Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Het Daensisme

Beoordeling 5.9
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 6e klas aso | 2324 woorden
  • 5 augustus 2003
  • 61 keer beoordeeld
Cijfer 5.9
61 keer beoordeeld

Politieke partijen: De Christene Volkspartij
of
Het Daensisme De Christene Volkspartij 1. Ontstaan van de Katholieke Partij: De Katholieke partij, met als officiële benaming “Fédération des Cercles Catholiques et des Associations Conservatrices”, ontstond in 1884 uit de katholieke stroming. Ze verenigde de Federatie der Kiesverenigingen en de Bond van Katholieke Kringen. Ze werd opgericht als tegengewicht voor de Liberale partij, die reeds in 1846 ontstond, en onder druk van de Schoolstrijd1. Charles Woeste werd haar eerste voorzitter tot 1918. De Katholieke partij kreeg in 1884 de meerderheid in het Parlement en bleef tot 1918 ononderbroken aan de macht. 1 Schoolstrijd: de strijd over de vraag of het onderwijs een neutraal karakter moest hebben; ontstaan door een verschillende interpretatie van een artikel uit onze grondwet door Katholieken en Liberalen. 2. Ontstaan van de Christene Volkspartij: a) Waarom? De Christene Volkspartij was oorspronkelijk geen scheurlijst, maar wilde hervormingen binnen de partij. De conservatieven, waaronder partijvoorzitter Charles Woeste, wezen dit af. De christen-democraten kregen ook geen verkiesbare plaatsen op de lijst van de katholieke partij. Dit probleem stelde zich vooral in het arrondissement Aalst, tevens het kiesdistrict van Charles Woeste. De tegenstellingen binnen de katholieke partij staken trouwens al kort na de oprichting in 1884 de kop op, maar de eenheid van de partij werd belangrijker geacht dan de strubbelingen. Binnen de katholieke partij ontstonden drie strekkingen: - de conservatieven: ze waren tegen elke structurele verandering en hielden vast aan het paternalisme (= houding waarbij de patroons optreden als goede vaders voor de arbeiders vanuit christelijke naastenliefde, geen sociale wetten nodig.) Ze streden tegen de liberalen en de socialisten. Ook partijvoorzitter Woeste behoorde tot de conservatieven. - de sociaalkatholieken: ze wilden geleidelijke structurele veranderingen, maar wilden toch de eenheid van de partij behouden. - de christen-democraten: ze eisten onmiddellijke sociale hervormingen, desnoods met een afscheuring van de katholieke partij. De afscheuring bleek onvermijdelijk en de Christene Volkspartij werd op 15 april 1893 (Okegem, bij Ninove) een aparte partij met priester Adolf Daens als lijsttrekker. De voorzitter van de conservatieve Katholieke partij moest dus strijden tegen een priester. b) Hoe? In de omgeving van Ninove groepeerden zich omstreeks 1885 een aantal Vlaamsgezinde, christelijk geïnspireerde intellectuelen. Ze verdedigden de belangen van boeren en plattelandsbewoners, ijverden voor de hervorming van het kies- en belastingsstelsel en voor de erkenning van de Vlaamse taal. Hun ideeën verspreidden ze via hun weekblad “Klokke Roeland” en noemden zich hiernaar: de roelanders. Ze waren niet socialistisch, maar wel sociaalvoelend. De roelanders wilden hun actiegebied vergroten en kwamen in contact met de Aalsterse drukker Pieter Daens. Hij stond op goede voet met de Aalsterse geestelijken en verdedigde aanvankelijk de conservatieven in zijn eigen bladen “Het Land van Aelst” en “De Werkman”. Hij roemde in 1890 nog Woeste, maar evolueerde naar een kritische opstelling tegenover de katholieke partij. Hij stelde zijn beide kranten ten dienste van de roelanders. Pieter Daens trad zelf ook toe tot de Christen-democratische partij. Zijn broer, priester Adolf Daens, die zelf zeer begaan was met arbeiders en boeren, schreef het programma voor de partij. Hij wordt één van de voortrekkers van de partij.
3. Doelstellingen: De christen-democraten of daensisten wilden dat de sociale wantoestanden erkend werden door de Kerk en door de overheid. De rol van de Christene Volkspartij was, vooral voor de gematigden, eerder van tijdelijke aard. De partij moest de vernieuwing op gang brengen en de ogen van het beleid openen. Ze wou ook de conservatieve katholieken aanzetten tot verandering. 4. Programma: Het volledige partijprogramma heb ik niet gevonden, maar wel een stukje. Gansch het Programma der Christene Volkspartij ligt besloten in deze twee hoofdpunten: 1. de treffelijke broodwinning van arbeider en burger; 2. hun volledig burgerrecht. En priester Dains besloot zijn opsomming met: “… De Christene Volksparij is eigenlijk geene politieke Partij, ‘tis eene christene sociale Partij, ’t is eene christene sociale Partij, die voor doel heeft de Maatschappij te verbeteren en te hervormen volgens de grondregels van ’t Evangelie: Rechtvaardigheid, Broederlijkheid;… en volgens ’t woord der Pauselijke Encycliek, al de menschen van goeden wil uitnoodigt tot het opbouwen der nieuwe Maatschappij op de Rechtvaardigheid gesteund en waar de Vrede bloeien zal.” Uit het programma van de Christelijke Volkspartij,ondertekend door Adolf Daens
Het programma was progressief, maar niet nieuw. Het bood ingrijpende veranderingen, hervorming van het sociale stelsel en het belastingsstelsel, politieke vernieuwingen, herwaardering van de belangen van de landbouwers, regelingen met betrekking tot de schoolkwestie, duidelijkheid in de Vlaamse kwestie en de hervorming van de legerdienst. Ze wilden de situatie van zowel de plattelandsbewoner als van de fabrieksarbeider verbeteren. Een groot deel van hun eisen ging over de hervormingen va het sociale stelsel. Specifiek voor de jongeren heb ik niets gevonden in het programma. De eisen voor de arbeiders golden natuurlijk wel even goed voor hen, want de jongeren moesten al op jonge leeftijd mee aan het werk ( althans bij de armere bevolking, voor wie dit programma geschreven werd ). De jongeren vormden geen aparte groep. De christen-democraten eisten wel een verbod op kinderarbeid. Enkele programmapunten: - vastomlijnde regeling van de pachtprijs - vermindering van en een vaste regeling voor de grondlasten - vastgelegd maximum aantal arbeidsuren - wettelijk erkend minimumloon - staatspensioen - toezicht van de overheid op de industrie om wantoestanden te vermijden - verbod op kinderarbeid - minder arbeidsuren voor vrouwen - verplichte verzekering voor iedere arbeider tegen ziekte, ouderdom en ongevallen, met een financiële bijdrage van de werkgever - zondagsrust een verplicht recht - algemeen enkelvoudig stemrecht - gelijke behandeling van alle scholen (schoolkwestie) - leerplicht (bestrijding van het analfabetisme) - erkenning van het Nederlands - legerdienst afschaffen en vervangen door een vrijwilligersleger - … Hun programma vertoonde duidelijke overeenkomsten met dat van de socialistische partij, vooral het sociaal aspect en de strijd voor Algemeen Stemrecht en Evenredige Vertegenwoordiging. Maar er waren fundamentele verschillen: de daensisten waren duidelijk christenen en Vlaamsgezind. De Belgische Werkliedenpartij bleef voor hen een rood en goddeloos gevaar. Toch kwam het enkele keren tot een samenwerking tussen de daensisten en de socialisten. Ze kwamen op op eenzelfde lijst voor de verkiezingen, waarbij ze zich achter één gemeenschappelijk programmapunt plaatsten: de eis voor Algemeen Stemrecht en Evenredige Vertegenwoordiging. Dit was echter een zeer tijdelijke samenwerking met strikte afspraken. Na de verkiezingen ging elk weer zijn eigen weg want de verschillen waren te groot. Over deze samenwerking ontstonden geschillen bij de Christene Volkspartij. De gematigden vonden dat de samenwerking kon om het doel gemakkelijker te bereiken, maar de radicalen kozen voor volledige autonomie. 5. Evolutie, problemen en ondergang van de partij: De Christene Volksparij heeft slechts een kort bestaan gekend. De partij was voortdurend onderhevig aan kritiek en tegenwerkingen, vooral van de katholieke partij en van de kerk. Dat priester Daens tot de partij behoorde was zowel een voor- als een nadeel. Hij was een populair voortrekker van de partij en kreeg dus veel stemmen, maar tegelijk was de kritiek van de kerk vooral op hem gericht, omdat hij ook priester was. Het Daensisme bestond vooral in Aalst en omgeving. In enkele andere steden (Antwerpen, Brussel, Oostende, Gent, Kortrijk, Oudenaarde,Dendermode en Roeselare, later ook in Deerlijk en Brugge) werden daensistische bewegingen gesticht, maar tot één echte partij met een stevige structuur en met samenwerking over heel Vlaanderen, zou het niet komen. Na de dood van priester Daens namen de interne spanningen toe tussen de radicale en de gematigde christen-democraten. Het kwam zelfs tot een scheuring tussen de radicale Planquaert en Pieter Daens. Door deze onenigheden binnen de partij, door de campagnes van de kaholieken tegen de Christene Volkspartij, door de chantage van de conservatieven op de christelijke kiezers en door het uitblijven van directe resultaten van het partijprogramma haakten bovendien vele gematigde kiezers af. In 1910 trachtten de Jong Daensisten de partij er bovenop te helpen, maar bij de verkiezingen van 1914 haalden ze helaas net niet genoeg stemmen voor een tweede parlementszetel. Pieter Daens bleef hun enige volksvertegenwoordiger. Veel jong daensisten stapten over naar het activisme. Na de Eerste Wereldoorlog had de partij geen leidinggevende figuren meer: Pieter Daens was overleden en Plancquaert en anderen waren over de grens gevlucht vanwege hun activisme. Bovendien moesten de doelstellingen en het partijprogramma herbekeken worden. De Katholieke Partij werd immers hervormingsgezind en sociaal-democratisch, de conservatieven hadden afgedaan. Ook de eis voor een sociale wetgeving was voorbijgestreefd, aangezien dit ondertussen al algemeen als een verworven recht gold. Het Algemeen Enkelvoudig Stemrecht voor mannen was er sinds 1919. Van het oorspronkelijke Daensisme bleef dus weinig of niets over. De partij kreeg in 1923 een nieuwe naam: de Christene Volkspartij – Vlaams Front, met een duidelijk extreem Vlaams gedachtegoed. 6. Enkele (bekende) Daensisten: priester Adolf Daens
Pieter Daens
Aloys De Backer
Jan-Baptist Van Langenhaeke
Prosper de Pelsmaecker
Frans Sterck
Victor Soens
P. Guillemin
H. Van de Velde
P. Van Schuylenbergh 7. Priester Adolf Daens (1839-1907) Na enkele ambtelijke omzwervingen kwam hij in Aalst terecht bij zijn broer Pieter. Hij gaf privé-lessen aan kinderen van welstellende burgers en werkte mee aan de bladen van zijn broer, maar hij had geen ambt als priester. Hij bekritiseerde steeds meer de conservatieve katholieken en nam (wellicht) ook actief deel aan de publieke acties voor de democratisering van het kiesstelsel in België. Priester Daens was één van de oprichters van de Christene Volkspartij en schreef hier ook het programma voor. Toen werd hij reeds vermaand door bisschop Stillemans. Stillemans liet het echter toch stilzwijgend toe. Hij kon onmogelijk kiezen tussen de Christene Volkspartij en het conservatieve blok rond Woeste. Hij vreesde dat sancties tegen de immens populaire Daens een schandaal zouden opleveren en de arbeiders naar het socialisme zouden drijven. Bovendien had hij geen gerechtigde reden om Daens te sanctioneren. Enkele dagen vóór de verkiezingen van 14 oktober 1894 vroegen Daens en zijn medekandidaten de zegen van bisschop Stillemans en ze kregen die ook. Hij stond immers voor een voldongen feit: hun lijst was al ingediend. Hij keurde het niet goed, maar wees hen dus ook niet af. Naar deze zegen werd later, toen Daens fel werd tegengewerkt door de kerk nog verwezen, want waarom had men hem van in het begin niet verboden om aan politiek te doen? Wegens onregelmatigheden bij de kies- en telverrichtingen van de verkiezingen van 14 oktober 1894 (waarvoor de katholieken verantwoordelijk bleken te zijn), vond op 9 december een bijzondere herstemming plaats. Daens werd uiteindelijk als enige van zijn partij verkozen tot kamerlid voor het arrondissement Aalst. Reeds bij zijn eerste toespraak in de kamer haalde hij fel uit – zijn redenaarstalent kwam hem voor zulke zaken goed van pas. In de Kamer stond hij echter alleen met zijn voorstellen, de katholieken negeerde hem. Daens was ook flamingant. Hij sprak eerst uitsluitend Vlaams in de Kamer, maar opdat zijn conservatieve en (Waalse) socialistische tegenstanders hem zouden verstaan, sprak hij meer en meer Frans. Daens kreeg ook steeds meer tegenkantingen van de Kerk. Hij kreeg het verbod om de mis te lezen in het openbaar en er werd gedreigd met een totaal verbod (wat later ook gebeurde). Hij weigerde echter altijd het priesterkleed af te leggen. Tot zelfs de paus hield zich bezig met de kwestie Daens, na vele klachten van de conservatieven. De woede tegen Daens laaide zo hoog op dat men hem uitschold voor socialist, terwijl hij zelf tegen de socialisten was. Daens zelf werd steeds bitsiger en meer verbitterd. In 1902 werd hij kamerlid voor Brussel, maar in 1906 werd hij niet herkozen. Hij verzoende zich in1907, even voor zijn dood, met de Kerk, maar werd hierdoor ook uit de partij gezet. Zowel hij als zijn broer Pieter gaven veel van hun bezit aan de armen. Ze hielden zelf niet veel over en stierven in armoede. Hij gaf veel om het volk. “Gij vraagt mij, zei priester Daens eens in een interview, waarom ik democraat geworden ben. Wel, omdat ik op de harde sneeuw van onze wegen, voor dag en dauw, vrouwen en kinderen naar de fabriek zag optrekken, om er hun lichamen af te beulen en hun ziel te verbeesten” 8. Aloys De Backer (1858 – 1904) Aloys De Backer was een boerenzoon uit De Leebeke, Denderhoutem. Hij werkte hard op het land, maar wist dat hij meer kon. Hij studeerde een paar jaar op het “klein college” van Ninove, maar hield dit niet vol. Hij kocht boeken en begon aan zelfstudie. In 1881 haalde hij te Gent, voor de centrale examencommissie, het diploma van landmeter, en minder dan drie jaar later was hij kandidaat-notaris. Toen kwam hij in contact met Van Langenhaeke. De advocaat en hereboer Van Langenhaeke gaf een soort privé-onderwijs aan eenvoudige landbouwerszonen, strodekkers en stoelvlechters. Velen onder hen haalden universitaire titels. De Backer werd in deze groep opgenomen. Vijf jaar lang kreeg hij twee dagen per week les en hij slaagde in zijn examen van doctor in de rechten. Van Langenhaeke was een democraat. Hij had een enorme invloed op zijn leerlingen, onder wie De Backer, de Pelsmaecker, Sterck en Soens, de grondleggers van het Daensisme. De Backer was er dus van in het begin bij en ondertekende ook mee het programma. Hij stond bij de verkiezingen van 14 oktober 1894 op de tweede plaats, na priester Daens. Hij was ook één van de vier kandidaten bij de bijzondere herstemming van 9 december 1894 (andere kandidaten: priester Daens voor de Christene Volkspartij en Woeste en Van Wambeke voor de katholieke partij). Bij de verkiezingen van 27 mei 1900 werd hij voor de Christene Volkspartij gekozen voor de Kamer. Hij was veel minder redenaar dan priester Daens en sprak ook uitsluitend Nederlands. Hij was een evenwichtig en klaarziend politicus. Zijn grootste vijand was pastoor Willem Van de Putte uit Denderhoutem. Deze preekte tegen hem en de democraten in de kerk. De Backer bleef er rustig onder. De tegenkanting verbitterde hem, maar tastte zijn geloof niet aan. Toen De Backer op sterven lag, verzoende hij zich met de pastoor. Ook hij gaf, net als de gebroeders Daens, veel weg aan de armen. Hij overleed op 26 mei 1904, enkele dagen vóór de verkiezingen. Hij werd postuum verkozen, zijn plaatsvervanger in de Kamer was Pieter Daens.
Bronnen: Politieke geschiedenis van België 1, Prof. dr. Th. Luykx en M. Platel
De zaak Daens, Frans-Jos Verdoodt
Het Daensisme, K. Van Isacker
www.daens.org

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.