De thermen van Pompeii

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 1572 woorden
  • 20 januari 2004
  • 124 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
124 keer beoordeeld

Pompeii Pompeii lag een stuk onder Rome en dichtbij Napels, bijna aan de rivier de Sarno. De stad lag in het vruchtbare gebied van de noordelijke rivier de Vulturno en het schiereiland Surrento. Vroeger werd deze streek Campanië genoemd en was bekend als 'de tuin van Italië'. Het hart van dit gebied werd vooral gevormd door de fraaie Golf van Napels waar de stad heel dichtbij lag. Oude Romeinse schrijvers hadden het in hun verhalen al over de vruchtbaarheid van Campanië, het zachte klimaat en de grote hoeveelheid begroeiing. Al in de achtste eeuw voor Christus vestigden de Grieken zich in het hierboven beschreven gebied. De Grieken kwamen niet veel noordelijker, omdat daar een ander volk leefde - de Etrusken. Daardoor werd dit gebied een lange tijd beïnvloed door de Griekse cultuur. Pompeii ligt aan de voet van de vulkaan: de Vesuvius. Dat lavaplateau lag erg hoog, vooral in het zuiden en het oosten. In het westen en al helemaal in het noorden was het hoogteverschil minder omdat de stad daar overliep in de voet van de Vesuvius. Het hoogteverschil tussen het lavaplateau en het stroomgebied van de Sarno was soms wel 30 meter. Hierdoor werd de stad voor een deel op een natuurlijke manier beschermd. De 'kern' van de stad Pomeii, de zuidwesthoek, was rond de zevende eeuw voor Christus gebouwd. Na de vierde eeuw voor Christus is de stad uitgebreid naar het noorden en het oosten. Het stadsoppervlak werd hierbij vergroot van 9,3 hectare tot 63,5 hectare. Daarom werd er een stadsmuur om Pompeii heen gebouwd, natuurlijk niet op de plek waar de vulkaan was. Er kwamen in dat vernieuwde deel vooral meer woonwijken. de 23,5 hectare overgebleven grond werd waarschijnlijk gebruikt voor landbouw. Die 'kern' van Pompeii bestaat uit het gebied rond de weg naar 'Zeestraat' en het forum. Dat laatste is het belangrijkste deel van iedere stad. Het is een marktplein dat op het hoogste, meest afgeplatte deel van de stad werd aangelegd. Op het forum stond de tempel van Jupiter, in de Romeinse tijd werden Iuno en Minerva er ook vereerd. Gewoonlijk waren er twee hoofdstraten, bedacht door de Griekse architect Hippodamos van Miletos, hij leefde ongeveer van 457 voor Christus tot 400 voor Christus. Zijn stratenplan: één van noord naar zuid - ook wel cardo genoemd en één van oost naar west - ook wel decumanus genoemd. In Pompeii zijn deze straten wat minder duidelijk aanwezig. Ten noorden van Pompeii ligt de belangrijke handelsweg Via Popalia. Vanuit Neapolis - deze stad word nu Napels genoemd - lag Pompeii op een kruispunt van deze weg, deze splitste zich richting: Nola, Nuceria en Stabiae. De wegen naar Nola en naar Stabiae liepen door in Pompeii. Ze heetten daar, vanaf de 'Nolapoort' : 'Nolastraat', 'Straat van het Fortuin' en 'Thermenstraat', deze straat liep voor een deel paralel met de vanaf de 'Stabiapoort' : 'Stabiastraat' , 'Vesuviusstraat' en 'Vesuviuspoort'. Deze straten werden vergeleken met de eerder beschreven cardo en de decumanus omdat dit de belangrijkste straten van Pompeii waren. Op 24 augustus in 79 na Christus kwam de Vesuvius in volle hevigheid tot uitbarsting. In een paar uur tijd werd Pompeii en het omliggende gebied bedolven onder vulkanish materiaal. Veel mensen hadden te laat door dat de vulkaan uitbarstte en konden niet op tijd vluchten en stierven. Omdat de stad onder de as lag, is hij eeuwenlang bewaard gebleven. Andere mensen die iets eerder gevlucht zijn, zijn toch omgekomen in het omliggende gebied, maar zij zijn echter nooit teruggevonden. Er is nu ook geen mogelijkheid meer om deze lichamen op te graven, omdat er in dit gebied huizen gebouwd zijn. De Italiaanse archeoloog Giuseppe Fiorelli heeft vanaf 1860 na Christus de leiding bij de opgravingen van Pompeii. Hij heeft een hele goede manier gevonden om alles wat onder de as ligt aan iedereen te laten zien. De as omsloot na de uitbarsting heel precies de slachtoffers. De lichamen vergingen en de as werd hard waardoor er een precieze holte van het slachtoffer achterbleef. Deze holte goot meneer Fiorelli vol met gips - tegenwoordig met kunsthars voor een nog preciezer resultaat - waardoor hij een beeld maakte van het slachtoffer. Dit gebeurde ook met sommige spullen en met dieren. Je kunt de houding en de angstige uitdrukking op de gezichten van de slachtoffers precies aflezen. De thermen van Pompeii. Badhuizen; Open vanaf twaalf uur 's middags tot diep in de nacht, de plaats waar iedereen die een beetje geld had het grootste gedeelte van zijn tijd doorbracht; de mannen in het meest grote, indrukwekkendste gedeelte, omgeven door allerlei waanzinwekkende, waanzinnige, oogverblindende, prachtige versieringen, de vrouwen in een kleiner en minder mooi gedeelte – tenminste, alleen als er aparte gedeeltes waren, wat vaak niet zo was – zoniet alleen rond bepaalde tijden, met of zonder de kinderen – die de enigen waren die daar gratis naar binnen konden. De volwassenen betaalden met een koperen munt, de as. Het heetwaterbad van de mannen- en vrouwen-baden werden naast elkaar aangelegd, zodat de ertussen liggende stookplaats – praefurnium – beide vertrekken gelijkertijd kon verhitten. In elke stad was minstens één badhuis te vinden, gezien het feit dat de Romeinen meer aandacht besteedden aan hun hygiëne dan andere volkeren van toen en zelfs nu. Pompeii had drie thermen; Forumthermen, Centrale thermen en Stabiaanse thermen. De Stabiaanse thermen zijn het oudst en zijn ongeveer gebouwd in de tweede eeuw vóór Christus. In de Romeinse thermen kon je jezelf wassen, zwemmen, een sauna nemen, sporten... het was een soort sociaal centrum, een ontmoetingsplaats waar mensen belangrijke zaken bespraken of gewoon kletsten en zich ontspanden. De indeling van de badhuizen bestond uit kleedruimtes – ook wel apodyterium genoemd – in deze ruimte staken banken uit de wand, verdeeld in diepe, vierkante ruimtes, ongeveer net zo hoog als het hoofd. Die ruimtes dienden als bewaarplaats voor de kleren. Die hokjes konden niet worden afgesloten, om te voorkomen dat hun kleren kwijt raakten of gestolen werden plaatsten veel mensen er een slaaf bij op wacht. Daarna kwam je in een ruimte met een koudwaterbad – ook wel frigidarium genoemd – die beschikbaar stond om de mensen voor te bereiden op het uiteindelijke bad. Na het frigidarium was er een lauw waterbad – tepidarium – Om de mensen te laten wennen aan het temperatuurs verschil. Dat werd gevolgd door een heetwaterbad, dat caldarium heette. Voor de verfrissing stond in ieder caldarium een stenen fonteintje waar koud water uit kwam. Door de stoom zweette men het vuil uit, en aangezien er in die tijd geen zeep bestond, wreven slaven de mensen in met olijfolie en zand, schraapten dat weer af – samen met het vuil – met speciale krabbertjes – strigil – van hun lichamen. Daarna wreven ze hun lichaam lekker in met kruidenmengsels of namen een massage. Voorwerpen die bij het baden gebruikt werden waren onder andere de bronzen strigilis en huidkrabben die werden gebruikt om vuil en zweet af te schrapen, en flaconnen die mengsels van olijfolie en puimsteen bevatten waarmee de huid werd verfrist en gereinigd. Er was ook een sauna – laconicum – voor mensen die de voorkeur gaven aan droge hittes. Tot slot was er een open binnenplaats waar je oefeningen kon doen of gewoon wat rondlopen. Onder het caldarium zat een uniek verwarmingssysteem; ondergronds was er een holle ruimte met brandende vuren onder de enorme boilers waar liters en liters water werden verwarmd – een hypocaustus. De hete lucht van de vuren werden ook gebruikt om het gebouw te verwarmen, hetgeen in verhouding best slim was bedacht. De baden waren zo gebouwd dat de warme lucht onder de vloeren van de baden – die werden ondersteund door stenen kolommen – en achter de muren langs werd gevoerd. Soms werden de muren en vloeren zo heet dat de mensen houten slippers moesten dragen om hun voeten niet te verbranden. Het caldarium lag het dichts bij de stookplaatsen, het frigidarium het verst ervan af. Er waren uiteraard veel slaven nodig om de thermen werkend te houden. De hitte voor de warme kamers en het warme water kwam uit een soort oven die warme lucht onder de vloer en door de muren heen naar het dak blies. De vloeren boven de hypocaustus rustte op pilaren. Er waren ook slaven die mensen masseerden of voor schone handdoeken zorgden, en hoogstwaarschijnlijk liepen er ook slaven rond die hapjes en drankjes verkochten. Natuurlijk hadden de openbare baden, net als alle openbare gebouwen, efficiënte en hygiënische openbare toiletten – hoewel dit voor de meeste rijken als te min werd beschouwd, en ze deden het waarschijnlijk op haastig door slaven aangereikte potjes. Bovendien werd urine gebruikt bij het wassen van fijne kleding. Bij de wasserijen stonden buiten op straat potjes voor dit doel. Onder keizer Vespesianus moest er belasting betaald worden over deze potten urine. Uit wraak heet een openbaar urinoir in Italië nog steeds 'Vespasiano'. De Romeinen maakten hun achterwerk schoon met een soort spons op een stok. In de Keizertijd bezochten mensen de thermen niet alleen maar om er te baden, maar ook om er naar een of ander schouwspel te kijken, om er naar een voordracht of naar een voorlezing te staan luisteren, om wat te zitten lezen in de bibliotheken, om er kunstwerken te bewonderen, om er te discussiëren over politiek, filosofie of het weer, om er zaken te doen, om er wat te wandelen in de schaduwrijke tuinen, of om gewoon even lekker van alle zorgen af te zijn en enven uit te rusten. En omdat er voor iedereen wel iets leuks of fijns te doen was, ging in Rome iedereen elke dag naar de thermen.

REACTIES

K.

K.

Wat zijn de bronnen?

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.