Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Het leven van een Romein

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 3536 woorden
  • 16 oktober 2003
  • 256 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
256 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Thema 1: Levensomstandigheden Woningen Er waren drie verschillende soorten huizen waar de Romeinen in leefden. De rijke mensen woonden in de stad in een domus. Dit was vaak een lux en groot huis. Op het platteland woonden in een stad de rijkere mensen in een villa. Dit waren grote boerderijen met vaak veel slaven die o.a. de dieren verzorgden. Ook werkten ze op het land, plukte olijven en persten de druiven. De armere mensen woonden in een huurappartement, een cenaculum. Deze appartementen konden vrij groot en lux zijn, maar konden ook uit maar uit één kamer bestaan. De appartementen bestonden uit een drie verdiepingen. Op de begaande grond waren winkeltjes en stadsherbergen. Omdat de mensen die in een appartement woonden, geen keuken hadden, aten ze daar. Op de eerste verdieping woonden mensen. Deze huizen waren qua luxe en faciliteiten gemiddeld. Je had vanuit de ramen een mooi uitzicht. Op de tweede en hoogste verdieping woonden de alle armste mensen. Deze kamers waren vaak van hout en dus niet veilig wanneer er bijvoorbeeld brand uitbrak. Alleen de rijke mensen hadden een eigen toilet. De meeste mensen die in een appartement woonden, deelden het toilet met elkaar. Ook hadden de Romeinen olielampen. Bij opgravingen zijn er vele soorten gevonden. De Romeinen hadden in die tijd geen tapijten zoals wij die nu kennen. Wel hadden sommige huizen kleine kleden die op de vloer lagen en de luxere huizen hadden mozaïeken in de vloer. Deze werden op een speciale manier gemaakt. Eerst werd er een laagje gips over de vloer uitgesmeerd. Daarin drukte men kleine, gekleurde steentjes in een bepaald patroon. Vervolgens werden de randjes opgevuld met gips. Wanneer het gips was opgedroogd, had je een mooie mozaïek. De Romeinen hadden zeer veel verschillende soorten meubels. Van groot tot klein, van populair tot praktisch. Ook hebben de Romeinen de voorloper van onze centrale verwarming uitgevonden. In de kelder van het huis stond een soort haard die aangestoken en in de gaten werd gehouden door slaven. De hete lucht (rook) werd onder de vloeren van het huis geleid, zodat die warm werden. Op die manier konden de Romeinen hun huizen verwarmen. Of ze ook de temperatuur konden regelen, weten de archeologen (nog) niet. Deze methode werd ook in de badhuizen gebruikt. Eten De Romeinen waren grote liefhebbers van eten. Er werd dan ook veel tijd aan besteed. Romeinen aten meestal in een van de stadsherbergen op de begane grond van een appartementsgebouw. Je kunt er de hele dag terecht voor een groot aantal gerechten. Erwten, kool, havermout en gekookte schaapskop waren een paar van de specialiteiten. En brood natuurlijk, dat was voor de Romeinen heel belangrijk en stond bijna iedere maaltijd op het menu. In de keuken moesten de keukenpotten en –pannen tegen een stootje kunnen. Aan tafel zag je fijn aardewerk en schitterende glazen karaffen, maar de spullen waarmee het eten bereid werd, waren bijna allemaal van ruw aardewerk, metaal en hout. De maaltijd begon altijd rond een uur of vier ’s middags en het duurde zo’n drie uur. Gewoontes tijdens het eten zijn onder andere dat de gasten hun schoenen uittrokken en sandalen droegen. Tijdens het eten lagen de mensen op een bank en waarbij ze op hun linkerelleboog steunde. Ze aten met hun vingers. Wat heel gebruikelijk was, was het overgeven tussen de gangen door. Zo maakte je ruimte voor de volgende gang. En dat was een compliment voor het eten. Na het eten speelden men spellen.
Kleding & uiterlijk Kleding en uiterlijk waren heel erg belangrijk voor de Romeinen. Je kon aan de kleding van een persoon zien uit welke laag van de bevolking hij of zij kwam. Arme burgers en slaven droegen eenvoudige kleding van goedkope stof. Rijke burgers droegen de laatste mode om aan iedereen hun plaats in de samenleving duidelijk te maken. De mode veranderde steeds en ging snel voorbij. Een voorbeeld hiervan is het verschil tussen de kleding die men aan het begin van het keizerrijk droeg en kleding die wat later werd gedragen. De mannen droegen aan het begin van het keizerrijk vaak een tuniek en een toga. Een toga is een halfwollen kleed en de mannen moesten worden geholpen om hem om te doen. Aan de kleur van de toga kon men verschillende mensen herkennen. De burgers hadden een gewone witte toga, de ambtenaren een witte met een paarse rand en mannen die in de rouw waren droegen een witte met een zwarte rand. Later hadden mannen een colobium aan. Dat is een linnen tuniek met korte mouwen die tot op de knieën reikte. Men had altijd een riem om de colobium, want mannen die dat niet hadden werden als slordig bevonden. De vrouwen droegen eerst een stola en een palla. Een stola is een lang kleed met een riem en daaroverheen hadden ze een palla. Een palla is een omslagdoek die als een sjaal rond het hoofd werd gedragen. Later droegen vrouwen een dalmatica, dat is een tuniek met lange mouwen en tot op de enkels. Hij kon van wol zijn, maar ook van zijde of linnen. Vaak was hij versierd met brede paarse strepen of clavi. De kleding van kinderen lijkt heel erg op volwassenen. Alleen droegen kleine jongens toga met een gekleurde rand. Als zij zestien werden kregen zij tijdens het overgangsritueel een hele witte toga, deze symboliseerde de volwassenheid. Er waren allemaal soorten schoenen. De vrouwen droegen elegante sandalen, de mannen droegen crepida, ook een soort sandalen. De boeren droegen carbatina, een soort dichte schoenen waarmee ze goed op t land konden werken. De soldaten droegen met ijzerbeslagen schoenen, zodat die niet zo snel sleten. Verder hadden ze een soort pantoffels (socci) die ze in huis droegen. Ook werden er sieraden gedragen. Dure sieraden werden gemaakt van goud en zilver en van gepolijste saffier en granaatsteen. Goedkope sieraden werden gemaakt van brons en glas. Ringen werden door mannen en vrouwen gedragen en men droeg broches om de kleding bij elkaar te houden. Door vrouwen werden vaak ook nog prachtige kettingen en armbanden gedragen. De kinderen droegen tot
hun zestiende een bulla, dat is een amulet dat onheil zou afwenden. Men droeg ook make-up. Voor de mannen en vrouwen was het belangrijk om een blanke huid te hebben. Dit betekende dat je rijk was en dat je niets zelf hoefde te doen. Om een blanke huid te krijgen werden de gezichten vaak gepoederd met kalkpoeder of loodwit. De vrouwen gebruikte verder rode wijn om de lippen roder te maken en rouge voor de wangen. Er werd met zwarte as een lijntje rond de ogen getrokken en de wenkbrauwen werden ingekleurd met de as. Ook werden oneffenheden van de huid onzichtbaar gemaakt door zelfklevende stof of splenia. Ook de kapsels veranderden in de loop van de tijd, voor de vrouwen werden ze steeds uitbundiger en ze gebruikten zelfs haarstukjes en pruiken om zo nog meer krullen te krijgen. Badhuizen Er is geen volk in de geschiedenis dat zoveel tijd en aandacht heeft besteed aan de hygiëne en het verzorgen van het lichaam als het Romeinse volk. Bijna alle steden hadden badhuizen; ook wel ‘thermen’ genoemd. Dit waren openbare gebouwen. Deze thermen waren erg belangrijk voor het Romeinse volk en ze werden dan ook vaak bezocht. Dat kun je afleiden uit bijvoorbeeld de centrale ligging van deze badhuizen in de steden. Ook het aantal badhuizen in vergelijking met het bevolkingsaantal is opmerkelijk. De badhuizen waren zowel in de zomer als in de winter geopend. In die tijd hadden ze geen klok die de tijd aangaf. Ze maakten toen gebruik van een zonnewijzer. Deze zonnewijzer gaf aan hoe laat het was en wanneer het badhuis geopend was. Dat was elke dag omstreeks 12 uur, maar soms ook pas om 2 uur ‘s middags. Een slaaf kondigde dan aan dat het bad geopend was. De badhuizen waren vaak tot laat in de avond open. Dit kan men vaststellen, omdat er met de opgravingen zo ongeveer 1328 lampen zijn gevonden. Mannen en vrouwen gingen nooit tegelijk een bad nemen in hetzelfde bad. Dat was onmogelijk en ondenkbaar. Daarom waren er verschillende openingstijden en sommige badhuizen hadden een aparte vrouwen en mannen afdeling. In het badhuis had je vroeger verschillende soorten baden. Wanneer een bezoeker aankwam in het badhuis, liep hij (of zij, we gaan nu even van een man uit, maar het kan net zo goed een vrouw zijn) door het portaal met zijn rode en gele muren naar binnen toe. Daarna ontkleedde hij zich in een van de kleedkamers, die ook wel apodyterium genoemd worden. De slaaf pakte zijn kleren aan en daarna liep hij langs de standbeelden van de goden die hem voor kwade invloeden moesten behoeden, wanneer hij naakt was. Daarna kwam hij bij het koudste bad aan, het frigidarium. Hij nam hierin een duik om snel af te koelen. Vervolgens ging hij naar de eigenlijke baden. Hij nam een bad in het lauwe water bad, het tepidarium. Hier bleef hij dan wat langer in het water liggen. Als laatste ging de bezoeker naar het heetste bad, het caldarium. Dit was een bad met dampend water en hier kon men zich goed in ontspannen. Wanneer hij uitgebadderd was, ging hij naar een van de zijkamertjes om het lichaam te verzorgen. Men ging zich scheren, ontharen, parfumeren en liet zich masseren. Dit werd voornamelijk door negers gedaan. Dit was het toppunt van ontspanning. Als de bezoeker genoeg had van de massage, ging hij weer naar het caldarium, waar hij ook gemasseerd kon worden met olie en reukwater. Een koud bad en een laatste massage voltooiden de behandeling. Bij sommige badhuizen, was daarnaast een bibliotheek. Hier kon de bezoeker zich na de behandeling dan terug trekken om rustig te kunnen lezen. De badhuizen uit de Romeinse tijd, hadden een uniek verwarmingssysteem; ook wel hypocaustum genoemd. In de verwarmingsruimte stonden vier grote ketels: een voor koud, een voor lauw en een voor heet water. Dit water werd dan naar de baden gebracht. In de vierde ketel werd het water aan de kook gebracht. De damp circuleerde onder de vloeren en tussen de muren van het badhuis. Op die manier werden de muren en de vloeren verwarmd. Deze manier van vloerverwarming kenden de mensen al zo’n 100 jaar v. Chr. Dit systeem werd ook wel een in privé-huizen toegepast (zie Thema 1). In het badhuis waren altijd personeelsleden aanwezig. Deze mensen hielpen ouderen, mensen die slecht ter been waren en gehandicapten met het nemen van een bad. Ook mensen die niet in bad mochten, werden geholpen met het wassen. Verder waren er de capsarii. Deze bediendes borgen je kleren netjes op in de kleedkamer. Alipili waren kappers of haarplukkers die in de badhuizen rondliepen. Een belangrijk gebruik was het insmeren van je lichaam met olie en vervolgens het vuil met de olie van je lichaam af te schrapen. Aliptae hielpen je hierbij. Ook het masseren van badgasten hoorde erbij. Dit werd dan gedaan door de tractatores. Vaak waren de mensen die anderen hielpen slaven. Het schoon houden van de badhuizen was een taak van de slaven, evenals het stoken van de verwarmingsketels. Thema 2: Vrijetijdsbesteding Wagenrennen Romeinen gingen vaak kijken naar het wagenrennen. Het was een hele populaire sport (om naar te kijken) en dat was ook te zien aan het grote aantal races dat op één dag werd gehouden, soms waren er wel 24 races. Een strijdwagen was een klein wagentje met twee wielen die door een aantal paarden werd getrokken. Het racen was niet zonder risico’s, want als de bestuurder ten val kwam, was dat vaak dodelijk. Dit kwam omdat hij de teugels vaak om zijn lijf bond en als hij viel werd hij over de grond gesleept achter de wagen aan. De rijders hadden daarom ook een falx, dat is een scherp mes om de teugels los te kunnen snijden. De wedstrijden werden gehouden op circuses. Het Circus Maximus is de grootste en mooiste renbaan. Hierin werden zeven rondes gereden om de spina, de scheidingslijn, heen. Deze rondes werden geteld door middel van een soort teller. Hierop zaten zeven bronzen dolfijnen die één voor één na een ronde werden omgedraaid. De winnaar kreeg een zegepalm en een bundel goud. Gladiatorengevechten Ook het kijken naar gladiatorengevechten was erg populair. Gladiatoren waren slaven en gevangenen die gedwongen werden te vechten tegen elkaar of tegen wilde dieren. De gevechten werden gehouden in het amfitheater. De keizer kwam ook vaak kijken naar deze gevechten en aan het eind van een gevecht moest deze aangeven of de verliezer moest sterven of mocht blijven leven. De winnaar van een belangrijk gevecht kwam soms vrij. Er zijn verschillende soorten gladiatoren die elk hun eigen soort bescherming en bewapening hadden. Een groep verschillende gladiatoren trainde met elkaar voor het echte gevecht, zodat ze goed voorbereid waren. De murmillo was de gladiator met de beste bescherming en de beste wapens.
Theater De Romeinen gingen ook wel eens naar een toneelstuk. De vroegste Romeinse stukken waren een kopie van Griekse stukken. Er waren tragedies en komedies. Een tragedie was een zielig verhaal wat niet goed afliep en een komedie was een grappig verhaal dat altijd goed eindigde. De acteurs waren allemaal mannen en droegen vaak maskers, zodat de toeschouwers snel konden zien wat voor een type ze uitbeeldden. De theaters waren vaak zo gebouwd dat iedereen alles goed kon horen, maar alleen de rijkere mensen die op de eerste rijen zaten konden alles goed zien. De armste zaten helemaal achterin en konden het verhaal maar met moeite volgen. Wanneer je een stuk wel aardig vond om te zien, knipte je in je vingers. Als je het best wel goed vond klapte je in je handen en als je het geweldig vond wuifde je met je tunica of je zakdoek. Muziek De Romeinen luisterden ook naar muziek. Vooral op feesten werd veel muziek gemaakt. Vooral de lier was populair. Dit was een instrument gemaakt van hout en ijzer waarover snaren waren gespannen. Verder hadden ze nog tibiae, een dubbele fluit, cymbala, kleine bekkens, cithara, een bijzondere lier gemaakt van het schild van een schildpad, sistrum, een soort rammelaar, en een soort trompet. Kinderspelletjes Romeinse kinderen hadden schommels, wipplanken, vliegers, hoepels en poppenhuizen om mee te spelen. Meisjes speelden ook met houten poppen die scharnieren in armen en benen hadden. Verder was tali, een bikkelspel, heel populair. Dit werd zelf door volwassenen graag gespeeld. Het was een soort dobbelspel met botjes. Thema 3: Geloof en godsdienst Numina Godsdienst was heel erg belangrijk voor de Romeinen. De meeste mensen denken eigenlijk dat de goden van de Grieken en de Romeinen hetzelfde zijn en dat ze alleen andere namen hebben. Dat is voor een groot gedeelte waar, maar toch niet helemaal. De Romeinen hebben pas later hun godsdienst gelijk getrokken met de Grieken. Van oorsprong waren de goden typisch Romeins: “Numina”. Numina zijn goddelijke wezens die een heilig ontzag inboezemden en een duidelijke functie hadden in het doen en laten van een individu en van de gemeenschap. De numina zijn een soort krachten, ze werden niet voorgesteld als mensen. Vooral de huiselijke religie was voor de Romeinen erg belangrijk. Het gezin stond onder bescherming van de Lares en de Penates. De Lares waren numina die waarschijnlijk geesten waren van de voorouders. De Penates waren de numina van de voorraadkamer. De verering van de huisgoden en de offers hiervoor waren geconcentreerd op het haardvuur. Dit was het middelpunt van het familieleven en de Vesta waakte hierover. Ook de gemeenschap had een haardvuur dat werd verzorgd door de Vestaalse maagden. De maagden vertegenwoordigden in hun maagdelijkheid het goddelijke leven dat spontaan ontstaat. Het was een grote eer als je werd uitverkoren om een Vestaalse maagd te zijn. Deze maagden mochten niet trouwen in de dertig jaar dat ze voor het heilig vuur moesten zorgen. Men geloofde dat als het vuur zou doven, het Romeinse Rijk ineen zou storten. De Indigites zijn ook heel typisch voor de Romeinse godsdienst. Dit waren de numina die in de Indigitamenta werden aangeroepen. Dit was een hele rij numina die de fasen in de groei in mensenleven en natuur verzorgde. Zo was Sator voor het zaaien, Segestia voor de groei, Convector voor het binnenhalen van de oogst, Cunina waakte over het kind in de wieg, Potina en Educa zorgden voor eten en drinken en Locantius leerde het kind spreken. Deze numina werden door de Romeinen vereerd, zodat dit proces altijd zou blijven bestaan. Goden De Romeinen geloofden in goden. Bekende goden zijn: Jupiter (god van de hemelen en oppergod), Juno (godin van de vrouwen), Minerva (godin van de wijsheid en oorlog), Appollo (zonnegod), Neptunes (god van de zee en de aardbevingen), Diana (godin van de maan en de jacht), Vesta (godin van huis en haard), Ceres (godin van de landbouw), Mercurius (bode van de goden, god van de reizigers, god van de handel), Mars (oorlogsgod), Venus (godin van de liefde). De Romeinen vereerden de goden door tempels te bouwen en daar offers te brengen.
Houding tegenover de goden Voor een Romein was het erg belangrijk om de rituelen goed uit te voeren, precies volgens de regels. Het godsdienstig handelen kwam vooral neer op de correcte vorm hiervan. Het bestaan was afhankelijk van de goden en men moest deze goden vereren, omdat anders het voortbestaan van de staat in gevaar zou kunnen komen. Typisch Romeinse is dat de houding tegenover de goden heel zakelijk en afstandelijk was: wie offerde op een juiste manier had recht op een tegenprestatie. Bijgeloof Ook de Romeinen geloofden in bijgeloof. Enkele voorbeelden waar de Romeinen in geloofden zijn: Niezen was verschrikkelijk en op straat vallen betekende dat er problemen op komst zijn. Bijen waren de boodschappers van de goeden. Je moest ze dus beschermen. Ze waren een voorteken van voorspoed en geluk. Een uil horen krassen betekende naderend onheil, maar met drie keer spugen kon je het onheil afwenden. Het bracht volgens de Romeinen geluk als je bij volle maan je haar liet knippen. Als je een slang zag, stond je familie geluk te wachten. Zelfs als de slang giftig was, moest hem geen kwaad doen. Pantheon Het Pantheon, de tempel die aan alle goden is gewijd, is een van de mooiste gebouwen van de wereld. Het Pantheon werd van 118 tot 125 n. Chr. gebouwd, tijdens het bewind van keizer Hadrianus. Het staat op de plek van een oudere tempel die verwoest werd door een brand. Keizer Hadrianus vond herbouw erg belangrijk en de architect beloofde dat hij voor Rome de prachtigste tempel van het keizerrijk zou bouwen. De ingang (Portico) van de oude tempel is wel gebleven. Het Pantheon heeft nog dezelfde ingang als de oude tempel. Het gebouw heeft nu een koepel die meer dan 5000 ton weegt. Deze koepel is gemaakt van beton en lichte puimsteen. De vele vierkante holtes in de koepel zorgen voor minder gewicht en lieten het beton sneller drogen. In de koepel zit een centrale opening waar licht doorheen valt. Wanneer de enorme bronzen deuren gesloten zijn, is er nog genoeg licht. De opening zit wel 43 meter hoog. Toen het keizerrijk groter werd door veroveringen, werden ook de goden uit andere culturen, zoals de Griekse en Afrikaanse, opgenomen in de toch al rijke Romeinse godenwereld. In de muren bevinden zich zeven alkoven met daarin grote godenbeelden. Deze kijken neer op de bezoekers die hier hun godsdienstplicht kwamen vervullen. Thema 4: Rechtspraak Rechtssysteem Het rechtssysteem van de Romeinen was een heel rechtvaardig systeem. De Romeinen waren erg trost op hun rechtssysteem en hechtten er dan ook veel waarde aan. Cicero, een beroemd advocaat en redenaar, heeft ooit eens gezegd: ‘Een staat zonder wet is als een menselijk lichaam zonder geest. ‘ De wet staat op zichzelf en iedereen, ook de keizer, moet zich aan de wet houden. Het is een fundamenteel recht van iedere Romeinse burger dat hij of zij onschuldig is tot het tegendeel in een rechtszaal bewezen is. Wanner het bewijs tegen de beklaagde was gehoord, schreef elk jurylid (Alleen Romeinse burgers konden jurylid zijn) zijn oordeel over de zaak op een wassen tablet en deed dit in een urn. Hij kon kiezen uit: A (absolvo: niet schuldig) C (condemno: schuldig) of voor NL (not liquit: niet bewezen). Bij het bepalen van het vonnis gelde altijd dat de meeste stemmen gelden. Een aantal belangrijke straffen in de tijd van de Romeinen waren: - Boetes, wanneer je stal, kon je een boete krijgen. - Verbanning, wanneer een Romein ervoor koos burger te worden van een andere stad, verloor hij of zij het recht om burger te zijn van de stad. Hij of zij werd dan verbannen uit de oude woonplaats. Dit kwam vooral bij de hoofdstad Rome voor. - Vrijheidsverlies, Wanneer je als Romein de belasting ontdook of een militair vergijp pleegde, liep je de kans om als slaaf te worden verkocht. - Beslag, Op de bezittingen van iemand die documenten of munten had vervalst, kon beslag gelegd worden. De Basilica De Basilica van Constantijn is een van de mooiste rechtszalen van Rome. Het werd in 313 voltooid en het ligt naast het Forum Romanum. De constructie van de Basilica is enorm. Drie reusachtige gewelven spannen zich over de hoofdruimte heen en de beschilderde zoldering fonkelt van het goud. Zonder het skelet van steen en beton dat achter her glanzende marmer schuilgaat, zou het gebouw niet standhouden.

REACTIES

J.

J.

wauw goedzeg!

13 jaar geleden

N.

N.

bronnen??

12 jaar geleden

G.

G.

neeee beter eh

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.