Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 4, Wortels van de westerse cultuur

Beoordeling 5
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas vwo | 5809 woorden
  • 9 mei 2005
  • 32 keer beoordeeld
Cijfer 5
32 keer beoordeeld

Hoofdstuk 4: De Verlichting en het Classicisme Opdracht 4 1. - Het wereldbeeld in de Verlichting was niet veranderd ten opzichte van wat Copernicus in de Renaissance had beschreven. - De wereldkaart uit de Verlichting (hoofdstuk 4, bron 3) is bijna geheel gelijk aan de wereldkaart uit de Renaissance (hoofdstuk 3, bron 3) - In de Renaissance en in de Verlichting werd de Kerk bij beide niet meer als belangrijkste gezien in het menselijke leven. - Zowel in de Renaissance als in de Verlichting werd de wetenschap en kunst belangrijk gevonden in het leven van de mens. - Ook was in beide tijdperken belangrijk dat de talenten en mogelijkheden niet beperkt mochten worden. De mens stond centraal en moest zich kunnen ontwikkelen. In de Renaissance mocht de mens niet beperkt worden door dwang, dogma’s of ander gezag. In de verlichting niet door luiheid of lafheid. - Zowel in de Renaissance als in de Verlichting werd er kritiek geuit op de regering van Engeland. In de Renaissance leverde More kritiek op Engeland, in de Verlichting deed Voltaire dat. - In de Renaissance werden de grote discussies over regeringsvormen en politieke leiders hervat. Een discussie over dezelfde onderwerpen was ook gaande in de Verlichting. - In de Renaissance en in de Verlichting kwamen vele schrijvers in aanraking met de Kerk en kregen daar ook problemen mee. De Kerk had nog steeds invloed op wat geschreven mocht worden en wat niet. Sommige schrijvers werden door de Kerk verbannen, of soms nog erger; geëxecuteerd. - Veel schrijvers leverden door middel van hun werken kritiek op de samenleving van hun tijd. In de Renaissance is Lorenzo Valla daar een voorbeeld van, in de Verlichting zijn Jonathan Swift, Rousseau en Beccaria voorbeelden van schrijvers die kritiek leverden. - Er werden bij beide veel experimenten en waarnemingen gedaan en later opgeschreven. In de Renaissance door de schrijvers Galenios en Vesalius. In de Verlichting werd de ‘Encyclopédie’ het belangrijkste boek op het gebied van wetenschap. Het boek was door onder andere Denis Diderot geschreven. - In beide tijden werden de onderwerpen van de opera’s uit de Griekse mythen gehaald. In de Renaissance is de opera ‘Orfeo’ daar een voorbeeld van, in de Verlichting maakte Cristoph Willibald Gluck vele opera’s met elke een Griekse mythe als thema. - In de Renaissance en in de Verlichting, voor bouwkunst en beeldende kunst ook wel het Classicisme genoemd, werden veel gebouwen gebouwd naar voorbeelden uit de Grieks-Romeinse tijd. Een voorbeeld daarvan uit de Renaissance is het Palazzo Farnése in Parijs uit 1514. Aan de voorkant van het gebouw zie je duidelijk dat de architect zich heeft laten inspireren door de gebouwen uit de Grieks-Romeinse tijd. Uit het Classicisme zijn de gebouwen die Napoleon liet bouwen goede voorbeelden. Napoleon wilde graag dat die gebouwen de sfeer opriepen van het Romeinse Rijk. 2. - In de Renaissance gingen de mensen zichzelf als nieuwe scheppers zien. In de Verlichting was het meer dat een mens veel kon bereiken, maar werden niet gezien als nieuwe scheppers. De Rede werd eerder gezien als een nieuwe schepper in plaats van God. - In de Renaissance regeerden vorsten de staten nog, maar in de Verlichting kwam de Trias Politica. Er was nu een wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Er was geen koning meer die alles zomaar kon doen en laten veranderen. - In de Renaissance werd er op het gebied van politiek veel afgeleid van de Grieks-Romeinse tijd. In de Verlichting kwamen steeds meer geleerden met hun eigen ideeën, vaak anders dan die van de Grieken en Romeinen. - Alle studenten moesten in de Renaissance zweren Aristoteles nooit tegen te spreken. Dit in tegenstelling tot de Verlichting: in deze tijd schreven de schrijvers vaak op wat ze zelf wilden. En soms spraken de schrijvers dus Aristoteles tegen. - In de Verlichting werden veel onderwerpen van boeken besteed aan de opvoeding van kinderen. In de Renaissance was het juist zo dat veel boeken niet of nauwelijks over de opvoeding van kinderen gingen. De bijbel werd nog steeds erg gezien als het boek voor de opvoeding van kinderen. - In de Verlichting ging het bij schilderijen veel meer over het onderwerp dat geschilderd werd, maar in de Renaissance was juist de natuur en het landschap belangrijk op een schilderij. - De meeste kunstenaars streefden in de Renaissance ernaar om de kunsten van de Grieken en de Romeinen te evenaren. De kunstenaars uit het Classicisme wilden de Grieken en Romeinen overtreffen door rationeler te werk gaan. - In de Renaissance was alle muziek te horen in openbare gebouwen. In de Verlichting kwamen er steeds meer straatmuzikanten bij. Ook waren er muzikanten die gingen rondtrekken. De muziek was niet alleen meer in de kerk te horen. 3. Het wereldbeeld: (bron 1, 2 en 3) - Bron 1: In 1666 is de stichting van de Franse Academie van Wetenschappen opgericht. De academie kwam tot stand op voorstel van minister Colbert. De staat benoemde de leden en betaalde hun salaris. De samenwerking tussen de onderzoekers was één van de belangrijkste resultaten van deze verenigingen. In Engeland werd ook een dergelijk vereniging opgericht. De Engelse wetenschappelijke vereniging koos haar leden echter zelf. De oprichting van deze beide academies toonde aan dat de houding van de overheid ten aanzien van de wetenschap was veranderd. Maar hoewel de houding van de overheid was veranderd, kwamen geleerden toch nog regelmatig in conflict met de overheid of de kerk door hun publicaties. - Bron 2: Het wereldbeeld zoals het door Copernicus was beschreven, was in de Verlichting niet veel veranderd. Sir Isaac Newton ontdekte als eerste de zwaartekracht. Veel geleerden wilden deze theorie niet aannemen omdat het volgens hen een stap terug was naar de middeleeuwen, naar het mysterieuze. Later werd deze theorie toch aangenomen, omdat vele verschijnselen ermee konden worden verklaard. Eén verklaring met de zwaartekracht was dat de zon alle planeten aantrekt in een directe verhouding tot de hoeveelheid van hun massa en hun nabijheid. Newton toonde later aan door van de zon en elke planeet de massa te meten dat ieder hemellichaam noodzakelijkerwijs daar is waar het is. En dit komt dus door de aantrekkingskracht. - Bron 3: Op de wereldkaart van begin negentiende eeuw zie je dat heel Australië, vrijwel heel Afrika en grote delen van Azië nog niet ontdekt waren. Ook delen van Noord-Amerika en Canada waren nog niet bekend. De Verlichters hadden een universeel mens- en wereldbeeld. Hun aandacht ging uit naar het algemene en de wereld als geheel. - Tot aan de tijd van de Verlichting dachten de Europeanen altijd dat zij alles het beste wisten. De Verlichters wezen de mensen erop dat er in het verleden culturen als de Grieks- Romeinse waren geweest waaraan de mensen in de tijd van de Verlichting een voorbeeld van aan konden nemen. - Ontdekkingsreizen brachten aan het licht dat er in de tijd van de Verlichting andere culturen waren. De verlichters begonnen na te denken of hun eigen kijk op de wereld wel de juiste was, als er in dezelfde tijd over veel zaken in verschillende culturen zo uiteenlopend kon worden gedacht. Ook begonnen ze zich af te vragen of Christelijke Europeanen in sommige opzichten misschien iets konden leren van Chinese Geleerden of van de ‘in het wild’ levende Indianen in Amerika. Het mensbeeld: (bron 4 t/m 8) - De mens werd gezien als een rationeel wezen, dat met zijn verstand de samenleving zou kunnen analyseren en verbeteren. - De verlichters geloofden in vooruitgang. Een ideale samenleving zou kunnen instaan als de mensen vrijheid en hun verstand ( de rede) goed ging gebruiken. Een goede opvoeding zou tot deugdzaamheid leiden. De Franse Revolutie was een poging om de ideale samenleving tot stand te brengen. In Parijs werd zelfs een soort ‘godsdienst’ van de Rede beoefend met rituelen rond het beeld van de Godin van de Rede. - Bron 4: De Duitser Emmanuel Kant ( 1724-1804) gaf zijn uitleg over wat de Verlichting voor de mens kon betekenen: Verlichting is het uittreden van de mens uit zijn onmondigheid, waaraan hij zelf schuldig is. Onmondigheid is het onvermogen zich van zijn verstand te bedienen zonder de leiding van een ander. De conclusie van de Verlichting zou zijn dat de mens de moed moest hebben om zijn eigen verstand te gebruiken. Luidheid en lafheid zijn de oorzaken waardoor zo een groot deel van de mensen gedurende heel hun leven graag onmogelijk blijven, en waarhom het voor anderen zo gemakkelijk wordt zich op te werpen als hun voogden. Het is te gemakkelijk onmondig te zijn. - Bron 5: Justus van Effen ( 1648- 1735) droeg in Nederland het meeste bij tot de verbreiding van de ideeën van de Verlichting. Dit deed hij door middel van een eigen opinieweekblad, ‘De Hollandse Spectator.’ Daarin vroeg hij zich onder andere af waarom andere culturen beter waren dan andere. Ook vond hij dat als de mensen de Rede wilden raadplegen, dat de Rede zal later zien dat er overal een wezenlijke algemene beschaafdheid is, die overal waar mensen en redelijkheid gewonden worden, plaats kan hebben. - Bron 6: Hiëronymus van Alphen 9 1746-1803) was een hoge ambtenaar die in 1773 het boekje ‘De ware volksverlichting’ publiceerde. Daarin stelde hij dat door kunsten en wetenschappen de ontwikkeling van de mens meer en meer vatbaar werd gemaakt. Zonder kunsten en wetenschappen zal de staatkunde geen hoede burgers, geen gevormde natie, de godsdienst geen goede mensen of treffelijke christenen voortbrengen, zo schreef Van Alphen. Hij vond ook dat het zijn van een burger van de wereld, een lid der burgerlijke maatschappij en een onderdaan van het rijk van waarheid en deugd te zijn, de hoogste bestemming van elk mens hier op aarde was. Daarin zijn alle mensen dan gelijk. - Bron 7: Tijdens de Verlichting ontstond onder de Verlichters een discussie naar aanleiding van de vraag of de mens van nature goed was. De Franse verlichter Claude Adrien schreef in het boek ‘De l’homme, de ses facultés intellectuelles et de son éducation’ uit 1772, hoe hij over dit onderwerp dacht: Adrien vond dat geen individu bij zijn geboorte goed of slecht was. Goedheid of slechtheid zou het gevolg zijn van goede of slechte wetten. Wat de mensen goedheid noemden, volgens Adrien, was zijn welwillendheid ten opzichte van anderen. En de mate van die welwillendheid wordt bepaald door het belang dat anderen voor hem hebben. Adrien schreef de voorkeur te hebben aan zijn landgenoten boven vreemdelingen, en aan zijn vrienden boven zijn landgenoten. De welvaart van zijn vriend straalt af op Adrien. Hij concludeerde dat welwillendheid ten opzichte van anderen het resultaat van liefde voor onszelf was. - Bron 8: Veel verlichte schrijvers zagen God wel nog als Schepper van de wereld. Maar volgens hen greep God niet in de wereld in. De wereld werd beheerst door natuurkrachten die in principe met het verstand aangetoond en verklaard konden worden. Sommigen wisten niet of zij wel of niet in een God moesten geloven. Deze mensen werden ‘agnosten’ ( niet-wetenden) genoemd. - De Franse schrijver Diderot was een agnost. Hij schreef in het boek ‘Encyclopédie’. Hierin schreef hij: ‘Ik ben met de natuur begonnen en zal met U eindigen wiens naam op aarde God is. Ik weet niet of u bestaat, maar ik zal mij gedragen alsof U bestond. Ik verlang niets van U in de wereld, want de loop der dingen is, als U niet bestaat, uit zichzelf of, als U wel bestaat, door Uw scheppend werd onontkoombaar.’ - Sommige verlichters streefden naar een ‘redelijke godsdienst’ die ook wel het ‘deïsme’ wordt genoemd. Het christendom, dat de mensen leerde dat God de wereld en de mensen beheerste, werd daarmee verworpen. Denken over politiek: ( bron 9 t/m 13) - Bron 9: John Locke (1632- 1704) zei over de staatsinrichting: ‘De vrijheid moet wel binnen de perken van de natuurwet blijven.’ ‘Om ervoor te zorgen dat de natuurwet in acht wordt genomen, heeft iedereen het recht overtreders van die wet zodanig te straffen dat schending van de wet wordt belet.’ - Om strijd in de natuurstaat te voorkomen moet volgens Locke door een vrij verdrag, vastgelegd in een grondwet, de burgermaatschappij ontstaan. Daarin zijn de natuurlijke rechten van iedereen gewaarborgd. - Locke zei: ‘De volgende beperkingen worden gesteld aan de wetgevende macht van elke staat, wegens de samenleving, de wet van God en de wet van de natuur: ● ten eerste moet zij regeren volgens de bestaande en uitgevaardigde wetten, die niet mogen gewijzigd worden voor bijzondere gevallen, en maar enkele maat aanleggen voor rijk en arm, voor de gunsteling aan het hof en voor de boer aan de ploeg; ● ten tweede mogen die wetten geen ander doel hebben, in laatste instantie, dan het welzijn van het volk; ● ten derde mag men geen belastingen heffen op de goederen van het volk zonder dat dit daarin heeft toegestemd, zelf of door toedoen van zijn vertegenwoordigers; ● ten vierde mag noch kan het wetgevend lichaam aan niemand de wetgevende macht overdragen, maar moet haar laten berusten daar waar het volk ze heeft gelegd. Immers de stelregel salus populi suprema lex ( het heil van het volk is de hoogste wet) is zo billijk en zo fundamenteel, dat men zich niet erg kan vergissen wanneer men haar opvolgt.’ - Bron 10: Voltaire ( 1694 – 1778) was van Frankrijk enkele jaren naar Engeland uitgeweken, nadat de Franse regering zei dat Voltaire te ver was gegaan met zijn publicaties. Voltaire had bewondering voor de wiskundige werkwijze van John Locke. Hij zei dat niemand John Locke kon overtreffen als methodisch genie. Over de Engelse Regeringsvorm schreef Voltaire: ‘Het Engelse volk is het enige, dat aan de macht van de koning paal en perk heeft gesteld. Het Hoger- en Lagerhuis zijn de scheidsrechters van het volk. De koning voert hun opdrachten uit.’ - Bron 11: Montesquieu ( 1689 – 1755) publiceerde in 1748 zijn hoofdwerk ‘De l’esprit des lois.’ Dit werk gaf een overzicht van de regeringsvormen en de wetgeving bij verschillende volken. Daarna volgt een stuk waarin hij de leer van de drie machten ( de trias politica) uiteenzet. Montesquieu zei dat er in elke staat drie soorten macht waren: de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke. Montesquieu vond dat er bij verschillende soorten uitoefeningen van deze drie machten geen vrijheid voor de mens was: 1. Wanneer het uitoefenen van de wetgevende en van de uitvoerende macht aan één persoon of aan één instelling toebehoort. 2. Er is ook geen vrijheid als de rechterlijke macht niet van de wetgevende en de uitvoerende macht is gescheiden. Als de rechterlijke macht met de wetgevende macht is verbonden, dan zou daarmee een macht worden opgericht die volledig over leven en vrijheid van de burgers beschikt, want de rechter zou dan ook wetgever zijn. Als de rechterlijke macht met de uitvoerende macht is verbonden, dan zou de rechter kunnen beschikken over de kracht van een onderdrukker. - Bron 12: Jean Jacques Rousseau ( 1712 – 1778) was een componist en schreef artikelen over uiteenlopende onderwerpen in de ‘Encyclopédie’. Rousseau was een voorstander van de volkssoevereiniteit. Om te kunnen bereiken dat een volk bij meerderheid stemmen kan worden bestuurd, achtte hij het nodig dat een maatschappelijk verdrag werd gesloten, waarin iedereen beloofde te gehoorzamen aan de gemeenschappelijke wil. Rousseau schreef hierover: ‘Men moet het zo zien te regelen, dat men tot een volk behoort, maar toch alleen zichzelf gehoorzaamt, zodat men vrij blijft. De oplossing is een contract tussen de mensen: Iedereen zal doen wat goed is voor het volk, en wat goed is voor het volk, is goed voor iedereen: De Algemene Wil.’ Degene die dan zou weigeren aan de Algemene Wil te gehoorzamen, zou daartoe gedwongen worden. Als laatste zei Rousseau: ‘Alleen de Algemene Wil kan de krachten van de staat richten op het doel van zijn instelling: het algemene welzijn.’ - Bron 13: Er zijn in de achttiende eeuw vele toneelstukken geschreven die openlijk of verborgen kritiek leverden op de samenleving. Het toneelstuk ‘De bruiloft van Figaro’ ui 1784 is er één van en is geschreven door De Beaumarchais. De Beaumarchais was in Amerika geweest om de opstandelingen tegen het Engelse gezag in de Amerikaanse Vrijheidsoorlog te helpen. Het verhaal van het toneelstuk gaat over je hovelingen kon verschalken en belachelijk maken. Volgens een geschiedschrijver had Lodewijk XVI gezegd dat als hij toestemming zou geven om het toneelstuk te laten opvoeren, hij ook meteen de Bastille kon afbreken. Deze geschiedschrijver melde echter ook dat de eerste opvoering aan het hof plaats vond en dat er in drie jaar tijd meer dan honderd opvoeringen zijn geweest. Later zei Napoleon dat de Franse Revolutie met ‘Figaro’ begonnen was. Beroemde boeken ( bron 14 t/m 21) - Bron 14: Het belangrijkste boek van de Verlichting werd de ‘Encyclopédie’. Dit boek bestond uit vele delen en was door Denis Diderot en andere verlichters geschreven. De hoeveelheid kennis was door de Wetenschappelijke Revolutie en de Verlichting sterk toegenomen. Diderot wilde deze kennis in de Encyclopédie vastleggen. Dit zodat kinderen beter konden worden ingelicht, en daardoor zouden de kinderen gelukkiger worden. Door de bijdragen van schrijvers op godsdienstig en politiek gebied voor de Encyclopédie, kregen verscheidene schrijvers problemen met de overheid of de kerk. - Bron 15: De schrijver Rousseau nam het vooral op voor de kinderen. In het boek ‘Emile’ uit 1762 schreef Rousseau over de ideale opvoeding. Ouders moesten, volgens hem, veel meer zorg besteden aan de opvoeding van hun kinderen. Kinderen moesten zich gewoon kind kunnen voelen. De ontwikkeling van hun verstand kon wachten. Het kind moest vooral door ervaring wijs worden. Ook keerde Rousseau zich tegen de behandeling van kinderen als volwassenen. Dit kwam bijvoorbeeld tot uiting in de kleding van de kinderen. Het boek Emile werd één van de best verkochte boeken van die tijd. Uit verschillende bronnen valt af te leiden, dat filosofen als Rousseau grote invloed hebben gehad: de kinderen werden in de loop van de achttiende en negentiende eeuw meer als kind behandeld. - Bron 16: Hieronymus van Alphen ( 1746-1803) was een dichter die vooral bekend werd door zijn drie boekjes uit 1778-1782, ‘kleine gedichten voor kinderen’. Hij was de eerste die speciaal voor kinderen gedichten schreef. Hij had daarbij een opvoedkundig doel. Kinderen moesten door een beroep te doen op hun verstand opgroeien tot deugdzame volwassenen. - Bron 17: Jonathan Swift ( 1667-1745) kreeg veel waardering in zijn tijd, maar ook veel vijanden. Swift schreef in 1727 ‘Gullivers Reizen’, en daarnaast publiceerde hij ook artikelen. In Gullivers Reizen levert Swift satirische kritiek op mensen en stromingen uit zijn tijd. Het boek werd in de Eeuw van de Redelijkheid echter bekend en beroemd om zijn kritische inhoud. Swift vond dat velen in zijn tijd de Rede, het verstand, en de exacte wetenschappen te hoog waardeerden. Dat ging volgens hem ten koste van andere wetenschappen en het geloof. Hij was het eens met Luther, die de Rede als de Grote Hoer had aangeduid. Swift verpakte zijn kritiek in spot op de bewoners van het eiland Laputa (het Spaanse woord voor hoer). In de fragmenten van hem in bron 17 beschrijft hij de kwalijke gevolgen van het overwaarderen van de Rede: ● Gulliver verbaast zich over Laputaanse maaltijden: De wetenschap kwam op de eerste plaats in het leven van de mens. Ook stond de muziek in het middelpunt. ● Gulliver verbaast zich over de Laputaanse koning: Wiskunde was de belangrijkste vorm van wetenschap en het belangrijkste in het menselijke leven. Wetten, bewindsvormen, geschiedenis, godsdienst en zeden van de landen deden er niet toe. ● Laputanen laten zich alleen door wiskunde en muziek leiden: Volgens Swift hadden de mensen geen verbeeldingskracht, voorstellingsvermogen en vindingrijkheid meer. Want de hele omvang van hun geeft en hun gedachten ligt besloten binnen de wiskunde en muziek, zo stelde Swift vast. ● Kosmische angsten van de Laputanen: Mensen zijn voortdurend in onrust. Deze verontrusting komt voort uit overwegingen, die de rest van het mensdom maar zeer weinig beroeren. Door deze onrust kunnen mensen niet meer rustig zijn en niet het minste vermaak scheppen in de gewone genoegens en vreugden des levens. ● Gulliver en de vrouwen op Laputa: Vrouwen zijn nooit tevreden, ze hebben alles, maar ze willen toch steeds meer. Dit kan alleen niet, omdat de man zijn vrouw daar toestemming voor moet geven. Dit doen de mannen niet, want ze weten dat als dat doen hun vrouwen niet terug zullen keren. - Bron 18: Daniel Dafoe ( 1660-1730) was vooral als journalist en schrijver van pamfletten actief op politiek gebied. In 1719 publiceerde hij een roman die zeer populair werd bij het publiek van zijn tijd, ‘Robinson Crusoë’. In het boek bouwt een schipbreukeling een idyllisch bestaan op in de natuur van een onbewoond eiland. In sommige opzichten was Robinson Crusoë een goed voorbeeld van de Verlichting. In andere opzichten was zijn denken en handelen ermee in strijd. Hier zijn voorbeelden van het verlichte denken van Crusoë, en ook voorbeelden die ermee in strijd zijn. Voorbeelden van het verlichte denken van Crusoë: ● Robinson Crusoë leerde Vrijdag met de Rede na te deken en leerde hem verschillende dingen. ● Crusoë liet de bewoners rationeel nadenken en leerde hen vooruitgang. ● De politiek binnen het eiland bleef binnen de natuurwet. Voorbeelden van het niet-verlichte denken van Crusoë: ● In de Verlichting was er in de politiek absolute vrijheid. Robinson, in tegenstelling tot de absolute vrijheid, was de heerser over de mensen die op het eiland woonden. Hij behandelde deze mensen wel goed, maar hij had ook denkbeelden dat hij met ze kon doen wat hij wilde. - Bron 19: Het boek ‘De historie van mejuffrouw Sara Burgerhart’ wordt algemeen beschouwd als de eerste literaire roman in het Nederlands en was een groot succes. Het boek was in 1782 geschreven door de schrijfsters Betje Wolff en Aagje Deken. De hoofdpersoon Sara Burgerhart is een levenslustig jong meisje. Ze wordt door haar argeloosheid bijna slachtoffer van een verkrachter, maar trouwt uiteindelijk met een verstandige jonge man. De boodschap van het boek bevat duidelijk de ideeën van de Verlichting: jonge mensen moeten opgevoed worden tot redelijkheid en verdraagzaamheid. - Bron 20: Tot de grote prestaties van de filosofen in de Verlichting behoorde ook de succesvolle bestrijding van wreedheden tijdens de juridische procedures. Deze wreedheden waren eeuwenlang gebruikt in heel Europa. In het boek ‘Het dagboek van Jacob Bicker Raije 1732-1772’ dat gepubliceerd werd door Fr. Beijerinck en M.G. de Boer vertelt Jacob Bicker Raije over de executies van de veroordeelden in Amsterdam in de achttiende eeuw. De executies worden nauwkeurig daarin beschreven en geven een goede weergave van de wreedheid van de executies in de achttiende eeuw. - Bron 21: In 1764 werd het boek ‘Over misdaden en straffen’ uitgegeven en werd een groot succes. Het boek was door de Italiaan Cesare Beccaria geschreven. Het zou in de die tijd veel invloed krijgen. Hij kreeg het idee voor het boek toen zijn broer in de gevangenis kwam en hij merkte hoe slecht de omstandigheden daar waren. In zijn boek vroeg hij zich dingen af en vertelde hoe het volgens hem beter kon. ● Beccaria vroeg zich af welke straffen geschikt waren voor misdaden. Ook vroeg hij zich af wat de beste manier was om misdaden te voorkomen en of het nuttig was altijd dezelfde straf op te leggen. ● Beccaria stelde in zijn boek voor om ‘de misdadiger te beletten de samenleving nog lastig te vallen.’ Beccaria vond dat de straffen zo moesten worden gekozen dat deze straffen indruk maakten en de mensen ervan weerhielden om misdaden te plegen. ● Beccaria was voor de afschaffing van martelingen in de rechtspraak. Hij vond dat de waarheid niet boven tafel kwam door martelingen. ● Beccaria vond gevangenisstraf beter dan de doodstraf. Beccaria vond dat de doodstraf een veel minder doeltreffend middel was om anderen af te schrikken. Muziek in de Verlichting ( Bron 22 t/m 26) - Bron 22: Tot in de zeventiende eeuw waren de kerken de enige gebouwen waar de mensen in het openbaar naar (kerkelijke) muziek konden luisteren. Vaak dan nog alleen in de grote steden, want die waren in staat om een kapelmeester, een organist, een geschoold koor en begeleidende musici te betalen. Behalve voor kerken werkten componisten, zangers en orkestmusici voor vorsten en adellijke families. De beroemdste van hen was Hayden ( 1732-1809) die in dienst stond van de Hongaarse adellijke familie Esterhazy. De uitvoeringen werden gegeven voor de leden van het hof in kleine zalen of in theaters, die bij de vorstelijke paleizen hoorden. - Bron 23: Tot het begin van de achttiende eeuw kon het publiek slechts incidenteel instrumentale muziek luisteren. Rondreizende muzikanten huurden een zaal om daarin te spelen, en trokken steeds weer verder van stad naar stad. In de tweede helft van de achttiende eeuw kwamen er in veel steden echte concertzalen. De eerste in Nederland was de concertzaal ‘Felix Meritis’ te Amsterdam in 1787. Aan het einde van de achttiende eeuw werd de muziek ‘gedemocratiseerd’. Burgers gingen de verantwoordelijkheid voor de kunsten overnemen van de vorsten van de Kerk. Componisten gingen ook werken vervaardigen voor een groter publiek en voor grotere orkesten. Tot die componisten behoorden Hayden, Mozart en Beethoven. Deze drie vormden tegelijk het hoogtepunt en het eindpunt van het Classicisme. Zij worden ook wel de drie echte ‘klassieke’ componisten genoemd, omdat ze in hun werken de idealen van de Grieks-Romeinse kunst ( evenwicht, harmonie, door het verstand beheerst gevoel) het best tot uitdrukking brachten. - Bron 24: In de tijd van het Classicisme werden nog steeds opera’s gemaakt in navolging van de klassieke tragedie. Cristoph Willibald Gluck ( 1714-1787) was één van de bekendste componisten in de achttiende eeuw. Hij componeerde tussen 1762 en 1779 zeven opera’s, allen hadden een thema uit de Griekse mythologie tot onderwerp. - Bron 25: Van de opera werd een ander genre afgeleid: het oratorium. Overeenkomsten tussen beide zijn: het is een stuk ( met dialogen) voor solozangers, koor en orkest. Maar er zijn ook verschillen: het onderwerp is godsdienstig van aard bij een oratorium en het wordt niet als een toneelstuk gespeeld, maar als een verhaal zingend voorgedragen. Het allerbekendste oratorium is: ‘Mattheus Passion’ van J.S. Bach ( 1685-1750). Het gaat over het lijden en de dood van Christus, zoals het wordt verteld in het evangelie van Mattheus. - Bron 26: In 1637 werd het eerste operagebouw in Venetië geopend. Later in de zeventiende eeuw werden er nog meer operagebouwen geopend in verschillende steden zoals Napels en Rome. Het publiek dat de opera’s bezocht bestond naar de gegoede burgerij ook uit het ‘gewone’volk. Er kwamen ook volkstheaters, waar vooral minder zware, komische opera’s werden uitgevoerd voor het gewone publiek. Bouwkunst en beeldende kunst ( bron 27 t/m35) - Het Classicisme deed in de achttiende eeuw zijn intrede. In de kunst namen de verlichters, net als in de Renaissance, de klassieke ( Grieks-Romeinse) wereld als voorbeeld. Dit wordt daarom het Classicisme genoemd. De verbreiding van het Classicisme werd vooral gestimuleerd door de opgravingen in Herculaneum, vanaf 1711, en van Pompeji vanaf 1733. Beide steden waren bij een uitbarsting van de Vesuvius volkomen bedolven. Tot in de kleinste details bleek de Romeinse cultuur uit de keizertijd op te graven. Veel Romeinse monumenten inspireerden vele kunstenaars uit Europa en de VS. In de Renaissance streefden de meeste kunstenaars ernaar de kunsten van de Grieken en de Romeinen te evenaren. De kunstenaars uit het Classicisme wilden hen overtreffen door rationeler te werk te gaan. De classicisten bewonderen vooral de harmonie in de kunst van de Klassieke Oudheid. Harmonie kan met het verstand verkregen worden, dus met de Rede. Ook kon de harmonie zelfs berekend worden met wiskunde, volgens de classicisten. Uit de kunstwerken van de Grieken en Romeinen probeerden de classicisten wetten en regels af te leiden om de ideale verhouding te bereiken. Dit wetten en regels gingen ze toepassen in hun eigen kunstwerken. - Bron 27: De Madeleine werd onder de heerschappij van Napoleon gebouwd. Het moest een eretempel worden voor het Grande Armée van Napoleon, maar na de dood van de Napoleon werd de Madeleine een kerk. - Bron 28: Het gebouw van het Congres in de VS werd gebouwd in de periode 1792-1827. Het Capitol, zoals het bouw wordt genoemd, in Washington is een voorbeeld van een classicistisch bouwwerk. - Bron 29: Napoleon wilde de sfeer van de Romeinse keizertijd oproepen in Frankrijk. Daarvoor liet hij monumenten naar Romeinse voorbeelden bouwen. Eén van die monumenten was de Arc de Triomphe uit 1806-1823. Dit monument moest de door Napoleon en door de Franse revolutionairen behaalde overwinningen eren. - Bron 30: De beeldhouwer Francois Rude ( 1784-1855) ontwierp voor de Arc de Triomphe een reliëf genaamd ‘De uittocht van de vrijwilligers’. Het reliëf toont het vrijwilligersleger dat op 5 juli 1729 uit Marseille was opgetrokken om de revolutie te verdedigen. Op hun mars door Frankrijk zongen ze het lied ‘La Marseillaise’ en dat later het Franse volkslied is geworden. Onder deze naam werd ook dit reliëf wereldberoemd. - Bron 31: Bertel Thorvaldsen (1170-1844) maakte de eerst versie van Jason en het Gulden Vlies, Dit beeld werd wereldberoemd omdat het een goed voorbeeld is van de classicistische kunst. - Bron 32: Napoleon had voor zichzelf een overwinningszuil van zichzelf laten bouwen in Parijs. Dit naar Romeins voorbeeld. Na de val van Napoleon werd zijn standbeeld van de zuil verwijderd. - Bron 33: In 1789 werd de Brandenburger Poort in Berlijn gebouwd. De ontwerper Langhans, ontwierp de poort naar voorbeelden uit de Griekse bouwkunst. Architect Carl Gotthard Langhans senior had voor de stadspoort een rijke plastieke vormgeving voor ogen. Twee jaar na zijn terugkeer uit Italië begon beeldhouwer Schadow aan de Quadriga, het vierspan, op de Brandenburger Tor. De Quadriga was bedoeld als een symbool voor de vrede. Maar daarnaast was het ook een symbool door het Romeinse leger. Napoleon vond het vierspan een nationalistisch symbool. In 1806 liet hij het daarom als krijgsbuit naar Parijs overbrengen. In 1814 werd het beeld weer teruggebracht. Het vierspan wordt nu algemeen gezien als een symbool van Pruissisch/Duits patriottisme. - Bron 34: In de tijd van het Classicisme ontleenden veel schilders vaak thema’s uit de Grieks-Romeinse mythen en monumenten. In tegenstelling tot de Renaissance ging nu meestal het onderwerp op het schilderij overheersen, en niet de natuur en het landschap. Hoofdstuk 6: De afronding van het onderzoek Opdracht 6 1. A. Het denken: - Tot aan de tijd van de Verlichting dachten de Europeanen altijd dat zij alles het beste wisten. De verlichters wezen de mensen erop dat er in het verleden culturen als de Grieks-Romeinse waren geweest waaraan de mensen in de tijd van de Verlichting een voorbeeld van aan konden nemen. - In de Griekse tijd was het belangrijk dat vooral de mannen een opleiding volgden vol wedijver. In de Verlichting moesten mensen ook inzet tonen, en vooral geen lafheid en luiheid laten tonen. - Zowel in de Romeinse tijd als in de Verlichting werd er gebruikt gemaakt van een grondwet. B. De artistieke vormen: - In het Classicisme namen de verlichters de klassieke wereld van de Grieken en Romeinen als voorbeeld. Opgravingen van Heraulaneum en Pompeji stimuleerden dit. Hiernaast inspireerden vooral de resten van Romeinse monumenten veel kunstenaars in Europa en de VS. Vooral de harmonie in de bouwwerken uit de Grieks-Romeinse tijd werd bewonderd. De verlichters dachten dat harmonie met het verstand kon worden gekregen en dat het wiskundig te berekenen was. Uit de kunstwerken van de Grieken en Romeinen probeerden de verlichters ‘wetten’ en regels af te leiden om de ideale verhoudingen te krijgen. Deze wetten en regels gingen ze zelf toepassen in hun eigen bouwwerken. - In de muziek waren Hayden, Mozart en Beethoven de drie echt ‘klassieke’ componisten in de tijd van het Classicisme. Dit omdat de drie mannen in hun werken de idealen van de Grieks-Romeinse kunst het beste tot uitdrukking brachten. Tijdens het Classicisme werd er in de muziek gestreefd om net zoals de Grieken en Romeinen evenwicht, harmonie en door het verstand beheerst gevoel te krijgen. - Bij opera’s uit het Classicisme werden de onderwerpen daarvoor bijna altijd uit de Griekse mythologie gehaald. Een voorbeeld hiervan is de componist Christoph Willem Gluck. Gluck componeerde tussen 1762 en 1779 zeven opera’s, allen met een thema uit de Griekse mythologie tot onderwerp. 3. B. Het Classicisme werd in het bijzonder gestimuleerd door opgravingen in Heraulaneum, vanaf 1711, en van Pompeji vanaf 1733. Beide steden waren door een uitbarsting van de Vesuvius volledig bedolven. De hele Romeinse cultuur uit de keizertijd werd tot in de kleinste details opgegraven. Naast dit inspireerden vooral de resten van de Romeinse monumenten in Rome veel kunstenaars in Europa en de VS.
Opdracht 7 1. Schuyt heeft de volgende mening: Ideologieën worden nu nog slechts beheerst door een fantoom, de vrijheid van de markt. Vroeger gaf een ideologie nog enig houvast en stabiliteit aan hoge ambtenaren of politici. De 20ste eeuw werd beheerst door twee vrijheidsconcepten: negatieve vrijheid, een zo gering mogelijke inmenging door de overheid, tegenwoordig VVD, en positieve vrijheid, een door de overheid gekende en ten behoeve van de burgers door de overheid uitgevoerde identificatie met het algemeen goed, een collectief belang. Negatieve vrijheid is geworden tot 'hoe meer hoe beter.' Niemand gelooft meer in de positieve vrijheid. Dit wordt 'De Derde Weg' genoemd, zonder duidelijke richting en vooral zonder vrijheidsbegrip. 2. De politieke partij VVD die voor de negatieve vrijheid is, 'hoe meer hoe beter'. Onze cultuur is erg op zichzelf gesteld, 'als ik het maar goed heb'. Mensen zijn egoïstisch ingesteld en denken weinig aan anderen. Je ziet dit aan de vereenzaming onder ouderen en grote verschillen tussen rijk en arm. Mensen voelen zich wel heel goed als ze een gift doen voor een goed doel, maar ze houden toch het meeste voor zichzelf. Door SIRE worden tegenwoordig reclamespotjes gemaakt: 'De maatschappij, dat ben jij'. Dat zo'n reclamespotje gemaakt wordt, is een teken dat de maatschappij aan het verloederen is, dat men veel aan zichzelf denkt en weinig aan anderen. Iedereen roept wel dat Nederland zo'n tolerant land is waar zoveel vrijheid is, maar is dat wel zo goed? De mensen zijn er niet gelukkiger mee. Veel stress, weinig vrije tijd, weinig tijd voor de dingen die echt belangrijk zijn in het leven. Toch blijft iedereen werken voor zijn zogenaamde vrijheid. 3. Hij adviseert Nederlandse politici van nu om voor het begrip vrijheid terug te gaan naar de grondleggers van de Verlichting. Welke voordelen zou dat volgens hem opleveren? Volgens de Verlichters werd de mens gezien als een rationeel wezen, dat met zijn verstand de samenleving zou kunnen analyseren en verbeteren. Een ideale samenleving zou kunnen ontstaan als de mensen vrijheid hadden en hun verstand (de rede) goed gingen gebruiken. Er is een wezenlijke algemene beschaafdheid, die overal waar mensen en redelijkheid gevonden worden, plaats kon hebben. Als bovenstaande gegevens werden aangehouden, zou de maatschappij er een stuk beter uit zien. Dan zouden de ideeën van de eerste liberalen beter tot uiting komen en dan zou men minder aan zichzelf denken. De negatieve vrijheid 'hoe meer hoe beter zou dan niet meer gelden. Als de politici de ideeën van de Verlichters beter bestuderen, zou onze samenleving er minder egoïstisch uit te hoeven zien. 4. In de Grieks-Romeinse wereld werd het verstand ook veel gebruikt. Men was bekwaam in vele dingen en er werd niet veel opgehemeld. De dingen zouden dus wetenschappelijker bekeken worden. Volgens de Romeinen is de mens een burger met rechten en plichten en waren regels en rechtspraak erg belangrijk. Bij de oude Grieken werd er constant gezocht en gevraagd naar nieuwe kennis.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.