Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

Ontstaan kapitalisme en bourgeoisie

Beoordeling 8.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 2e klas vwo | 686 woorden
  • 21 juni 2013
  • 17 keer beoordeeld
Cijfer 8.1
17 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

In de middeleeuwen was men erg agrarisch. Dat wil zeggen dat men van de landbouw leefden. Als de oogst mislukte kon dat voor veel mensen het einde van het leven betekenen. Veel mensen hadden dus maar net genoeg eten om te overleven.

Na een tijd, rond ongeveer 1450, werden er wateren drooggelegd, gepolderd dus. Dit deed men om land te winnen, voor de landbouw. Men won niet alleen land, ook vonden ze betere manieren om te werken op het land, zoals graan dat sneller groeit. Ook vond men betere manieren om vee te fokken, waardoor koeien meer melk gaven en varkens meer vlees gaven.

Eerst verbouwde men vooral voor eigen domein, maar later niet meer. In het ene gebied kun je namelijk veel beter wijn verbouwen dan in het andere. Hierdoor groeide de handel, daardoor verbeterde de wegen weer. Ook ging men handelen in producten door de mens gemaakt, zoals bepaalde metalen.

Een van de gevolgen hiervan is ook dat de bevolking snel groeide, er konden meer mensen gevoed worden.

Veranderingen op het gebied van handel en nijverheid

Er werden schepen gebouwd om de handel makkelijk te laten verlopen en er ontstonden organisaties tussen koopliederen, ze beperkte het investeringsrisico, maar maakte toch winst. Ze gingen in groepjes werken, wat nieuw was voor die tijd. Ook konden mensen “een deel van een bedrijf kopen”. Jaarlijks kregen ze dan een deel van de opbrengst. Je had twee grote ondernemingen. De Nederlandse Oost-Indische compagnie en de Engelse Oost-Indische compagnie.

Ook ontstond er de huisnijverheid. Een handelaar kocht bijvoorbeeld een bol wol en bracht het naar een boerenfamilie die er garen van maakte. Vervolgens maakte anderen er dan weefgetouwen.

Er ontstond een kapitalistische economie, in de loop van de negentiende eeuw, dat is een economie waarbij de grond en de ondernemingen zich in handen van particuliere ondernemers bevinden waarbij het streven naar een zo groot mogelijke winst het voornaamste doel is van de ondernemers. Kenmerken hiervan zijn:

  • Iemand die een product maakt is een werkman die voor een afwezige werkgever een product maakt
  • Een werkgever is een zakenman. Een werkgever hoeft dus om wol te verkopen geen wol specialist te zijn.
  • De meeste producten die vervaardigen zijn in de handen van particuliere ondernemers.
  • Zakenlieden maken zoveel mogelijk winst, in plaats van genoeg om te overleven.
  • Een geslaagd zakenman is gelijk ook belangrijk.

De sociaaleconomische veranderingen in de nieuwe geschiedenis

In de middeleeuwen had je verschillende groepen in de bevolking:

Boeren

Deze groep kon je steeds beter indelen. Horigen en vrije boeren. Ook was het verschil steeds groter. Boeren hadden vaak net genoeg om te leven, maar er waren al boeren die winst maakten door de nieuwe technieken.

De adel

De adel werd steeds minder belangrijk. Dat kwam onder andere door de stijgende prijzen van de producten en de toenemende macht van koningen. Ook kwam het door het land dat ze verpachtten. Ze konden er niet ineens meer geld voor vragen. De prijzen stegen dus, terwijl ze niet meer winst maakten. Als ze de pacht toch wilden verhogen, kwamen de boeren in opstand. Veel edelen gingen in dienst bij een vorst. Dat was wel handig voor die vorst, want een edelman had veel macht over het platteland.

De Bourgeoisie

De Bourgeoisie was een groep rijke mensen. Bankiers, kooplieden, dokters en bijvoorbeeld rechters. Ze kochten vaak ook land en soms zelfs de adellijke titel. Dan hoefde je immers nauwelijks belasting te betalen en was alles makkelijker. Omdat deze groep snel groeide en de toegang tot de adel en een baantje dus steeds makkelijker was, overtuigde men de koning dat de toegang tot de adel duurder moest worden.

De bevolking nam toe, dus er moest meer eten komen. Soms hadden de boeren niet genoeg, dus stegen de prijzen. Dat noemen we inflatie.

Na een tijd ging men over dingen nadenken: waarom telde afkomst meer dan talent? Waarom was het zo dat je als zoon van de baron meer was dan als zoon van een gewone burger? Een grote groep uit Bourgeoisie dacht hier over na, maar ook steeds meer edelen. Misschien dat dat te maken had met het verzet tegen de vorsten.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.