van schulden en bevrijding van lijfeigenschap. 1. De volkskruistochten De oproep van Urbanus vond het eerst weerklank bij het gewone volk, dat door predikers als Peter van Amiens (Peter de Kluizenaar) werd bewerkt. Nog vóór de ridders georganiseerd waren, vertrok een volksmassa, onder leiding van o.a. Peter en Wouter zonder Have, in de richting van Constantinopel. Deze benden richtten in de Rijnstreek gruwelijke pogroms aan in de jodengetto's en werden in de Balkan en in Klein-Azië grotendeels vernietigd. Later zouden nog andere spontane volkskruistochten ontstaan, zoals de Kinderkruistocht (1212).
2. De ridderkruistochten 2.1 De Eerste Kruistocht (1096–1099) Deze stond onder de algemene geestelijke en politieke leiding van de pauselijke legaat Adhemar van Monteil, bisschop van Le Puy. Vier verschillende legergroepen trokken langs verscheidene wegen naar Constantinopel. Het Lotharingse leger stond onder leiding van Godfried van Bouillon, hertog van Neder-Lotharingen, de Noormannen van Zuid-Italië onder leiding van Bohemund van Tarente, het leger van de Provençalen onder leiding van Raymond van Toulouse, en ten slotte de ridders uit Noord-Frankrijk en Vlaanderen onder leiding van Robert van Normandië en graaf Robrecht II van Jeruzalem. Eind 1096 was men te Constantinopel, waar Alexius I hen niet wilde overzetten naar Klein-Azië voordat de kruisvaarders beloofd hadden de soevereiniteit van de keizer over de te heroveren gebieden in Klein-Azië te erkennen. In mei 1097 kwam het leger in beweging in Anatolië en zakte af naar Antiochië (okt. 1097). Deze stad kon slechts na grote beproevingen veroverd worden (3 juni 1098). Ondertussen was de goede verstandhouding tussen de Frankische baronnen verbroken. Boudewijn van Boulogne had zich te Edessa gevestigd en er een graafschap gesticht. Verder twistten Bohemund van Tarente en Raimond van Toulouse over het bezit van Antiochië. Pas in jan. 1099 kon men oprukken naar Jeruzalem, dat intussen in handen van de Egyptenaren was gevallen. Na herhaalde bestormingen veroverden de kruisvaarders de Heilige Stad op 15 juli 1099 en lieten zich in hun overmoed verleiden tot een onmenselijke wraakneming op een onschuldige bevolking. Aan Godfried van Bouillon, de meest onbaatzuchtige onder de leiders, bood men de koningskroon aan; hij vergenoegde zich met de titel ‘Beschermer van het Heilige Graf’. 2.2 De Tweede Kruistocht (1147–1149) Deze werd noodzakelijk door de verovering van Edessa door de Islamitische leider Zengi in 1144. Hij werd in het Westen gepredikt door Bernardus van Clairvaux en in tegenstelling tot de eerste namen hierbij keizer Koenraad III en koning Lodewijk VII van Frankrijk zelf deel aan de krijgsverrichtingen: bij de laatste sloot zich ook aan de Vlaamse graaf Diederik van de Elzas. Het Duitse leger, dat eerst naar Klein-Azië trok, leed de nederlaag bij Doryleum (26 okt. 1147) en was verder van weinig nut. Lodewijk VII zette koers naar Antiochië, waar hij door Raymond van Poitiers, vorst van Antiochië, werd gewezen op het grote gevaar van Noer al-Din. De koning weigerde zich in te spannen voor Raymond, die vrij intiem met de koningin, de beroemde Eleonora van Aquitanië, omging, zette zijn tocht voort en sloeg het beleg voor Damascus. Na een vergeefse belegering trokken de kruisvaarders onverrichter zake huiswaarts. Noer al-Din maakte van deze gelegenheid gebruik Antiochië en alle steden ten oosten van de Orontes te veroveren. 2.3 De Derde Kruistocht (1189–1192) In 1171 werd het Egyptische rijk der Fatimiden veroverd door Saladin, een generaal van Noer al-Din. Hiermee kwam een einde aan een schisma in de islam tussen Egypte en Syrië. De kruisvaartstaatjes lagen nu ingesloten in een aaneengesloten rijk. Na de dood van Noer al-Din in 1174 werd Saladin de machtige en bekwame leider van dit rijk. De ene stad na de andere viel in Saladins handen, Damascus al in 1174 en op 2 okt. 1187 ook Jeruzalem. Slechts drie steden en een paar vestingen bleven in westerse handen. Paus Clemens III riep het christendom andermaal op ter kruisvaart. Als de voornaamste drie leiders traden nu op: keizer Frederik I Barbarossa, Filips II August en Richard Leeuwenhart. Het Duitse leger kwam het eerst aan in Klein-Azië, maar Frederik Barbarossa verdronk in de Selef (10 juni 1190) en het Duitse leger viel uiteen. De Franse en Engelse koningen kwamen over zee en veroverden Akko in 1191. Tijdens het beleg stierf de Vlaamse graaf Filips van de Elzas (1 juni 1191). Wegens aanhoudende botsingen met Richard Leeuwenhart trok Filips August zich terug. Richard veroverde een deel van de kuststreek dat het koninkrijk Akko zou vormen, maar kon Jeruzalem niet op Saladin veroveren. Hij verkreeg van deze laatste slechts vrije toegang voor de christenen tot de heilige plaatsen. De Derde Kruistocht had met name voor de joodse bevolking van Engeland tragische gevolgen, waar met name in Lynn, Norwich, Stamford en York velen de dood boven de christelijke doop verkozen. 2.4 De Vierde Kruistocht (1202–1204) Deze werd door de Venetiaanse doge, Enrico Dandolo, volledig voor politieke doeleinden benut. Een van de belangrijkste gevolgen van de vestiging van de westerse staatjes in het Oosten was geweest dat Venetië, Genua en Pisa er handelskantoren hadden opgericht die een bloeiende specerijenhandel onderhielden. De Vierde Kruistocht, op initiatief van Innocentius III, stond onder leiding van Bonifatius van Montferrat, Simon van Montfort, Villehardouin en Boudewijn IX, graaf van Vlaanderen en Henegouwen. Men veroverde voor Venetië de stad Zara in Dalmatië en ging in op het voorstel van een troonpretendent om zich te mengen in de opvolging te Constantinopel. De kruisvaarders veroverden de stad op 12 april 1204 en verkozen Boudewijn IX tot eerste keizer van het Latijnse Keizerrijk, dat tot 1261 zou standhouden. Venetië verkreeg ontzaglijke handelsvoordelen en tevens de hegemonie over de Middellandse Zee. Aan Jeruzalem dacht men niet meer. 2.5 De Vijfde Kruistocht (1217–1221) De paus nam met deze toestand geen genoegen en het Concilie van Lateranen besloot in 1215 tot een nieuwe kruistocht. Andreas II, koning van Hongarije, en Leopold VI, hertog van Oostenrijk, beantwoordden de oproep. Zij arriveerden te Akko, waar de koning Jan van Brienne hen overhaalde de oorlog te verleggen naar Egypte. De kruisvaarders sloegen het beleg voor Damiate, dat in nov. 1219 moest capituleren. Bij dit beleg onderscheidden zich de Hollanders onder graaf Willem I. Jan van Brienne wilde, op voorstel van Egypte, Damiate ruilen tegen Jeruzalem, maar de pauselijke legaat Pelagus verzette zich hiertegen. De kruisvaarders trokken in 1221 op tegen Caïro, maar faalden in hun opzet. De sultan liet hen ongedeerd vertrekken, mits zij Damiate prijsgaven.
2.6 De Zesde Kruistocht In 1225 was de Duitse keizer Frederik II in het huwelijk getreden met de dochter van Jan van Brienne. Ter gelegenheid van dit huwelijk beloofde hij aan de paus een kruistocht te zullen ondernemen. Frederik II wilde echter door een compromispolitiek ten opzichte van de islam de heilige plaatsen definitief openstellen voor het Westen. Hij draalde met zijn expeditie, werd daarom geëxcommuniceerd, vertrok dan eindelijk in 1228 met zijn leger naar het Oosten en sloot op 11 febr. 1229 de Vrede van Jaffa met de Egyptische sultan, die de christenen inderdaad ruime bewegingsvrijheid gaf in Palestina. Frederik liet zich op 12 maart 1229 tot koning van Jeruzalem kronen, wat bij de Frankische heren ter plaatse een geweldige reactie ontketende, daar de keizer nog steeds geëxcommuniceerd was. De Europese strijd tussen Welfen en Ghibellijnen kreeg nu een verlengstuk in het Oosten, wat nadelig zou zijn voor de strijd tegen de islam. In 1244 ging Jeruzalem definitief voor het Westen verloren. 2.7 De Zevende Kruistocht (1248–1254) Alleen de vrome Lodewijk IX van Frankrijk spande zich in om in de toestand in Palestina verbetering te brengen. Hij vertrok vanuit Aigues-Mortes in 1248, samen met de Vlaamse graaf Willem van Dampierre, en veroverde in 1249 de Egyptische stad Damiate. Het kruisleger werd echter gedund door ziekte en ontbering en werd verslagen te Mansoera in 1250; Lodewijk IX werd met zijn leger gevangengenomen en tegen een enorm losgeld vrijgelaten. Terwijl de meeste kruisvaarders huiswaarts keerden, scheepte Lodewijk IX zich in naar Syrië, waar hij vier jaar op versterking wachtte en de kuststeden in staat van verdediging bracht. Hij stuurde de Vlaamse franciscaan Willem van Ruysbroeck naar Möngke, de grote chan der Mongolen, teneinde een bondgenootschap tegen de islam tot stand te brengen (1253–1254). Toen dit mislukte, keerde de koning naar Frankrijk terug. 2.8 De Achtste Kruistocht (1270) Na het vertrek van de kruisvaarders hadden de Mamelukken van de ergerlijke twisten tussen de westerlingen (vnl. tussen Venetianen en Genuezen) handig gebruik gemaakt om de laatste steunpunten in het Oosten te veroveren. In 1265 vielen Caesarea en Arsuf, in 1266 Jaffa en in 1268 Antiochië in handen van de islam. Lodewijk IX maakte zich nogmaals klaar om te vertrekken. Zijn broer, Karel van Anjou, pas koning van Napels geworden, haalde hem over naar Tunis te zeilen. De koning vertrok op 4 juli vanuit Aigues-Mortes, samen met Gwijde van Dampierre, maar overleed tijdens het beleg van Tunis. Kroonprins Eduard van Engeland stevende naar Palestina, maar kon slechts een wapenstilstand verkrijgen (1272). 3. Uiteindelijke overwinning van de islam In de steek gelaten door het Westen, konden de ridderorden de christelijke enclaves niet langer houden tegen de steeds toenemende druk van de islam. Het sterke Krak des Chevaliers (van de Hospitaalridders) viel in 1271, Tripoli in 1289, Sidon en Beyrouth, Tyrus en Akko ten slotte in 1291. 4. Latere kruistochten Namen de eigenlijke kruistochten een einde met de val van Akko in 1291, de idee bleef nog lang de gemoederen van vele westerse vorsten boeien. In de 14de eeuw zag men de verovering van Smyrna (1344) en de verwoesting van Alexandrië door Peter I van Cyprus (1365). Daarna begon echter een niet te stuiten expansie van de Turken, die eindigde met de verovering van Constantinopel in 1453. Grootse projecten van Filips de Goede in 1454 bleven onuitgevoerd en paus Pius II stierf te Ancona in 1464 op het ogenblik dat hij zelf een kruistocht wou leiden. Op de verovering van Cyprus door de Turken volgde in 1571 de grote christelijke overwinning van Lepanto; evenals het ontzet van Wenen in 1683 kan dit gezien worden als een laatste uiting van het kruisvaartideaal. Van de ridderorden bleven alleen de Hospitaalridders, eerst vanuit Rhodos, later vanuit Malta, de strijd voortzetten in de Middellandse Zee, eerst tegen de Turken, later tegen de Barbarijse zeerovers, en dit tot in de 18de eeuw. 5. Consequenties van de kruistochten Bij de vaststelling van wat de gevolgen van de kruistochten zijn geweest, is het moeilijk uit te maken wat werkelijk door de kruistochten in beweging is gezet en wat door de kruistochten hoogstens versneld is en zonder kruistochten ook plaats gevonden zou hebben. Zonder twijfel heeft de grotere beweeglijkheid van mensen en goederen die de latere middeleeuwen kenmerken, door de kruistochten impulsen gekregen. Ook is het onmiskenbaar dat de verzwakking van het Byzantijnse Rijk mede te relateren is aan de kruisvaarderspolitiek. Speculatiever is de suggestie dat de kruistochten een ‘nationaal gevoel’ versterkt zouden hebben (men trok immers veelal per streek naar het Heilige Land op). Er lijkt een duidelijke doch moeilijk te preciseren verbinding te bestaan tussen de bloei van de Katholieke Kerk in de 12de eeuw en de kruistochten. Discutabeler opnieuw is de relatie die men gelegd heeft tussen onder meer de herontdekking van Aristoteles en de kruistochten, en de Provençaalse lyriek en de islamitische hofpoëzie. Voor de joodse gemeenschappen in Europa hadden de kruistochten vaak dramatische gevolgen, de Eerste Kruistocht in Duitsland, Bohemen en Jeruzalem, de Derde vooral in Engeland

REACTIES

W.

W.

heel goed

bedankt

willem

17 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.