De Middeleeuwen (Romaans, 900 - 1150)
Men wilde het christelijke geloof een nieuw leven in blazen. Hiervoor werden verschillende pogingen gedaan rond 910. Er ontstonden allerlei nieuwe activiteiten die de culturele ontwikkeling stimuleerde. Zo ontstond de Romaanse kunst. Romaans is afgeleid van de naam Romeins. In de Romaanse en Romeinse kunst kon men veel gelijkenissen vinden.
In de tiende eeuw kwam er meer behoefte om relikwieën te bezoeken. Er ontstonden steeds meer bedevaartsoorden doordat er ook steeds meer bedevaartstochten gemaakt werden. Er werden dus ook steeds meer bedevaartskerken gebouwd om daar de heilige relikwieën te bezichtigen. Eén van de bekendste bedevaartsoorden is te vinden in Spanje, namelijk Santiago de Compostella.
Romaanse architectuur
De kerken hadden in de Romaanse kunst de vorm van een kruis. Er zijn ook gebouwen met Romaanse kenmerken na 1200 gemaakt, maar de gotische stijl had toen eigenlijk de voorkeur.
Tot de belangrijkste kenmerken van de Romaanse architectuur behoren het gebruik van de rondbogen en zware muren met kleine vensters. De buitenkant werd meestal versierd met de vele architecturale ornamenten, versiersels met herhaling van een bepaald motief, en beeldhouwwerk. Voor het bouwen van gebouwen maakte de mensen hoofdzakelijk gebruik van het grondplan met één dwarsbeuk. Grote kerken hadden in het oosten een kooromgang en straalkapellen, terwijl er in het westen vooral kloeke muren te vinden waren die aan een vesting doen denken.
Het middenschip werd in de loop van de tijd voorzien van een gewelf in plaats van een houten plafond. In het begin waren het vooral tonggewelven, de vorm van dit gewelftype lijkt op de boog van een halve cirkel. De opkomst van het stenen gewelf begon in Frankrijk. Er waren twee belangrijke voordelen van het stenengewelf; het was beter bestand tegen brand en de gezangen kwamen beter tot gehoor qua klank. De gewelven werden vaak ondersteund door gordelbogen. Rond het midden van de 11e eeuw was de technische kennis en de vaardigheid zoveel groter geworden dat men ook grote overwelvingen kon bouwen.
Romaanse beeldhouwkunst
De Romaans beeldhouwkunst beperkt zich vooral tot kleine beeldjes en reliëfs, omdat het niet belangrijk was of de beelden realistisch waren, het was belangrijker dat er duidelijk was welke bijbelse er werden afgebeeld.
Tussen 1050 en 1100 kwam er veel belangstelling voor de beeldhouwkunst in steen. Vanaf 110 werd het portaal steeds vaker op dezelfde wijze ingedeeld. Boven het portaal bevond zich een half cirkelvormig timpaan. De cirkelvormige zijde werd omgeven door een lijst, archivolt genaamd. Onder het timpaan bevindt zich een latei. Centraal in het timpaan van het hoofdportaal is een tronende Christus afgebeeld. Deze tronende Christus is meestal omringd door de vier wezens van de Apocalips. Deze voorstellingen kwamen vaak voor in de Middeleeuwse kerkportalen, omdat daar recht werd gesproken.
Aan het begin van de 12de eeuw beleefde de Romaanse kunst in Frankrijk een hoogtepunt. De beeldhouwkunst beperkte zich toen tot afgebakende architectonische onderdelen, zoals kapitelen en timpanen. Middeleeuws beeldhouwwerk werd in felle kleuren beschildert.
Romaanse schilderkunst
De Romaanse schilderkunst kende geen grote ontwikkelingen. Romaanse kerkruimten werden beschilderd met wandschilderingen. Ook hier was het realistisch afbeelden niet belangrijk. De wanden in de kerken uit die tijd waren allemaal beschilderd met fresco’s. Niet alleen de muren, maar ook de plafonds en de gewelven werden voorzien van schilderingen. Beeldende kunst werd door de kerk ingezet voor een belangrijker doel: De gelovigen onderrichten over het geloof en over de almacht van God.
Ook monniken hebben hun bijdrage aan de schilderkunst geleverd. De monniken maakten prachtige tekeningen en versieringen bij de eerste letter van een hoofdstuk. Die letter was niet zomaar een letter, hij beeldde een verhaal uit.
Er was weinig behoefte aan het zorgvuldig weergeven van licht en schaduw of stofuitdrukking. De aandacht richt zich meer op het illustreren van de bijbelse verhalen. In de tweede helft van de 12de eeuw kwam daar wel verandering in. In de overgangsfase naar de gotische kunst is de zichtbare werkelijkheid van groter belang in de tweedimensionale kunst. Illusionisme begint nu weer een rol te spelen. Deze ontwikkeling is versterkt door antieke voorbeelden. Dit kwam o.a. in uiting in de weergave van draperieën; er is weer interesse voor de relatie tussen de plooival en het lichaam daaronder.
Detail uit het plafond van St.Michael, Hildesheim
Gotiek, 1100 – 1400
Het woord gotiek is afgeleid van de Goten. Zij waren een volk die het Romeinse rijk te val brachten en werden beschouwd als barbaren. De term gotiek werd gebruikt voor stijlvormen die geen relatie hadden met de klassieke oudheid.
In de tweede helft van de Middeleeuwen ging het beter met de steden; de bevolking groeide en economisch ging het beter. De christenen konden zonder problemen hun geloof voortzetten omdat het christendom niet meer vervolgd werd. Een behoefte aan grotere kerken was ontstaan. In de gotiek is licht een belangrijk element.
Gotische architectuur
Het grondplan van de gotische kerken is nog steeds gebaseerd op het grondplan van de basilica, de Romaanse kerken. Bij gotische kerken heb je ook een lang middenschip en een dwarsbeuk. De gotische kerken zijn uitgebreider, want ze hebben extra zijbeuken, de kerk heeft een kooromgang, een grotere absis voor het koor, kleine kapelletjes. Het grootste kenmerk bij de gotische kerken zijn de grote gebrandschilderde ramen en het vele licht. Er was veel licht, omdat licht voor het goede en God stond. Door de gebrandschilderde ramen konden de gilden hun rijkdom etaleren. Omdat het dak niet meer op de muren rustte, en dus haar draagfunctie verloor, maar werd opgevangen door luchtbogen en steunberen aan de buitenkant van de kerk, waren er ook veel grote ramen in gotische kerken. Deze steunberen worden in navolging van de Romaanse architectuur toegepast.
Gotische beeldhouwkunst
De mensfiguren die in de beginperiode van de gotiek gemaakt werden, hadden altijd een statische, schematische indruk. In de vroeggotische periode heeft de beeldhouwer de vormgeving van de mensfiguren laten terugkomen in de zuilen. Zo kon men ze frontaal bekijken. In de latere gotiek werden de beelden dynamischer en komen ze meer los, je kon ze beter bekijken. Langzaamaan kwamen er in de hooggotiek meer vrijstaande beelden. Pas aan het eind van de gotische periode kregen de beelden ook meer gezichtsuitdrukkingen en klopten de verhoudingen beter.
Rijke mensen wilden graag meer aanzien. Dat deden ze door mee te betalen aan een kerk of kathedraal. Het ging zover dat deze mensen dan zelfs zelf vaak een beeld in de kerk kregen.
De beelden die je zag op de kathedralen en kerken waren altijd mensfiguren die rechtop stonden. Zo vormden ze een geheel met de zuil. Er werden ook beelden gemaakt van heiligen. Deze kon je herkennen aan het symbool dat erbij was. Zo kreeg de bezoeker, gelijk aan de Romaanse periode, een gewijde stemming.
Gotische schilderkunst
Realistische weergaven was in de gotiek wel erg belangrijk. De realistische weergaven van religieuze en alledaagse dingen zijn erg belangrijk en typerend voor de gotische schilderkunst. Een erg bekende schilder uit die tijd is Giotto. Hij schilderde vanuit één standpunt hierdoor kregen de mensen het gevoel dat ze ook betrokken waren in zijn werk. Dat werd internationaal ook een groot succes. Er werd geschilderd over verschillende onderwerpen; de alledaagse dingen, maar ook veel bijbelse voorstellingen. (Zie het schilderij van Giotto hiernaast). Er wordt gebruik gemaakt van olieverf in plaats van tempera. Met olieverf kan men makkelijker schaduwen en details weergeven doordat de verf heel langzaam droogt. Om de analfabeten toch te kunnen onderwijzen werden de schilderijen gebruikt.
Renaissance, 1400 – 1530
Renaissance betekend letterlijk ‘wedergeboorte’. Hierin vinden ingrijpende veranderingen plaats die grote invloed hebben op de culturele, economische, technische en politieke ontwikkelingen in Europa. Voor de Renaissance-kunstenaars vormden de Griekse en Romeinse kunst uit de oudheid een groot voorbeeld. In elk kunstwerk dat je tegenkwam stond de natuur en de realiteit centraal. (Zie de afbeelding hiernaast). Dit werd tevens het grote ideaal. Ook werden in de tijd van de Renaissance de boekdrukkunst en andere druktechnieken uitgevonden.
Renaissance architectuur
Er is een duidelijke ontwikkeling te zien tussen het begin van de Renaissance en het einde. De afbeeldingen hiernaast zijn Tempietto, 1502- 1503 (Rome) en Palazzo Medici-Ricardi te Florence, 1444. Je ziet dat het gebouw uit 1444 vooral de horizontale en verticale lijn centraal. Het ziet eruit als een vesting. In het gebouw van 1502-1503 zie je dat de ronde vorm erg naar voren komt. Dit gebouw drukt harmonie uit; gezellig en sfeervol. Hierdoor kun je de grote ontwikkelingen zien tussen de vroege Renaissance en de late Renaissance.
Tijdens de hoog renaissance staat de centraalbouw centraal, terwijl de gebouwen in de vroege renaissance nog sober zijn. Maar rond de 16e eeuw krijgen ook deze gebouwen meer aandacht.
De gebouwen uit de hoogrenaissance maken een veel dynamischer indruk dan de gebouwen uit de vroege renaissance.
Renaissance beeldhouwkunst
Het beeld hiernaast, David, is gemaakt door Donatello. Het beeld heeft duidelijke veranderingen in tegenstelling tot de vroegere beelden. Het beeld heeft geïdealiseerde vormen en proporties. Het beeld maakt een levendige, bewegelijke en realistische indruk.
In de Renaissance komen beelden voor het eerst los van de muur te staan. Maar in de vroegrenaissance zijn ook beelden gemaakt, die nog niet rondom bekeken konden worden, maar in nissen stonden. Er worden niet alleen mensfiguren vrijstaand gemaakt, maar ook voor het eerste weer beelden van beroemde veldheren en ruisterstandbeelden.
Beeldhouwers die in de hoogrenaissance beelden maakten waren geïnspireerd door de hellenistische periode van de Griekse beeldhouwkunst. Neem bij voorbeeld het beeld hiernaast, Pietà van Michelangelo. Het beeld ziet er dramatisch uit. De kleding van Maria maakt een plastische indruk doordat er gebruik gemaakt is van plooival. Ook door de duidelijke gezichtsuitdrukkingen en houdingen uit het beeld meer emotie en persoonlijkheid dan in de vroegrenaissance.
Renaissance schilderkunst
In de Renaissance gingen schilders het perspectief toepassen in muurschilderingen. Op de afbeelding hiernaast zie je een muurschildering van Rafaël, Stanza della Segnatura. Hij gebruikt her lijnperspectief: alle evenwijdige lijnen verdwijnen naar één punt. De keuze van de kleuren, vormen en proporties en de symmetrische compositie dragen bij aan het evenwicht. Door verzachting van kleurovergangen en vormen, probeerde Rafaël het esthetisch effect te bereiken.
Olieverf en tempera op paneel, fresco a secco zijn de belangrijkste schildertechnieken in de Renaissance. De belangrijkste tekentechnieken zijn: pen en inkt, krijt, metaal- of zilverstift op papier. Etsen, koper- en houtgravures en houtsneden zijn de belangrijkste druktechnieken.
Het zelfbewustzijn van kunstenaars neemt toe in de Renaissance, dit blijkt uit het feit dat men voor het eerst zijn werk signeerde.
Door deze grote ontwikkelingen in de schilderkunst in Italië, heeft het grote invloed op de Noord-Europese schilders. Sinds de Renaissance is een bezoek aan Italië en de bestudering van de klassieke oudheid onmisbaar geworden.
REACTIES
1 seconde geleden