Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Samenleving NE werken rond 1900

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas havo | 1156 woorden
  • 27 juni 2003
  • 53 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
53 keer beoordeeld

Welke kenmerken van de traditionele samenleving zijn (nog) aanwezig? Tussen 1800-1850 werkte de meeste mensen in de volgende sectoren; landbouw, visserij, jacht en dienst. Wanneer je in de landbouw, visserij of jacht werkte woonde vaak op het platteland. De mensen die in de dienstsector werkte woonde vaak in de stad, om zo dichtbij hun werk te zijn. Veel keuze had je toen nog niet. In 1889-1909 is dit verandert. Dit kwam door de industriële revolutie. Door de industriële revolutie gingen de mensen meer in de dienst sector, nijverheid en fabrieken werken. Door deze verandering, veranderde er een hoop in het leven van deze mensen. De meeste mensen hadden traditionele bedrijfstakken als de bierbrouwerij, de jeneverstokerij en de textielnijverheid. Iedere stad had zijn eigen specialisatie, daardoor kan er gehandeld worden. Door de handel verdiende de mensen steeds meer en gingen ze meer produceren waar ze goed in waren. Maar voor handel was ook een goede infrastructuur nodig, anders konden de goederen niet geleverd worden. In 1839 kwam in Haarlem het eerste spoorwegennet. Daardoor kwam er meer werk in fabrieken. De fabrieken maakte daar voornamelijk producten voor de treinen. Wat nu nog steeds aanwezig is, is dat er nog steeds mensen in de sector van de landbouw werken. Net zoals dat rond 1900 het geval was. Maar een verschil is dat er veel minder mensen in de nijverheid werken. Het wordt nu allemaal grootschalig geproduceerd in fabrieken. De fabrieken zijn ook veel groter geworden en er zijn er veel meer. Het meeste wat er gebeurd in de fabrieken wordt door machines en computers gedaan. De mens is bijna overbodig en voelt zich ook niet betrokken bij het product. Dit was vroeger anders. Dan maakte je alleen met de hand het hele product. Met de sector landbouw is het wel achteruit gegaan. Vroeger was iets minder dan de helft boer en had een heel stuk land waar hij zijn producten op verbouwde. Toen was het ook een gemengd bedrijf, ze hadden zowel vee als akkerbouw. Door alle regelgeving nu is dat niet meer mogelijk. Je bent of koeien boer of varkens boer of je verbouwd een vastgelegd product bijv. maïs. Hierdoor is dit een veel kleinere groep boeren geworden. Maar wat er wel in is vooruitgegaan is dat er ook op het land steeds meer machines zijn, waardoor de boer minder mensen in dienst hoeft te nemen. De handel is in deze tijd ook erg belangrijk. We importeren en exporteren steeds meer. Dat deden ze rond 1900 ook wel, maar dan was het alleen handelen in eigenlijk en al kwam het van het buitenland was het vaak onbetaalbaar. Nu handelen we over de hele wereld. Nog steeds zijn de 5 werkplekken; landbouw, visserij, nijverheid, fabriekswerk en handel belangrijk. Maar ze worden heel anders gebruikt dan vroeger. Er zijn nu veel meer regels, afspraken en veel meer afstand. Welke kenmerken van de moderne samenleving zijn (nog) herkenbaar? welke kenmerken zijn van de moderne samenleving nog herkenbaar als het gaat om werken? Als we naar deze bron kijken zien we dat het percentage van de beroepsbevolking dat werkt in de agrarische sector is afgenomen met 16%. En er wordt al redelijk snel gespecialiseerd in de agrarische sector. Dit is dus een teken van de moderne samenleving. Nog een teken van de moderne samenleving is dat de industrialisatie sterk toe neemt en dat dit ten koste gaat van het klein bedrijf. De industrialisatie is van 1850 tot 1900 sterk toe genomen en er wordt meer gespecialiseerd. Dit is ook te zien in de tabel hieronder. De handel werd ook grootschaliger vervoert en er kwam ook telkens meer distributie, want in de negentiende eeuw zijn de spoorwegen tot stand gekomen(tussen 1839 en 1890). Waardoor goederen en producten sneller verspreid konden worden. Wat ook een kenmerk van de moderne samenleving is, dat de vrouwen langer naar school gaan. Eerst was dit alleen de basisschool, maar nu gaan sommige vrouwen ook al naar de middelbare school. Waardoor ze hoger opgeleid worden en een betere baan kunnen krijgen. In de moderne samenleving gaan steeds meer vrouwen werken, ze zijn geen huisvrouw meer. Ze werken dan vaak nog wel parttime zodat ze toch ook nog wat aan het huishouden kunnen doen en voor de kinderen kunnen zorgen.
Welke problemen zijn zichtbaar in de vorming van een moderne samenleving? Doordat de vrouwen steeds meer gingen werken, waren ze minder thuis om voor de kinderen te zorgen. De kinderen moesten dus een oppas hebben. Dat koste weer geld. De kinderen konden ook alleen blijven, maar als er iets ergs zou gebeuren kon niemand helpen. Nu werkte de vrouwen parttime, dus waren ze niet zo lang weg. Maar steeds meer vrouwen gingen steeds langere dagen werken niet meer parttime, maar nu fulltime. De kinderen waren dus hele dagen alleen, of ze hadden een oppas voor de hele dag. Een oplossing daarvoor was kinderdag verblijf. Dat is soms op het werk en anders is er wel een in de buurt. Dat scheelt een hoop problemen. De kinderen zijn niet alleen, ze kunnen met andere kinderen spelen. Er is iemand die er verstand van heeft die op ze let en zorgt dat er niets erg met ze gebeurd. Zo kunnen de vrouwen fulltime werken. Ook werkgevers hebben er baat bij dat de kinderopvang goed geregeld is. Zo melden de vrouwen zich minder ziek, en zijn ze meer op het werk om hun werk te doen. Sommige mannen voelde zich bedreigt. De vrouw ging nou ook werken, dat betekende dat de vrouw ook meer rechten kreeg en steeds meer werk inpikte wat de mannen vaak maar niets vonden. De mannen vonden dat vrouwen het huishouden moesten doen en de kinderen moesten opvoeden, en niet werken. Werken dat doen de mannen. Dat is veel te zwaar voor vrouwen. Zo kwam de vrouw in de mannen arbeids leven terecht. Doordat veel jonge boeren het boeren leven vaarwel zeiden en naar de grote stad trokken, om daar werk te vinden. Gingen er steeds minder mensen werken in de agrarische sector. En raakte de steden steeds vollen, want de mensen wilde werken waar de fabrieken waren(daar was meer te verdienen). Helaas was er niet voor al deze mensen een woning, dus was er woning nooit. Daardoor moesten er nieuwe huizen gemaakt worden. Waar ook weer mensen voor nodig waren, en zo kwam er weer meer werk. Maar de mensen die daarin werkte wilde ook dichtbij hun werk wonen, dus daar moesten ook weer huizen voor gemaakt worden. Zo blijft dat altijd maar door gaan. Er waren nog helemaal geen regels voor werk, hoe lang iemand mag werken, onder welke werk omstandigheden en hoe oud je moest zijn. Er was toen veel kinderarbeid. In 1874 kwam Van Houten met de kinderwet. Er is toen veel veranderd voor kinderen. Zo moest je minimaal 13 jaar zijn om te mogen werken. Er kwamen in deze tijd veel wetten die het leven van de mensen moest verbeteren. Bijvoorbeeld een ongevallen wet(1903) en een wet op de arbeidsovereenkomst(1909).

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.