Doe mee met Markteffect's studiekeuze-onderzoek
Maakt niet uit of je je studie al gekozen hebt. Win één van de 200 (!) cadeaubonnen van €25

Meedoen

Oost-Europa

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 6180 woorden
  • 26 februari 2000
  • 94 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
94 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
1. Historische inleiding Het huidige Oost- en Centraal-Europa kende een bewogen geschiedenis met vele overheersingen en een voortdurend oprichten en weer uiteenvallen van staten. Dit is voor een groot deel te wijten aan de smeltkroes van volkeren die er leven of geleefd hebben: Slaven, Bulgaren, Roemenen, Magyaren, Duitsers, Russen, Joden, Turken,Š Dit zorgt ook nu nog voor problemen, waarvan de oorlog in ex-Joegoslavië natuurlijk het beste voorbeeld is, maar ook in Hongarije en Slovakije zijn er tot op vandaag problemen met minderheden. 1. De Oudheid In de Oudheid speelden de landen van Oost- en Centraal-Europa geen belangrijke rol en waren er ook geen hoogstaande beschavingen. Het gebied werd vooral door de Keltische stammen bewoond. Volgens de Oude Grieken en in de eerste periode van het Romeinse rijk werd Oost-Europa trouwens niet eens tot Europa gerekend, vermits zij de oostgrens van Europa langs de Donau legden (en niet langs het Oeralgebergte zoals nu het geval is) en het bestaan van de huidige Baltische staten was amper geweten. Het eerste grote rijk dat voet aan de grond kreeg in Oost- en Centraal-Europa was het Romeinse Rijk dat eerst Pannonia (Hongarije) en later onder keizer Trajanus Dacia (het huidige Roemenië) annexeerde. Vooral in Roemenië (dat tot de derde eeuw na Christus tot het Romeinse Rijk bleef behoren) was de invloed groot en de Romeinse kolonisten vermengden zich met de Geten en de Daciërs, de oorspronkelijke bevolking, die hun taal overnamen. Het Roemeens dat nu in Roemenië gesproken wordt is dan ook een Romaanse taal. Door invallen van de Magyaren in Hongarije en van de Gothen, de Slaven en de Bulgaren in Roemenië kwamen deze gebieden echter los van het Romeinsen Rijk.
2. De Middeleeuwen Ook de rest van Oost- en Centraal-Europa had te lijden onder deze invallen van noordelijkere volkeren. Zo versloegen de Bulgaren, van Turkse afkomst, in de tweede helft van de zevende eeuw de Slavische volkeren die in de Balkan leefden en stichtten er het Eerste Bulgaarse Koninkrijk in 681 dat onder tsaar Simeon I (893-927) zijn hoogtepunt zou kennen met het grootste deel van het Balkan-schiereiland onder zijn gezag en een culturele en intellectuele bloei. In 955 versloeg Otto I de Magyaren die in het huidige Hongarije woonden en daarna vormde Hongarije lange tijd een zelfstandige en invloedrijke staat die ondermeer over het huidige Dalmatië, Bosnië, Roemenië en Slovakije heerste. (De Slovaken zouden tot 1919 in hun geschiedenis verbonden blijven met de Hongaren, hoewel ze probeerden ervan los te komen.) Otto I kerstende Hongarije, net zoals tijdens de 9de en 10de eeuw zowat alle Centraal-Europese landen tot het Christendom bekeerd werden. Ongeveer gelijktijdig met het Hongaarse Rijk ontstond het Poolse Rijk dat bleef bestaan tot 1370 en ook een aanzienlijke invloed had in Litouwen en Rusland. Na de samenvoeging met Litouwen en een deel van het huidige Wit-Rusland in 1386 begon Polens "Gouden Eeuw" in een rijk dat zich uitstrekte van de Baltische tot de Zwarte Zee. Intussen bloeide ook het Hongaarse Rijk dat grote invloed op Polen, Servië en Bulgarije had, maar in 1526 werd het verslagen door de Turken, waarna het grote rijk in drie delen werd verdeeld: een deel dat naar Oostenrijk ging, een Turks deel en het onafhankelijke Transsylvania. Bulgarije behoorde toen al (na een korte periode van onafhankelijkheid) tot het rijk van de Ottomanen. Ook de Roemeense heersers werden vazallen van de Turken, hoewel ze toch een zekere autonomie behielden. Polen kende in de 16de eeuw een grote bloei, zowel op cultureel (de renaissance met ondermeer Copernicus) als op economisch vlak. In dezelfde periode vestigden zich er ook het protestantisme en een aanzienlijke groep Joden. Daarna werden de Polen echter aangevallen door de Kozakken, de Tartaren, de Russen, de Turken en de Zweden en door die laatste werd het uiteindelijk ook overwonnen, waarna het land langzaam zijn prestige verloor en verdeeld werd onder Rusland, Pruisen en Oostenrijk. 3. De 17de en 18de eeuw In de 17de eeuw werd het grondgebied van het oorspronkelijke Hongaarse Rijk weer samengevoegd door de Habsburgers. In de 18de eeuw kwam de Hongaarse nationalistische beweging op gang die gelijkheid wilde bereiken tussen Hongarije en Oostenrijk, wat uiteindelijk resulteerde in de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Hieronder kende Hongarije een grote bloeiperiode. Intussen had Rusland een deel van Roemenië onder zijn gezag, maar verloor die gebieden weer aan de Turken in de Krimoorlog. In 1866 werd Roemenië dankzij een onafhankelijkheidsoorlog een autonoom koninkrijk. 4. De Baltische staten De Estse, Letse en Litouwse bevolking leeft sinds de Prehistorie in de Oosterse Baltische landen. In de 13de eeuw werden Estland en Letland overwonnen en gekerstend door de Germanen die er het rijk Livonia stichtten dat de regio domineerde tot in de 16de eeuw. Litouwen werd verenigd onder Groothertog Mindaugas en onderhield eeuwenlang sterke banden met Polen. Na 1561 behoorden ook delen van Estland en Letland afwisselend tot Polen en Zweden, maar geleidelijk werden de drie Baltische staten bij Rusland ingelijfd. 5. 19de en 20ste eeuw In het begin van de negentiende eeuw hoorden Polen en een deel van Slovakije tot het Koninkrijk Pruisen; de rest van Slovakije, Hongarije en een deel van Roemenië vormden met Oostenrijk de dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Bulgarije behoorde nog steeds tot het Ottomaanse Rijk. Het huidige Tsjechië hoorde bij het Duitse Rijk waar in 1871 ook Pruisen aan toegevoegd werd. Nadat de Russen het Turkse Rijk verslagen hadden werd het noordelijk deel van Bulgarije onafhankelijk en in 1885 kwam daar ook het zuidelijk deel bij. Ferdinand van Saxen-Coburg-Gotha werd er koning en in 1908 nam hij ook de titel van tsaar aan. In de eerste Balkanoorlog slaagde Bulgarije er samen met Servië, Montenegro en Griekenland in de Turken te verdrijven, maar de Balkanstaten konden onderling niet overeenkomen en in 1913 kwam het tot een tweede Balkanoorlog die Bulgarije verloor. In 1914 brak dan de Eerste Wereldoorlog uit, waarna Oostenrijk-Hongarije in twee onafhankelijke staten gesplitst werd (weliswaar met aanzienlijk verlies van grondgebied) en West-Pruisen bij het opnieuw onafhankelijke Polen gevoegd werd. Bulgarije moest Servië en Griekenland afstaan. Roemenië kreeg er heel wat nieuwe gebieden bij en verdubbelde daardoor zijn grondgebied en Bohemen, Moravië, Slovakije en Galicië werden tot Tsjechoslovakije samengevoegd. Ook Estland, Letland en Litouwen werden onafhankelijke staten. Bij deze nieuwe verdeling van Oost- en Centraal-Europa werd echter weinig rekening gehouden met de volkeren die er leefden, waardoor volkeren bij elkaar geklutst werden (in Tsjechoslovakije is dit erg duidelijk) of waardoor kleine minderheden in andere staten terecht kwamen (Hongaren in Roemenië bijvoorbeeld). In oktober 1938 bereikte Slovakije eindelijk haar onafhankelijkheid, maar vlak daarna werd heel Tsjechoslovakije al door Hitler ingelijfd en in 1939 viel het Duitse Leger Polen binnen. Na zes weken gevecht capituleerde het land, waarna de Tweede Wereldoorlog losbrak. In 1940 werden Estland, Letland en Litouwen ingelijfd bij Rusland. De oorlog eindigde met een Russische bezetting en daarna de instelling van een communistisch regime, dat vooral vanuit Moskou geleid werd, in de meeste Oost-Europese staten (Polen, Hongarije, Bulgarije, Roemenië en Tsjechoslovakije). Het beleid van deze landen werd naar het voorbeeld van Sovjetunie gevoerd (onder meer met vijfjarenplannen). Voor weinig industrieel ontwikkelde landen als Bulgarije en Roemenië betekende dit een vooruitgang, terwijl voor reeds sterk geïndustrialiseerde landen als Tsjechoslowakije zeer nadelig was. Toen de West-Europese landen samen met de Verenigde Staten de NAVO oprichten als verdediging tegen de communistische landen, richtten de USSR en haar satellietstaten het Warschaupact op, dat de communistische landen militair verenigde. De oprichting van de NAVO en het Warschaupact veroorzaakten de enorme wapenwedloop en verergerden de Koude Oorlog. Behalve in het militair gerichte Warschaupact, verenigden de communistische landen zich ook in de economische Comecon. Na het harde beleid van Stalin kwam er voor de Oost-Europese landen iets meer ademruimte onder Chroesjtsjov, maar toen enkele Oost-Europese landen te veel zelfstandigheid probeerden te bereiken, kwam de USSR militair tussen in Hongarije (1956) en Tsjechoslovakije (1968). Nadien kwamen de communistische regimes echter nog meer onder druk te staan. Met de aanstelling van Gorbatsjov als president begonnen de situatie in Oost-Europa echter te veranderen. Het Kremlin loste zijn greep op Oost-Europa en in 1989 en 1990 vielen in snel tempo ("als domino's") alle communistische regimes. Dit gebeurde grotendeels geweldloos door onderhandelingen of massademonstraties, alleen in Roemenië werden na een korte revolutie president Ceaucescu en zijn vrouw geëxecuteerd. De oude communistische regimes werkten amper of helemaal niet tegen, wat nog maar eens aantoont dat het communisme in Oost-Europa eigenlijk nooit een echte overtuiging is geweest en dat het sterk verzwakt was. Het communisme kon daarom vanuit de basis stukgemaakt worden (men spreekt wel eens over de 'implosie' van de communistische regimes), zeker in Midden-Europa waar heel wat dissidente intellectuelen waren die ook na 1989 een belangrijke politieke rol bleven spelen (Lech Walesa in Polen, Vaclav Havel in Tsjechië). Ook in de USSR wilden heel wat staten onafhankelijk worden en Estland, Letland en Litouwen riepen in 1990 als eersten hun onafhankelijkheid uit en werden in 1991 ook door Rusland erkend. Na het uiteenvallen van het Oostblok werden de Comecon en het Warschaupact opgeheven en begon een razendsnelle desintegratie van het vroeger communistisch bestuurde gebied. De (voorlopig?) laatste grenswijziging in Oost-Europa kwam er in 1992 met de "Fluwelen Scheiding" tussen Tsjechië en Slovakije. 8. Samenvatting 1. Eventuele toelating tot de Europese Unie en de NAVO Alle negen landen die in dit werk besproken worden (Tsjechië, Hongarije, Slovakije, Polen, Roemenië, Bulgarije, Estland, Letland en Litouwen) hadden een aanvraag ingediend om lid te worden van de Europese Unie. De Europese Commissie stelde voor alleen met Tsjechië, Polen, Hongarije en Estland toetredingsonderhandelingen te beginnen. Om dit onderscheid te maken, baseerde de Commissie zich op zowel economische als politieke criteria. Meer concreet betekent dit dat de kandidaat-lidstaten over een voldoende sterke markteconomie moeten beschikken en een democratie, een rechtstaat en respect voor mensenrechten en minderheden moeten waarborgen. De Commissie oordeelde dat Bulgarije, Roemenië, Litouwen en Letland wel aan de politieke, maar nog niet aan de economische criteria voldoen en dat Slovakije op economische gebied wel voldoende voorbereid is, maar op politiek vlak nog niet voldoet. Enkele lidstaten ijverden wel nog even om met alle landen tegelijk onderhandelingen te starten en ook het Parlement stelde voor om met alle landen onderhandelingen te starten, maar met een verschillende intensiteit. Uiteindelijk werd op de top in Luxemburg op 12 december beslist dat alleen met Tsjechië, Polen, Hongarije en Estland onderhandelingen zouden gestart worden met het oog op een snelle toetreding, waarmee op 31 maart ook effectief begonnen werd. De andere landen kregen te horen dat ook zij op termijn zullen toegelaten worden, maar nog niet onmiddellijk. In de tussentijd gaat de commissie eerst met de betrokken landen praten over maatregelen om hen op de toetreding voor te bereiden. Intussen zijn Polen, Hongarije en Tsjechië ook als nieuwe leden van de NAVO erkend. In Hongarije vond hiervoor eerst een referendum plaats op 16 november 1997, waar 85,4 % voor toetreding stemde.
2. Perikelen met de Roma-zigeuners De Roma-zigeuners vormen in de Oost-Europese landen een zo goed als buiten de samenleving staande groep, hoewel ze er al eeuwen thuishoren. In de landelijke samenlevingen van Midden-Europa hadden de zigeuners hun eigen plek en hun eigen economische rol, en na de tweede wereldoorlog (waarin hond erdduizenden Roma het slachtoffer werden van de nazi-genocide) trachtten de communistische regimes hen een plaats in de samenleving te bezorgen. De val van het communisme werd voor de zigeuners dan ook een echte ramp. Slechts een half procent maakt de middelbare school af, de werkeloosheid ligt rond de 80% en de levensverwachting van een zigeuner is tien tot twintig procent lager dan die van de andere Oost-Europeanen. Het feit dat de Roma geen georganiseerde groep zijn, zorgt ervoor dat vooruitgang moeilijk is. Bovendien blijven er over hen hardnekkige vooroordelen bestaan, die er mee voor zorgen dat zij door bepaalde groepen nog steeds als zondebok gebruikt worden. De laatste jaren nam ook het geweld tegen de Zigeuners toe, waarbij er heel wat gewond of zelfs gedood werden. Nadat op televisie eerst in augustus en daarna in oktober reportages getoond werden waarin beweerd werd dat het heel gemakkelijk was om in respectievelijk Canada en Groot-Brittannië asiel te krijgen, trokken grote groepen zigeuners naar die landen. Daar werden zij echter niet opgenomen. De Tsjechische regering riep de zigeuners op om in Tsjechië te blijven en beloofde al het mogelijke te doen om tekenen van racisme te elimineren. Ook de Roemeens regering begint maatregelen te nemen om de situatie van de Zigeuners te verbeteren, maar in Slovakije blijven zelfs leden van de regering openlijk racistisch. 3. De poort naar West-Europa 3.1 Hongarije In oktober vond in Hongarije het eerste Habsburgse huwelijk sinds 1921 plaats tussen Georg van Habsburg en Eilika von Oldenburg. Enkele dagen later werd de woede van de Joodse gemeenschap in Hongarije opgewekt tegen de Canadese ambassadeur door zijn verjaardagsgroet aan de wegens oorlogsmisdaden veroordeelde Imre Finta Op 16 november konden de Hongaren zich in een referendum uitspreken over het lidmaatschap van de NAVO. Alle partijen in het parlement waren voor toetreding. De partijen die niet over een zetel in het parlement beschikken, stemden tegen onder de slogan "Eerst de Russen, nu de Amerikanen". Opiniepeilingen voorspelden dat 57% voor toetreding zou stemmen, maar uiteindelijk bleek maar liefst 85,4% hiervoor te hebben gestemd, waar de NAVO uiteraard erg blij mee was, eind maart trad Hongarije dan ook officieel toe. Bovendien werd op 12 december beslist dat Hongarije mocht deelnemen aan de toetredingsonderhandelingen voor de EU. Even later werd bekend dat de internationaal gezochte terrorist Carlos tussen 1979 en 1985 geregeld in Hongarije verbleef met medeweten van de toenmalige regering. In januari vlamden de problemen met de Hongaarse minderheden in Slovakije weer op. Enkele dagen later bleken uit een Hongaars ziekenhuis organen getransporteerd te zijn naar Duitsland. Dit leek op (verboden) organenhandel. In februari werd in Boedapest mediamagnaat János Fenyö vermoord en ook in de aanloop naar de verkiezingen werd in maart geweld gebruikt. Corruptie en maffiapraktijken nemen in Hongarije ook steeds toe. In februari werd het land opgeschud door een abortusschandaal: een anti-abortusgroep had in naam van het ongeboren kind van de 13-jarige Katalin een proces tegen haar gewonnen, waardoor zij geen abortus mocht plegen. De groep was getipt door Katalins biechtvader. Een maand later kreeg Katalin echter de steun van de minister van Volksgezondheid om de ingreep toch uit te voeren. In oktober werd bekend dat een deel van de produktie van het luciferbedrijf Swedish match naar Hongarije verhuist en in februari kondigde het staalbedrijf Cockerill-Sambre de oprichting aan van een nieuw filiaal in Boedapest. 3.2 Polen In oktober diende de regering van premier Cimoszewicz haar ontslag in omdat ze de parlementsverkiezingen verloren had. Bij die parlementsverkiezingen won Solidariteit (AWS) met 34% van de stemmen, werd de Democratische Linkse Alliantie (SLD) tweede met 27% en werd de Vrijheidsunie (UW) onverwacht derde met 13%. De grote winnaar van de verkiezingen was dan ook Solidariteitsleider Marian Krzaklewski (die door critici een dictator genoemd wordt). Toch is Krzalewski's politiek niet altijd consistent op economisch vlak, in tegenstelling tot de UW onder leiding van Balcerowicz (die door zijn "shocktherapie" Polen uit zijn post-communistische crisis haalde). Bij de regeringsvorming waren de belangrijkste discussiepunten het economisch beleid en de abortusregeling (een belangrijk discussiepunt in een land waar 93% van de bevolking katholiek gedoopt is en waar de Kerk nog altijd veel invloed heeft). Uiteindelijk vormde zich eind oktober een nieuwe coalitieregering van Solidariteit en Vrijheidsunie met Jerzy Buzek als premier. Buzek, die vroeger chemicus was, is één van de niet zo bekende kopstukken van Solidariteit. Hij is echter erg populair bij Westerse investeerders. De overgrote meerderheid van het parlement steunde deze centrum-rechtse regering met als prioriteiten een versnelling van de economische hervormingen, menswaardige levensomstandigheden voor alle burgers, het doorvoeren van een staatshervorming, een snelle toetreding tot de NAVO en de Europese Unie, het waarborgen van de veiligheid en een versterking van de morele waarden. In december werd dan ook de liberale abortuswet vernietigd, waardoor abortus alleen nog kan bij risico's voor de gezondheid van vrouw en kind of bij incest of verkrachting. Op 12 december besliste de EU op de top in Luxemburg dat Polen samen met Hongarije, Tsjechië, Estland en Cyprus als eerste zou mogen toetreden en eind maart trad Polen officieel toe tot de NAVO. Op 28 januari werden Polen die tijdens de Tweede Wereldoorlog geëxecuteerd waren omwille van hun deelname aan een verschansing in een Pools postkantoor (beschreven door Günther Grass) in ere hersteld. Eind oktober ontstond in Polen ook beroering omdat priester Henryk Jankowski wegens antisemitische uitlatingen in zijn preek door zijn aartsbisschop eerst streng terechtgewezen werd en uiteindelijk ook voor een jaar geschorst, het was immers niet de eerste keer dat deze beruchte priester zich anti-joods opstelde. In januari werden 18 priesters aangeklaagd wegens illegale autohandel en belastingontduiking en eind maart kwam het tot een conflict tussen de Joodse en katholieke gemeenschap over een acht meter hoog kruis in het voormalige uitroeiingskamp. De Joodse opperrabijn wilde dat dit verdween, maar de katholieke Kerk weigerde. Enkele weken tevoren hadden de zusters Karmelieten een klooster op het terrein van Auschwitz afgestaan. In november nam de Generale Bank een belang van 9,7% in de Poolse PPA bank en in januari kondigde Delhaize aan ook in Polen enkele vestigingen te openen. 3.3 Tsjechië Op 12 oktober kwamen in Praag meer dan honderdduizend mensen op straat om te betogen tegen het beleid van premier Vaclav Klaus, dat volgens hen visie mist en grote groepen in armoede stort. Enkele dagen voordien waren twee ministers om diezelfde reden uit de regering gestapt. Eind oktober vluchtten een massa Roma-zigeuners weg uit Tsjechië naar Engeland. De Regering riep de Zigeuners op om in Tsjechië te blijven en beloofde tegen het racisme te strijden. Begin december verloor premier Klaus het vertrouwen van het parlement, mede door enkele smeergeldschandalen. Hierop stapten acht leden van de regering op en nam Klaus ontslag. Hij hield echter zijn onschuld vol en wilde voorzitter van zijn partij blijven. (Voor het huis van de minister van financiën die gezegd had dit leiderschap ook te ambiëren, werd enkele dagen later een bomaanslag gepleegd.) President Vaclav Havel wees Josef Lux aan als regeringsformateur, maar die slaagde niet in zijn taak en Jozef Tosovsky werd als nieuwe premier aangesteld. Tosovsky was daarvoor directeur van de nationale bank. Hij had nog geen ervaring met de politiek en stelde zijn regering samen met 7 leden uit de vorige regering en 7 niet-partijgebonden deskundigen. Hij zag lidmaatschap van de Europese Unie en de NAVO als prioriteiten, samen met economische hervormingen en de strijd tegen de misdaad en de corruptie. Op 12 december besloot de EU dat Tsjechië mocht toetreden en 16 december werd het land binnengehaald als nieuw lid van de NAVO, hoewel een Tsjechisch militair beweerde dat zijn land hiervoor niet klaar was. Bovendien begint Praag steeds meer het drugscentrum van Oost-Europa te worden. Ook de kerkdiefstallen beginnen een probleem te worden: sinds 1989 zijn ongeveer 4000 kerk- en kapeldiefstallen geregistreerd waarbij voor ongeveer 20 miljoen dollar gestolen werd en waarbij één priester gedood werd en enkele anderen verwond. Tosovsky's regering kende veel problemen en eind januari dreigde de premier zelfs met aftreden. Intussen was Havel door zijn partij als kandidaat voor een tweede ambtstermijn als president naar voren geschoven en in de tweede stemmingsronde in het parlement (waarbij hij als enige kandidaat overbleef) werd hij ook herverkozen. In januari maakten zowel staalkoord- en staaldraadmaker Bekaert als gebakproducent Corona-Lotus samenwerkingsakkoorden met Tsjechië bekend. Delhaize kondigde de bouw aan van 17 nieuwe supermarkten in Tsjechië. 4.Moeizame overgang 4.1 Bulgarije Op 12 december werd op de Europese top in Luxemburg geoordeeld dat Bulgarije economisch niet klaar is voor toetreding tot de EU.
4.2 Roemenië Ondanks de diepgewortelde corruptie, de dictatoriale erfenis, de hopeloos verouderde industrie en de zwakke koopkracht, wilde minister van Financiën en Buitenlandse Handel toch investeren in Roemenië. Hij maakte dit in oktober bekend. De Roemeense regering wil zo snel mogelijk een gunstig klimaat opzetten voor buitenlandse investeerders, maar die vinden dat er nog heel wat moeilijkheden zijn. Op 29 oktober werden in Frankrijk zeven sekstoeristen veroordeeld die in Roemenië seks hadden gehad met kinderen. Diezelfde dag stak in Roemenië een deelnemer aan de revolte van 1989 zichzelf in brand om te protesteren tegen het verminderen van de uitkering aan oud-strijders. Enkele dagen later werd bekend dat heel wat leden van het Ceaucescu-regime een "opstandelingenpas" bezaten. Deze pas was bestemd voor mensen die in 1989 aan "de goede kant" meevochten en zorgde voor aanzienlijke voordelen. Intussen gaf de overheid toestemming om het lichaam van een militair op te graven om zo opheldering te scheppen in de gebeurtenissen van 1989 en werd aangekondigd dat binnenkort elke Roemeen een aanvraag zou kunnen indienen om zijn eigen Securitate-dossier in te kijken. Eind november kwamen bij de bouw van een school menselijke botten en folterkamers van de Securitate bloot te liggen. Volgens een oud-medewerker van de Securitate, die ook een tijdlang hoofd was van de inlichtingendienst had Ceaucescu nooit geëxecuteerd mogen worden, maar gebeurde dat omdat er mensen waren die er belang bij hadden hem zo snel mogelijk uit de weg te ruimen. Op 19 december werd beslist dat er na jaren uitstel toch een rechtszaak zou komen om uit te maken wie verantwoordelijk was voor de bloedige wraakacties waarin de revolutie van 1989 was uitgemond. Volgens de procureur-generaal wilden de voormalige machthebbers de zaak in de doofpot stoppen. Op 12 november kondigde Roemenië aan het anti-landmijnenverdrag te ondertekenen en een maand later beloofde de Roemeense president de Hongaarse minderheid te steunen in hun eis voor onderwijs in hun eigen taal. Hierdoor probeerde Roemenië zijn kansen op toetreding tot de EU en de NAVO te vergroten, maar op de Europese top in Luxemburg oordeelde de Europese Commissie en het Europese parlement toch dat Roemenië economisch nog niet sterk genoeg staat om op korte termijn tot de EU toe te treden. Nadat 5 sociaal-democratische regeringsleden hun ontslag indienden en de democratische partij haar vertrouwen opzei in de regeringscoalitie geleid door premier Ciorbea, omdat die te traag hervormingen doorvoerde, kwam het land in een korte crisis terecht. De kamer van Volksvertegenwoordigers en de senaat bleven de regering Ciorbea echter steunen en er werden vijf nieuwe ministers benoemd. In maart leverden veertig Roemeense journalisten hun perskaart in als protest tegen het gebrek aan samenwerking dat de overheid jegens de media toont. 4.3 Slovakije Op de Europese top in Luxemburg werd besloten dat Slovakije op korte termijn niet tot de Europese Unie zal mogen toetreden omdat het land niet aan de politieke criteria voldoet en met de democratische spelregels knoeit. Tijdens de eerste ronde van de presidentsverkiezingen op 7 januari (president Kovac zou op 2 maart afscheid nemen van zijn ambt) slaagde geen van de twee kandidaten erin de nodige 60% steun van het parlement te krijgen. Intussen rees er weer een conflict tussen Slovakije en Hongarije over de Hongaarse minderheid in Slovakije. Ook op 30 januari slaagde het parlement er niet in een nieuwe president te kiezen en ondanks het gerucht dat premier Meciar zich presidentskandidaat zou stellen, bleef die toch eerste minister en nam op 2 maart bij het aftreden van Kovac een deel van diens bevoegdheden over. Een dag later ontsloeg hij 28 van de 59 Slovaakse ambassadeurs, schafte een referendum in verband met de toetreding tot de NAVO af en schortte het onderzoek naar de ontvoering van de zoon van Kovac op. Op 7 maart betoogden tienduizend Slovaken tegen Meciar, die ze ervan beschuldigden zijn nieuwe bevoegdheden te misbruiken. Ook internationaal kreeg Meciar heel wat kritiek omdat hij profiteert van het politiek vacuüm waarin hij terecht gekomen is en omwille van zijn pogingen Slovakije te isoleren. Hoewel de Slovaakse economie er op papier goed uitziet, lijkt er toch zeer veel corruptie en georganiseerde criminaliteit te zijn en is de industrie overbemand en op oude communistische technologie gebaseerd. Er is bovendien een werkloosheid van 12% en steeds meer armoede. Toch kondigde Delhaize in januari aan in Slovakije enkele vestigingen te openen, net zoals het staalbedrijf Cockerill-Sambre. 5. De Baltische Staten 5.1 Algemene toestand De Verenigde Staten tekenden een pact met de Baltische Staten dat de vrees voor Rusland enigszins moet wegnemen en waarin ze hun steun aan het NAVO-lidmaatschap van Estland, Letland en Litouwen toezegden, al moeten deze landen niet verwachten dat ze snel NAVO-lid zullen worden. Rusland verzet zich tegen hun lidmaatschap, wat de gespannen relatie tussen de Baltische staten en Rusland nog versterkt. De drie Baltische staten willen immers alledrie zo snel mogelijk aansluiten bij de Europese Unie en de NAVO. Russische oliemaatschappijen slagen er echter in de drie landen via een concurrentiestrijd tegen elkaar uit te spelen en ook de EU zwengelde de onderlinge wedijver aan door alleen Estland op de eerste kandidatenlijst voor toetreding te plaatsen. Op de bijeenkomst van de Raad van Baltische Zeestaten eind januari was de uitbreiding van de EU dan ook één van de belangrijkste thema's, samen met de economische samenwerking, investeringen en bestrijding van de misdaad. 5.2 Estland In december maakte een internationale commissie haar conclusies bekend over de ramp met de veerboot Estonia in 1994. Ze wijt die aan de bouw van het schip zelf en aan de traag reagerende bemanning. Op de Europese top in Luxemburg werd op 12 december beslist dat Estland als enige Baltische staat onmiddellijk aan onderhandelingen over toetreding tot de EU mocht deelnemen. 5.3 Letland Minister van Buitenlandse Zaken Valdis Birkavs vond het uitsluiten van Letland uit de Europese Unie een "historische vergissing" en ontkende dat de Russische minderheid in zijn land gediscrimineerd wordt. In maart was Rusland echter woedend omwille van een herdenking van meer dan vijfhonderd SS-veteranen in Riga en klaagden Etnische Russen in Letland over discriminatie en de moeilijkheid van naturalisatie. Door de vertraging bij het invoeren van hun "paspoort voor niet-burgers" beschikten heel wat van hen bovendien niet over een geldig paspoort. 5.4 Litouwen Hoewel bekende Europese politici een oproep van Litouwen ondertekenden om deel te nemen aan de onderhandelingen over de uitbreiding van de Europese Unie, werd op de top van Luxemburg toch geoordeeld dat Litouwen economisch nog niet ver genoeg stond om toegelaten te worden. In december waren er dan presidentsverkiezingen in Litouwen met als belangrijkste kandidaten Valdas Paulauskas, een gewezen openbaar aanklager, en de Amerikaanse Litouwer Arturas Adamkus, over wiens oorlogsverleden critici zich vragen stellen. Beide kandidaten hadden geen banden met een politieke partij en wilden nauwe relaties aanknopen met de EU en de NAVO. De tweede ronde werd uiteindelijk gewonnen door Adamkus, die in februari afstand deed van zijn Amerikaans staatsburgerschap.
9. Synthese Wat bij dit werk onmiddellijk opvalt is dat ons eigenlijk relatief weinig nieuws bereikt over de ex-communistische landen, af en toe zijn er artikels over verkiezingen en in het kader van de Europese toetreding besteden de kranten ook wel een paar kolommen aan deze landen, maar verder vind je vooral kleine, schijnbaar onafhankelijke gebeurtenissen. Dat is vooral te wijten aan het feit dat er inderdaad weinig grote veranderingen plaatsvinden in Oost-Europa. Na hun afscheuring van de Sovjetunie en het verwerpen van het communisme proberen deze landen zich zonder uitzondering zo snel mogelijk in Westerse landen te transformeren. Dit proces werd onmiddellijk na hun onafhankelijkheid ingezet en de Oost-Europese landen waren er ook van overtuigd dat deze verandering er snel zou komen en dat het hen (bijna) alleen voordelen zou meebrengen. Acht jaar later lijken de veranderingen toch niet zo vlot te lopen als verwacht. Dit toont zich bijvoorbeeld in de problemen rond de toetreding tot de Europese Unie en de NAVO (heel wat Oost-Europese landen worden niet toegelaten), de vroegtijdige val van de regering (Tsjechië, 03/12/1997), het machtsvacuüm dat in Slovakije ontstond na het aftreden van de president (03/03/1998), regeringscrisis in Roemenië (18/01/1998),Š Ondanks verwoede pogingen is men er in de Oost-Europese landen nog niet in geslaagd een stabiele politiek te bereiken. En hoewel in 1989 het communistische regime met veel enthousiasme afgezet werd, boeken bij elke verkiezing de ex-communistische partijen weer stemmenwinst en in verschillende landen wordt zelfs gevreesd dat deze partijen weer aan de macht zullen komen. Dit teruggrijpen naar het verleden, toont duidelijk dat de bevolking niet altijd even gelukkig is met de hervormingen. Het basisprobleem van de moeilijkheden, lijkt vooral een historische kwestie te zijn. De Oost-Europese landen zijn immers na de omwenteling in 1989 plots op een democratie overgeschakeld (of probeerden dat toch), zonder dat ze die geleidelijk hadden kunnen opbouwen. Het was waarschijnlijk een utopie te veronderstellen dat een land dat jarenlang door het communisme overheerst was, van de ene dag op de andere naar een democratisch kapitalisme kon overstappen. Dit brengt immers een fundamenteel andere maatschappij met zich mee en hoewel zo'n bruuske overgang voor structuren theoretisch nog mogelijk is, is het psychologisch gewoon onmogelijk voor de bevolking. De plotse overgang op ideologisch gebied (van een duidelijke en strikte ideologie naar vrijheid), op economisch gebied (van communisme naar kapitalisme) en op politiek gebied (van streng geregeld communisme zonder vrijheid naar democratie, die echter vaak chaotisch lijkt) deed de hele bestaande maatschappij wankelen. Dat was natuurlijk de bedoeling, maar dit betekende ook dat een nieuwe maatschappij moest gevormd worden, met nieuwe wetten, nieuwe regels en nieuwe evenwichten. Behalve de ontelbare praktische problemen, betekende dit ook dat er een nieuwe moraal moest komen, terwijl alle waarden van het communisme (gemeenschappelijk bezit, gehoorzaamheid,Š) in vraag werden gesteld door de nieuwe politieke en economische toestand waarbij de mentaliteit van "ieder voor zich" en "survival of the fittest" de bovenhand leek te voeren. Hoewel dat niet onmiddellijk tot uiting komt in kranteartikels, is dit toch waarschijnlijk de onderliggende oorzaak van veel problemen in Oost-Europa, onder meer criminaliteit en nationalisme. Een duidelijk voorbeeld daarbij is natuurlijk de situatie van de Roma-zigeuners die als zondebokken worden gebruikt (Roma, 30/11/1997, T), maar ook de telkens weer opflakkerende conflicten rond de minderheden in Oost-Europa (Slovakije, 24/01/1998, DS; Letland, 32/03/1998, DS), de toeneme nde criminaliteit (Tsjechië, 23/02/1998, T; Hongarije, 14/02/1998, DS; Overige berichten, 26/12/1997, DS; Overige berichten, 16/02/1998, T). In Polen is dit minder duidelijk omdat de Kerk er nog steeds een enorme invloed heft op de bevolking (hoewel die ook langzaam begint te verminderen), maar ook binnen de Kerk is er hier en daar onverdraagzaamheid, vooral tegenover Joden (priester Jankowski's antisemitische uitlatingen in zijn preek bijvoorbeeld, Polen, 28/10/1997, DS). Politiek In alle Oost-Europese landen is er een parlementaire democratie met een president (enkele Roemeense parlementsleden die in december om een koning vroegen, werden onmiddellijk teruggefloten, Roemenië, 11/12/1997, DS), maar de precieze bevoegdheden van deze twee machten lopen nogal uiteen. Wanneer de president wel wat macht heeft (of moreel gezag heeft bij de bevolking, zoals bijvoorbeeld Havel in Tsjechië), doen zich wel eens openlijke conflicten voor tussen de premier en de president (Meciar en Kovac in Slovakije, Havel en Klaus in Tsjechië). Ook de regering en het parlement hebben niet altijd een probleemloze relatie. Ook verder zijn er op politiek vlak geregeld moeilijkheden: het is geen zeldzaamheid dat een regering moet aftreden of er mee bedreigd wordt (Tsjechië, 03/12/1997, DS; Tsjechië 24/10/1998, DS; Polen, 01/10/1997, K; Roemenië, 18/01/1998, DS) of zelf dreigt met aftreden (Tsjechië, 20/01/1998, DS). Bij verkiezingen blijkt dikwijls ook het hele politieke landschap te veranderen en worden telkens ander partijen verkozen, wat de continuïteit in het beleid niet bevordert. De politiek is in de meeste landen dus zeker nog niet helemaal stabiel te noemen. In sommige landen klagen investeerders er dan ook over dat de wetgeving voortdurend verandert en bijna niet te begrijpen is. In Slovakije zorgde een leemte in de grondwet zelfs voor de grootste politiek crisis in Oost-Europa tussen oktober en maart. Toen het einde van de ambtstermijn van president Kovac er in zicht kwam, begonnen in het parlement de nieuwe presidentsverkiezingen. De grootste partij (van premier Meciar) stelde echter zelf geen nieuwe kandidaat voor en weigerde ook alle andere kandidaten, zodat er toen de president opstapte geen opvolger klaarstond. Een deel van de bevoegdheden ging over naar de premier, maar voor andere taken was er gewoon geen opvolging voorzien. Meciar maakte echter gretig gebruik van zijn nieuw verworven macht om onmiddellijk een referendum in verband met toetreding tot de NAVO af te schaffen, de helft van de ambassadeurs te ontslaan en een gerechtelijk onderzoek naar de ontvoering van de zoon van Kovac op te schorten. Zijn partij maakt ook geen aanstalten om een nieuwe president te verkiezen en zolang die er niet is, zit Slovakije in een politiek onzekere toestand, waarop de wetgeving niet gerekend heeft. Dit brengt uiteraard grote problemen met zich mee, zo moeten er in september nieuwe parlementsverkiezingen gehouden worden, maar vermits in de grondwet staat dat de president een nieuw parlement bijeen moet roepen, kan het parlement ook eenvoudigweg niet bijeengeroepen worden. De oppositie vreest ook dat Meciar het presidentieel ambt aan zijn eigen ambities wil aanpassen: als hij president wil worden, kan hij de president grotere macht geven en anders kan hij de president zijn belangrijke bevoegdheden afnemen. Vanuit de internationale gemeenschap komt uiteraard veel kritiek op Meciar en ook in zijn eigen land waren er al protestacties en betogingen, maar dat lijkt allemaal niet veel uit halen omdat de grondwet niet op deze situatie voorzien was. Het blijft afwachten hoe de toestand zal evolueren, maar op dit moment heeft Meciar alle touwtjes in handen. Slovakije is dan ook het enige Oost-Europese land dat op basis van politieke criteria geweigerd werd door de Europese Unie. Meestal is het echter zo dat de politiek vooral bepaald wordt door de economie en dat economisch beleid het belangrijkste programmapunt is bij verkiezingen. Verder stellen de meeste politiek partijen ook toetreding tot de NAVO en de Europese Unie als prioriteiten, waarschijnlijk in de hoop er hulp te krijgen bij het uitbouwen van een stabiele politiek en economie en om niet achter te blijven bij de rest van Europa. Deze toetreding verloopt voor de meeste landen echter niet zo snel als gehoopt werd. De Europese Unie is immers in de eerste plaats een economische unie en vermits de economische situatie van de meest Oost-Europese landen heel wat slechter is dan die van de West-Europese, staat de EU wat huiverachtig tegenover snelle toetreding van al deze landen. Bovendien zorgde het uiteenvallen van het Oostblok voor een geheel nieuwe situatie in Europa, waarbij het grote Oost-Westconflict vervangen werd door verschillende kleine, vooral etnische conflicten. Dit maakt de situatie minder goed beheersbaar en zorgt zo mee voor aarzeling. Economie Na de omwenteling in 1989 werd de oude communistische economie zo snel mogelijk vervangen door een kapitalistisch systeem. Dit liep echter niet van een leien dakje: ten eerste waren heel wat veranderingen zo abrupt dat ze eigenlijk geen kans op slagen hadden. Ten tweede bleven vaak dezelfde mensen als in het communisme de touwtjes in handen hebben en de grote winsten opstrijken. (Het is trouwens een algemeen verschijnsel dat de leden van communistische regimes ook na de val hiervan achter de schermen een zekere macht bleven behouden, de beste posities innamen en de meest beloftevolle bedrijven opkochten. In Roemenië kwam zelfs uit dat heel wat van deze mensen een "opstandelingenpas" bezaten, Roemenië, 4/11/1997, DS). Ten derde beseften de Oost-Europeanen te laat dat hun oude systeem ook bepaalde (sociale) voordelen had en dat er in een kapitalistisch systeem niet alleen rijken, maar ook armen zijn. Vooral dit besef kwam hard aan, want in de communistische economie was er geen werkeloosheid en verdiende iedereen ongeveer evenveel. Hoewel de economie er globaal gezien op vooruit gaat, betekent dit dus niet dat iedereen er beter van wordt. Integendeel: veel van de economische winst komt bij een kleine groep terecht, terwijl een ander deel van de bevolking verarmt. Voor heel wat Oost-Europeanen betekende het kapitalisme dan ook een regelrechte ramp (terwijl ze hadden verwacht allemaal plots in de Westerse luxe te delen), wat de verzuchting "we vroegen democratie, maar we kregen kapitalisme" deed ontstaan. En ten derde brachten de media ook veel wat corruptie aan het licht, onder meer bij privatisering. De economische situatie is dan ook de grootste bron van ontevredenheid voor de bevolking, die plots moet leren leven met een economische onzekerheid die in het communisme onbestaande was. Het ontslag van premier Klaus in Tsjechië is hier een mooi voorbeeld van: hij moest aftreden omwille van een corruptieschandaal, maar vooral omdat zijn harde economische hervormingen niet in goede aarde vielen bij de bevolking, die klaagde dat Klaus grote groepen in armoede stortte. Klaus zelf, die bij Westerse investeerders erg populair was, klaagde dat "geen enkele Tsjech zich lijkt te herinneren hoe hij er vijf, tien jaar geleden aan toe was. Niemand vergelijkt zich met de mensen in Krakov, Sofia of Kiev. Iedereen kijkt maar naar die in Zürich of in München". Op het eerste gezicht lijkt de economie in de Oost-Europese landen flink vooruit te gaan en ook de regering komt met grote groeicijfers naar buiten, maar toch verschijnen er ook vaak berichten over corruptie, maffiapraktijken en oude, vastgeroeste bedrijven waarop de hele economie steunt, maar die eigenlijk elk moment kunnen instorten. Heel wat waarnemers en buitenlandse investeerders klagen ook over de discontinuïteit in het hervormingsproces en de ondoorzichtigheid van de wetgeving. Het is dan ook op basis van de economische criteria dat de meeste ex-communistische landen de toegang tot de EU geweigerd werd (Letland, Litouwen, Bulgarije en Roemenië). Besluit Toch zijn er ook positieve berichten: Tsjechië, Hongarije en Polen werden officieel toegelaten tot de NAVO en konden samen met Estland ook totredingsonderhandelingen voor de Europese Unie beginnen. Dit zijn dan ook de landen met de meest stabiele politiek, die ook de beste economische cijfers konden voorleggen (hun BNP per inwoner ligt gemiddeld 1340$ hoger dan dat van de andere landen). Het is niet toevallig dat deze landen ook geografisch het dichtst bij de West-Europa liggen, deze landen (vooral Tsjechië) voelen zich ook erg West-Europees. Ook de Baltische staten blijven vooruitgang boeken (hoewel de raciale problemen blijven aanslepen), maar hoe de situatie in Slovakije, Roemenië en Bulgarije zal evolueren, is moeilijk te voorspellen.

REACTIES

R.

R.

Hee Liesbet, ik zou heel graag weten wat je voor boeken hebt gebruikt bij je werkstuk over oosteuropa, want ik moet er een profieldeel van mijn eindwerkstuk overschrijven. zou je me die toe willen mailen? bvd. groetjes, Roos

19 jaar geleden

A.

A.

boring!!! :0

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.