Wat is slavernij precies?
Als je het woord Slavernij op zou zoeken in de dikke van Dale, zou je het volgende vinden: “persoonlijke onvrijheid met gemis van staatkundige en burgerlijke rechten’. Kortgezegd is een slaaf dus iemand zonder rechten die niet over zichzelf mag beslissen waar hij gaat of staat. De slavernij verhalen die wij voornamelijk kennen komen uit de tijd rond de 16e eeuw, omdat hierin voornamelijk Nederland een grote rol speelde. Maar in werkelijkheid stamt slavernij al uit de prehistorie en begon de ‘echte’ slavernij vanaf de tijd van de oude beschavingen. In de prehistorie spreekt men namelijk nog wel van enig respect dat men had voor de slaven. Maar vanaf de oude beschavingen werden slaven niet langer gezien als mensen maar als dingen, een ondergeschikt ras die je als voetveeg kon en vooral mocht gebruiken. Overal waren ze te koop, kon je ze verkopen, krijgen of zelfs aan iemand cadeau geven. Heel onwerkelijk dus als je bedenkt dat we het hier over mensen hebben zoals wij, en niet over dingen. Mensen cadeau geven, zie je het al voor je? Maar hoe werd iemand nou eigenlijk een slaaf?
Een manier waarop dit kon gebeuren was bijvoorbeeld tijdens een oorlog tussen 2 volkeren. Mocht je net gevangen worden door het andere volk dan was er een grote kans dat zij jou gingen gebruiken als hun slaaf. Of je kon slaaf worden door een misdaad te begaan of door je schulden niet op tijd te betalen en je kon natuurlijk ook jezelf en je eigen familie verkopen. Honger en geen geld? En je broertje was toch vervelend? Nou, dan verkocht je hem toch gewoon.Vaak was het ook zo dat mensen gewoon geroofd werden. Ze werden uit hun dorp gesleept en later, ver van hun eigen land verkocht. Die slaven moesten onder slechte omstandigheden werken en werden vaak zeer slecht behandeld. Als zij probeerde weg te lopen werden zij op een harde en onmenselijke manier gestraft. Soms kregen zij een halsring om die er voor zorgde dat de slaven altijd gehoord werden als zij probeerde weg te lopen. Was je eenmaal als slaaf verkocht aan een andere eigenaar dan werd je verplicht het werk te doen dat je werd opgelegd. Nu is het moeilijk in te beelden dat je onder toeziend oog van iemand die jou heeft gekocht onmogelijk zwaar werk te doen. Maar als een slaaf zijn werk weigerde dan stonden er soms wel eens behoorlijk zware straffen op hem of haar te wachten.Maar daar verderop in dit verslag nog meer over. Het was dus wel vanzelfsprekend dat wanneer je een slaaf kocht, hij of zij ook al het werk deed dat je hem op legde. Gelukkig waren er ook nog slaven die wel redelijk werden behandeld. Voor al het afgeleverde werk kon men geld krijgen om hiermee later zijn of haar vrijheid terug te kopen. En soms werden slaven zelfs na hun 3de jaar slavernij als zij landgenoten waren en als zij geen landgenoten waren pas na 6 jaar slavernij.
Niet alleen bestonden er verschillen tussen de slaveneigenaren en de slaven zelf, ook onderlinge verschillen tussen de slaven waren aanwezig. Dit werd aangeduid in het werk dat je uitvoerde. Zo maakten men onderscheidt tussen de legerslaaf, die diende in het leger. Vervolgens erkende men de huisslaaf, die vooral actief was in het huishouden. De katoenplantageslaaf, die dus zijn werd had op de katoen plantages of de suikerrietslaaf, die het suikerriet verzorgde. Dit waren echter nog maar een paar voorbeelden, want zo kenden men bijvoorbeeld ook de kinderslaaf. Bijvoorbeeld, alle kinderen die in Sparta (een stad in Griekenland) werden geboren, behoorden toe aan de staat en ze werden ook grootgebracht door de staat. Alle jongens werden opgevoed met de kunsten van het vechten om later te kunnen dienen als soldaat in het leger. Maar als je denkt dat de kinderslaafjes het beter hadden dan de grote slaven bij hun eigenaar, dan heb je het fout. Nee, tegen de kinderen was men net zo meedogenloos als de anderen. Was er iets niet naar zin en deed je het fout, dan werd je flink gestraft door een van de oudere kinderslaven.
De manier waarop men omging met het slavenbestaan verschilde nog al. Het is natuurlijk niet zomaar iets, als je opeens eigendom bent van iemand en moet werken voor , ja wat eigenlijk. Niets toch? Veel van deze mensen weigerden in het begin dan ook hun werk. Maar na een flink aantal keer van straffen legden ze zich er, hoe moeilijk dan ook, bij neer. Anderen namen het zoals het was en deden ook werkelijk waar hun best. Misschien komt dit ook omdat de ene slaaf het beter had dan de andere. Voorkeuren onder de slaven gingen dan ook uit naar de plaats van huisslaaf, die het beter had dan de slaaf op het land. Zo werden huisslaven bijvoorbeeld beter behandeld en verzorgd, omdat zij natuurlijk oog in oog stonden met de gasten die langs kwamen, en dus een goede indruk moesten achterlaten.
Het Desenkadena-monument op Curaçao. De naam van dit slavernijmonument betekent letterlijk 'ontketend'. De man in het midden van de bronzen beeldengroep probeert de ketting stuk te slaan. Het monument is onthuld op 3 oktober 1998 op Curaçao. Het staat op de plek waar in 1795 de leiders van de toenmalige slavenopstand zijn gemarteld en geëxecuteerd.
Hoe ontstond slavernij en hoe ging het door de eeuwen heen?
De reden dat men gebruik gingen maken van mensen om werk te verrichten ontstond vooral uit de gewoonte dat een in een oorlog overwonnen persoon of volk het eigendom werd van de overwinnaar. Maar dat niet alleen. Vroeger was het namelijk ook gebruikelijk dat de zwakkere bescherming zochten bij de sterkeren. In ruil hiervoor boden de zwakkere hun diensten aan bij de sterkere, door voor hen te gaan werken. Sinds het ontstaan van de slavernij, al in de prehistorie, is het eigenlijk altijd blijven bestaan. Bij de oudere volken voornamelijk om economische redenen. Verder speelde de slaven ook een grote rol in de beschaving van de Nieuwe Wereld. In de bijbel staat een goed voorbeelden van slavernij: Een Egyptische farao maakte de Hebreeërs tot slaven om zijn grootste dromen van grotere en betere steden waar te maken.
Bij de Romeinen hadden de slaven de status van het huispersoneel. Men werd niet gezien als lager ondergeschikt ras maar behoorde gewoon tot het waardige personeel. Maar toen op een gegeven moment een overvloed aan slaven ontstond, door alle gewonnen veldslagen van de Romeinen, ontstond ook hier een oneerbiedige handel in slaven. Bij elk Romeins leger bevonden zich veel slavenhandelaars die de overwonnenen opofferden en op slavenmarkten werden verkocht, meestal om te gaan werken in de mijnen of op de akkers van de grootgrondeigenaren.
Ook in de middeleeuwen gebruikte men nog steeds het fenomeen slaven. Ook hier werden mensen meegenomen na een veldslag om als slaaf te werken of personen die de zeggingsmacht over zich zelf verloren hadden door het maken van grote schulden, de 'horigen'.
Het verschil echter tussen deze tijden en de nieuwe tijd in de 16e, 17e en 18e eeuw was dat bij de Romeinen en in de Middeleeuwen men niet spreekt van ‘echte slavernij’. Mensen werden wel gebruikt als slaaf maar niet zo zeer slecht behandeld. Ze behoorde tot het waardige personeel en kregen vaak nog wel een beloning hiervoor. In de nieuwe tijd, dus in de 16e,17e en 18e eeuw begon de echte slavernij dus pas echt. In die tijd beleefde de slavenhandel een opbloei en domineerden de Portugezen, Spanjaarden en Nederlanders de handelsmarkt. De reden hiervoor was voornamelijk de kolonisatie en de ruilhandel die hier weer uit voort kwam. In die tijd maakte de schepen van de Portugezen, Spanjaarden en Nederlanders vooral de volgende 3 reizen:
1. van thuishaven met ruilgoederen naar Afrika,
2. van Afrika met slaven naar Amerika
3. van Amerika met producten als suiker en tabak weer naar de thuisbasis.
Vooral de tweede tocht was zeer berucht. Vooral in de 18e eeuw voerden de slavenhalers veel sterke drank Afrika in, met als gevolg dat de negers hun in onderlinge oorlogen gemaakte krijgsgevangenen tegen de brandewijn van de slavenhandelaars ruilden.
Veel Afrikanen werden op deze manier tot slaaf gemaakt in Amerika of een van de Westerse koloniën.
De handel in slaven
Vanaf het eind van de 16e eeuw begint tussen Europa en Afrika, naast een handel in goederen, ook een intensieve handel in mensen. Al snel hebben de vele handelaren door dat plantage houders zitten te springen om de goedkope arbeidskrachten uit Afrika en dus breidt deze handel zich in mensen snel uit. Als we de meerderheid van de wetenschappelijke schattingen moeten geloven zijn er in al die jaren 9 à 10 miljoen tot 15 miljoen vervoerd over zee om zo als slaaf te worden gebruikt in bijvoorbeeld Europa. Om een beetje een beeld te krijgen van hoe zulke reizen verliepen, hier een greep uit het dagregister van het Hollandse slavenfort Fort Elmina,:
“28 februari 1645
Het jacht ‘De Visser’ keert terug met 15158 pond olifantstanden. Eveneens verscheen het jacht ‘de Gulde Ree’ met 156 negers waarvan er enkele al overleden waren. 17 april 1645
Het jacht ‘de Fortuyn’ gearriveerd met 502 slaven, waarvan 156 stuks naar Brazilië worden gestuurd. 18 april 1645
Aan het strand een doodgeslagen Compagnieslaaf gevonden. Drie andere slaven – kennelijk de moordenaars- zijn ontsnapt. 21 juli 1645
De compagnieslaaf Coffy heeft bij een van de vrouwen van de inlandse vorst geslapen. De compagnie betaalt de vorst de gebruikelijke vergoeding van 80 gulden.” Wie er aan boord kwamen, werden af gevoerd en alles wat eromheen gebeurde werd dus genoteerd in het zogenaamde dagregister. En dit was ook wel nodig want in deze tijd kwam de slavenhandel echt in bloei. Grote aantallen slaven werden af en aangevoerd en daarom was men dus wel genoodzaakt alles te noteren. De eerste bloei in de slavenhandel vindt plaats rond 1637, wanneer stadhouder Johan Maurits van Nassau een deel van de Braziliaanse kust van de Portugezen verovert en winst boekt aan de Goudkust in West-Afrika. In deze periode is Nederland de grootste slavenhandelaar. De slaven worden door Afrikanen in het buitenland gevangen genomen en te voet naar de forten afgevoerd, die zich aan de kust bevinden. De Hollanders brengen tezamen met de Zeeuwen in de periode van 1630 tot 1650 25.000 slaven naar Brazilië. Deze periode gaat dus de boeken in als een opbloei in de slavenhandel. Maar aan alle ‘goede’ tijden komt een einde en later zakt de slavenhandel dus ook in. Maar helaas. In de loop van de 18e eeuw neemt de vraag naar slaven weer toe en daarmee ook de prijs. De winst die wordt geboekt met de handel in slaven gaat voornamelijk naar de Afrikaanse handelaren, tot ergernis van de West-Indische compagnie en de Hollanders: Hun kosten lopen als maar op en worden niet gedekt. Ze zijn dus gedwongen uit te wijken naar een ander gebied waar de slaven goedkoper zijn. Fort Elmina is meer dan 2 eeuwen Nederland haar belangrijkste vestiging op de Afrikaanse westkust geweest, wanneer zij het in 1872 overdragen aan de Engelsen. Waardoor ontstond deze slavenhandel? Toen de Europeanen bezit name van de Nieuwe Wereld kregen ze ook veel plantages en nederzettingen in hun bezit. En waar ruimte is is werk, en waar werk is heb je mensen nodig die dat werk verrichten. Hun eerste oplossing voor dit probleem was dat ze slaven meenamen die dit werk zouden gaan doen. Maar helaas, ondanks dat dit voor de Europeanen een goede oplossing was zagen de Indianen het niet zitten en gingen er vaak vandoor. De Indianen waren trouwens ook niet erg sterk en vaak zeer vatbaar voor de ziektes die er heersten. Dus nu hadden de Europeanen wel veel grondgebied, maar geen arbeiders die het werk dat er was te doen op die grond konden verrichten. En als de Indianen er niet aan konden voldoen, wie dan wel? Al snel ontdekten men de afrikanen en al spoedig ging men in de 16e eeuw daar hun slaven vandaan halen, waardoor er dus slavenhandel ontstond. Handelden men eerst nog in goederen, nu ruilden zij deze voor mensen om ze vervolgens naar de koloniën te brengen. De overtocht Was iemand eenmaal betrokken in het proces van de slavenhandel en door Afrikanen in zijn eigen land gevangen genomen, dan begon de overtocht. Als er eenmaal genoeg slaven zijn verzameld voor de lange zeereis kan men vertrekken. De slaven die aanwezig waren op 1 schip zijn afkomstig uit totaal verschillende dorpen, gebieden, streken en stammen. Iedereen slaaf kan 1 voor 1 of in kleine groepjes worden verkocht aan handelaren en eigenaren als men eenmaal de overtocht heeft overleefd. Dit was echter nog een hele opgave, omdat de omstandigheden op deze schepen erbarmelijk waren: “Maar wij willen u toch waarschuwen. Waagt u niet, vanuit uw hoge standplaats, langs het puttingwant of zo u dat te gevaarlijk voorkomt, door het schuttersgat naar beneden. Zet geen voet op de touwladders die naar de kampanje voeren, hoe blank en schoongeschrobd zij er ook van hierboven uitziet.Hierboven ruikt gij de prikkelende lucht van teer en de zilte zeewind. Daarbeneden stinkt het reeds een mijl lijwaarts naar het zweet en de uitwerpselen van duizend in het ruim gepakte slaven. Hierboven hoort gij de kreet van de albatros, de zingende matrozen en het geruis der golven. Daaronder hoort gij het gejammer der slaven, de kreten van een vrouw in barensnood en de zweep, die neersuist op de ruggen der zwarten.’ Dit is een slaaf geciteerd in het boek ‘Wij slaven van Suriname’ van Anton de Kom. Het geeft je dus een beetje een idee hoe het er op de schepen er aan toe ging. De slaven werden opgepakt vervoerd en op zijn allerminst aardig behandeld. Aan de hygiëne werd weinig aandacht aan besteed en het is dan ook niet verwonderlijk dat vele slaven het transport niet overleefden. Een kwart van hen stierf al tijdens de overtocht. Ziekten als pokken, tyfus, schuurbuik, tering, verwonding of zelfs verstikking waren niet ongebruikelijk .
De Aankomst
“Nadat het slavenschip te Suriname aangekomen was en de waar er door enige dagen tamelijk goede voeding weer redelijk uitzag, werden de arme negerslaven gewassen en vervolgens met vet en olie ingevet (…) Nu worden, kort voor de vendu, de belangstellenden binnengelaten. We worden vrijwel meteen overgedragen aan onze nieuwe eigenaren en krijgen nauwelijks de kans om uit te rusten.”
Een korte impressie van hoe een slaaf de aankomst mee maakte op het vaste land na zijn vaart. Slaven worden in hun slavenbestaan tenminste tweemaal verkocht: Als eerst door de Afrikaanse handelaren aan de Europese opkopers en verschepers. Dit gebeurt meestal in hun vaderland. Vervolgens, na hun reis naar Europa worden ze na aankomst meteen deel van een vaste routine. Wanneer de ‘negotieslaven; , voor de handel bestemde slaven, zijn ontscheept worden zij geslecteerd. De oude en zieke slaven, de zogenaamde manquerons, worden gescheiden van de ‘piezas de india’ of wel de gezonde, jonge en sterke slaven die voldoen aan de vastgestelde normen. Daarna ontvangen de slaven een tweede brandmerk. Bij verkoop of sterfte wordt steeds dit brandmerk vermeld.En dan is het afwachten door wie en wanneer je wordt opgekocht…
De slavenmarkt
Wanneer de slaven eenmaal het vaste land hadden bereikt en de barre scheepstocht hadden overleefd dan waren ze er nog lang niet. De eerste traumatiserende ervaring die ze te verwerken kregen was de slavenmarkt. Dit was een verzamelplaats waar alle slaven ten toon werden gesteld aan eventuele kopers. Hier werd men bekeken, gekeurd en tot slot misschien wel verkocht aan een slavenmeester. Wanneer er een teken, zoals het slaan op de trommel, gegeven werd, renden de kopers tegelijk de plaats op waar de slaven zaten opgesloten, en ze kozen de slaven die hen het meest bevielen. Op deze wijze werden familie en vrienden gescheiden en vele van hen hebben elkaar daarna nooit meer gezien. Je kunt je het dus voorstellen dat zulke markten geen gezellige bedoelingen waren aangezien de emoties hoog op konden lopen.
Er zijn verschillende soorten slavenmarkten. In het Oude Egypte waren alle slaven in het bezit van de rijke mensen en de Farao's. In het Oude Griekenland ook wel van de gewone burgers. In een Romeinse slavenmarkt hing er altijd een bordje om de nek van de slaaf. Daarop stonden allerlei gegevens over de slaaf. Hoe oud de slaaf was, en hun levensverhaal, en ook de prijs van die slaaf. Meestal werden de slavenmarkten op een plein gehouden. In Amerika werden de slaven soms helemaal uitgekleed om te kijken of ze gezond waren. In de latere periode werden de slaven geveild en natuurlijk verkocht aan de hoogste bieder. In de Noord Afrikaanse slavenmarkten moesten de slaven allerlei oefeningen doen om te laten zien of zij gezond waren en goed konden werken. Als er slavenkinderen werden geboren behoorden zij toe aan de eigenaar van de ouders. Als de eigenaar de slaven wilde doorverkopen dan konden zij ook op de slavenmarkt terecht. Daar kreeg de eigenaar dan het geld dat zijn slaaf opbracht.
De kosten van een slaaf
Toen de slavenhandel in volle bloei was werden slaven niet meer gezien als mensen maar als goederen. Ze werden een onderdeel van een wereldhandel in allerlei goederen. De Afrikaanse handelaren, waar de Europeanen hun slaven vandaan haalden, ruilden de slaven voor aanzienlijke hoeveelheden wapens, buskruit, rum, kralen, ijzeren en koperen staven, messen en vooral voor heel veel textiel: wol, katoen en zijde. Na deze ruil werd de slaaf gebrandmerkt met dezelfde initialen van de eigenaar die hem of haar mee naar Nederland nam. De prijzen in de 17e liggen zo rond de € 14 inkoop en varieerden een eeuw later van €20 tot €70. De prijzen waarvoor de slaven werden vérkocht lagen tussen de €140 en €240 in de 17e eeuw en tussen de €240 en €280 in de 18e eeuw. Even ter vergelijking: In de achttiende eeuw was een volwassen slaaf 5000 pond suiker of 800 pond koffie waard.
Straffen
Zoals ik al eerder in dit verslag duidelijk heb gemaakt werd van een slaaf verwacht, als hij eenmaal in dienst was van zijn meester, dat hij het werk deed dat hem werd voorgelegd. Deed hij dit niet dan kon een slaaf wachten op een fikse straf. Ook onder de straffen bestonden weer een aantal variaties. Zo kon men met een zweep gestraft worden. Dan werd je aan een paal vastgebonden en gezweept. Of je kon ook helemaal uitgekleed worden en dan aan de grond vastgebonden en gezweept. In de plantages werd er wel eens een hand of voet afgesneden, omdat de slaaf de opgegeven hoeveelheid suiker, katoen of rubber niet had kunnen binnenhalen, met het gevolg dat ie helemaal niets meer kon doen en zeker niet op een plantage werken. Voor slaven die vaak probeerden weg te lopen hadden ze een nekband met belletjes zodat hij overal hoorbaar was. Als een slaaf probeerde weg te lopen en werd gesnapt, werd de slaaf streng gestraft. Soms werden slaven levend begraven of opgehangen. Slaven die weggelopen waren en andere slaven probeerden te helpen kregen meestal de doodstraf. Landen stelden wel wetten op om een beetje veiligheid te bieden aan de slaven. Het hielp niet veel. Of beter gezegd, helemaal niets! Men trok zich echt helemaal niets aan van deze regels want het behalen van een zo groot mogelijke winst was vele malen belangrijker dan het waarborgen van de veiligheid en gezondheid van de slaven. Wat overigens niet alleen de schuld is van de slavenhouders zelf, want ook de toezicht op het naleven van de regels was minimaal. Tot aan de tijd dat slavernij werd afgeschaft, behandelden de landeigenaren hun slaven slecht. Er werden opzichters aangesteld op de plantages, zodat de slaven wel door moesten werken anders werden zij met de zweep geslagen.
Maar dit blijft natuurlijk een nogal oppervlakkig verhaal over straffen. Het wordt pas echt wanneer men zoiets van dichtbij meemaakt. Vandaar dat ik hier 3 persoonlijke stukjes van slaven zelfs neerzet die vertelden over de straffen die zij hebben meegemaakt bij hun mede slaven.
“Het is nog niet lang geleden, dat ik een Neger levendig heb zien hangen aan een galg, en wel door de ribben, waar door men eerst door middel van een mes een opening gemaakt had, om ‘er een yzeren haak, aan een ketting vast gemaakt, door te steken. De ongelukkige leefde op die manier drie daghen, met het hoofd en de voeten naar den grond hangende. Om het vuur, het welk hem inwendig verteerde, te verzagten, poogde ij de droppelen water, (het was in het regen-saisoen) die langs de kreuken van zyn ontvlamden borst droopen, met zyne tong op te vangen. Ik heb een anderen Neger levendig zien vierendeelen. Vier sterke paarden trokken hem aan armen en beenen.
Men duwde hem yzere nagels tusschen alle zyne voeten, en toonen, zonder de pyn hem de allerminste beweging deed maken. Om een glas brandewyn gevraagd hebbende , zeide hy, al gekscheerende , aan den beul, dat deeze er eerste van zoude proeven, uit vreeze van vergezen te worden. Vervolgens beval hy hem aan wel toe te zien, dat zyn paarden behoorlyk trekken zouden: en hy stond zyne verschrikkelijke straf door zonder een zucht te lozen.”
Uit: Reize naar Surinamen, van John Gabriël Stedman
“Lucretia, Amba en Victoria werden vastgebonden aan een kruis; De botten gebroken. Daarna onthoofd en op een stok tentoongesteld bij de rivier.”
Uit: Beschryving van Guiana van J.J Hartsinck
“Het was een jonge negerin, wier gehele kleding bestond in een lap linnen, om de lenden vast gemaakt, en welke, even als de huid van haar lichaam, op verscheiden plaatsen was van één gescheurd.
De misdaad van dit ongelukkige slachtoffer der is dat zij haar taak, waarschijnlijk te zwaar voor haar, niet had afgewerkt. Zij werd vervolgens verwezen om 200 geessel-slagen te ontvangen, en enige maanden lang een gewicht van ten minste 200 ponden voort te trekken, het welk aan een keten van verscheiden voeten lang gehecht was, en waar van het ander einde aan een ring om de voet bij de enkel was vast gemaakt.Om zulk een wreed schouwspel ten sterksten aangedaan tekende ik dit ongelukkige schepsel af en behield een smartelijke nagedachtenis over de onmenselijkheid der planters, betreffende de ongelukkigingen die aan hun macht onderworpen zijn. (…) Vervolgens een fraai samboes meisje, omtrent achtien jaar oud, en geheel naakt was met de armen aan een boom vastgemaakt.In deze staat werd zij door zweepslagen, die twee negers haar toebrachten, zo verschrikkelijk van een gereeten, dat het bloed uit haar lichaam van het hoofd tot de voeten gonsde. Dit ongelukkige schepsel had reeds tweehonderd slagen ontvangen, toen ik haar vernam, hebbende het hoofd op haar boezem hangende, en het akeligste schouwspel opleverde.Naar de reden van deze onmenselijke daad onderzoek hebben gedaan, vernam ik met zekerheid dat de enige misdaad van die ongelukkige meisje daar in bestond, dat zij de omhelzingen van haar vervloekte beul standvastig geweigerd had….”
Uit: Reize naar Surinamen van John Gabriël Stedman
De opstanden
De slaven vonden het natuurlijk niet leuk om slaaf te zijn. Regelmatig braken er rellen, opstanden en stakingen uit. Er waren ook gevluchte slaven. Die vluchtten naar de bossen, maar bleven er niet lang. Dat kon ook niet want de eigenaren, die bijna allemaal goede vrienden van elkaar waren groepten samen en zochten naar de gevluchte slaaf. Als die werd gevonden werd hij teruggebracht bij de eigenaar en werd streng gestraft. Ook als de slaven niet gevonden werden hadden ze natuurlijk geen levensmiddelen en stierven van de honger. Als er een rel of opstand uitbrak werden de soldaten erbij gehaald om de slaven dan te onderdrukken. Daarna werden de slaven streng gestraft. Opstanden en rellen gebeurden vaak in het Caribische Gebied. Dat kwam omdat er ontzettend veel slaven waren en veel te weinig eigenaren met opzichters. In de andere koloniën waren er ook wel weinig eigenaren en opzichters maar wel meer dan in het Caribische Gebied. In de 19 de eeuw begonnen sommige mensen in te zien dat slavernij onmenselijk was. Ze wilden dan ook dat de slavernij werd afgeschaft. Sommige landen schaften dan ook de slavernij af, maar in vele koloniën werd de slavernij niet afgeschaft. In de Verenigde Staten van Amerika begon zelfs nog een slavenoorlog. Dit alles zorgde ervoor dat in 1863 in Nederland als laatste de slavernij werd afgeschaft.
Suriname en zijn slavernij verleden
Toen de Nederlanders vanaf de 16e eeuw mee gingen doen aan de handel in slaven was Suriname een kolonie van Nederland. Omdat er op Suriname heel veel plantages waren had men dus veel mensen nodig om dit, vaak zware, werk te voltooien.In de meeste gevallen gebruikten men hier dan ook slaven voor. Een reden waarom ik verder in ga tussen de banden met Nederland, Suriname en de slavernij is omdat Suriname over de hele wereld bekend stond om zijn wrede en slechte slavenmeesters. En aangezien Nederland veel contact onderhield met Suriname en er veel mee te maken had leek het me interessant juist dit eruit te lichten. Een andere reden hiervoor is dat we vandaag van deze banden tussen Nederland en Suriname nog steeds tegen kunnen komen, bijvoorbeeld door de Surinamers die nu hier in Nederland wonen. Om te beginnen eerst wat algemene informatie over Suriname:
Algemene informatie over Suriname:
Oppervlakte: 163.265 km2
Bevolking: 405.000 inwoners
Dichtheid: 2,4 inwoners per km2
Munteenheid: Surinaamse gulden
Hoofdstad: Paramaribo
Staatsvorm: Republiek
Officiële taal: Nederland
Van de ruim 550.000 die de Hollanders vanuit Afrika mee hebben genomen kwam het grootste deel terecht in Suriname. In 1775 sprak men van een hoogtepunt in de plantagebouw omdat Suriname toen der tijd maar liefst 600 plantages kende waar hard werd gewerkt door de slaven. In 1863 leefden er van deze ruim 500.000 Surinaamse slaven er echter nog maar ongeveer 22.000, waarvan zo’n 30% ook daadwerkelijk in Suriname was geboren. De reden van de vele doden onder de slaven waren de zware werken die men moest verrichten en de straffen die werden uitgedeeld door de slavenmeester en het weinige eten. Gevolg hiervan was ook dat veel slaven probeerden te ontsnappen aan deze erbarmelijke omstandigheden. De strijd tussen deze weggelopen slaven en de Nederlanders heeft een belangrijk stempel gedrukt op de aanwezigheid van de Nederlanders in Suriname. Er wonen in het binnenland van Suriname nog steeds nakomelingen van de weggelopen slaven, ook wel de Marrons genoemd. De herkomst van Surinaamse slaven Over de herkomst van de Surinaamse slaven kan weinig met zekerheid gezegd worden. Het merendeel kwam van de kust van Guinea (het gebied tussen de Ivoorkust en Nigeria), een kleiner, maar vrij constant percentage uit Angola. De wic behield het recht enige slavenstations in Angola aan te houden, ook na de herovering door Portugal. Men kan echter stellen dat de West Indische Compagnie haar slavenhandelsactiviteiten concentreerde op de slavenkust, eerst in Offra (haven van het koninkrijk Allada), daarna op Ouidah en Popo. Tegen het einde van de 17de eeuw begon de Goudkust een belangrijker rol te spelen in de slavenhandel, vooral toen de wic in het begin van de 18de eeuw op goede voet stond met Akwamu, een rijk dat het oostelijk deel van de Goudkust en een gedeelte van de slavenkust beheerste. Op de Slavenkust kwam de Compagnie in conflict met de koning van Dahomey, die dat gebied in de jaren 1724-1728 veroverde. Voor korte tijd nog kocht men aanzienlijke aantallen slaven (waarschijnlijk Dahomese krijgsgevangenen) van Oyo.
De Surinaamse slavenmarkt
In het jaar 1490 hebben de eerste Europeanen, Alonzo de Hojeda en Juan de la Coasa, voet aan wal gezet in Suriname. Maar wat deze 2 mannen niet deden was het melden van waardevolle goederen die er te vinden waren. Pas twee eeuwen later veroverden Nederland Suriname en nam het zo over van de Engelsen. Tussen zijn ontdekking en deze verovering van Nederland zijn er meerde pogingen getrotseerd om van Suriname een kolonie te maken. De reden echter van Nederland om Suriname te veroveren was omdat men had gehoord dat er goud te vinden was. In 1167 vielen de eerste Nederlanders de hoofdstad van Suriname, Paramaribo, binnen en bij het tekenen van het vredesverdrag met Engeland, ook wel het verdrag van Breda genoemd, werd besloten dat Nederland de kolonie mocht houden. En zo zijn de Nederlanders dus verzeild geraakt in Suriname.Maar als snel kwamen de eerste problemen: Er was hartstikke veel werk op Suriname, dankzij de vele plantages die er zich bevonden, maar er was haast niemand om dit werk te verrichten. Vandaar dat al snel werd besloten mensen uit te voeren vanuit Afrika, de slaven. Voor de plantagehouders was elke aankomst van een schip vol slaven weer een blijde gebeurtenis, er kwamen immers nieuwe werkkrachten. Na de aankomst was het de kunst de beste en hardste werkers eruit te pikken. De grotere onder de plantagehouders cq. Slavenhandelaren sloten het liefst een deal rechtstreeks met de kapitein van het schip waarmee de slaven aankwamen. Reden hiervoor was dat zij dan als eerste de sterkste en hardst werkende mensen gelijk van het schip konden halen. Niet alleen was dit handig voor de plantagehouders zelf, maar ook de kapitein kon hiermee zijn portemonnee flink vullen. Maar helaas, toen de houders van de kleinere plantages dit door hadden ging men protesteren en kwam aan deze manier van slaven verkrijgen een einde, mede omdat de Nederlandse overheid zich met de verkoop van slaven ging bemoeien. Een regel die men voor deze verkoop opstelde was dat slaven pas verkocht mochten worden 8 dagen nadat alle plantagehouders op de hoogte waren gesteld van de aankomst van een nieuwe lading slaven.
J.G. Stedman, een groep Afrikanen wordt weggevoerd om als slaven verkocht te worden, 1796.
Het grootste deel van de slaven dat terecht kwam in Suriname was afkomstig uit Afrika en werden ook wel zoutwaterslaven genoemd. Helaas waren ondanks de grote hoeveelheden waarmee ze aankwamen dit niet de meest betrouwbare slaven. Verschil tussen de zoutwaterslaven en de slaven die gewoon op de plantages werden geboren was dat de zoutwaterslaven veel vaker hun werk probeerden te ontvluchten door zich te verstoppen in de bossen, soms zelfs al vlak na hun aankomst in Suriname. Bovendien was het zo dat de zoutwaterslaven veel vaker ziektes meedroegen dan de anderen, omdat zij uit andere gebieden kwamen met nog onbekende ziektes voor de mensen uit Suriname. Het liefst had de kapitein dat iedereen op zijn schip uit een bepaald gebied kwam, maar helaas lukte dit niet altijd. Als een kapitein dit namelijk wel zou doen zouden veel plantagehouders geen slaven van hem kopen omdat zij juist wel uit de meest uiteenlopende gebieden slaven in 1 groep wilden hebben. Stel je voor dat 1 hele grote groep slaven uit een gebied terecht kwam op een en dezelfde plantage. Dan zouden ze in hun eigen taal plannen kunnen maken voor een massale ontsnapping. Nee dat was iets waar de plantagehouders hun hart voor vasthielden.
En zoals ik al zei met die ziektes: Deze zoutwater slaven kwamen oorspronkelijk uit een heel ander gebied en waren dus niet goed bestand tegen de ziektes die voorkwamen in Suriname. De voorkeur van plantagehouders ging dan ook uit naar slaven die ook daadwerkelijk in Suriname geboren waren. Die waren het leven op de plantages gewend en wisten niet beter. Vandaar dat zij zich ook meestal bij de situatie neerlegden en gewoon deden wat van hen verwacht werd. Maar in het begin van de overname van Nederland in Suriname was er meer werk dan oorspronkelijke Surinaamse slaven dat ze wel gebruik moesten maken van slaven ver buiten hun eigen grenzen, omdat ze anders veel winst met de plantages mis zouden lopen.
Op een gegeven kregen slaven in Noord-amerika wel steeds meer kinderen waardoor hun bevolking groeide. Hierdoor zou een invoer vanuit Afrika dus niet meer van belang zijn, iets wat de plantagehouders in Suriname zeer goed uit kwam, aangezien zij het niet zo hadden op de Afrikaanse slaven. Maar helaas, in Suriname bleven de geboortes uit en stopte men niet met de aanvoer van slaven uit Afrika. Was dit wel gebeurd dan waren veel slaven gered van een gruwelijke tocht over zee. Wat men zich echter nog steeds afvraagt is waarom juist de vrouwen in Suriname zo weinig kinderen kregen. Stierven de meeste kinderen bij hun geboorte? Of kregen de vrouwen gewoon geen kinderen door het harde werken en de slechte voeding? Of was het geen natuurlijk probleem maar verloren de vrouwen met opzet hun kinderen uit verzet tegen hun meesters? Zo gaan er veel speculaties over maar is voor geen van deze bevindingen nog tastbaar bewijs gevonden.
Groepen slaven in Suriname
De slaven die terecht kwamen in Suriname werden meestal geplaatst op een van de vele plantages die Suriname rijk was. Deze slaven werden onderverdeeld in 4 verschillende categorieen: De veldslaven, fabrieksslaven, huisslaven en foetoeboys. Het werk van de veldslaaf bestond voornamelijk uit het spitten van de grond, vervolgens het suikerriet planten, deze verzorgen, oogsten en tot slot vervoeren naar de fabriek waar de suikerriet verder werd verwerkt. De slaven die zich bevonden in de categorie fabrieksslaaf moesten het riet dat van het land af kwam malen in de fabrieken om het vervolgens de koken. Tot slot moest het riet worden gezeefd in het suikerwater en tot drogen worden gebracht. De dikke plak suiker die hierna overbleef moest worden gestampt en in zakken worden gedaan, klaar voor de reis naar Europa. Als derde categorie erkende men de huisslaven. Deze slaven waren voornamelijk de vrouwen die al het werk in huis verzorgde. Onder deze categorie erkende men ook weer 1 speciale vrouw: De Nene. Hiervan afgeleid is het engelse woord Nanny, wat staat voor degen die op de kinderen past. De Nene in de slaventijd op Suriname was dan ook de benaming voor de vrouw die zorgde voor alle kleine kinderen op de plantage. Tot slot de 4e en laatste categorie: De foetoeboys. Dit was een benaming voor de slaven die altijd en overal in de buurt van de voeten van hun meester moesten blijven. Dit hield echter niet in dat ze al die tijd maar achter hun meester aan moesten sjokken. Nee deze foetoeboys kregen allerlei klusjes toegewezen. Zo moesten ze hun meester van koele lucht voorzien, zijn voeten masseren, voor boodschappenjongen spelen en dingen aanreiken. De behandeling van slaven Als je eenmaal als slaaf werkte op de plantage in Suriname stond je in dienst van een meester, die dan ook geacht werd voor jou te zorgen. Maar helaas was hier niet al te veel toezicht op, wat uitmondde in een slechte verzorging voor veel van de slaven. Er werd veel te veel zwaar werk van hen verwacht en de voeding was al niet veel beter. Iedere dag maar weer bestond een maaltijd uit Bakkeljauw (Gezouten vis), bananen en pap. Bovendien was dit alles ook nog eens op rantsoen. Dit hield in dat iedereen een emmertje gevuld met wat bakkeljauw en bananen kreeg voor een bepaalde tijd. Je moest dus zelf in delen wanneer je wat at, en wanneer het op was was het op. Wat echter een misvatting is over het gebruik slavenhandel is dat de slaven geen vergoeding kregen voor hun verrichtingen. Maar om hiermee slavenhandel gelijk goed te keuren is ook onterecht, want het was slechts mondjesmaat toegestaan voor slaven wat geld bij te verdienen. Maar er waren ook weer slavenmeesters die zich hier niet aan hielden en dus zonder enige vergoeding hun slaven het werk lieten doen. Maar wanneer dit toegelaten werd konden de slaven op de enige dag dat ze vrij waren in de week hun kostgrondjes bewerken of kleren maken. Met deze goederen gingen ze dan langs de mensen om dit te verkopen. Dit lijkt natuurlijk heel eerlijk tegenover de slaven, maar je moet je niet bedenken dat dit wel het minste was waar ze recht op hadden. Het is dus niet zomaar een prachtig gebaar van hun meester, maar ze hadden hier gewoon recht op. Aan het begin van de 18e eeuw gingen ook Gouverneurs zich met de handel in slaven bezig houden. Men wilde alles beter geregeld hebben, ook naar de slaven toe en binnen de korste keren was de oranjetuin in Paramaribo dan ook opgedoopt tot marktplaats, waar het vanaf toen was toegestaan als slaaf je spullen te verkopen. Ook gebeurde het wel eens dat een slaveneigenaar een slaaf een week vrij gaf om spullen te verkopen. Een vast bedrag van de opbrengst moest hij af geven en de rest mocht hij houden. Op deze manier bestond het werk van een slaaf dus niet alleen meer uit werk op de plantage maar breide hij zijn werkterrein uit naar de stad. Maar helaas was de regering het hier niet mee eens en probeerde zij dit met alle mogelijke geweld tegen te houden. En zo ging het er dus op lijken dat men het beste voor had met de slaven en ze toch nog enigszins goed wilde behandelen. Maar laten we voorop stellen dat hun slechte behandeling een donkere schaduw vormde over dit magere lichtpuntje in hun zwarte bestaan. Want boven dit alles stond dat slaven geen rechten hadden. En was er iets wat ze mochten dan werd dit hun gegeven en moest dit worden gezien als vrijgevigheid van de hogere machten. Niet iets waarop zij recht hadden. Slaven hadden namelijk over het algemeen geen rechten. Want aan die regels die het voor de slaven enigszins dragelijk moesten maken hield bijna niemand zich. Helaas.. Deze handgrepen maakten het behandelen van de slaven makkelijker voor de meesters
Slaven werden niet gezien als mensen maar als eigendom van een eigenaar, en daarom vond men ook dat je mocht beslissen hoe je met ze omging. Helaas besloten de meeste slavenmeesters dit op een mensonterende wijze te doen. Nu zou het vanzelfsprekend zijn, dat wanneer zulke praktijken plaatsvinden, dat de overheid of de staat dan ingrijpt om de situatie te beteren. Maar helaas heeft Nederlandse staat heel weinig gedaan om de slaven een beter te leven te geven of erop toe te zien dat de officiele Koninklijke besluiten werden nageleefd. Waarschijnlij omdat de belastingopbrengsten, die voortkwamen uit de slavenhandel, belangrijker waren dan het lot van de slaven zelf. Deze hypocriete houding van de Nederlandse staat en de macht en hebzucht van de slavenmeesters maakten het voor de Surinaamse slaven een echte hel op aarde. Zelfs tot op de dag van vandaag is het voor veel nakomelingen, maar ook veel anderen, nog een onderwerp waar me liever niet over spreekt. Men wil de slechte kant met de zogenaamde positieve zaken, zoals: "Maar Nederland was niet het enige land" . . . . . . "In Nederland werden ook harde straffen uitgedeeld". . . "dat was niet ongewoon voor die tijd" Ik denk dat dit allemaal maar mooie praatjes zijn om het goed te praten of in ieder geval de situatie mooier te doen lijken naar de buitenwereld dan wat hij was. Want wat die mensen is aangedaan is echt heel erg. Men werd gepijnigd, afgeronseld en afgepeigerd. Door zulke dingen te zeggen praat je dát grote leed wat is veroorzaakt dus echt niet goed. Gelukkig waren er ook nog tegenstanders van de slavernij die alles wat er gebeurde niet probeerde goed te praten. Maar mensen die in het verleden hun mond hierover open trokken werden monddood gemaakt, bijvoorbeeld door middel van lastercampagnes, manipulatie, list en bedrog of zelfs openlijke verbanning en bedreiging. Maar ondanks al deze mogelijke manieren om de tegenstanders het zwijgen op te leggen zijn er toch nog enkele waarheden naar buiten gekomen. Gruwelijkheden die gewoon niet verzwegen konden blijven. Zo bracht de Engelsman Bonham ooit naar buiten: "Ik heb 21 jaren in de West-Indiën verkeerd en in iedere kolonie heb ik steeds gehoord dat het een zeer zware straf voor een neger was om hem aan een planter in Suriname te verkopen, en ik bevind nu dat zulks waarheid is. Ik ben nog in geen kolonie geweest waar de slaven zo slecht worden behandeld, zulk slecht voedsel en zulke sobere kleding ontvangen en waar zij toch tot zulk een zware arbeid, boven hun krachten worden gedwongen". De afschaffing van de slavernij Als laatste in de rij van westerse landen die de slavernij afschafte besloot ook Nederland hier uiteindelijk aan mee te doen, en wel op 1 juli 1863. Ruim 30 jaar na het voorbeeld van de Britten klonken in Paramaribo op die bewuste 1 juli 21 kanonschoten en werden de slaven eindelijk vrije mensen. Natuurlijk waren de slaven blij met hun vrijheid maar er zat echter nog een addertje onder het gras. Om de plantagehouders niet te veel te duperen hadden de Nederlanders besloten dat alle slaven tussen de 15 en 60 jaar verplicht waren zich nog 10 jaar te verhuren als contractarbeider. Deze 10 jarige periode wordt ook wel de periode van staatstoezicht genoemd. Wat was dit nou? Kreeg je eindelijk je vrijheid terug na tijden van zwaar werk en in onmenselijke omstandigheden leven, wordt je weer verplicht je te verhuren als contractarbeider. En waarom? Alleen maar om de plantagehouders, die jou eerst zo slecht behandelden, niet te veel te duperen. Zou het dan nooit ophouden? Eigenlijk was de afschaffing van de slavernij dus voor veel families alleen maar een verslechtering, omdat een nadeel van dat 10 jaarse contract was dat de plantagehouder niet meer verplicht was ook voor de slaven te zorgen. Hij huurde ze alleen maar in voor het werk, maar voor de rest was hij ze niets verschuldigd. Vandaar dat deze staatstoezicht ook massaal werd geprobeerd te ontduiken. Maar wat veel mensen vergeten is dat de slavenmeesters en plantagehouders de slaven niet hun vrijheid hebben teruggegéven en dat we ze dus dankbaar moeten zijn, maar dat al deze slaven jaren lang voor hun vrijheid hebben gevochten! Ze hebben hun vrijheid dus overwonnen en niet teruggekregen, uit goede wil van hun voormalige eigenaars. Het lijkt wel alsof men alles wat men heeft gedaan goed wil praten door te laten zien hoe geweldig ze eigenlijk zijn, en iedereen zijn vrijheid terug gaat geven. Deze mensen hebben jarenlang in verschrikkelijke omstandigheden moeten leven, om hen heen mensen zien doodgaan en dan nog wil je beweren dat ze hun vrijheid hebben gekregen. Notabene van de mensen die ervoor hebben gezorgd dat zij niet in vrijheid konden leven. Ze hebben er voor gevochten, zijn in opstand gekomen en waren bereid voor de vrijheid van hun nakomelingen te sterven. Het verzet in Suriname Vanaf het einde van de 17e eeuw zijn de marrons, voorheen ook wel de bosnegers genoemd, de Surinaamse plantages ontvlucht. Telkens werden ze bevochten, maar nooit helemaal verslagen. Halverwege de achttiende eeuw deden de blanken kolonisten de marrons echter een voorstel voor duurzame vrede. De marrons stemde hiermee in maar helaas was deze vrede niet haalbaar en in 1754 en 1755 begonnen de blanke weer aan hun omvangrijke expedities. In 1760 en 1762 sloten ze dan toch uiteindelijk vrede met de 2 grootse marron volken, de Ndyuka’s en de Saramaka’s, en in 1767 met de veel kleinere Matawai. Maar ondanks dat er dus wel degelijk vrede mogelijk was tussen de blanken en de kleurlingen, braken er aan het einde van de 18e eeuw grote slavenopstanden plaats. Ook brak er zelfs een oorlog uit tussen verschillende marronvolken en de koloniale heersers met hun Europese huurlingenlegers. De marrons onder leiding van Boni en Baron stichtten het fort Bucu. Boni was het kind van een slavin en een blanke planter. Toen de vrouw zwanger was, had de planter haar verstoten, waarop Boni’s moeder naar de marrons was gevlucht Baron was de slaaf geweest van een zweed, die hem naar Holland had meegenomen. Baron had daar leren lezen en schrijven. Na terugkeer in Suriname zou baron zijn vrijheid krijgen, maar hij werd verkocht en dat deed hem doen besluiten te vluchten. Fort bucu stond midden in een moeras en was slechts bereikbaar langs een loopbrug onder water. Na jarenlange gevechten versloeg het leger onder leiding van de Zwitserse kolonel Fourgoud de marrons onder leiding van boni. Fourgeoud was in dienst van het nederlandse korps mariniers en had een leger van huurlingen, soldaten en ‘redimoesoes’, slaven die meevochten omdat hen na hun diensttijd de vrijheid was geloofd. Deze oorlog leidde tot het ontstaan van de Aluku’s en de kleinere Paramaka- en Kwinti-groepen. Maar helaas ook tot vele slachtoffers en geen complete vrede. Vredesverdragen van het koloniaal bestuur als gevolg van de opstanden: 1749 Voorlopige vrede met de Saramake* 1757 Tempatie-opstand in Commewijne
1760 Vrede met de Aukaners*
1762 Vrede met de Saramake*
1768 Vrede met de Matawi*
* Toenmalige volksstammen in Suriname
De stille heldinnen van Suriname
Wat veel mensen, en dus ook mij flink verbaasde was dat in de tijd van slavernij in Suriname de vrouwen al heel sterk waren. Dit is vooral te zien uit het feit dat met name vrouwen in opstand kwamen. Ze hadden door dat ze onmenselijk werden behandeld en gingen in het verzet om hun situatie te verbeteren. Ik, en niet alleen ik, heb veel bewondering voor deze grote groep vrouwen en deze worden dan ook wel de stille heldinnen van Suriname genoemd. Heldinnen omdat ze op zijn gaan staan voor hun recht en er stem aan hebben gegeven. Stil omdat de meeste van hen zijn gestraft voor deze opstanden die zijn veroorzaakt, dat wil zeggen vermoord. Een citaat uit ‘Rebelse vrouwen’ door Peggy Plet, die verteld over de Stille heldinnen van Suriname:
“Veel slaven, met name vrouwen, kwamen in het verzet om te proberen meer bewegings- en handelingsvrijheid te krijgen. Daarbij gedroegen zij zich ogenschijnlijk onderdanig, maar dat betekende niet per definitie dat de geest van de slavin ook onderworpen was. Het verzetsgedrag van slavinnen had bovendien een geheel eigen karakter, onder meer door het uitbuiten van de vrouwelijke cyclus. Geveinsde ziekte tijdens zwangerschap of menstruatie, abortus, kindermoord en weigering om zwanger te worden, werden regelmatig als verzetsmiddel gebruikt. In de Surinaamsche Courant zijn talrijke advertenties te vinden waarin eigenaren op zoek zijn naar weggelopen slavinnen. Slavinnen die hun kind meenamen pleegden twee strafbare feiten: weglopen en diefstal. Volgens de wet was de slavenhouder immers eigenaar van het kind en niet de moeder zelf. Veel slavinnen werkten in en rondom het huis van hun eigenaar. Het werken in de constante nabijheid van de slavenhouders maakte slavinnen extra kwetsbaar voor fysiek geweld.”
Iets tastbaars uit de slavernij van toen in onze huidige wereld
De manier waarop wij vooral in aanraking zijn met het slavenverleden van toen zijn de verhalen die wij terug hebben gevonden en daar maken we onze geschiedenis uit op. Maar er iets ook nog iets bijzonders, iets tastbaars terug gevonden uit die verschrikkelijke tijd. Namelijk een skelet, van vermoedelijk een slaaf uit 1840. Op zaterdag 18 oktober 2003 kreeg dit skelet de naam Kwame, en werd speciaal ingewijd en gereinigd. Omdat op deze manier het afschuwelijke verleden van Suriname wel heel dichtbij komt, zo dichtbij dat je het bijna aan kan raken, staat Kwame vanaf nu ook voor de lijdensweg die alle slaven door hebben moeten maken. “Onderzoeker dr. Rakhieb Khudabux: “Van dit skelet is bekend dat het is van een Afrikaanse man, overleden in 1840 op ongeveer 42-jarige leeftijd. Kijk je naar de kwaliteit van de botten, beenderen en ruggenwervels, dan zie je duidelijk de effecten van de slavernij. Iemand met zulke gaten en scheuren in de botten, heeft een zwaar leven gehad. Het is duidelijk dat die littekens niet na de dood maar tijdens het leven zijn ontstaan, omdat je rondom de gaten ook botontwikkeling ziet. Het is soms wel moeilijk vast te stellen of de toegetakelde botten er zo uitzien vanwege mishandelingen of het zware werk dat hij heeft verricht. Deze man rookte pijp, niet alleen lag er een pijp naast zijn schedel, in zijn gebit is een slijtageplek te zien, waar die pijp precies in past. In elke gevallen heb ik echt letsel zoals botbreuken aangetroffen, wat kan duiden op zware mishandelingen. Wel tfof ik lijnen en groeven op de beenderen aan die waarschijnlijk zijn ontstaan door zweepslagen.” Tijdens mijn bezoek aan het Wereldmuseum in Rotterdam heb ik dit skelet ook zelf kunnen bewonderen. Het is heel moeilijk te bevatten dat dit werkelijk waar het skelet is van iemand die zo lang geleden geleefd heeft en onder die omstandigheden. En wat die meneer hier boven ook zegt, is ook daadwerkelijk te zien. Je hoeft geen specialist te zijn om de gaten in zijn botten te constateren, en om te zien dat dit niet bij ieder ‘normaal’ mens aanwezig is. Verder is de slijtage plek in zijn gebit ook heel goed te zien, wat overigens wel grappig was omdat de pijp ernaast lag en er dus duidelijk precies in paste. Slavernij en cijfers 273.000 Slaven vervoerd door de WIC (West-Indische Compagnie) 257.000 Slaven vervoerd door particulieren
Subtotaal: 530.000 slaven
20.000 slaven door smokkelaars van illegaal verhandelde slaven
Totaal dus: 550.000 slaven
90.000, wat gelijk is aan 16% van het totale aantal, is onderweg gestorven
Levend aangekomen: 460.000 Keti Koti Op 1 juli 1863 was het dan éindelijk zover: De slaven hadden hun slavenleven overwonnen en hun vrijheid gewonnen waar ze zo lang voor hadden gevochten. Vrijheid gewonnen ja, en niet gekregen van de blanken. Want zo willen de Surinamers van nu het horen, en niet anders. 1 juli is dan ook de dag dat veel Nederlandse Surinamers weer stil staan bij het vreselijke bestaan dat een groot deel van hun voorouders door hebben moeten maken. Maar ook staan ze stil bij de dag dat dit alles was afgelopen: Keti Koti- Gebroken ketens. In Suriname heet deze dag trouwens officieel “Dag der Vrijheden” om zo deze dag voor alle inwoners van het land een feestdag te laten zijn en niet alleen voor de nazaten van de slaven. Maar de gebruikelijke naam is dus Keti Koti, gebroken ketens, of Manspasi, emancipatie. Aan de voet van de Keti Koti In 1834 wordt in de Engelse koloniën de slavernij afgeschaft, en in 1848 volgt afschaffing van de Franse koloniën. In Suriname waren de verwachtingen hoog gespannen. Al in 1842 was namelijk de ‘Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van de Afschaffing van de Slavernij’ opgericht en men leefde dus toe naar het moment dat ook hier men in alle vrijheid kon voortbestaan. Maar in Holland gingen de zaken helaas niet zo snel. Er ging weinig actie van deze verenging en pas in 1851 kwam er dan eindelijk een voorstel tot wetsontwerp. Deze werd ingediend maar ook al snel weer verworpen, omdat het niet voorzag in de schadeloosstelling voor de eigenaren van de slaven. Uiteindelijk werd de afschaffing van de slavernij aanvaard, het voorstel tot restitutie van de emancipatiekosten door de vrijgelaten slaven werd verworpen. De regering ging akkoord met een tegemoetkoming van 300 gulden per slaaf aan de slaveneigenaars. In 1863 werden in Suriname 33.621 slaven vrijgelaten, wat op dat moment ongeveer 55% is van de gehele bevolking. Met de Emancipatiewet werden de slaven op 1 juli 1863 vrije mensen. “U zijt nu alleen vrij”sprak gouverneur Van Landsberge en vervolgde zijn speech met: “En weest U vooral dankbaar jegens uw vroegere meesters en vergeet wat zij voor u gedaan hebben.” En ondanks dat de blanken op dat moment deden alsof ze opeens het beste met hen voor hadden door ze vrij te laten, weet men tot op de dag van vandaag wel beter. Ook de Surinamers van nu willen dat er wordt gesproken over de teruggewonnen vrijheid, niet teruggegeven. Ook in het museum kwam dit duidelijk naar voren. Overal in de tentoonstelling waren namelijk tv’s met interviews, waarin de meesten Surinamers die aan het woord kwamen felle voorstanders hiervan waren. Vervolgens heb ik ongeveer een uur zitten kijken naar een film over Keti Koti. Hierin werden mensen op straat geïnterviewd tijden de Keti Koti viering en hierin werd door veel verschillende mensen, voornamelijk Surinamers, steeds maar weer benadrukt hoe belangrijk zij het vinden dat wij Nederlanders ons ervan bewust zijn dat ook wij met het slavernij verleden te maken hebben. We moeten niet denken dat het iets van Surinamers is want dat is het dus niet. Verder vonden ze het heel belangrijk dat men élk jaar weer Keti Koti gaat vieren om maar weer eens te laten zien hoe erg het is wat er is gebeurd en om het vooral niet te vergeten. Zou men namelijk geen Keti Koti meer vieren dan zouden alle erge herinneringen wegvagen en is men zich er niet meer van bewust dat we zulke mensonterende dingen moeten tegenhouden en er tegen vechten. Ook in Nederland is het elk jaar op1 juli weer raak en vooral in Amsterdam wordt er uitbundig gevierd maar ook herdacht
Het jacht ‘De Visser’ keert terug met 15158 pond olifantstanden. Eveneens verscheen het jacht ‘de Gulde Ree’ met 156 negers waarvan er enkele al overleden waren. 17 april 1645
Het jacht ‘de Fortuyn’ gearriveerd met 502 slaven, waarvan 156 stuks naar Brazilië worden gestuurd. 18 april 1645
Aan het strand een doodgeslagen Compagnieslaaf gevonden. Drie andere slaven – kennelijk de moordenaars- zijn ontsnapt. 21 juli 1645
De compagnieslaaf Coffy heeft bij een van de vrouwen van de inlandse vorst geslapen. De compagnie betaalt de vorst de gebruikelijke vergoeding van 80 gulden.” Wie er aan boord kwamen, werden af gevoerd en alles wat eromheen gebeurde werd dus genoteerd in het zogenaamde dagregister. En dit was ook wel nodig want in deze tijd kwam de slavenhandel echt in bloei. Grote aantallen slaven werden af en aangevoerd en daarom was men dus wel genoodzaakt alles te noteren. De eerste bloei in de slavenhandel vindt plaats rond 1637, wanneer stadhouder Johan Maurits van Nassau een deel van de Braziliaanse kust van de Portugezen verovert en winst boekt aan de Goudkust in West-Afrika. In deze periode is Nederland de grootste slavenhandelaar. De slaven worden door Afrikanen in het buitenland gevangen genomen en te voet naar de forten afgevoerd, die zich aan de kust bevinden. De Hollanders brengen tezamen met de Zeeuwen in de periode van 1630 tot 1650 25.000 slaven naar Brazilië. Deze periode gaat dus de boeken in als een opbloei in de slavenhandel. Maar aan alle ‘goede’ tijden komt een einde en later zakt de slavenhandel dus ook in. Maar helaas. In de loop van de 18e eeuw neemt de vraag naar slaven weer toe en daarmee ook de prijs. De winst die wordt geboekt met de handel in slaven gaat voornamelijk naar de Afrikaanse handelaren, tot ergernis van de West-Indische compagnie en de Hollanders: Hun kosten lopen als maar op en worden niet gedekt. Ze zijn dus gedwongen uit te wijken naar een ander gebied waar de slaven goedkoper zijn. Fort Elmina is meer dan 2 eeuwen Nederland haar belangrijkste vestiging op de Afrikaanse westkust geweest, wanneer zij het in 1872 overdragen aan de Engelsen. Waardoor ontstond deze slavenhandel? Toen de Europeanen bezit name van de Nieuwe Wereld kregen ze ook veel plantages en nederzettingen in hun bezit. En waar ruimte is is werk, en waar werk is heb je mensen nodig die dat werk verrichten. Hun eerste oplossing voor dit probleem was dat ze slaven meenamen die dit werk zouden gaan doen. Maar helaas, ondanks dat dit voor de Europeanen een goede oplossing was zagen de Indianen het niet zitten en gingen er vaak vandoor. De Indianen waren trouwens ook niet erg sterk en vaak zeer vatbaar voor de ziektes die er heersten. Dus nu hadden de Europeanen wel veel grondgebied, maar geen arbeiders die het werk dat er was te doen op die grond konden verrichten. En als de Indianen er niet aan konden voldoen, wie dan wel? Al snel ontdekten men de afrikanen en al spoedig ging men in de 16e eeuw daar hun slaven vandaan halen, waardoor er dus slavenhandel ontstond. Handelden men eerst nog in goederen, nu ruilden zij deze voor mensen om ze vervolgens naar de koloniën te brengen. De overtocht Was iemand eenmaal betrokken in het proces van de slavenhandel en door Afrikanen in zijn eigen land gevangen genomen, dan begon de overtocht. Als er eenmaal genoeg slaven zijn verzameld voor de lange zeereis kan men vertrekken. De slaven die aanwezig waren op 1 schip zijn afkomstig uit totaal verschillende dorpen, gebieden, streken en stammen. Iedereen slaaf kan 1 voor 1 of in kleine groepjes worden verkocht aan handelaren en eigenaren als men eenmaal de overtocht heeft overleefd. Dit was echter nog een hele opgave, omdat de omstandigheden op deze schepen erbarmelijk waren: “Maar wij willen u toch waarschuwen. Waagt u niet, vanuit uw hoge standplaats, langs het puttingwant of zo u dat te gevaarlijk voorkomt, door het schuttersgat naar beneden. Zet geen voet op de touwladders die naar de kampanje voeren, hoe blank en schoongeschrobd zij er ook van hierboven uitziet.Hierboven ruikt gij de prikkelende lucht van teer en de zilte zeewind. Daarbeneden stinkt het reeds een mijl lijwaarts naar het zweet en de uitwerpselen van duizend in het ruim gepakte slaven. Hierboven hoort gij de kreet van de albatros, de zingende matrozen en het geruis der golven. Daaronder hoort gij het gejammer der slaven, de kreten van een vrouw in barensnood en de zweep, die neersuist op de ruggen der zwarten.’ Dit is een slaaf geciteerd in het boek ‘Wij slaven van Suriname’ van Anton de Kom. Het geeft je dus een beetje een idee hoe het er op de schepen er aan toe ging. De slaven werden opgepakt vervoerd en op zijn allerminst aardig behandeld. Aan de hygiëne werd weinig aandacht aan besteed en het is dan ook niet verwonderlijk dat vele slaven het transport niet overleefden. Een kwart van hen stierf al tijdens de overtocht. Ziekten als pokken, tyfus, schuurbuik, tering, verwonding of zelfs verstikking waren niet ongebruikelijk .
Bevolking: 405.000 inwoners
Dichtheid: 2,4 inwoners per km2
Munteenheid: Surinaamse gulden
Hoofdstad: Paramaribo
Staatsvorm: Republiek
Officiële taal: Nederland
Van de ruim 550.000 die de Hollanders vanuit Afrika mee hebben genomen kwam het grootste deel terecht in Suriname. In 1775 sprak men van een hoogtepunt in de plantagebouw omdat Suriname toen der tijd maar liefst 600 plantages kende waar hard werd gewerkt door de slaven. In 1863 leefden er van deze ruim 500.000 Surinaamse slaven er echter nog maar ongeveer 22.000, waarvan zo’n 30% ook daadwerkelijk in Suriname was geboren. De reden van de vele doden onder de slaven waren de zware werken die men moest verrichten en de straffen die werden uitgedeeld door de slavenmeester en het weinige eten. Gevolg hiervan was ook dat veel slaven probeerden te ontsnappen aan deze erbarmelijke omstandigheden. De strijd tussen deze weggelopen slaven en de Nederlanders heeft een belangrijk stempel gedrukt op de aanwezigheid van de Nederlanders in Suriname. Er wonen in het binnenland van Suriname nog steeds nakomelingen van de weggelopen slaven, ook wel de Marrons genoemd. De herkomst van Surinaamse slaven Over de herkomst van de Surinaamse slaven kan weinig met zekerheid gezegd worden. Het merendeel kwam van de kust van Guinea (het gebied tussen de Ivoorkust en Nigeria), een kleiner, maar vrij constant percentage uit Angola. De wic behield het recht enige slavenstations in Angola aan te houden, ook na de herovering door Portugal. Men kan echter stellen dat de West Indische Compagnie haar slavenhandelsactiviteiten concentreerde op de slavenkust, eerst in Offra (haven van het koninkrijk Allada), daarna op Ouidah en Popo. Tegen het einde van de 17de eeuw begon de Goudkust een belangrijker rol te spelen in de slavenhandel, vooral toen de wic in het begin van de 18de eeuw op goede voet stond met Akwamu, een rijk dat het oostelijk deel van de Goudkust en een gedeelte van de slavenkust beheerste. Op de Slavenkust kwam de Compagnie in conflict met de koning van Dahomey, die dat gebied in de jaren 1724-1728 veroverde. Voor korte tijd nog kocht men aanzienlijke aantallen slaven (waarschijnlijk Dahomese krijgsgevangenen) van Oyo.
De slaven die terecht kwamen in Suriname werden meestal geplaatst op een van de vele plantages die Suriname rijk was. Deze slaven werden onderverdeeld in 4 verschillende categorieen: De veldslaven, fabrieksslaven, huisslaven en foetoeboys. Het werk van de veldslaaf bestond voornamelijk uit het spitten van de grond, vervolgens het suikerriet planten, deze verzorgen, oogsten en tot slot vervoeren naar de fabriek waar de suikerriet verder werd verwerkt. De slaven die zich bevonden in de categorie fabrieksslaaf moesten het riet dat van het land af kwam malen in de fabrieken om het vervolgens de koken. Tot slot moest het riet worden gezeefd in het suikerwater en tot drogen worden gebracht. De dikke plak suiker die hierna overbleef moest worden gestampt en in zakken worden gedaan, klaar voor de reis naar Europa. Als derde categorie erkende men de huisslaven. Deze slaven waren voornamelijk de vrouwen die al het werk in huis verzorgde. Onder deze categorie erkende men ook weer 1 speciale vrouw: De Nene. Hiervan afgeleid is het engelse woord Nanny, wat staat voor degen die op de kinderen past. De Nene in de slaventijd op Suriname was dan ook de benaming voor de vrouw die zorgde voor alle kleine kinderen op de plantage. Tot slot de 4e en laatste categorie: De foetoeboys. Dit was een benaming voor de slaven die altijd en overal in de buurt van de voeten van hun meester moesten blijven. Dit hield echter niet in dat ze al die tijd maar achter hun meester aan moesten sjokken. Nee deze foetoeboys kregen allerlei klusjes toegewezen. Zo moesten ze hun meester van koele lucht voorzien, zijn voeten masseren, voor boodschappenjongen spelen en dingen aanreiken. De behandeling van slaven Als je eenmaal als slaaf werkte op de plantage in Suriname stond je in dienst van een meester, die dan ook geacht werd voor jou te zorgen. Maar helaas was hier niet al te veel toezicht op, wat uitmondde in een slechte verzorging voor veel van de slaven. Er werd veel te veel zwaar werk van hen verwacht en de voeding was al niet veel beter. Iedere dag maar weer bestond een maaltijd uit Bakkeljauw (Gezouten vis), bananen en pap. Bovendien was dit alles ook nog eens op rantsoen. Dit hield in dat iedereen een emmertje gevuld met wat bakkeljauw en bananen kreeg voor een bepaalde tijd. Je moest dus zelf in delen wanneer je wat at, en wanneer het op was was het op. Wat echter een misvatting is over het gebruik slavenhandel is dat de slaven geen vergoeding kregen voor hun verrichtingen. Maar om hiermee slavenhandel gelijk goed te keuren is ook onterecht, want het was slechts mondjesmaat toegestaan voor slaven wat geld bij te verdienen. Maar er waren ook weer slavenmeesters die zich hier niet aan hielden en dus zonder enige vergoeding hun slaven het werk lieten doen. Maar wanneer dit toegelaten werd konden de slaven op de enige dag dat ze vrij waren in de week hun kostgrondjes bewerken of kleren maken. Met deze goederen gingen ze dan langs de mensen om dit te verkopen. Dit lijkt natuurlijk heel eerlijk tegenover de slaven, maar je moet je niet bedenken dat dit wel het minste was waar ze recht op hadden. Het is dus niet zomaar een prachtig gebaar van hun meester, maar ze hadden hier gewoon recht op. Aan het begin van de 18e eeuw gingen ook Gouverneurs zich met de handel in slaven bezig houden. Men wilde alles beter geregeld hebben, ook naar de slaven toe en binnen de korste keren was de oranjetuin in Paramaribo dan ook opgedoopt tot marktplaats, waar het vanaf toen was toegestaan als slaaf je spullen te verkopen. Ook gebeurde het wel eens dat een slaveneigenaar een slaaf een week vrij gaf om spullen te verkopen. Een vast bedrag van de opbrengst moest hij af geven en de rest mocht hij houden. Op deze manier bestond het werk van een slaaf dus niet alleen meer uit werk op de plantage maar breide hij zijn werkterrein uit naar de stad. Maar helaas was de regering het hier niet mee eens en probeerde zij dit met alle mogelijke geweld tegen te houden. En zo ging het er dus op lijken dat men het beste voor had met de slaven en ze toch nog enigszins goed wilde behandelen. Maar laten we voorop stellen dat hun slechte behandeling een donkere schaduw vormde over dit magere lichtpuntje in hun zwarte bestaan. Want boven dit alles stond dat slaven geen rechten hadden. En was er iets wat ze mochten dan werd dit hun gegeven en moest dit worden gezien als vrijgevigheid van de hogere machten. Niet iets waarop zij recht hadden. Slaven hadden namelijk over het algemeen geen rechten. Want aan die regels die het voor de slaven enigszins dragelijk moesten maken hield bijna niemand zich. Helaas.. Deze handgrepen maakten het behandelen van de slaven makkelijker voor de meesters
Slaven werden niet gezien als mensen maar als eigendom van een eigenaar, en daarom vond men ook dat je mocht beslissen hoe je met ze omging. Helaas besloten de meeste slavenmeesters dit op een mensonterende wijze te doen. Nu zou het vanzelfsprekend zijn, dat wanneer zulke praktijken plaatsvinden, dat de overheid of de staat dan ingrijpt om de situatie te beteren. Maar helaas heeft Nederlandse staat heel weinig gedaan om de slaven een beter te leven te geven of erop toe te zien dat de officiele Koninklijke besluiten werden nageleefd. Waarschijnlij omdat de belastingopbrengsten, die voortkwamen uit de slavenhandel, belangrijker waren dan het lot van de slaven zelf. Deze hypocriete houding van de Nederlandse staat en de macht en hebzucht van de slavenmeesters maakten het voor de Surinaamse slaven een echte hel op aarde. Zelfs tot op de dag van vandaag is het voor veel nakomelingen, maar ook veel anderen, nog een onderwerp waar me liever niet over spreekt. Men wil de slechte kant met de zogenaamde positieve zaken, zoals: "Maar Nederland was niet het enige land" . . . . . . "In Nederland werden ook harde straffen uitgedeeld". . . "dat was niet ongewoon voor die tijd" Ik denk dat dit allemaal maar mooie praatjes zijn om het goed te praten of in ieder geval de situatie mooier te doen lijken naar de buitenwereld dan wat hij was. Want wat die mensen is aangedaan is echt heel erg. Men werd gepijnigd, afgeronseld en afgepeigerd. Door zulke dingen te zeggen praat je dát grote leed wat is veroorzaakt dus echt niet goed. Gelukkig waren er ook nog tegenstanders van de slavernij die alles wat er gebeurde niet probeerde goed te praten. Maar mensen die in het verleden hun mond hierover open trokken werden monddood gemaakt, bijvoorbeeld door middel van lastercampagnes, manipulatie, list en bedrog of zelfs openlijke verbanning en bedreiging. Maar ondanks al deze mogelijke manieren om de tegenstanders het zwijgen op te leggen zijn er toch nog enkele waarheden naar buiten gekomen. Gruwelijkheden die gewoon niet verzwegen konden blijven. Zo bracht de Engelsman Bonham ooit naar buiten: "Ik heb 21 jaren in de West-Indiën verkeerd en in iedere kolonie heb ik steeds gehoord dat het een zeer zware straf voor een neger was om hem aan een planter in Suriname te verkopen, en ik bevind nu dat zulks waarheid is. Ik ben nog in geen kolonie geweest waar de slaven zo slecht worden behandeld, zulk slecht voedsel en zulke sobere kleding ontvangen en waar zij toch tot zulk een zware arbeid, boven hun krachten worden gedwongen". De afschaffing van de slavernij Als laatste in de rij van westerse landen die de slavernij afschafte besloot ook Nederland hier uiteindelijk aan mee te doen, en wel op 1 juli 1863. Ruim 30 jaar na het voorbeeld van de Britten klonken in Paramaribo op die bewuste 1 juli 21 kanonschoten en werden de slaven eindelijk vrije mensen. Natuurlijk waren de slaven blij met hun vrijheid maar er zat echter nog een addertje onder het gras. Om de plantagehouders niet te veel te duperen hadden de Nederlanders besloten dat alle slaven tussen de 15 en 60 jaar verplicht waren zich nog 10 jaar te verhuren als contractarbeider. Deze 10 jarige periode wordt ook wel de periode van staatstoezicht genoemd. Wat was dit nou? Kreeg je eindelijk je vrijheid terug na tijden van zwaar werk en in onmenselijke omstandigheden leven, wordt je weer verplicht je te verhuren als contractarbeider. En waarom? Alleen maar om de plantagehouders, die jou eerst zo slecht behandelden, niet te veel te duperen. Zou het dan nooit ophouden? Eigenlijk was de afschaffing van de slavernij dus voor veel families alleen maar een verslechtering, omdat een nadeel van dat 10 jaarse contract was dat de plantagehouder niet meer verplicht was ook voor de slaven te zorgen. Hij huurde ze alleen maar in voor het werk, maar voor de rest was hij ze niets verschuldigd. Vandaar dat deze staatstoezicht ook massaal werd geprobeerd te ontduiken. Maar wat veel mensen vergeten is dat de slavenmeesters en plantagehouders de slaven niet hun vrijheid hebben teruggegéven en dat we ze dus dankbaar moeten zijn, maar dat al deze slaven jaren lang voor hun vrijheid hebben gevochten! Ze hebben hun vrijheid dus overwonnen en niet teruggekregen, uit goede wil van hun voormalige eigenaars. Het lijkt wel alsof men alles wat men heeft gedaan goed wil praten door te laten zien hoe geweldig ze eigenlijk zijn, en iedereen zijn vrijheid terug gaat geven. Deze mensen hebben jarenlang in verschrikkelijke omstandigheden moeten leven, om hen heen mensen zien doodgaan en dan nog wil je beweren dat ze hun vrijheid hebben gekregen. Notabene van de mensen die ervoor hebben gezorgd dat zij niet in vrijheid konden leven. Ze hebben er voor gevochten, zijn in opstand gekomen en waren bereid voor de vrijheid van hun nakomelingen te sterven. Het verzet in Suriname Vanaf het einde van de 17e eeuw zijn de marrons, voorheen ook wel de bosnegers genoemd, de Surinaamse plantages ontvlucht. Telkens werden ze bevochten, maar nooit helemaal verslagen. Halverwege de achttiende eeuw deden de blanken kolonisten de marrons echter een voorstel voor duurzame vrede. De marrons stemde hiermee in maar helaas was deze vrede niet haalbaar en in 1754 en 1755 begonnen de blanke weer aan hun omvangrijke expedities. In 1760 en 1762 sloten ze dan toch uiteindelijk vrede met de 2 grootse marron volken, de Ndyuka’s en de Saramaka’s, en in 1767 met de veel kleinere Matawai. Maar ondanks dat er dus wel degelijk vrede mogelijk was tussen de blanken en de kleurlingen, braken er aan het einde van de 18e eeuw grote slavenopstanden plaats. Ook brak er zelfs een oorlog uit tussen verschillende marronvolken en de koloniale heersers met hun Europese huurlingenlegers. De marrons onder leiding van Boni en Baron stichtten het fort Bucu. Boni was het kind van een slavin en een blanke planter. Toen de vrouw zwanger was, had de planter haar verstoten, waarop Boni’s moeder naar de marrons was gevlucht Baron was de slaaf geweest van een zweed, die hem naar Holland had meegenomen. Baron had daar leren lezen en schrijven. Na terugkeer in Suriname zou baron zijn vrijheid krijgen, maar hij werd verkocht en dat deed hem doen besluiten te vluchten. Fort bucu stond midden in een moeras en was slechts bereikbaar langs een loopbrug onder water. Na jarenlange gevechten versloeg het leger onder leiding van de Zwitserse kolonel Fourgoud de marrons onder leiding van boni. Fourgeoud was in dienst van het nederlandse korps mariniers en had een leger van huurlingen, soldaten en ‘redimoesoes’, slaven die meevochten omdat hen na hun diensttijd de vrijheid was geloofd. Deze oorlog leidde tot het ontstaan van de Aluku’s en de kleinere Paramaka- en Kwinti-groepen. Maar helaas ook tot vele slachtoffers en geen complete vrede. Vredesverdragen van het koloniaal bestuur als gevolg van de opstanden: 1749 Voorlopige vrede met de Saramake* 1757 Tempatie-opstand in Commewijne
De manier waarop wij vooral in aanraking zijn met het slavenverleden van toen zijn de verhalen die wij terug hebben gevonden en daar maken we onze geschiedenis uit op. Maar er iets ook nog iets bijzonders, iets tastbaars terug gevonden uit die verschrikkelijke tijd. Namelijk een skelet, van vermoedelijk een slaaf uit 1840. Op zaterdag 18 oktober 2003 kreeg dit skelet de naam Kwame, en werd speciaal ingewijd en gereinigd. Omdat op deze manier het afschuwelijke verleden van Suriname wel heel dichtbij komt, zo dichtbij dat je het bijna aan kan raken, staat Kwame vanaf nu ook voor de lijdensweg die alle slaven door hebben moeten maken. “Onderzoeker dr. Rakhieb Khudabux: “Van dit skelet is bekend dat het is van een Afrikaanse man, overleden in 1840 op ongeveer 42-jarige leeftijd. Kijk je naar de kwaliteit van de botten, beenderen en ruggenwervels, dan zie je duidelijk de effecten van de slavernij. Iemand met zulke gaten en scheuren in de botten, heeft een zwaar leven gehad. Het is duidelijk dat die littekens niet na de dood maar tijdens het leven zijn ontstaan, omdat je rondom de gaten ook botontwikkeling ziet. Het is soms wel moeilijk vast te stellen of de toegetakelde botten er zo uitzien vanwege mishandelingen of het zware werk dat hij heeft verricht. Deze man rookte pijp, niet alleen lag er een pijp naast zijn schedel, in zijn gebit is een slijtageplek te zien, waar die pijp precies in past. In elke gevallen heb ik echt letsel zoals botbreuken aangetroffen, wat kan duiden op zware mishandelingen. Wel tfof ik lijnen en groeven op de beenderen aan die waarschijnlijk zijn ontstaan door zweepslagen.” Tijdens mijn bezoek aan het Wereldmuseum in Rotterdam heb ik dit skelet ook zelf kunnen bewonderen. Het is heel moeilijk te bevatten dat dit werkelijk waar het skelet is van iemand die zo lang geleden geleefd heeft en onder die omstandigheden. En wat die meneer hier boven ook zegt, is ook daadwerkelijk te zien. Je hoeft geen specialist te zijn om de gaten in zijn botten te constateren, en om te zien dat dit niet bij ieder ‘normaal’ mens aanwezig is. Verder is de slijtage plek in zijn gebit ook heel goed te zien, wat overigens wel grappig was omdat de pijp ernaast lag en er dus duidelijk precies in paste. Slavernij en cijfers 273.000 Slaven vervoerd door de WIC (West-Indische Compagnie) 257.000 Slaven vervoerd door particulieren
Subtotaal: 530.000 slaven
20.000 slaven door smokkelaars van illegaal verhandelde slaven
Totaal dus: 550.000 slaven
90.000, wat gelijk is aan 16% van het totale aantal, is onderweg gestorven
Levend aangekomen: 460.000 Keti Koti Op 1 juli 1863 was het dan éindelijk zover: De slaven hadden hun slavenleven overwonnen en hun vrijheid gewonnen waar ze zo lang voor hadden gevochten. Vrijheid gewonnen ja, en niet gekregen van de blanken. Want zo willen de Surinamers van nu het horen, en niet anders. 1 juli is dan ook de dag dat veel Nederlandse Surinamers weer stil staan bij het vreselijke bestaan dat een groot deel van hun voorouders door hebben moeten maken. Maar ook staan ze stil bij de dag dat dit alles was afgelopen: Keti Koti- Gebroken ketens. In Suriname heet deze dag trouwens officieel “Dag der Vrijheden” om zo deze dag voor alle inwoners van het land een feestdag te laten zijn en niet alleen voor de nazaten van de slaven. Maar de gebruikelijke naam is dus Keti Koti, gebroken ketens, of Manspasi, emancipatie. Aan de voet van de Keti Koti In 1834 wordt in de Engelse koloniën de slavernij afgeschaft, en in 1848 volgt afschaffing van de Franse koloniën. In Suriname waren de verwachtingen hoog gespannen. Al in 1842 was namelijk de ‘Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van de Afschaffing van de Slavernij’ opgericht en men leefde dus toe naar het moment dat ook hier men in alle vrijheid kon voortbestaan. Maar in Holland gingen de zaken helaas niet zo snel. Er ging weinig actie van deze verenging en pas in 1851 kwam er dan eindelijk een voorstel tot wetsontwerp. Deze werd ingediend maar ook al snel weer verworpen, omdat het niet voorzag in de schadeloosstelling voor de eigenaren van de slaven. Uiteindelijk werd de afschaffing van de slavernij aanvaard, het voorstel tot restitutie van de emancipatiekosten door de vrijgelaten slaven werd verworpen. De regering ging akkoord met een tegemoetkoming van 300 gulden per slaaf aan de slaveneigenaars. In 1863 werden in Suriname 33.621 slaven vrijgelaten, wat op dat moment ongeveer 55% is van de gehele bevolking. Met de Emancipatiewet werden de slaven op 1 juli 1863 vrije mensen. “U zijt nu alleen vrij”sprak gouverneur Van Landsberge en vervolgde zijn speech met: “En weest U vooral dankbaar jegens uw vroegere meesters en vergeet wat zij voor u gedaan hebben.” En ondanks dat de blanken op dat moment deden alsof ze opeens het beste met hen voor hadden door ze vrij te laten, weet men tot op de dag van vandaag wel beter. Ook de Surinamers van nu willen dat er wordt gesproken over de teruggewonnen vrijheid, niet teruggegeven. Ook in het museum kwam dit duidelijk naar voren. Overal in de tentoonstelling waren namelijk tv’s met interviews, waarin de meesten Surinamers die aan het woord kwamen felle voorstanders hiervan waren. Vervolgens heb ik ongeveer een uur zitten kijken naar een film over Keti Koti. Hierin werden mensen op straat geïnterviewd tijden de Keti Koti viering en hierin werd door veel verschillende mensen, voornamelijk Surinamers, steeds maar weer benadrukt hoe belangrijk zij het vinden dat wij Nederlanders ons ervan bewust zijn dat ook wij met het slavernij verleden te maken hebben. We moeten niet denken dat het iets van Surinamers is want dat is het dus niet. Verder vonden ze het heel belangrijk dat men élk jaar weer Keti Koti gaat vieren om maar weer eens te laten zien hoe erg het is wat er is gebeurd en om het vooral niet te vergeten. Zou men namelijk geen Keti Koti meer vieren dan zouden alle erge herinneringen wegvagen en is men zich er niet meer van bewust dat we zulke mensonterende dingen moeten tegenhouden en er tegen vechten. Ook in Nederland is het elk jaar op1 juli weer raak en vooral in Amsterdam wordt er uitbundig gevierd maar ook herdacht
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
W.
W.
Hey Anoek, ik heb erg veel aan je werkstuk gehad. ik ben zelf bezig met een werkstuk over Slaveny en Slavenhandel in Suriname. en allerlei dingen daar omheen. ik heb her en der wat uit je werkstuk kunne gebruiken en een aantal dingen (voor mij) aangepast.
Bedankt daarvoor. Et heeft me echt super geholpen.
Groetjes Wouter
17 jaar geleden
AntwoordenD.
D.
het is echt een mooi werkstuk heb er echt veel aan gehad groetjess
11 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
hoi. veel info alleen een beetje moeilijk ( ik ben 11) maar ik heb een TIEN!!! door jullie thnx!!!!!!!!!!!
9 jaar geleden
AntwoordenT.
T.
Dit is weer eens een beter verslag. De gemiddelde verslagen van schoieren.com vind ik niet altijd super duper tof.
Deze heb ik veel aan!
8 jaar geleden
AntwoordenV.
V.
Super goed verslag!
4 jaar geleden
Antwoorden