Het dagelijkse leven in Rome

Beoordeling 6
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 1889 woorden
  • 15 april 2009
  • 185 keer beoordeeld
Cijfer 6
185 keer beoordeeld

Ik houd mijn werkstuk over Het dagelijkse leven in Rome.
Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik het een interessant onderwerp vind.
Mensen hebben het bijna altijd over de keizers van Rome en de oude monumenten, maar ik ga het over het dagelijkse leven in Rome houden.

Dagindeling blz. 3
Kleding blz. 5
Basis school blz. 6
Middelbare school blz. 6
Retoren school blz. 6
Bevolkingsgroepen in Rome blz. 7

Dagelijkse pleisterplaatsen blz. 8
Romeinse spelletjes blz. 9

Dagindeling

Een Romeinse dag begint bij zonsopgang en eindigt als het donker wordt.
Deze periode wordt verdeeld in 12 uren.

Activiteiten ’s morgens

Het opstaan van de Romeinen

De Romeinen stonden op bij de eerste hanenkraai.
Al vanaf zonsopgang was er veel lawaai op de straten en pleinen.
De rijke mensen werden al vroeg wakker.
Er luidde dan een bel in het huis en hun slaven gingen meteen aan het werk.
De eerste taak van de slaven was het poetsen van het huis.

Een arme Romein had geen slaven en kon dus ook niet wakker gemaakt worden.
Als hij wakker was moest hij zich snel aankleden om naar de patronus (rijke man) te gaan.


Het ontbijt

Het ontbijt werd het ‘ientaculum’ genoemd.
De Romeinen namen niet veel tijd om te ontbijten. Sommige mensen namen zelfs geen ontbijt en dronken gewoon een glas water.

Het toilet

De Romeinen wasten zich ’s ochtends niet.
Dit vonden ze niet nodig omdat ze ’s middags een bad namen, of naar de thermen (openbare badhuizen) gingen, waar de hygiënische verzorging gebeurde.

Activiteiten in de voormiddag en de vroege namiddag

Werken

De ambachtslieden en de handelaren begonnen al heel vroeg met werken.
Al vanaf zonsopgang kon de rijke burger naar de groente- en visverkopers, bakkers, luxewinkels, kleermaker enz.

Ook rijke mensen begonnen aan hun dagtaak. Niet veel mensen moesten echt werken.
Veel hielden zich bezig met de ‘boekhouding’. Ze hadden ook veel slaven die het werk voor ze deden. Er waren ook rijke mensen die wel werkten, zoals de grote handelaars. In Rome werden producten uit de hele wereld verhandeld. Hiermee kon je veel geld verdienen.

Het leven op het forum

In Rome waren er een aantal fora (markten). Het oudste en belangrijkste was het Forum Romanum, dat was ‘Het Forum’. Het lag in het midden van Rome en was ook echt het middelpunt van het Romeinse leven. Hier werd de rechtspraak gehouden.
Ook de godenverering en allerlei plechtigheden vonden hier plaats.
Tot ’s middags waren de meeste (rijke) mensen op het Forum.
Tegen twee uur werd het veel rustiger.

Het luchen

Het middageten noemden ze ‘het prandium’. Ook daar besteedden ze niet veel tijd aan, sommige mensen sloegen het zelfs over.
De lunch was uitgebreider dan het ontbijt, maar bleef eenvoudig.

Het diner

Na alles begonnen de rijke Romeinen aan het diner, dat de ‘cena’ werd genoemd.
De arme Romeinen (de proletariërs) aten wat ze die dag bij elkaar gesprokkeld hadden.

Dat kon veel zijn, maar ook heel weinig. Dan zat er niks anders op dan honger lijden.
Na het eten gingen de meeste proletariërs naar bed.

Zo lagen de Romeinen tijdens het diner.

Kleding

De toga

De toga werd alleen bij officiële gelegenheden gedragen.
Toespraken, plechtigheden, grote feesten en bezoek van deftige gasten waren redenen om zo’n ongemakkelijke toga te dragen.
In het dagelijkse leven droegen de Romeinen geen toga, omdat je je er niet makkelijk in kon bewegen, want dan vielen de plooien verkeerd.
De toga bestond uit een grote witte wollen doek, in trapeziumvorm. Deze doek werd op een ingewikkelde manier om het lichaam geslagen.
Voor dit werkje hadden veel rijke mannen zelfs een aparte slaaf.

Als een Romein mee deed aan de verkiezingen voor een politieke functie, mocht hij een toga candida, een extra witte toga, dragen. Als hij meedeed aan de verkiezingen werd hij een candidatus. Dat woord komt van candidus, wat blinkend wit betekend.
De enige die een geheel purperen toga, een toga picta, mocht dragen was de keizer van het Romeinse rijk.

Zo werd de toga omgedaan.

De tunica

De tunica werd door de proletariërs, winkeliers, bouwvakkers enz. de hele dag gedragen,
omdat je je in dit kledingstuk goed kon bewegen, je hoefde niet op de plooien te letten en het was een stuk luchtiger.
De tunica werd ook wel onder de toga gedragen.
De tucica was een simpel lang hemd met mouwen. Het hemd werd met een riem een beetje opgebonden.

Schoenen

Aan hun voeten droegen de Romeinen leren sandalen.
Verder kenden ze eigenlijk geen schoenen.


Basisschool

Op de basisschool kregen de leerlingen les van een magister, de schoolmeester.
In een klas zaten bijna alleen maar jongens, want de meisjes moesten leren schoonmaken.
In een klas zaten 20 tot 30 leerlingen van alle leeftijden door elkaar.
Op die manier moest de magister alle jongens allemaal om de beurt aan het werk zetten.
Dit liep meestal uit de hand. De leerlingen hadden vaak geen respect voor de magister, waardoor hij vaak straf moest geven. Lijfstraffen waren dan heel normaal.
De jongens leerden op de basisschool lezen, schrijven en rekenen.
Dat deden ze zittend op krukjes. Ze schreven op wasbordjes, houten bordjes met een laagje was, waarmee je met scherpe stift op het wasbordje kon schrijven.

Middelbare school

Jongens van rijkere ouders gingen na de basisschool tot hun 15e naar de middelbare school.

Daar kregen ze les van een grammaticus.
Hij gaf Latijn en Grieks. Als de leerlingen het Latijn en het Grieks beter konden, werden de grote schrijvers gelezen.
Met Grieks begonnen ze bijvoorbeeld met de Ilias en de Odysee van Homerus.
Aardrijkskunde en geschiedenis kregen ze ook wel, maar alleen als het nodig was.

Retoren school

Een klein groepje jongens uit de belangrijkste families was al van te voren uitgekozen om een belangrijke carrière in de politiek of advocatuur te maken.
De retoren school was erg duur.
Op de retorenschool leerden ze vooral om goed in het openbaar te praten. Daarvoor moesten ze hun redevoering goed opbouwen, hun argumenten in de goede volgorde naar voren brengen en het geheel met veel overtuigingskracht uitspreken. Belangrijke politieke toespraken moesten ze gedeeltelijk uit hun hoofd leren, zodat ze later stukken konden citeren.

Dit is een stukje papyrus waar de Romeinen ook vaak op schreven.


Bevolkingsgropen in Rome

Laag 1: Senatoren en grootgrondbezitters
Helemaal bovenaan, in de eerste laag (de top van de samenleving), stonden de senatoren.
Zij kwamen voort uit de oude adel en daarom waren ze erg rijk en bezaten zij grote landgoederen in de omgeving van Rome. De senatoren wonden in de stad en deelden de lakens uit in de politiek.

Laag 2: Rijke handelaars, bankiers en hoge militairen
In de tweede laag zaten de rijke kooplieden, bankiers en hoge militairen. Ook de mensen uit deze laag stonden nog erg hoog in de samenleving.

Laag 3: Kleine zelfstandigen
De kleine zelfstandigen, zoals de boeren en winkeliers, zaten in deze laag. Deze groep was dus eigenlijk de groep van de ‘gewone’ burgers; schoolmeesters, bakkers, timmerlieden, slagers, kunstenaars en artsen. De kleine zelfstandigen hadden het niet altijd even gemakkelijk; vak was het moeilijk om het hoofd boven water te houden.
Als dat niet lukte, belandden ze in de laagste groep van de samenleving.


Laag 4: Arme burgers
In de vierde laag zaten de arme burgers. Zij hadden geen vaste baan en hadden vaak ook bijna geen bezit. Ze woonden in insulae, de flats in de arme wijken van de stad. Deze mensen werden ook wel proletariërs genoemd. Als de proletariërs geen werk hadden, waren ze helemaal afhankelijk van hun patronus.

Laag 5: De on-vrijen
Helemaal onderaan in de maatschappij zaten de on-vrijen, de slaven. Zij hadden geen rechten en waren eigendom van rijke personen. Ze konden dus gewoon verkocht worden.

Dagelijkse pleisterplaatsen

Basilicae

’s Morgens gingen de mensen naar de Basilicae.
Daar konden de rijke mensen de afhandeling van een rechtzaak bijwonen.

De barbier

De iets armere mensen gingen vaak in de ochtend naar de werkplaats van de barbier.
De iets rijkere mensen zag je daar niet vaak, zij hadden dan hun eigen slaafbarbier.

De porticus of zuilengalerijen

De drukst bezochte plaats was de porticus, een van de meest typische elementen van de Romeinse bouwkunst.
De porticus was vooral te zien rond de pleinen van de fora, langs de gevels van de basilicae, langs de gevels van de huurkazernes (dat was dat je de lelijke gevels niet kon zien) enz.


In de zuilengalerijen kon men ’s winters uit de wind wat van de zon genieten enn ’s zomers kon men er van de koelte van de schaduw genieten.

De kroegen

En natuurlijk had je ook nog de kroegen. In veel kroegen kon je alleen drinken, in andere kon je ook nog iets eten. Van beide soorten kroegen waren er ontelbare, over de hele stad verspreid.

Een kroeg bestond meestal uit twee ruimten. De ene keek uit op de straat en er was een gemetselde toonbank, waar je wijnvaten kwijt kon en waarop houtskoolvuurtjes konden staan voor soms een warm hapje of voor het verwarmen van wijn. De Romeinen hielden van warme wijn met honing en kruiden.
De andere ruimte van de kroeg was, als ze niet diende als woonruimte voor de herbergier, bestemd als ruimte om te zitten. Daar kon men dan zijn warme maaltijd opeten of zich bezighouden met kansspelen, die op de openbare weg verboden waren.

Romeinse spelletjes

Spelletjes voor volwassenen:
Kansspelen op de openbare weg waren verboden, dus alle kansspelletjes moesten binnen beoefend worden. De Romeinen deden soms erg simpele kansspelen; kruis of munt raden als een geldstuk omhoog werd gegooid vóór het was neergevallen. Even of oneven raden, twee spelers moesten tegelijkertijd een willekeurig aantal vingers van een hand tonen, terwijl ze van te voren hadden moeten raden of het totale, door beide spelers getoonde vingers even op oneven zou zijn. Zolang men deze spelletjes zonder inzet speelde, mocht het wel op de openbare weg.
De Romeinen kenden ook strategiespellen, zoals ons schaken of dammen, dat op borden werden gespeeld.


Spelletjes voor kinderen
De kinderspelen waren in de Romeinse tijd dezelfde als in alle andere tijden voor de uitvinding van elektronisch speelgoed. Zo werden er huisjes gebouwd door kleine Romeintjes, reden ze op stokpaardjes rond, speelden ze krijgertje op blindemannetje of tikkertje; ze schommelden, ze zaten op de wip, lieten een vlieger, speelden met tollen, hoepels, poppen of karretjes, sprongen touwtje… Maar Romeinse kinderen speelden ook graag kruis of munt, of even of oneven. zoals de volwassenen. Ook het notenspel was erg populair bij de kinderen: iedere deelnemer moest een hoopje maken met vier noten (drie onder, een bovenop); dan mocht elke deelnemer één of meer pogingen ondernemen om met een andere noot de hoopjes van de kinderen uit elkaar te gooien. Als hem dat lukte, waren de noten van de uiteen gegooide hoopjes voor hem.

Mening

Ik vond het leuk om het leven van de Romeinen en het leven van nu met elkaar te vergelijken.
Sommige dingen zijn nu heel anders; zoals de kleding en de verdeling in de verschillende bevolkingsgroepen. Wij kennen nu ook verschillen tussen rijk en arm, maar niet zo erg als in die tijd.
Het viel me ook op dat de spelletjes die ze toen deden nog veel lijken op de spelletjes van nu.
Kortom, ik vond het een leuk onderwerp om het te onderzoeken.

Bronnen

Boek: ‘Het oude Rome’ van Annamaria Liberati
Boek: ‘Het oude Rome’ van John Malam
Boek: ‘Het dagelijks leven in het oude Rome’ van Jerom Carcopino
Boek: ‘Stad in de oudheid’ van Peter Connolly

Boek: ‘Sfinx’ van Dick Beerens, Gorrit Goslinga, Bas van Rooijen, Marian Veldkamp

Het internet

http://library.thinkquest.org/22866/Dutch/Romdag/RomDag.html

http://www.scholieren.com/werkstukken/17606

REACTIES

W.

W.

goed!

10 jaar geleden

P.

P.

zooooooooo slecht

7 jaar geleden

J.

J.

ik heb hier echt helemaal niks aan!!!

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.