Grieken/Romeinen

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas havo | 1062 woorden
  • 19 januari 2003
  • 114 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
114 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

DE ARGAISCHE PERIODE 800-500 V.CH.

DE KLASSIEKE PERIODE 500-400 V.CH.
("gouden eeuw")

HET HELLENISME 350-140 V. CH.
(eind griekse periode)
HET ROMEINSE RIJK 140 V. CH.- 500 N. CH.
De Grieken
BEELDHOUWKUNST

De meest gebruikte figuren in de Griekse beeldhouwkunst waren naakte jongemannen.
In de Argaische periode werden ze vaak rechtop afgebeeld, met hun armen langs hun lichaam en gebalde vuisten.
Heel kenmerkend is ook dat er altijd 1 been naar voren staat en dat ze een volkomen expressieloos gezicht hebben. Verder is het lichaam heel symmetrisch afgebeeld en de mond vertoont altijd een 'argaische' glimlach. De eerste beelden waren van steen,
later werden ze van marmer gemaakt.
De houding van de jonge naakte mannen komt door de vorm, die nog enigszins op het blok steen of marmer waar ze uitgehakt zijn lijkt. De beelden worden 'kouroi' genoemd, dit is afgeleid van het woord 'kouros', wat in het Grieks 'jongeling' betekent.
Er werd lang gedacht dat de beelden werden gemaakt om de God 'Apollo' te eren. Later bleek dat de beelden ook als grafmonument werden gebruikt. In de Argaische periode was er ook al sprake van kleine bronzen 'kouroi' beelden.

Rond 490 voor Christus ontstond er al een zekere aandacht voor het afbeelden van realistische lichaamsvormen.
Het lichaamsgewicht van deze beelden leunde op 1 been. Zo kwam er een soort knik ter hoogte van de heup. Deze houding wordt de contrapost genoemd.
De beeldhouwkunst was vooral bedoelt voor de goden. De afgebeelde figuren stellen goden en godinnen voor.
Een Griekse God werd als de ideale mens voorgesteld. Met deugden en ondeugden, maar met de
ideale lichaamsvorm en onsterfelijkheid. Ook werden beroemde mensen afgebeeld, zoals sportlieden en dappere krijgers.
De mannelijke beelden zijn altijd volkomen naakt, de vrouwelijke beelden dragen altijd kleding.
Rond 400 voor Christus beeldden de Grieken meer schaduw af in hun figuren, er kwamen kreukels in de kleding, waardoor, ondanks de kleding, nog steeds het naakte lichaam te zien blijft.
In de klassieke periode kwam men erachter dat je ook beelden van brons kan maken. Er ontstond meer natuurlijkheid in de beelden, maar het ideaalbeeld veranderde daardoor ook, de beelden kregen
nu brede schouders en smalle heupen. Het hoofd stond niet meer zo stijf op het lichaam maar keek ook bijvoorbeeld een andere kant op.
In de Argaische en Klassieke periode was het ook belangrijk om de beelden te beschilderen, met ingezette ogen, lippen en nagels. Dat gaf de beelden meer leven.
In de Hellenistische periode kwam er veel meer emotie in de beelden naar voren. Expressionisme werd ook erg belangrijk, zo kwam er veel meer beweging in de beelden. Het idealisme kwam daardoor weer meer op de achtergrond maar het bleef wel.
SCHILDERKUNST

Van de Griekse schilderkunst is niet veel meer bewaard gebleven. We weten wel dat ze gebouwen beschilderde. Het enige schilderwerk dat verder bewaard is gebleven zijn de keramische producten zoals potten, schalen en vazen. Dat waren dus vooral gebruiksvoorwerpen. De decoratie van deze keramische voorwerpen zijn zeldzaam, kunstzinnig en origineel. Deze beschilderde keramische voorwerpen werden ook wel als en soort prijzen uitgereikt.

In de geometrische periode werden de mensfiguren geometrisch afgebeeld. Het hoofd heeft de vorm van een cirkel, en het bovenlijf de vorm van een driehoek. Ze tekenden dus met veel moeite een menselijk figuur.
De vazen zijn roodkleurig en werden met een zwarte kleurstof beschilderd. Ook zitten er weinig details in de schilderingen.
De Grieken schilderden niet wat ze zagen, ze schilderden wat ze wisten. Voorbeeld: Als een lijk een lijkwade over zich heen had liggen, dan werd de lijkwade erboven geschilderd, zodat het lijk ook te zien was. Dat zag je in het echt natuurlijk niet.
Eerst vonden ze vooral de figuren uit de Griekse mythologie belangrijk om te schilderen, maar later schilderden ze ook normale huiselijke taferelen.
In de Klassieke tijd veranderde de schilderstijl, ze schilderde de vazen helemaal zwart, en vervolgens kraste ze er met een scherp voorwerp figuren in. Hierdoor werd de mogelijkheid om betere details te maken groter.
In deze tijd kwam er ook meer kennis voor de emotie en het perspectief.
BOUWKUNST

In de Argaische periode ontstonden de steden. Ze werden opgebouwd op een verhoging in het terrein.
Het hoogste deel van de stad heette de 'akropolis' daar kon men zich dan terugtrekken als er gevaar dreigde.
Later werd de 'akropolis' een heiligdom waar de goden werden vereerd, er werden tempels gebouwd. In deze tempels godenbeelden geplaatst. De plaats waar zo'n beeld stond, de binnenruimte, werd een 'cella' genoemd.
Eerst werden de tempels, net als huizen, van hout en in de zon gedroogde lemen gebouwd. Van deze vroege bouwwerken is niks bewaard gebleven. Later werden ze van steen gebouwd, hiervan zijn nog wel restanten.

Je hebt een aantal verschillende soorten bouwwerken:
- Megaron, dit is de oervorm van een huis.
- Prostylos.
- Antentempel schathuis, dit is de vroegste tempelvorm, bestaande uit een binnenruimte (cella) waarvoor twee zuilen tussen twee vooruitstekende zijmuren staan. Dit geheel staat op een voetstuk van drie treden (het stylobaat). Het werd vooral gebruikt als bewaarplaats voor schatten.
- Dubbele antentempel.
- Amphiprostylos.
- Peripteros.
De bouw van de tempels heeft zich sterk ontwikkeld in de loop der jaren. Ook in de stijl heeft ontwikkeling plaatsgevonden:
De DORISCHE orde, ontwikkeld in de agraische periode.
De LONISCHE orde, later ontwikkeld in de agraische periode.
De KORINTHISCHE orde, ontwikkeld in de klassieke periode.
Elke tempel wordt uit de volgende onderdelen opgebouwd:

- Stylobaat, dit is de grondplaat meetsal opgebouwd uit drie treden.
- Basement, dit is het voetstuk van een zuil, in de dorische stijl ontbreekt het voetstuk.
- Schacht, dit is de zuil. In de Griekse bouwkunst, zijn alle zuilen voorzien van:
* Cannelures, dit zijn de groeven in de lengterichting van de zuil. In de dorische stijl zijn de groeven scherp, en in de lonische en korinthische stijl zijn de groeven afgeplat.
* Kapiteel, dit is het wijde bovenstuk van de zuil, dat dient om de architraaf te dragen.
* Architraaf, dit is de horizontale balk die leunt op de zuilen.
* Fries, dit is de ruimte tussen de architraaf en de kroonlijst. Deze is versierd met vooral lonische en korinthische stijl (schilder- of beeldhouwwerk). Bedekt met processies en bijeenkomsten van goden.
* Metope, dit is het beeldhouwwerk op de fries.
* Trigliefen, dit zijn de groeven in de metope.
* Kroonlijst, dit is de horizontale die het begin van het dak aangeeft.
* Tympanon, dit is de driehoekige vorm boven de architraaf en fries.

REACTIES

J.

J.

Bedoelt met met een d (bedoeld

19 jaar geleden

K.

K.

hey!

Wat had je voor dit werkstuk??
met vriendelijke groet,

Kevin Gorissen

20 jaar geleden

T.

T.

maar wat was er dan tussen 400 en 350 .V.C. ?

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.