Zwarten in Amerika (tot 1900).
In de 15e eeuw vestigden de eerste Europeanen zich in Amerika. Zij verdreven eerst de indianen, stichtten koloniën en namen het land in bezit. Ondanks dat het aantal Europeanen steeds meer toenam, was er nog steeds veel werkkracht nodig voor bijvoorbeeld de plantages en mijnen. Zij probeerden dit probleem op te lossen door slaven te gebruiken. Eerst waren dat de indianen, maar die bleken niet sterk genoeg en stierven snel door het zware werk en de besmettelijke ziektes die de Europeanen hadden overgebracht. Zo werd er besloten om werkkracht uit Afrika te halen. In 1619 kwamen de eerste Afrikanen aan in Noord-Amerika. Zij waren toen nog geen slaven, maar contractarbeiders. Het was de bedoeling dat zij na een bepaalde periode vrijheid kregen en eventueel ook nog een stuk land. In het begin gebeurde dit ook echt, maar al snel veranderde dat. De bestuurders van de koloniën vervingen al snel het contractarbeid voor de slavernij. Zo startte de slavernij van de Afrikanen in Amerika.
Vanuit Europa kwamen schepen met alcohol, wapens en metalen naar Afrika om die te verruilen met de vorst voor slaven, zodat zij die zelf niet hoefden te vangen. De slaven werden dus vooraf al vast gezet in gevangenissen waar zij moesten wachten tot er een schip kwam. Ze werden geboeid en in zeer kleine ruimtes op het schip geladen. Onderweg stierven er alleen al veel door ziekten als tyfus, tering of scheurbuik, en anders wel door verstikking. De overlevenden werden in Amerika afgeleverd, waarna de schepen verder trokken met koffie, katoen en suiker terug naar Europa. Deze handel wordt ook wel de driehoekshandel genoemd. Eenmaal aangekomen werden de Afrikanen op de slavenmarkt verhandeld en gebrandmerkt.
Zij werden niet als mensen beschouwd, maar als vee of koopwaar. Ze werkten vooral op plantages, boerderijen en in de huishouding. Ze werden meestal zeer wreed behandeld. De slaven werden mishandeld, waren ernstig ondervoed en moesten vaak van zonsopgang tot zonsondergang (soms geboeid) werken. Vaak waren ze verminkt en zaten ze onder de littekens. Zeer kleine kinderen moesten vaak ook mee helpen. De slaven woonden met velen in hele kleine huisjes of hutten. Vaak stelden de meesters drijvers aan onder hun eigen slaven, die dan weer zicht moest houden onder de andere slaven. Zij moesten dit wel doen omdat ze anders zelf afgeranseld werden. Vaak werden gezinnen gewoon uit elkaar gehaald, bijvoorbeeld de man van zijn vrouw en kinderen, zodat de vrouw ze alleen moest opvoeden. Het kwam wel eens voor dat een slaaf probeerde weg te lopen. Maar als ze al niet opgespoord werden dan was hun leven nog niet veel beter dan op de plantage, omdat ze bijna nergens zelf werk konden krijgen. Het leven van de slaven duurde meestal niet erg lang. Er waren bepaalde wetten en regels waar de slaaf zich aan moest houden. Dit verschilde per kolonie, maar het kwam allemaal ongeveer op hetzelfde neer. Zo moest de slaaf aan alles gehoorzamen wat zijn meester zei. Ze werden niet betaald, mochten geen bezittingen hebben, mochten niet tegen een blanke getuigen en mochten niet voor de wet trouwen. Het overtreden van deze regels werd ernstig bestraft. Ze werden geslagen met de zweep, afgeranseld, en in erge gevallen soms een oor of een vinger afgesneden. In de ergste gevallen werden ze soms zelfs levend begraven of opgehangen.
In het zuiden waren veel meer slaven dan in het noorden. In het noorden waren de plantages en boerenbedrijven namelijk veel kleiner (er was meer industrie). Een boer had daar gemiddeld 3 à 4 slaven, terwijl in het zuiden vaak wel 50 of meer slaven per bedrijf werkten. In het noorden werden ze meestal ook beter behandeld. Vanwege het kleine aantal woonden de slaven vaak gewoon bij de boer in huis, en hadden dan dus ook beter contact met het boerengezin. In het zuiden daarentegen werden er aparte huisjes en hutten gebouwd voor de slaven en vaak kwam de meester vrijwel nooit op het veld. Het kon hem dan ook minder schelen wat er met de slaven gebeurde, zolang ze maar hard werkten. Er waren wel een klein aantal vrije Afrikanen. Zij hadden zich op de één of andere manier vrij kunnen kopen of ze waren afstammelingen van de contractarbeiders uit de begintijd. Maar een erg gelukkig bestaan hadden ze niet. Ze werden gediscrimineerd, hadden geen kiesrecht, kregen speciale belastingen en mochten niet met andere vrij zwarten vergaderen.
Rond het begin van de 18e eeuw keerde de bevolking in het noorden zich (o.a. door de industrialisatie daar) langzamerhand steeds meer tegen de slavernij. Daar was iedereen al een tijd vrij verklaard, niemand was daar meer het bezit van iemand anders. Een deel van de bevolking daar wilde dat ook in het Zuiden de slavernij afgeschaft werd. De presidenten Washington en Jefferson hadden al eerder tegen de slavernij gepleit. Maar in het zuiden waren ze het daar totaal niet mee eens. Daar waren de belangrijkste inkomsten nog steeds van de landbouw en de plantages, waar ze hun slaven dus hard nodig hadden. Ze wilden de slavernij behouden, omdat het volgens hen goed was voor de economie. Toch lukte het Jefferson om in 1808 de slavenhandel af te schaffen (het gevolg hiervan was dat er alsnog illegale slavenhandel ontstond). Er kwamen ondertussen steeds meer conflicten tussen het Zuiden en het Noorden, waarin de abolitionisten een grote rol speelden. Dit was een beweging die streed voor de afschaffing van de slavernij. Deze groep had zo’n 100000 leden, zwarten en blanken. Zij werkten o.a. mee aan de Underground Railroad. Hiermee wordt bedoeld het helpen van slaven die probeerden te vluchten naar een noordelijke staat of Canada. De vluchtelingen werden dan ondergehouden in huizen van abolitionisten en ’s nachts vervoerd naar een veilige plek in het noorden. Maar hierop kwam al snel een reactie; dit was de Ontvluchte-Slaven-wet. Deze wet hield in dat staten waar de slavernij afgeschaft was gevluchte slaven moest gevangen nemen en uitleveren aan de staat waar ze vandaan kwamen. Dit mislukte al snel vanwege de tegenwerking van de bevolking in het Noorden en de hoge kosten om 1 slaaf terug te brengen. In 1854 werd de laatste slaaf op deze manier teruggebracht. In 1857 ontstonden nog meer conflicten. Het Hooggerechtshof bepaalde namelijk dat zwarten geen burgers, maar koopwaar waren met geen enkele rechten. Hierdoor was slavernij dus overal mogelijk. Het Congres besloot daarom dat de nieuwe staten zelf mochten bepalen of slavernij daar mogelijk werd of niet. Dit liep natuurlijk uit op vele gevechten tussen voorstanders en tegenstanders van de slavernij. Toen werd er een nieuwe partij opgericht in het noorden; de Republikeinen. Zij waren tegen de slavernij. Deze partij was ontstaan omdat de andere 2 bestaande partijen geen duidelijk standpunt hadden over de slavernij, omdat ze allebei hun aanhangers in het Zuiden en Noorden niet wilden verliezen. In 1860 werden er presidentsverkiezingen gehouden. Abraham Lincoln, de kandidaat van de Republikeinen, won. Het Zuiden wilde zich toen afscheiden van het Noorden, maar het Noorden aanvaardde dit natuurlijk niet. Zo ontstond er een burgeroorlog tussen de zuidelijke en de noordelijke staten (1861 -1865). Uiteindelijk won het Noorden. Vóór de oorlog was Lincoln slechts tegen de uitbreiding van de slavernij geweest (gematigd), pas later wilde hij het helemaal afschaffen. Dat kwam omdat hij de grensstaten niet wilde verliezen. Maar later, toen hij inzag dat het niet goed ging met de noordelijke staten, beloofde hij toch nog alle slaven de vrijheid zodat veel slaven naar het Noorden zouden vluchtten en hem zo konden helpen in het leger. Het was voor hem dus ook gelijk een voordeel voor de oorlog geweest. Vlak na zijn overwinning werd Lincoln vermoord. Uiteindelijk, in 1865, kwam dan toch de afschaffing van de slavernij in alle staten tot stand. Maar een veel beter bestaan kregen de zwarten niet. Ze kregen weliswaar gelijke rechten van het Congres, maar de blanken verzonnen altijd wel iets tegen de zwarten. Zo zorgden ze er bijvoorbeeld zelf voor dat de zwarten niet konden stemmen, door hun stemmen niet te tellen of door de alleen aan de blanken te vertellen waar het stemlokaal was. Later maakten ze er gebruik van dat ze zelf aanvullingen mochten maken op artikelen van de grondwet. Zo gingen ze eisen dat je alleen mocht stemmen als je kon lezen en schrijven en de grondwet begreep. Ook werden er terreurorganisaties opgericht (één van de bekendste is bijvoorbeeld de Ku Klux Klan). Zwarten die van hun rechten gebruik wilden maken werden door hen mishandeld, gebrandmerkt, doodgeschoten, opgehangen of verbrand.
Het werkstuk gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
M.
M.
het is best wel goed alleen moe je wel wat meer vertellen over lincon en hoe de laatste slaaf werd vervoerd en ietsje mer detasils mag er ook wel bij maar ik vond het wel goed
19 jaar geleden
AntwoordenS.
S.
heel erg leuk gedaan, ik moet precies dezelfde opdracht voor gesch. doen..
zit je soms ook op het haganum in Den Haag??
18 jaar geleden
AntwoordenT.
T.
erg handig
10 jaar geleden
AntwoordenR.
R.
hoi en het was ook marthin luther king dit was Rebecca vanSterkenburg
6 jaar geleden
Antwoorden