Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Heksenvervolgingen

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas havo | 4820 woorden
  • 12 juni 2003
  • 19 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
19 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inhoudsopgave: titelpagina. inhoudsopgave. hoofdstuk 1. inleiding. hoofdstuk 2. de geschiedenis. hoofdstuk 3. heksen en machthebbers. hoofdstuk 4. onrust in de christelijke kerk. hoofdstuk 5. magie in de 16e en 17e eeuw. hoofdstuk 6. de beschuldigingen. hoofdstuk 7. de ‘heksenhamer’. hoofdstuk 8. de tegenstanders en de einde van het vervolging. hoofdstuk 9. de slachtoffers. hoofdstuk 10 (slot). Heksen nu (witte en zwarte). bronnen. logboek. Hoofdstuk 1. Inleiding. Heksen en heksenvervolgingen worden meestal in verbinding gebracht met de middeleeuwen. De grootste heksenvervolgingen vonden in Europa echter na 1500 plaats. Heks is één van de vele namen voor diegenen die zich met duivelse praktijken bezig hielden. Het begrip ‘toverij’ omschrijft waarschijnlijk beter alle activiteiten die op hekserij betrekking hebben. Mannen werden vaak aangeduid als tovenaar en vrouwen als tovenares en niet als heksenmeester of heks. In alle gevallen is er sprake van contact met de duivel. Wie er ook van beschuldigd werden van contacten met de duivel, waren de ketters. De publicatie van het boek De Heksenhamer, Malleus Maleficarum, in 1487 was de aanleiding voor een toename van de heksenprocessen. Ook zonder dat mensen echt bewijzen hadden, geloofden ze in toverkunst. Men nam aan dat heksen bestonden en dat ze konden toveren. Mensen die hiertegen protesteerden werden niet geloofd en zelf vaak voor heks uitgemaakt. Bijna iedereen weet wel iets over heksen. Ze komen voor in sprookjes en in griezelverhalen. Heksen zijn daarin over het algemeen enge oude vrouwen die kunnen toveren. Heksen zijn gemeen en eng. Daarom schelden we nu ook nog mensen (meisjes en vrouwen) uit voor 'heks'. De vraag is 'bestaan heksen echt?' Daarop bestaan twee antwoorden. * Ja, heksen bestaan echt. Er zijn tegenwoordig mensen in Nederland die zich heks noemen. Dat zijn echter over het algemeen geen enge oude vrouwtjes en zij kunnen niet 'toveren'. Het zijn vaak vrouwen (en mannen!) die een studie hebben gemaakt van de werking van planten en kruiden. Zij willen over het algemeen 'goed' doen. Behalve in Europa zijn er ook in andere werelddelen mannen en vrouwen die zich bezig houden met 'tovenarij'. Maar die vallen hier eigenlijk buiten. We zijn die mensen 'heks' gaan noemen, omdat we ze vergelijken met de verhalen van vroeger over heksen en hekserij. * Nee, er bestaan geen heksen. In de vijftiende en zestiende eeuw dachten veel mensen dat heksen mensen waren die een verbond met de duivel hadden gesloten. Heksen, zo dacht men, waren handlangers van de duivel en deden in zijn naam allerlei boosaardige dingen. Ze betoverden mensen, dieren en planten en zorgden ervoor dat mensen gingen twijfelen aan het bestaan van God. Vroeger werd er, als er iets verkeerd ging, bijvoorbeeld een miskraam, de plotselinge dood van een mens of dier of een mislukte oogst, gezocht naar iemand die dat op zijn of haar geweten kon hebben. Zo iemand noemen we een 'zondebok'. Ook nu nog zijn er 'zondebokken'. Mensen worden vervolgd om dingen waar ze geen schuld aan hebben. Een heel bekend voorbeeld zijn de joden in Nazi-Duitsland (1933 - 1945).
Hoofdstuk 2. De geschiedenis. Heksenvervolgingen kwamen al lang geleden voor. Mensen werden beschuldigd van kwaad doen door middel van tovenarij of wel magie. Dat betekende (volgens de mensen toen) dat ze door middel van toverkunst andere mensen ziek maakten of zelfs doodden. Ze zouden ook dieren kunnen doden en oogsten doen mislukken. Vaak werden die mensen ook beschuldigd van het feit dat ze een verkeerd idee hadden van het christelijke geloof. Wat zeer van belang was (zo'n 500 jaar geleden rond 1500) dat iedereen in West-Europa christelijk moest zijn. De paus was de baas van alle christenen. Alles wat hij zei over het geloof was als een wet die iedereen moest gehoorzamen. Als je dat niet deed werd je 'ketter' genoemd. En dat was heel erg. Je mocht dan niet meer met andere mensen omgaan. Je stond niet alleen buiten de kerk, maar ook buiten de maatschappij. Als ketter kon je zomaar gevangen genomen worden. Als je niet toegaf dat je verkeerd had gedaan, werd je levend verbrand. In de loop der eeuwen veranderde de kerk een aantal keren van gedachte: * In de achtste eeuw stelde de kerk dat iedereen in het bestaan van heksen geloofde een ketter was. * In de vijftiende eeuw gold precies het tegenovergestelde: iedereen die niet in heksen geloofde was een ketter. Bovendien was ook elke heks automatisch een ketter. Vanaf de 15de eeuw werden er in Europa tienduizenden heksen verbrand. Zij werden beschouwd als geheime duivelaanbidders die zich tijdens nachtelijke rituelen overgaven aan vleselijke lusten en kannibalisme. De angst voor demonische invloeden nam in de loop der eeuwen sterk toe, zodat de ketters er ook van werden beschuldigd dat zij de duivel en zijn trawanten dienden. Een van de meest hardnekkige ketterse sekten waren de Waldenzen. Zij werden rond 1173 gesticht door Petrus Waldus, een rijke koopman uit Lyon. Hij baseerde zich op een tekst in Mattheüs (19:21): 'Indien ge volmaakt wilt zijn, verkoop dan al wat ge bezit en geef het aan de armen...' Waldus volgde deze raad op en begon de armoede te prediken. Toen de aartsbisschop daar een stokje voor wilde steken, deed hij een beroep op de Heilige Stoel. Maar de paus liet zich niet vermurwen, zodat Waldus zich gedwongen zag hem de rug toe te keren. Zijn aanhangers vermenigvuldigden zich ook buiten Frankrijk en presenteerden zich met enig recht als de ware christenen: ze verworpen de liederlijke levenswijze van de geestelijkheid zonder de gevestigde leerstukken in twijfel te trekken. De Waldenzen werden dringend opgeroepen zich vrijwillig te melden en al hun medeplichtigen aan te geven. In 1252 gaf paus Innocentius IV zijn inquisiteurs toestemming om vermeende ketters door middel van ingenieuze martelwerktuigen tot een bekentenis te dwingen. Ketters die slechts met moeite berouw toonden, werden levenslang in een kerker opgesloten waar ze 'op het water van droefheid en het brood van ellende' vergiffenis van God konden verkrijgen. Lichtere gevallen kregen een 'alternatieve' straf opgelegd. Zij moesten zich bijvoorbeeld regelmatig in alle kerken van de stad laten afranselen of ze moesten tien lange pelgrimstochten voltooien. Verstokte ketters werden overgeleverd aan de wereldlijke autoriteiten om te worden verbrand. Aan het begin van de 14de eeuw werden ook de invloedrijke orde der Tempeliers als een duivelse sekte ontmaskerd. Dat was te danken aan de hebzucht van Philips IV de Goede, die zich de bezittingen van de orde toe eigende. De gearresteerde Tempeliers bekenden onder meer dat zij regelmatig op het crucifix spuwden en een geheimzinnige kat vereerden, maar er waren ook velen die de brandstapel prefereerden. Onder druk van Philips zag paus Clemens zich gedwongen de orde te ontbinden. Hoofdstuk 3. Heksen en de machthebbers. Voor het jaar 1500 bestond er een verschil tussen 'ketters' en 'heksen’. Ketters waren mensen die, volgens de kerk, op een verkeerde manier in God geloofden. Heksen waren mensen die ervan beschuldigd werden kwaad te doen in opdracht van de duivel. Veel mensen dachten dat de heksen dan ook 'gelovigen' waren van een ander soort godsdienst. Volgens de mensen die op de heksen gingen jagen was die andere godsdienst bedoeld om de duivel te aanbidden. De duivel was (zo zei men) verantwoordelijk voor alle ellende en al het kwaad in de wereld. Als de mensen iets verkeerds deden werden ze door God gestraft. De straf was dat God de duivel zijn gang liet gaan. Als de gelovige mensen iets goeds wilden doen, dan moesten ze beginnen alle aanhangers van de duivel wegjagen of doden. In het begin werden beschuldigingen van tovenarij door de machthebbers niet serieus genomen. Wat moest je met een boer die zei dat zijn koe gedood was door tovenarij? De man vertelde dat het beest de dag ervoor nog gezond leek en nu dood in de wei lag. Een getuige vertelde dat hij een oude vrouw die voorbij was gelopen 'vreemd' naar het beest had zien kijken. Misschien zei die man maar wat en had hij zelf slecht voor het dier gezorgd. Er waren in die tijd twee soorten machthebbers. Aan de ene kant stond de zogenaamde 'wereldlijke overheid'. Dat waren de koning en zijn dienaren in de dorpen en steden; aan de andere kant stond de kerk, onder leiding van de paus in Rome. Het was de kerk die in het begin hekserij begon te vervolgen. Later deden ook de burgemeesters en de politie mee. De kerk kon alleen maar mensen vervolgen als zij gesteund werd door de koningen en de stadsbesturen, door die 'wereldlijke overheid'. De kerk had geen soldaten of politieagenten in dienst. Ze moest dus geholpen worden door de plaatselijke overheid. Met andere woorden: de kerk moest een koning of een stadsbestuur eerst overhalen om tot een heksenjacht over te gaan, voordat ze iets kon doen. In de periode vòòr 1500 gebeurde er van alles waardoor ook de koningen en hun dienaren op heksen gingen jagen. Hoofdstuk 4. Onrust in de Christelijke kerk. In de periode voor 1500 gebeurde er een aantal dingen waardoor de kerk (de paus en de bisschoppen) en de wereldlijke overheid (koningen en de keizer) steeds meer gingen samenwerken. Er zijn geschiedkundigen die zeggen dat het allemaal begon met het uitbreken van een verschrikkelijke ziekte. In de tweede helft van de veertiende eeuw brak de Pest uit. De ziekte was heel besmettelijk en dodelijk. Niemand begreep in die tijd hoe je besmet kon worden. Ze konden de ziekte niet zien aankomen. Van de ene dag op de andere was je ziek en ging je dood. Doktoren wisten niets van dingen zoals hygiëne. In vijftig jaar tijd stierf ongeveer een derde van de bevolking van West-Europa. Nog nooit hadden de mensen zoiets afschuwelijks meegemaakt. Ze begrepen niet waarom dit gebeurde. Ze dachten dat het de straf van God was. Maar waarvoor? Wat hadden ze misdaan? Ook de mensen van de kerk wisten het niet. Ze zeiden dat de mensen in de ogen van God hadden gezondigd. Eén van de redenen waarom de mensen van de kerk geen goed antwoord hadden, was omdat het met de kerk zelf niet zo goed ging. Er was ruzie. In Rome (de stad waar de paus woonde) brak er strijd uit. Als gevolg daarvan moest de paus vluchten. Hij ging in Avignon, een stad in het zuiden van Frankrijk wonen. Het hof van de paus daar leek al gauw meer op dat van een rijke koning dat van een geestelijke leider. Ook de gewone mensen in de kerk, de monniken, leefden steeds minder volgens de regels. Monniken moesten de gewone mensen een goed voorbeeld geven. In plaats daarvan waren het vaak mannen die gokten, alcohol dronken en achter de vrouwen aanzaten. Rijke mensen kochten baantjes in de kerk voor hun kinderen. Zo kreeg de kerk een steeds slechtere naam. Er kwamen steeds meer mensen die zeiden dat er dingen moesten veranderen. Zij werden hervormers genoemd. De onvrede van de gewone mensen nam toe. Wat hadden ze aan een kerk die niet in staat was om iets te doen aan die verschrikkelijke pest? Er braken opstanden uit en oorlogen. Er werden allerlei nieuwe godsdienstige groepen (sektes) opgericht. Vreemde groepen mensen trokken door het land zoals armoedig geklede mensen die zichzelf geselden, naaktlopers etc. Uiteindelijk uitte deze onvrede zich in de snel groeiende aanhang van hervormers zoals Luther en Calvijn. Luther en Calvijn waren mensen die andere ideeën hadden over het geloof. Er waren veel mensen die hen wilden volgen. Zij werden vervolgd door de katholieke kerk. Hoofdstuk 5. Magie in de zestiende en zeventiende eeuw. In veel geschiedenisboekjes staat dat de zestiende en zeventiende eeuw eeuwen van 'vooruitgang' waren. Er werden veel nieuwe ontdekkingen gedaan. De wetenschap ging snel vooruit. Maar het waren ook de eeuwen met de grootste heksenvervolgingen. Voordat we wat meer over die vervolgingen vertellen, willen we wat vertellen over hoe mensen over 'magie' of 'tovenarij' dachten. Dit verklaard redelijk veel voor de gebeurtenissen van verschillende groepen. Magie of tovenarij nam toen in het dagelijkse leven een hele belangrijke plaats in. Men zocht voor allerlei gebeurtenissen die men niet begreep een verklaring. Dit doen mensen al eeuwen kijk maar naar het begin van de mensheid. Ze zagen bliksem konden het niet verklaren dus het was een hogere macht, een god. Als het plotseling begon te waaien of te stormen vertrouwde men dat niet. Als er mensen of dieren plotseling ziek werden of doodgingen, zocht men er wat achter. Men kon niet begrijpen dat de oorzaak van een ziekte misschien iets was dat men had gegeten of gedronken. Nee, er waren andere verklaringen. Voor die verklaringen ging men naar wijze mannen of vrouwen. Deze mensen wisten veel van kruiden en voorspelden de toekomst van hun klanten. In die tijd geloofde men in het bestaan van allerlei bovennatuurlijke wezens, zoals feeën, elven, dwergen, weerwolven, geesten en demonen. (sommige nu nog) Vrijwel elk dorp of gehucht had zo'n wijze man of vrouw. Deze hielp de inwoners bij het zoeken van verdwaald vee, bij het genezen van mensen en dieren, bij het geven van 'magische bescherming' van planten, huizen, schepen en reizigers, bij het vruchtbaar maken van mens en dier enz. Zo'n dorp of gehucht was vrij afgesloten van de buitenwereld. De wegen waren slecht en het was vaak niet veilig. Iedereen kende iedereen. En bijna alles dat men nodig had kwam uit het dorp zelf. Alleen als er markt was kwamen er mensen van buiten. Zo'n wijze man of vrouw werd door de mensen uit het dorp verzorgd. Het waren vaak oude mensen die alleen op die manier nog wat konden verdienen. In de meeste gevallen ging het om oude vrouwen vanwie de man was overleden. In andere dorpen was het een vrouwenberoep. De kennis werd van moeder op dochter doorgegeven. Deze kennis ging voornamelijk over de werking van bepaalde planten op mens en dier. De enige manier waarop zo'n afgesloten dorp gedwongen kon worden om met andere mensen in contact te komen, was door oorlog. En als gevolg van de ruzie om de godsdienstige hervormingen van Luther en Calvijn braken er in de zestiende en zeventiende eeuw steeds weer oorlogen uit. In deze oorlogen trokken de legers door het land. Zij verwoestten daar vaak alles dat ze tegen kwamen en doodden veel mensen. Dit had tot gevolg dat de oude dorpsgemeenschappen ophielden te bestaan. En net als bij de pestepidemie vroegen mensen zich af wat voor zonden ze hadden begaan. Maar nu waren er twee groepen die daar een antwoord op gaven. *De katholieken gaven de protestanten de schuld en *de protestanten gaven de katholieken de schuld. En beiden noemden hun tegenstanders 'heksen'. En als de heksenvervolgers kwamen zoeken naar heksen, hielp de bevolking vaak mee om hun eigen 'wijze vrouwen' uit de weg te ruimen. De oorlogsellende was God's straf voor het feit dat het dorp had toegestaan dat de heks haar 'duivelse werk' deed. Heksen en ketters
Als zwaarste straf kende men de doodstraf, door onthoofding of aa n de galg. Heksen en ketters werden verbrand. Heksen waren vrouwen die ervan beschuldigd werden dat de contact hadden met de duivel. Daardoor zouden ze beschikken over duivelse krachten, waarmee ze mens en dier konden betoveren of schade toebrengen. Op hen paste men vaak de zogenaamde waterproef toe. De ongelukkige vrouw werd met de linker duim aan het rechterbeen gebonden en zo in het water gegooid. Bleef ze drijven, dan werd ze schuldig bevonden en ter dood veroordeeld. Men noemde dit een godsoordeel. God zou aanwijzen wie schuldig en wie onschuldig was. Ketters waren mannen of vrouwen van wie men beweerde dat ze niet het echte geloof van de katholieke kerk aanhingen, maar een verkeerd geloof. Zij werden eerst gemarteld en dan ter dood gebracht.
Hoofdstuk 6. De beschuldigingen. Als we meer willen weten over de mensen die men 'heksen' noemde, moet je informatie halen bij de schrijvers toentertijd. Deze schrijvers hadden hun informatie zelf weer uit de bekentenissen van de heksen zelf. Het grote nadeel daarbij is dat bijna alle bekentenissen werden verkregen door de mensen te martelen. Om mensen te dwingen om te bekennen wat zij als heks hadden gedaan, paste men martelingen toe. Vrijwel alle bekentenissen kwamen op hetzelfde neer. De heksen gaven toe dat ze een verbond met de duivel hadden gesloten. In ruil daarvoor kregen ze op aarde een bepaalde macht. De macht van de heksen kwam dus van de duivel en kon dus nooit voor goede dingen gebruikt worden. Veel schrijvers in de zestiende en zeventiende eeuw bedachten daar nog allerlei dingen bij. Zo konden heksen zich veranderen in dieren, konden ze vliegen op een bezem of op een dier en konden zij zich razendsnel verplaatsen naar alle delen van de wereld. Al het goede wat een 'wijze vrouw' kon doen (zie het vorige hoofdstuk) werd tegen haar gebruikt. Zij was een aanhanger van de duivel en niet te vertrouwen. Huisdieren werden door de vervolgers daarbij vaak gezien als een soort 'huisgeest'. Daar zou dan een soort duivel in schuil gaan. Vaak werden padden en katten (en vooral zwarte) daarvan 'beschuldigd', maar later kwamen daar ook andere dieren bij, zoals apen, vliegen, vleermuizen, zeehonden, vissen, varkens en allerlei vogels. Het zou voor de heks zo makkelijker zijn zichzelf in een dier te veranderen. En hoe vreemder het dier, hoe banger de mensen waren. Het hoogtepunt in al die verhalen was dus die heksensabbat. Als de heks voldoende was voorbereid, dan werd zij opgeroepen om aan het grote nachtelijke heksenfeest mee te doen. Midden in de nacht werd de heks gewaarschuwd door een geluid dat alleen zij kon horen. Ze moest zich dan uitkleden en haar lichaam insmeren met een 'toverzalf'. Daarna vloog zij op een bezem, een bok of een kleed naar een plek ergens in de berg of in een bos. De duivel was daar aanwezig in de gedaante van een grote zwarte man of van een zwarte bok. De duivel begon eerst met het tellen van de aanwezigen. Daarna begon het feest. Tafels met eten en drank verschenen uit het niets en men bespotte op alle manieren het christelijke geloof. Een andere belangrijke beschuldiging was kindermoord. Heksen zouden pasgeboren kinderen ontvoeren om hen te offeren aan de duivel. Een voorbeeld: * Een heks uit de buurt van Straatsburg (Frankrijk) bekende ontelbare kinderen te hebben gedood. Zij had geholpen bij de bevalling van een kind. Toen zij naar huis wilde zagen poortwachters dat zij iets verloor. Toen zij het opraapten bleek het de arm van een kind te zijn. Na een onderzoek bleek dat er vlak daarvoor een jongetje was gestorven. Het miste een arm... Hoofdstuk 7. De 'Heksenhamer'. In 1468 verklaarde de katholieke kerk dat hekserij een 'buitengewone misdaad' was. Daardoor konden tijdens een rechtszaak alle regels die normaal golden opzij worden gezet. Dat betekende bijvoorbeeld dat alleen het bewijs dat iemand schuldig maakte kon worden toegelaten. Pijnigen of martelen om bekentenissen af te dwingen was niet alleen toegestaan, maar werd zelfs aangemoedigd. In 1486 brachten twee monniken, Heinrich Kramer en Jacob Sprenger, een boek tegen heksen uit. Het heette: 'Malleus maleficarum' ofwel 'Heksenhamer'. Het was het eerste grote, gedrukte boek over 'demonologie' (= de wetenschap die zich bezig houdt met het opsporen van de werken van de duivel). Het werd een heel berucht boek. In de 'Heksenhamer' stond precies beschreven wat heksen waren, wat ze deden en waaraan je ze kon herkennen. Ook werd er verteld hoe je ze tot bekentenissen kon dwingen. Het leek er veel op alsof de schrijvers een geweldige hekel hadden aan vrouwen. Ze stelden dat de vrouw minder slim was dan de man. In de Bijbel stond dat de vrouw gemaakt was van een rib van de man. De vrouw was al verleid door de slang in het Paradijs. Ze was goedgelovig. Daarom was ze ook veel sneller tot hekserij te verleiden dan de man. Bovendien was de man minder geneigd tot hekserij omdat Jezus een man was geweest. Elke vrouw was in wezen verdacht. Het maakte niet uit of ze vaak naar de kerk ging of niet. Zelfs nonnen waren verdacht, omdat de duivel er speciaal op uit was om vooral godsdienstige vrouwen te verleiden. De duivel verwekte ook kinderen bij de heks. Het kind van een heks is dus 'duivelsgebroed'. Zelfs het kleinste meisje heeft dan een duivel als minnaar. Ze is dus ook heks en moet dus ook verbrand worden. Zoals u ziet staan hier veel vooroordelen die mensen hadden vooral dus de mannen toentertijd. Er werd een lijst op gesteld waarin stond wat heksen allemaal konden hieronder staan een paar voorbeelden: • ze stuurden hagel, storm en onweer; • ze maakten mensen en dieren onvruchtbaar; • ze gaven kinderen die ze ontvoerden aan de duivel, of ze doodden hen; • ze kunnen zich door de lucht van de ene naar de andere plaats bewegen; • ze voorspellen, met de hulp van de duivel, de toekomst; • ze kunnen dingen zien die verderop gebeuren; • ze kunnen iemand verliefd doen worden; • ze kunnen miskramen veroorzaken; • ze geven hun eigen kinderen ook aan de duivel. Heksenvervolgers van latere tijden geloofden niet alles wat er verteld werd of opgeschreven was. Maar wel hielden ze vast aan het idee dat in de eerste plaats vrouwen schuldig waren. En allemaal volgden ze de gruwelijke voorschriften op, die in de 'Heksenhamer' stonden. In de praktijk betekende het dat alleen al een beschuldiging van hekserij betekende dat iemand op de brandstapel zou komen. Hoofdstuk 8. De tegenstanders en het einde van de vervolgingen. Was er dan helemaal geen tegenstand tegen het vervolgen van allerlei weerloze en onschuldige mensen? Natuurlijk wel. Maar in het begin waren de vervolgers zo machtig dat ze iedereen die tegen de heksenvervolging was ook verdacht maakten. Als iemand bijvoorbeeld tijdens een rechtszaak beweerde dat de beschuldigde onschuldig was, dan liep die persoon zelf ook de kans om als heks op de brandstapel te eindigen. Toch nam het aantal tegenstanders toe. Men vroeg zich af of de heksen werkelijk zo gevaarlijk waren. Als ze zoveel macht van de duivel hadden gekregen, waarom waren ze dan niet rijk en machtig? De gevangen genomen heksen waren bijna altijd arm. Waar mensen bang voor waren, was dat de heksen zouden kunnen toveren. “Maar”, zeiden de tegenstanders van de vervolgingen, “daar zie je in de praktijk dan niets van.” Het kwam toch nooit voor dat heksen op een magische manier uit de gevangenis ontsnapten? Een belangrijke tegenstander was Johannes Wier (1515 - 1588). Hij was geboren in Grave (Noord-Brabant) als zoon van een handelaar. Johannes studeerde medicijnen in Frankrijk en kwam als dokter in aanraking met mensen die 'gek' waren. Hij ontdekte dat veel mensen die van hekserij beschuldigd werden geestelijk in de war waren. In zijn verdediging van heksen stelt hij, dat het ging om vrouwen die door de duivel in de war werden gebracht. Het grote verschil met de heksenjagers was dus dat hij heksen niet schuldig vond aan 'hekserij', maar dat hij zei dat ze niet verantwoordelijk waren voor hun daden. De heksenvervolgers ontkenden datgene wat Wier zei. Ze beschuldigden hem ervan dat hij zich door de duivel had laten verleiden om dit op te schrijven. Toch nam in de loop van de jaren erna de tegenstand tegen de vervolgingen langzaam maar zeker toe. Nederland was het eerste land waar de vervolgingen ophielden. Later, in de 17e eeuw begonnen mensen steeds minder te geloven in zaken als magie. Daarvoor in de plaats kwamen wetenschappelijke verklaringen. Heksen konden niet vliegen, maar smeerden zich in met een soort zalf, waardoor ze droomden dat ze konden vliegen. Als we naar het verloop van de vervolgingen kijken, dan zien we dat de grootste vervolgingen plaatsvonden tussen 1600 en 1650. Daarna werden ze steeds minder. Na 1700 werd er bijna geen heks meer verbrand. Hoe kwam dat? Hiervoor zijn drie verklaringen: 1. De vervolgingen werden vaak georganiseerd in streken waar de bevolking in opstand dreigde te komen tegen een koning of vorst. Als die eenmaal weer echt de baas was, hielden de vervolgingen op. 2. Door de ontwikkelingen in de wetenschap werden de mensen minder bijgelovig. Het geloof in heksen als aanhangers van de duivel werd minder. 3. De godsdienstoorlogen waren afgelopen. Elk land had nu zijn eigen godsdienst. Daar veranderde weinig meer aan. Hoofdstuk 9. De slachtoffers. Er zijn allerlei schattingen gemaakt over het aantal mensen dat door de heksenvervolgingen zijn omgekomen. De aantallen lopen uiteen van 'tienduizenden' tot aan 'twee miljoen'. Er zijn rechters en vervolgers geweest die trots waren op hun werk. Zij hielden precies bij hoeveel heksen zij persoonlijk tot de dood hadden veroordeeld. (Dat had te maken met de gedachte dat God hun daar dankbaar voor zou zijn.) Nog enkele voorbeelden hiervan zijn: o De aartsbisschop Johann von Schöneburg van Trier (in Duitsland) vervolgde vanaf 1581 protestanten, joden en heksen. Tussen 1587 en 1593 liet hij in 22 dorpen 368 heksen verbranden. o Wurzburg en Bamburg, twee plaatsen in Duitsland, werden geregeerd door twee bijzonder wrede neven. Prins-bisschop Philipp Adolf von Ehrenberg (die van 1623 tot 1631 regeerde) liet 900 heksen verbranden. o En de 'Heksenbisschop' Gottfried Johann Georg II Fuchs von Dornhem (die van 1623 tot 1633 regeerde) verbrandde minstens 600 heksen. o De heksenvervolgingen in Bamberg begonnen wat later dan in andere Duitse steden. Het begon onder bisschop Johann Gotfried von Aschhausen (die van 1609 tot 1622 regeerde), die ongeveer 300 mensen liet verbranden, waarvan er alleen al in 1617 102. Er werden speciale 'Heksenhuizen' gebouwd, waar tussen de 30 en 40 heksen gevangen zaten. In 1629 en 1630 waren de vervolgingen erg heftig. Eén heksenjager beweerde in die periode alleen al 400 mensen te hebben laten verbranden. Nicholas Rémy, advocaat in Lotharingen, stierf in 1616 en was trots op het feit dat hij drieduizend slachtoffers had gemaakt. Hij was volgens zijn tijdgenoten een geleerd en slim man. Toch schreef hij een boek over hekserij, 'Démonolatrie' genaamd. Daarin schreef hij dingen als: Hij spaarde de kinderen die hun ouders als heks hadden verraden, maar hij liet ze met de zweep slaan en rondjes lopen rond de brandstapel van hun ouders. Er zijn wetenschappers die nu proberen te achterhalen hoeveel mensen er tijdens die vervolgingen zijn gedood. Ze onderzoeken de verslagen van rechtszaken en halen zo vaak de meest afschuwelijke zaken naar boven over gemartelde en vermoorde mensen. Onder de slachtoffers waren mannen, vrouwen en kinderen. Door de invoering van de inquisitoire rechtspraak, die in de 16de eeuw overal in Europa werd toegepast, werd het veel gemakkelijker om vermeende heksen te verbranden. Verdachten konden worden aangegeven bij de wereldlijke autoriteiten, die dan zelf een onderzoek instelden. De beklaagden werden veroordeeld als twee ooggetuigen hun misdaad hadden gezien of als zij zelf bekenden. In gevallen van hekserij waren er doorgaans geen ooggetuigen, magische attributen werden zelden gevonden en men kon vaak niet eens vaststellen of er inderdaad een misdaad was gepleegd. Daarom maakte men intensief gebruik van martelingen om een bekentenis los te krijgen. Hoofdstuk 10 (het slot). Heksen nu (Witte en zwarte heksen). Mensen praten, ook tegenwoordig nog, over witte en zwarte magie. Dat verschil wordt al heel lang gemaakt en het komt overal voor. Meestal wordt er mee bedoeld dat witte magie 'goed' is en zwarte magie 'slecht'. Men denkt dan bijvoorbeeld aan een heks die kruiden gebruikt om mensen te helpen tegenover een heks die ze gebruikt om mensen ziek of dood te maken. De vraag is of dat verschil echt bestaat. Tegenwoordig weten we dat het niet gaat om de wetenschap, de kennis, maar om het gebruik wat er van wordt gemaakt. Iemand die in een ziekenhuis mensen beter maakt met medicijnen is 'goed', terwijl iemand die diezelfde medicijnen gebruikt om mensen te vergiftigen slecht wordt genoemd. Datzelfde geldt voor de kennis waarover 'heksen' konden beschikken. Natuurlijk werd er wel eens magie bedreven met slechte bedoelingen. Maar over het algemeen moeten we bedenken dat heksen probeerden goed te doen. Ze waren voor hun voedsel en hun werk afhankelijk van de dorpsbewoners. Die mensen kwamen niet meer naar hun toe als ze mensen ziek maakten. Als ze gevraagd werd om in de toekomst te kijken, voorspelden ze goede dingen, zoals succes bij de jacht, een goede oogst, het terugvinden van verloren voorwerpen en het beter maken van zieke mensen en zieke dieren. Ze probeerden slechte zaken te verdrijven en gaven beschermende voorwerpen mee aan reizigers en soldaten. Maar de mensen voor wie ze die dingen deden waren toch vaak ook bang voor de heksen. Als ze de macht hadden om dingen te voorkomen of te genezen, dan konden ze die ook gebruiken om dingen juist wèl te laten gebeuren of om ziektes te verspreiden. De heksenvervolgers hebben gebruik gemaakt van deze angst. Dat is de reden waarom we heksen nu nog altijd verbinden met zwarte magie en enge oude vrouwtjes met slechte bedoelingen. En ook nu nog worden er soms mensen gedood omdat hun buren bang zijn voor tovenarij.
Bronnen: Boeken:  Geschiedenis boek.  Over helse heksen en onnozele halzen: magie en bijgeloof in middeleeuwse teksten. Door: Ronnie Kappen.  Heksenwaan: de sociale en culture geschiedenis van hekserij. Door: Robin Briggs. (een vertaald boek). Internetpagina’s:  http://www.skepsis.nl/heksen.htmlhttp://home.tiscali.nl/~t968103/merlins_archive/ma_heks.htmhttp://www.despin.net/lessen/heksen/default.htm Logboek: Fleur:  Informatie op internet gezocht.  De gevonden teksten besproken in de les.  Plaatjes gezocht. Sevilay:  Informatie in boeken gezocht.  De gevonden teksten besproken in de les.  Plaatjes gezocht. Evelien:  Informatie verwerkt in een verslag.  De gevonden teksten besproken in de les.  Plaatjesgezocht.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.