Inleiding
Ik heb dit onderwerp gekozen, omdat mij dit zeer een interessant onderwerp leek en omdat ik er nog niet zo veel van wist. Ik wist alleen wat we er in de les over behandeld hebben, en over dit onderwerp van de eerste wereldoorlog was dat niet echt zo veel.
Maar hoe was het leven aan het front nou eigenlijk gesteld? Waren er ziektes en zo ja, wat voor ziektes waren dat dan? Hadden de militairen misschien last van ongedierte en van andere kwalen? Dat vroeg ik mij nou af, en het antwoord op deze vragen heb ik hier in dit werkstuk beschreven.
Ook heb ik dit onderwerp gekozen omdat mijn vader veel van oorlogen afweet, vooral over de tweede wereldoorlog weet hij veel, en hij mij daarmee met dit werkstuk ook wat kon helpen met het vinden van bronnen, die ik nodig had om dit werkstuk te maken.
Hoofdstuk 1 ‘De Eerste Wereldoorlog’
De Eerste Wereldoorlog wordt soms nog gezien als een vervolg van de Frans-Duitse oorlog die in 1870 plaatsvond, aan Duitse kant onder leiding van kanselier Otto von Bismarck. Von Bismarck had tussen 1860 en 1870 door middel van oorlogen de kleine Duitse staatjes tot één groot Duits rijk samengevoegd. De oorlog tegen de Fransen was door de Duitsers gewonnen. Op deze overwinning is het verdrag van Frankfurt gesloten. Von Bismarck maakte grote fouten bij het opstellen van het verdrag. Zo eigende hij de grensstreken Elzas en Lotharingen toe aan de Duitsers en zou Duitsland Frankrijk bezet houden totdat de herstelbetalingen volledig waren betaald. Als extra vernedering van de Fransen riepen de Duitsers het keizerrijk uit tijdens een ceremonie in de spiegelzaal van het paleis van Versailles.
In 1904 tekenden Groot Brittannië en Frankrijk een verdrag, dat inhield dat ze elkaar in tijden van nood zouden helpen. Zij noemden zich toen de Entente Cordiale. In 1905 maakte Frankrijk en Engeland een eind aan de ruzies over Marokko en gaven de Engelsen de Fransen ‘hun’ stukje land terug. Ook Rusland sloot zich in 1907 aan bij de Entente Cordiale en vanaf toen zijn Rusland, Frankrijk en Engeland verdergegaan als bondgenootschap met de naam Triple Entente.
Ook Duitsland sloot al in 1882 een bondgenootschap, samen met Oostenrijk-Hongarije en met Italië. Zij noemden zich de Triple Alliantie of driebond. Ieder van hen had eigen redenen om zich bij dit bondgenootschap aan te sluiten. Duitsland zocht bescherming tegen de wraakgevoelens van Frankrijk. Oostenrijk-Hongarije had weer problemen met Rusland over het pan-Slavisme, wat Rusland steunde terwijl Oostenrijk-Hongarije daar juist zijn belangen had. Italië had ook problemen, maar dan met Frankrijk over Tunesië. Italië had ook een conflict met Oostenrijk-Hongarije over Zuid Tirol en Triëst, waardoor Italië aanvankelijk buiten de Eerste Wereldoorlog bleef.
De directe aanleiding voor de Eerste Wereldoorlog is toch eigenlijk wel de moord op aartshertog Franz Ferdinand en zijn vrouw op 28 juni 1914, door een vertegenwoordiger van de Slaven en tegenstander van de Oostenrijkse
dominantie in Servië. Ferdinand, erfgenaam van de Oostenrijkse troon, was toen eigenlijk in Sarajevo om goodwill te kweken.
In het begin leek de oorlog zich te beperken tussen Servië en Oostenrijk, maar door het stelsel van bondgenootschappen was de op het eerste gezicht kleine oorlog veranderd in een wereldoorlog. Tsaar Nicolaas II had kreeg een moeilijke keuze voor zijn kiezen. Eigenlijk zou hij op grond van militaire achtergrond Servië moeten helpen, maar hij wist dat dat een Europese ramp kon veroorzaken. Nicolaas besloot gewoon om Servië te helpen en op 29 juli beval hij om het Russische leger te mobiliseren.
Dit riep een Duitse reactie op. Van de Triple Entente bedreigde twee landen Duitsland, namelijk Frankrijk en Rusland. Duitsland zou ook Oostenrijk moeten helpen, omdat ze daarmee een bondgenootschap hadden gesloten. Dat betekende dat er op twee fronten zou moeten worden gevochten. Graaf Alfred von Schlieffen had hiervoor een heel goed plan. Hij had uitgerekend dat het Russische leger zes weken nodig had om zich te mobiliseren. Die tijd kon het Duitse leger mooi benutten om Frankrijk te veroveren, door door middel van een soort grote zwaai door het neutrale België achter de vijand te komen en ze zo te verslaan. Het plan mislukte, want het neutrale België stond de Duitsers niet toe om via België naar Frankrijk te trekken en Frankrijk te veroveren. De Duitsers moesten de Belgische neutraliteit dus schenden om de Fransen via achter aan te vallen. Dit deed Duitsland op 3 augustus. Het Franse aanvalsplan was juist om een massale aanval uit te voeren op Elzas en Lotharingen en die aanval à la Napoleon te beëindigen, ofwel met een grote veldslag.
Op het oostfront duurde de mobilisatie van Rusland langer dan verwacht. Dit kwam door de slechte industrie en het inefficiënte communicatiesysteem. Een groot deel van de oorlogsbenodigdheden moest nog gemaakt worden. Deze benodigdheden varieerden van winterjassen tot veldflessen tot kanonnen.
Nadat Duitsland op het westfront bij Ieper geen overwinning kon behalen, moest Duitsland zich gedurende een groot deel van de oorlog focussen op een tweefrontenoorlog.
Op het westfront veranderde de oorlog van een veldoorlog in
een loopgravenoorlog. De uitputtingsoorlog was een nieuwe vorm van
oorlogsvoering, het meest uitgevoerd in de uitvoering van een loopgravenoorlog, waarbij beide partijen zich ingraven in een ingewikkeld stelsel van gangen, waarbij ze proberen steeds een lijn van gangen verder te komen, die een paar honderd meter uit elkaar lagen. De strijdende partijen vielen elkaar door middel van stormaanvallen aan, waarbij de verdedigende partij meestal won omdat die met mitrailleurs de aanvallende partij konden neerschieten. Ook werd er veel gebruik gemaakt van granaten en later ook gifgas. Als gifgas werd als eerst in april 1915 chloorgas gebruikt, waarna de strijdende partijen ieder steeds ergere gassen ontwikkelden. In juli 1917 gebruikten de Duitsers het ergste gifgas, namelijk mosterdgas. Totaal koste het gifgas het leven aan ongeveer één miljoen soldaten. Aan het eind van de oorlog werden er vijf verschillende vredesverdragen getekend. Het belangrijkste van die vijf en ook het meest beroemde is toch eigenlijk wel de Vrede van Versailles. In dit vredesverdrag werden alle overzeese kolonies van Duitsland afgepakt. Ook wijzigde de kaart van Midden-Europa voor een groot deel. Elzas en Lotharingen werden teruggegeven aan Frankrijk. Het belangrijke Duitse kolengebied, de Saar, werd voor vijftien jaar bestuurd door de volkenbond. Clemenceau, de Franse premier, wilde meer. Hij wilde dat er een bufferzone ontstond tussen Duitsland en Frankrijk. Dit werd het Rijngebied, het gebied tussen de Rijn en de Frans-Duitse grens. Dit gebied werd vijftien jaar door de geallieerden bezet gehouden. De grootste wijzigingen vonden plaats in Oost-Europa. Daar werd een nieuw Polen gemaakt uit verschillende stukjes Rusland en Duitsland. Ook verloor Duitsland daardoor een typisch Duitse stad met haven, die ook naar Polen toeging. Een ander deel van het verdrag hield in dat het Duitse leger niet groter mocht zijn dan honderdduizend man en dat de dienstplicht niet ingevoerd mocht worden en er geen reserve mocht worden gevormd. Dit was niet eens genoeg voor het behouden van de binnenlandse orde. De Eerste Wereldoorlog wordt dus gezien als een gevolg op de Frans-Duitse oorlog. De Eerste Wereldoorlog had als aanleiding de moord op aartshertog Franz Ferdinant, de troonopvolger van het Oostenrijk-Hongaarse rijk. Alfred von Schlieffen bedacht een plan, wat ervoor moest zorgen dat de Duitsers niet op twee fronten tegelijk hoefden te vechten. Het von Schlieffen-plan mislukte, waardoor de oorlog veranderde van een ‘normale’ veldoorlog in een andere soort oorlog, de loopgravenoorlog. De Eerste Wereldoorlog werd beëindigd met het sluiten van het Verdrag van Versailles. Hoofdstuk 2 ‘Hoe was het leven aan het front tijdens de Eerste Wereldoorlog gesteld?’ In het begin dachten de Duitse soldaten die op weg naar het front waren, dat het een korte oorlog zou worden en dat ze voor de kerst weer thuis zouden zijn. Na een tijd bleek dat dit niet waar was. Aanvankelijk verzekerde Engeland aan Duitsland dat België neutraal zou zijn en dat Duitland door België mocht trekken om zijn goed doordachte Von Schlieffen-plan uit te voeren, door via België en de Noordzeekust achter de Fransen te komen, die bezig waren met het verdedigen van de Frans-Duitse grens. België bleef echter niet neutraal en Duitsland moest toen eerst zichzelf letterlijk door België heen vechten en tegelijkertijd ervoor zorgen dat België niet teveel weerstand bood om het zichzelf makkelijk te maken. Engeland had inmiddels doorgekregen dat Duitsland de neutraliteit van België schond en dus ging Engeland, samen met bewoners van bijna al zijn overzeese kolonies, naar België, om daar het Belgische leger te steunen. Aan Engelse kant vochten er onder andere militairen mee uit Australië, Canada en Indië. Op dat moment veranderde de toen normale veldoorlog in een loopgraafoorlog. De troepen groeven zich letterlijk in en ook de wapens veranderden. Dit was voor de soldaten een hele omslag. Was het eerst constant een man tegen man-gevecht, nu was het wachten in de loopgraaf tot de vijand aanviel en dan moest er met man en macht verdedigd worden, totdat de vijand voor een deel gedood was of totdat de vijand zichzelf terugtrok. Dit was voor de soldaten geen pretje. Veel soldaten moesten er van hun commandanten ’s nachts op uit om daar letterlijk de hersenen van de tegenstander in te slaan. Soms kwamen ze ’s nachts vijandige soldaten tegen, die hetzelfde wilden gaan doen bij die andere partij. Vaak sloten die twee soldaten een vriendschap en wisselden ze sigaretten of iets anders uit. Zo ervoeren ze de oorlog van zeer dichtbij. Een andere plaag voor de militairen was het ongedierte. De hygiëne in de loopgraven liet zich de wensen over en daardoor kwamen er veel insecten en klein zoogdieren af op de etensresten, de soldaten zelf en op het schonere water, wat in het bezit van de soldaten was. Als een soldaat zich ’s morgens scheerde, zaten er soms wel vijftig vliegen in zijn scheerkom en ook het eten zat vol met ongedierte. Ook hadden de militairen last van loopgraafvoeten. De loopgraafvoeten kwamen ook al in de tijd van Napoleon voor. De oorzaken voor het ontstaan van loopgraafvoeten waren koude en natte omstandigheden. Dat was precies de situatie in de loopgraven. De soldaten stonden vaak en lang in natte en koude omstandigheden in de loopgraven, vaak stonden ze zelfs tot hun knieën in de modder of in het water. Door die kou en nattigheid zwollen de voeten eerst op en werden die voeten vervolgens rood en gevoelloos. Op de voet ontstonden bloedblaren, die erg veel pijn deden. Naarmate de zwelling weer afnam deden de voeten steeds meer pijn. Tenslotte werden ook de zenuwen van de voet aangetast, waardoor deze gevoelloos werden. Warmte en droogte waren een aantal dingen die hielpen de voet weer te verbeteren, wat in dergelijke omstandigheden zeer moeilijk was. In sommige gevallen was amputatie van de voet nog wel nodig, omdat de andere behandelingen niet hielpen. Nog een andere kwelling waren de ziektes, die uitbraken in de loopgraven. Een van de ziektes die de militairen kwelde was cholera. Cholera is een hevige maagdarmontsteking die ontstaat door de bacterie Vibrio cholrae. Deze ziekte kun je herkennen door onder andere braken, spierkrampen, en overvloedige diarree, die leidt tot uitputting en vaak eindigt in dodelijke plotselinge hart- en bloedsomloopstoornissen. Cholera is een erg besmettelijke ziekte. Daarom ontstonden er in de Eerste Wereldoorlog grote epidemieën. De ziekte kan genezen worden door middel van onder andere specifieke antiserums en antibiotica, maar omdat dit toen nog niet bekend was, werd deze ziekte gevreesd. Ook tegenwoordig wordt cholera ook nog overgebracht. Een andere ziekte die gevreesd werd door de soldaten was loopgravenkoots. loopgravenkoorts was een soms dodelijke ziekte. Het was een vorm van tyfus en kwam voor in grote groepen, ofwel er werden veel mensen tegelijk besmet. Sinds de Eerste Wereldoorlog is deze ziekte bijna niet meer voorgekomen. De oorzaken van loopgravenkoorts zijn onder andere de lichaamsluis, die bijna elke soldaat plaagde. Er leeft op die luis een bacil, die wanneer de luis het slachtoffer beet, in de bloedsomloop terecht kwam. Het aantal soldaten met loopgravenkoorts was erg hoog, omdat bijna elke soldaat de lichaamsluis had. Ook was de ziekte besmettelijk, zodat er erg veel slachtoffers waren. De symptomen voor loopgravenkoorts waren onder andere langzaam ontwikkelende rug-en hoofdpijn en rillingen. Ook kon de bijtwond van de luis gaan zweren en aangetast worden door koudvuur. Een ander symptoom was dat de lymfeklieren aan de kant van het lichaam dat gebeten was, op gingen zwollen, dat de lichaamstemperatuur steeg naar ongeveer 39°Celsius en dat het slachtoffer uitslag kreeg op de borst, de buik en andere ledematen. Er was eigenlijk geen behandeling mogelijk voor soldaten die loopgravenkoorts hadden, omdat er tijdens de Eerste Wereldoorlog bijna nog geen medicijnen beschikbaar waren. Meestal bleef de temperatuur de eerste twee weken hoog en daarna zakte die zeer plotseling. Ook kwam het voor dat de zieke militair stierf aan een hartstilstand, die werd veroorzaakt door de blijvende hoge temperatuur. Nog een andere aandoening die bij de militairen in de loopgraven voorkwam, is schurft. Schurft is een huidziekte die bij de mens wordt veroorzaakt door de schurftmijt, die in de menselijke huid leeft. Het wijfje dringt de huid binnen door middel van een klein gaatje, boort daar een slingerende gang en legt daar veel eieren. Als de eitjes uitkomen en de larven ‘tot leven komen’ graven die zich oppervlakkig in. Je kunt besmet worden door onder ander nauw contact met een besmet iemand of door contact met het beddengoed van een besmet iemand. De plaatsen waar schurft het meest voorkomt zijn de polsen, de ellebogen, de oksels, tussen de vingers, de liezen of de geslachtsdelen. In het begin jeukt het niet zo veel, maar na een aantal weken wordt deze jeuk veel heftiger. Als je krabt, wordt de huid alleen maar verder beschadigd. De schurftmijt wordt het meest behandeld met zalfjes en vleistoffen die de schurftmijt doden. Ook had een groot deel van de militairen last van de seksueel overdraagbare aandoening syfilis. Een deel van de soldaten zocht eigenlijk niet eens (seksueel)contact, of dacht er zelfs niet eens aan. De geslachtsziekte werd vooral overgebracht, doordat de militairen contact zochten met vrouwen uit de omgeving waar ze vochten, en omdat ze bezoeken brachten aan de prostituees in de buurt. In het jaar 1918 en in 1919 heerste er in de hele wereld een epidemie van Spaanse griep. Dit virus vatte ook de soldaten die in de Eerste wereldoorlog mee vochten. De schattingen van het aantal doden door deze epidemie van Spaans griep lopen uiteen van twintig miljoen tot honderd miljoen mensen wereldwijd. Ik heb hier een dagindeling gevonden, van een soldaat van het 1st Rifle Brigade: ”Om zeven uur moest ik bij de achterhoede water halen. Als ik terug kwam was één van mijn maten er al in geslaagd de primus aan te zetten zodat hij thee kon zetten. Intussen was de kok in de regimentskeuken er meestal wel in geslaagd om met het natte hout in het veldfornuis aan te steken, zodat er spek voor het ontbijt kon worden gebakken. Daarna werd ik opgehaald door de korporaal om met een aantal andere soldaten de loopgraaf te proberen te repareren. Met kaplaarzen en een regenjas sjokte ik naar een depot met onder andere zandzakken, schoppen, houwelen, rollen prikkeldraad en vlonders. Daar kreeg ik een schep en ging ik aan de slag om de ingestorte wand van de verbindingsloopgraaf te herstellen, die ons met de achterhoede verbindt. Reparaties aan de bovenkant moest ik ’s avonds en 's nachts doen in verband met de kans op vijandelijk geweervuur, want dan konden ze mij niet zien. Daarna had ik wacht. Ik haalde mijn wapen op bij de geweerpost en haalde daar ook een spiegeltje, wat ik daar in een hoek van 45° op zette. Met deze geïmproviseerde periscoop kon ik over de rand van de loopgraaf de vijandelijke linies bekijken. Af en toe deed een schot het zand om mij heen opstuiven. In een brief aan het thuisfront van mij schreef ik: 'Veel is er niet te zien. Alleen overal een paar zandzakken met hier en daar een stuk hout. Het ziet eruit als een grote berg zand, opgeworpen door grondwerkers die bezig zijn met het aanleggen van een riolering. [...] Als je het zitten moe bent, kun je een stukje overeind komen om door de spleten tussen de zandzakken heen te gluren, en als je je écht verveelt vuur je een schot af.' Na 3 uur kwam de volgende ploeg mij aflossen en kreeg ik koffie. Daarna had ik weer een korte periode van wachtlopen en aan het einde van de dag gingen we nog even met zijn allen 'in het geweer!' Daarna keerde ik terug naar mijn 'vluchtgat'. Ook schreven veel soldaten af en toe een briefje naar huis. Deze briefjes werden voordat ze verzonden werden door de commandanten gelezen, omdat er niets in mocht staan over waar de volgende slag gepland was en wanneer. Een andere tijd dat er briefjes werden geschreven, was wanneer er een soldaat gesneuveld werd. Ik heb zo’n briefje gevonden:” Nu moet ik u de droeve tijding brengen, dat onze goede, lieve Rudi op Zondag 25 Oktober, des avonds om zeven uur tijdens den stormaanval op het dorp G., tegelijk met zoovele anderen van ons regiment, gesneuveld is. Lieve ouders, hoe smartelijk dat verlies ook voor ons wezen moge, denkt u er toch aldoor aan, dat hij den schoonsten dood gestorven is, dien een Duitsche jonge man vinden kan en dat duizenden andere Duitsche ouders hun zonen ook voor het vaderland geofferd hebben. Rudi is pas vandaag vlak bij de vijandelijke loopgraven gevonden. Hij heeft bewezen, dat hij volop man en volop soldaat was, want de aanval was buitengewoon zwaar. Gelukkig heeft hij niet behoeven te lijden; het schot door zijn slapen heeft hem onmiddellijk gedood. Eerst vanmiddag heb ik gehoord, dat hij dood was. Wij dachten, dat hij licht gewond was. Beste ouders, ik smeek u nog eens, geeft u zich niet té veel over aan uw smart om den jongen. Hij heeft toch zijn leven gegeven voor ons, door vijanden omringde Duitsche vaderland, evenals zoovele anderen, die meekwamen uit Duitschland en nu in vreemde aarde rusten. Het beste met u allen. Hartelijke groeten van uw thans nog eenigen zoon. Met vriendelijke groeten, Kurt Lommatsch” In het begin dachten de Duitse soldaten die op weg naar het front waren, dat het een korte oorlog zou worden en dat ze voor de kerst weer thuis zouden zijn. De oorlog veranderde al vrij snel van een veldoorlog in een loopgravenoorlog. Een andere plaag voor de militairen was het ongedierte. Ook hadden de militairen last van loopgraafvoeten. Nog een andere kwelling waren de ziektes, die uitbraken in de loopgraven. Enkele van deze ziektes waren cholera, loopgravengriep, schurft en syfilis. Hoofdstuk 3 ‘Wat waren de gevolgen van het leven aan het front tijdens de Eerste Wereldoorlog?’ Een soldaat hield het aan het front niet zo lang vol. Meestal was een soldaat een week aanwezig op de eerste linie, vervolgens een week op de tweede linie en daarna nog twee weken op de derde linie, oftewel het achterland, voordat de soldaat weer terugkeerde naar de eerste linie. De soldaten hadden als ze naar de linies gingen waar minder of niet gevochten werd niet minder werk, het werk werd alleen anders. Nu moesten de soldaten juist de anderen ondersteunen, die hen net afgelost hadden. Ook was er niet veel ontspanning aan het front, waardoor de soldaten zich gingen vervelen. Op de meeste plaatsen waren vrouwen verboden, behalve de verplegers, en was er bijvoorbeeld geen amusement geregeld. De militairen vermaakten zichzelf door het organiseren van travestietenshows (doordat er geen vrouwen mochten zijn, ‘bekeerden’ sommige soldaten zich tot homoseksueel), of organiseerden ze sportwedstrijden. De Canadezen en Amerikanen speelden honkbal en rugby, de cavalerie-eenheden organiseerden paardenrenwedstrijden. Ook waren toneelvoorstellingen en film populair. Die films waren nog niet zo spectaculair als dat ze nu zijn, zo was er meestal geen geluid bij en de films waren nog in het zwart-wit. Sommige soldaten hadden als ze terugkwamen van het front, toen de oorlog afgelopen was, last van psychische problemen. Deze problemen konden onder andere zijn dat ze altijd doodsbang uit de ogen keken, dat ze nog elke nacht last hadden van nachtmerries over wat ze allemaal aan het front mee hebben gemaakt en wat ze daar allemaal hebben gezien. Ook konden de soldaten een hersenschudding hebben en last hebben van aantasting aan het zenuwstelsel. Deze verschijnselen werden samen het Shell-shock genoemd. Ook voor veel families was er doordat de man of zoon terugkwam van het front veel veranderd. Een groot deel van de militairen was doordat ze door bijvoorbeeld een kogel of granaat geraakt waren ernstig verminkt. Daardoor moest er door de familie veel verzorgd worden. Ook waren er veel aanpassingen in de woonomgeving van die verminkten nodig(bijvoorbeeld bredere deuren in huizen voor rolstoelen). Een soldaat hield het aan het front niet zo lang vol. Ook was er niet veel ontspanning aan het front. Veel soldaten kwamen na de oorlog terug van het front met een zogenaamd Shell-shock. Niet alleen soldaten, maar ook de families hadden last van de verminkingen van soldaten. Hoofdstuk 4 ‘Wat waren de verschillen van het leven aan het front tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog?’ Ik heb het leven aan het front in de Eerste Wereldoorlog vergeleken met het leven aan het front in de Tweede Wereldoorlog. In de Eerste Wereldoorlog waren er veel meer ziektes en andere kwalen die de soldaten kwelden. Ook vochten de soldaten meer tegen elkaar en niet zoals in de Tweede Wereldoorlog. In de Tweede Wereldoorlog vochten de soldaten steeds meer met grote wapens die op lange afstand werkten(kanonnen, tanks e.d.), waardoor ze zelf niet zagen wat ze doodden, maar dat zag je in de Eerste Wereldoorlog weer wel, omdat er in de Eerste Wereldoorlog veel met korteafstandswapens gevochten werd. Ik denk dat er daardoor in de Eerste Wereldoorlog een veel hoger percentage was met een Shell-shock dan in de Tweede Wereldoorlog. Ook waren de omstandigheden waarin geleefd moest worden in de Tweede Wereldoorlog veel beter dan in de Eerste Wereldoorlog. In de Eerste Wereldoorlog groeven alle troepen zich in in loopgraven, waarin het erg koud, nat en modderig was. Ook was het daardoor lastig om aan goed voedsel en aan schoon drinkwater te komen. In de Tweede Wereldoorlog waren deze voorzieningen veel beter geregeld, doordat het voedsel in de bezette gebieden eerst naar de soldaten ging en daarna werd de rest door middel van bonnen aan de plaatselijke bevolking verdeeld. In de Eerste Wereldoorlog werd het eerst aan de bevolking verdeeld en de rest ging naar de militairen. In de Tweede Wereldoorlog werd er veel minder gevochten dan in de Eerste. Dit komt omdat de landen zich al veel sneller overgaven aan het Duitse Rijk dan in de Eerste Wereldoorlog. Daardoor zijn er in verhouding niet minder slachtoffers gevallen. In de Tweede Wereldoorlog zijn er tijdens de oorlog ook veel mensen uit minderheidsgroeperingen, zoals de Joden en de zigeuners, gevangengenomen in concentratiekampen en vele daarvan zijn daar ook gedood, door vergassing of door het neerschieten tegen de muur. In de Eerste Wereldoorlog leden de soldaten aan veel meer kwalen en ziektes dan in de Tweede Wereldoorlog. Ook hadden de soldaten het toen slechter op het gebied van voedsel en ongedierte, en in de Tweede Wereldoorlog zijn in verhouding niet zo veel militaire slachtoffers gevallen dan in de Eerste Wereldoorlog.
Conclusie
De eerste wereldoorlog wordt dus gezien als een gevolg op de Frans-Duitse oorlog. De Eerste Wereldoorlog had als aanleiding de moord op aartshertog Franz Ferdinant, de troonopvolger van het Oostenrijk-Hongaarse rijk. Alfred von Schlieffen bedacht een plan, wat ervoor moest zorgen dat de Duitsers niet op twee fronten tegelijk hoefden te vechten. Het von Schlieffen-plan mislukte, waardoor de oorlog veranderde van een ‘normale’ veldoorlog in een andere soort oorlog, de loopgravenoorlog. De Eerste Wereldoorlog werd beëindigd met het sluiten van het Verdrag van Versailles.
In het begin dachten de Duitse soldaten die op weg naar het front waren, dat het een korte oorlog zou worden en dat ze voor de kerst weer thuis zouden zijn. De oorlog veranderde al vrij snel van een veldoorlog in een loopgravenoorlog. Een andere plaag voor de militairen was het ongedierte. Ook hadden de militairen last van loopgraafvoeten. Nog een andere kwelling waren de ziektes, die uitbraken in de loopgraven. Enkele van deze ziektes waren cholera, loopgravengriep, schurft en syfilis.
Een soldaat hield het aan het front niet zo lang vol. Ook was er niet veel ontspanning aan het front. Veel soldaten kwamen na de oorlog terug van het front met een zogenaamd Shell-shock. Niet alleen soldaten, maar ook de families hadden last van de verminkingen van soldaten.
Door het maken van dit werkstuk heb ik veel over de Eerste Wereldoorlog geleerd en vooral over hoe de militairen aan het front leefden en wat ze daar de hele dag zoal deden.
een loopgravenoorlog. De uitputtingsoorlog was een nieuwe vorm van
oorlogsvoering, het meest uitgevoerd in de uitvoering van een loopgravenoorlog, waarbij beide partijen zich ingraven in een ingewikkeld stelsel van gangen, waarbij ze proberen steeds een lijn van gangen verder te komen, die een paar honderd meter uit elkaar lagen. De strijdende partijen vielen elkaar door middel van stormaanvallen aan, waarbij de verdedigende partij meestal won omdat die met mitrailleurs de aanvallende partij konden neerschieten. Ook werd er veel gebruik gemaakt van granaten en later ook gifgas. Als gifgas werd als eerst in april 1915 chloorgas gebruikt, waarna de strijdende partijen ieder steeds ergere gassen ontwikkelden. In juli 1917 gebruikten de Duitsers het ergste gifgas, namelijk mosterdgas. Totaal koste het gifgas het leven aan ongeveer één miljoen soldaten. Aan het eind van de oorlog werden er vijf verschillende vredesverdragen getekend. Het belangrijkste van die vijf en ook het meest beroemde is toch eigenlijk wel de Vrede van Versailles. In dit vredesverdrag werden alle overzeese kolonies van Duitsland afgepakt. Ook wijzigde de kaart van Midden-Europa voor een groot deel. Elzas en Lotharingen werden teruggegeven aan Frankrijk. Het belangrijke Duitse kolengebied, de Saar, werd voor vijftien jaar bestuurd door de volkenbond. Clemenceau, de Franse premier, wilde meer. Hij wilde dat er een bufferzone ontstond tussen Duitsland en Frankrijk. Dit werd het Rijngebied, het gebied tussen de Rijn en de Frans-Duitse grens. Dit gebied werd vijftien jaar door de geallieerden bezet gehouden. De grootste wijzigingen vonden plaats in Oost-Europa. Daar werd een nieuw Polen gemaakt uit verschillende stukjes Rusland en Duitsland. Ook verloor Duitsland daardoor een typisch Duitse stad met haven, die ook naar Polen toeging. Een ander deel van het verdrag hield in dat het Duitse leger niet groter mocht zijn dan honderdduizend man en dat de dienstplicht niet ingevoerd mocht worden en er geen reserve mocht worden gevormd. Dit was niet eens genoeg voor het behouden van de binnenlandse orde. De Eerste Wereldoorlog wordt dus gezien als een gevolg op de Frans-Duitse oorlog. De Eerste Wereldoorlog had als aanleiding de moord op aartshertog Franz Ferdinant, de troonopvolger van het Oostenrijk-Hongaarse rijk. Alfred von Schlieffen bedacht een plan, wat ervoor moest zorgen dat de Duitsers niet op twee fronten tegelijk hoefden te vechten. Het von Schlieffen-plan mislukte, waardoor de oorlog veranderde van een ‘normale’ veldoorlog in een andere soort oorlog, de loopgravenoorlog. De Eerste Wereldoorlog werd beëindigd met het sluiten van het Verdrag van Versailles. Hoofdstuk 2 ‘Hoe was het leven aan het front tijdens de Eerste Wereldoorlog gesteld?’ In het begin dachten de Duitse soldaten die op weg naar het front waren, dat het een korte oorlog zou worden en dat ze voor de kerst weer thuis zouden zijn. Na een tijd bleek dat dit niet waar was. Aanvankelijk verzekerde Engeland aan Duitsland dat België neutraal zou zijn en dat Duitland door België mocht trekken om zijn goed doordachte Von Schlieffen-plan uit te voeren, door via België en de Noordzeekust achter de Fransen te komen, die bezig waren met het verdedigen van de Frans-Duitse grens. België bleef echter niet neutraal en Duitsland moest toen eerst zichzelf letterlijk door België heen vechten en tegelijkertijd ervoor zorgen dat België niet teveel weerstand bood om het zichzelf makkelijk te maken. Engeland had inmiddels doorgekregen dat Duitsland de neutraliteit van België schond en dus ging Engeland, samen met bewoners van bijna al zijn overzeese kolonies, naar België, om daar het Belgische leger te steunen. Aan Engelse kant vochten er onder andere militairen mee uit Australië, Canada en Indië. Op dat moment veranderde de toen normale veldoorlog in een loopgraafoorlog. De troepen groeven zich letterlijk in en ook de wapens veranderden. Dit was voor de soldaten een hele omslag. Was het eerst constant een man tegen man-gevecht, nu was het wachten in de loopgraaf tot de vijand aanviel en dan moest er met man en macht verdedigd worden, totdat de vijand voor een deel gedood was of totdat de vijand zichzelf terugtrok. Dit was voor de soldaten geen pretje. Veel soldaten moesten er van hun commandanten ’s nachts op uit om daar letterlijk de hersenen van de tegenstander in te slaan. Soms kwamen ze ’s nachts vijandige soldaten tegen, die hetzelfde wilden gaan doen bij die andere partij. Vaak sloten die twee soldaten een vriendschap en wisselden ze sigaretten of iets anders uit. Zo ervoeren ze de oorlog van zeer dichtbij. Een andere plaag voor de militairen was het ongedierte. De hygiëne in de loopgraven liet zich de wensen over en daardoor kwamen er veel insecten en klein zoogdieren af op de etensresten, de soldaten zelf en op het schonere water, wat in het bezit van de soldaten was. Als een soldaat zich ’s morgens scheerde, zaten er soms wel vijftig vliegen in zijn scheerkom en ook het eten zat vol met ongedierte. Ook hadden de militairen last van loopgraafvoeten. De loopgraafvoeten kwamen ook al in de tijd van Napoleon voor. De oorzaken voor het ontstaan van loopgraafvoeten waren koude en natte omstandigheden. Dat was precies de situatie in de loopgraven. De soldaten stonden vaak en lang in natte en koude omstandigheden in de loopgraven, vaak stonden ze zelfs tot hun knieën in de modder of in het water. Door die kou en nattigheid zwollen de voeten eerst op en werden die voeten vervolgens rood en gevoelloos. Op de voet ontstonden bloedblaren, die erg veel pijn deden. Naarmate de zwelling weer afnam deden de voeten steeds meer pijn. Tenslotte werden ook de zenuwen van de voet aangetast, waardoor deze gevoelloos werden. Warmte en droogte waren een aantal dingen die hielpen de voet weer te verbeteren, wat in dergelijke omstandigheden zeer moeilijk was. In sommige gevallen was amputatie van de voet nog wel nodig, omdat de andere behandelingen niet hielpen. Nog een andere kwelling waren de ziektes, die uitbraken in de loopgraven. Een van de ziektes die de militairen kwelde was cholera. Cholera is een hevige maagdarmontsteking die ontstaat door de bacterie Vibrio cholrae. Deze ziekte kun je herkennen door onder andere braken, spierkrampen, en overvloedige diarree, die leidt tot uitputting en vaak eindigt in dodelijke plotselinge hart- en bloedsomloopstoornissen. Cholera is een erg besmettelijke ziekte. Daarom ontstonden er in de Eerste Wereldoorlog grote epidemieën. De ziekte kan genezen worden door middel van onder andere specifieke antiserums en antibiotica, maar omdat dit toen nog niet bekend was, werd deze ziekte gevreesd. Ook tegenwoordig wordt cholera ook nog overgebracht. Een andere ziekte die gevreesd werd door de soldaten was loopgravenkoots. loopgravenkoorts was een soms dodelijke ziekte. Het was een vorm van tyfus en kwam voor in grote groepen, ofwel er werden veel mensen tegelijk besmet. Sinds de Eerste Wereldoorlog is deze ziekte bijna niet meer voorgekomen. De oorzaken van loopgravenkoorts zijn onder andere de lichaamsluis, die bijna elke soldaat plaagde. Er leeft op die luis een bacil, die wanneer de luis het slachtoffer beet, in de bloedsomloop terecht kwam. Het aantal soldaten met loopgravenkoorts was erg hoog, omdat bijna elke soldaat de lichaamsluis had. Ook was de ziekte besmettelijk, zodat er erg veel slachtoffers waren. De symptomen voor loopgravenkoorts waren onder andere langzaam ontwikkelende rug-en hoofdpijn en rillingen. Ook kon de bijtwond van de luis gaan zweren en aangetast worden door koudvuur. Een ander symptoom was dat de lymfeklieren aan de kant van het lichaam dat gebeten was, op gingen zwollen, dat de lichaamstemperatuur steeg naar ongeveer 39°Celsius en dat het slachtoffer uitslag kreeg op de borst, de buik en andere ledematen. Er was eigenlijk geen behandeling mogelijk voor soldaten die loopgravenkoorts hadden, omdat er tijdens de Eerste Wereldoorlog bijna nog geen medicijnen beschikbaar waren. Meestal bleef de temperatuur de eerste twee weken hoog en daarna zakte die zeer plotseling. Ook kwam het voor dat de zieke militair stierf aan een hartstilstand, die werd veroorzaakt door de blijvende hoge temperatuur. Nog een andere aandoening die bij de militairen in de loopgraven voorkwam, is schurft. Schurft is een huidziekte die bij de mens wordt veroorzaakt door de schurftmijt, die in de menselijke huid leeft. Het wijfje dringt de huid binnen door middel van een klein gaatje, boort daar een slingerende gang en legt daar veel eieren. Als de eitjes uitkomen en de larven ‘tot leven komen’ graven die zich oppervlakkig in. Je kunt besmet worden door onder ander nauw contact met een besmet iemand of door contact met het beddengoed van een besmet iemand. De plaatsen waar schurft het meest voorkomt zijn de polsen, de ellebogen, de oksels, tussen de vingers, de liezen of de geslachtsdelen. In het begin jeukt het niet zo veel, maar na een aantal weken wordt deze jeuk veel heftiger. Als je krabt, wordt de huid alleen maar verder beschadigd. De schurftmijt wordt het meest behandeld met zalfjes en vleistoffen die de schurftmijt doden. Ook had een groot deel van de militairen last van de seksueel overdraagbare aandoening syfilis. Een deel van de soldaten zocht eigenlijk niet eens (seksueel)contact, of dacht er zelfs niet eens aan. De geslachtsziekte werd vooral overgebracht, doordat de militairen contact zochten met vrouwen uit de omgeving waar ze vochten, en omdat ze bezoeken brachten aan de prostituees in de buurt. In het jaar 1918 en in 1919 heerste er in de hele wereld een epidemie van Spaanse griep. Dit virus vatte ook de soldaten die in de Eerste wereldoorlog mee vochten. De schattingen van het aantal doden door deze epidemie van Spaans griep lopen uiteen van twintig miljoen tot honderd miljoen mensen wereldwijd. Ik heb hier een dagindeling gevonden, van een soldaat van het 1st Rifle Brigade: ”Om zeven uur moest ik bij de achterhoede water halen. Als ik terug kwam was één van mijn maten er al in geslaagd de primus aan te zetten zodat hij thee kon zetten. Intussen was de kok in de regimentskeuken er meestal wel in geslaagd om met het natte hout in het veldfornuis aan te steken, zodat er spek voor het ontbijt kon worden gebakken. Daarna werd ik opgehaald door de korporaal om met een aantal andere soldaten de loopgraaf te proberen te repareren. Met kaplaarzen en een regenjas sjokte ik naar een depot met onder andere zandzakken, schoppen, houwelen, rollen prikkeldraad en vlonders. Daar kreeg ik een schep en ging ik aan de slag om de ingestorte wand van de verbindingsloopgraaf te herstellen, die ons met de achterhoede verbindt. Reparaties aan de bovenkant moest ik ’s avonds en 's nachts doen in verband met de kans op vijandelijk geweervuur, want dan konden ze mij niet zien. Daarna had ik wacht. Ik haalde mijn wapen op bij de geweerpost en haalde daar ook een spiegeltje, wat ik daar in een hoek van 45° op zette. Met deze geïmproviseerde periscoop kon ik over de rand van de loopgraaf de vijandelijke linies bekijken. Af en toe deed een schot het zand om mij heen opstuiven. In een brief aan het thuisfront van mij schreef ik: 'Veel is er niet te zien. Alleen overal een paar zandzakken met hier en daar een stuk hout. Het ziet eruit als een grote berg zand, opgeworpen door grondwerkers die bezig zijn met het aanleggen van een riolering. [...] Als je het zitten moe bent, kun je een stukje overeind komen om door de spleten tussen de zandzakken heen te gluren, en als je je écht verveelt vuur je een schot af.' Na 3 uur kwam de volgende ploeg mij aflossen en kreeg ik koffie. Daarna had ik weer een korte periode van wachtlopen en aan het einde van de dag gingen we nog even met zijn allen 'in het geweer!' Daarna keerde ik terug naar mijn 'vluchtgat'. Ook schreven veel soldaten af en toe een briefje naar huis. Deze briefjes werden voordat ze verzonden werden door de commandanten gelezen, omdat er niets in mocht staan over waar de volgende slag gepland was en wanneer. Een andere tijd dat er briefjes werden geschreven, was wanneer er een soldaat gesneuveld werd. Ik heb zo’n briefje gevonden:” Nu moet ik u de droeve tijding brengen, dat onze goede, lieve Rudi op Zondag 25 Oktober, des avonds om zeven uur tijdens den stormaanval op het dorp G., tegelijk met zoovele anderen van ons regiment, gesneuveld is. Lieve ouders, hoe smartelijk dat verlies ook voor ons wezen moge, denkt u er toch aldoor aan, dat hij den schoonsten dood gestorven is, dien een Duitsche jonge man vinden kan en dat duizenden andere Duitsche ouders hun zonen ook voor het vaderland geofferd hebben. Rudi is pas vandaag vlak bij de vijandelijke loopgraven gevonden. Hij heeft bewezen, dat hij volop man en volop soldaat was, want de aanval was buitengewoon zwaar. Gelukkig heeft hij niet behoeven te lijden; het schot door zijn slapen heeft hem onmiddellijk gedood. Eerst vanmiddag heb ik gehoord, dat hij dood was. Wij dachten, dat hij licht gewond was. Beste ouders, ik smeek u nog eens, geeft u zich niet té veel over aan uw smart om den jongen. Hij heeft toch zijn leven gegeven voor ons, door vijanden omringde Duitsche vaderland, evenals zoovele anderen, die meekwamen uit Duitschland en nu in vreemde aarde rusten. Het beste met u allen. Hartelijke groeten van uw thans nog eenigen zoon. Met vriendelijke groeten, Kurt Lommatsch” In het begin dachten de Duitse soldaten die op weg naar het front waren, dat het een korte oorlog zou worden en dat ze voor de kerst weer thuis zouden zijn. De oorlog veranderde al vrij snel van een veldoorlog in een loopgravenoorlog. Een andere plaag voor de militairen was het ongedierte. Ook hadden de militairen last van loopgraafvoeten. Nog een andere kwelling waren de ziektes, die uitbraken in de loopgraven. Enkele van deze ziektes waren cholera, loopgravengriep, schurft en syfilis. Hoofdstuk 3 ‘Wat waren de gevolgen van het leven aan het front tijdens de Eerste Wereldoorlog?’ Een soldaat hield het aan het front niet zo lang vol. Meestal was een soldaat een week aanwezig op de eerste linie, vervolgens een week op de tweede linie en daarna nog twee weken op de derde linie, oftewel het achterland, voordat de soldaat weer terugkeerde naar de eerste linie. De soldaten hadden als ze naar de linies gingen waar minder of niet gevochten werd niet minder werk, het werk werd alleen anders. Nu moesten de soldaten juist de anderen ondersteunen, die hen net afgelost hadden. Ook was er niet veel ontspanning aan het front, waardoor de soldaten zich gingen vervelen. Op de meeste plaatsen waren vrouwen verboden, behalve de verplegers, en was er bijvoorbeeld geen amusement geregeld. De militairen vermaakten zichzelf door het organiseren van travestietenshows (doordat er geen vrouwen mochten zijn, ‘bekeerden’ sommige soldaten zich tot homoseksueel), of organiseerden ze sportwedstrijden. De Canadezen en Amerikanen speelden honkbal en rugby, de cavalerie-eenheden organiseerden paardenrenwedstrijden. Ook waren toneelvoorstellingen en film populair. Die films waren nog niet zo spectaculair als dat ze nu zijn, zo was er meestal geen geluid bij en de films waren nog in het zwart-wit. Sommige soldaten hadden als ze terugkwamen van het front, toen de oorlog afgelopen was, last van psychische problemen. Deze problemen konden onder andere zijn dat ze altijd doodsbang uit de ogen keken, dat ze nog elke nacht last hadden van nachtmerries over wat ze allemaal aan het front mee hebben gemaakt en wat ze daar allemaal hebben gezien. Ook konden de soldaten een hersenschudding hebben en last hebben van aantasting aan het zenuwstelsel. Deze verschijnselen werden samen het Shell-shock genoemd. Ook voor veel families was er doordat de man of zoon terugkwam van het front veel veranderd. Een groot deel van de militairen was doordat ze door bijvoorbeeld een kogel of granaat geraakt waren ernstig verminkt. Daardoor moest er door de familie veel verzorgd worden. Ook waren er veel aanpassingen in de woonomgeving van die verminkten nodig(bijvoorbeeld bredere deuren in huizen voor rolstoelen). Een soldaat hield het aan het front niet zo lang vol. Ook was er niet veel ontspanning aan het front. Veel soldaten kwamen na de oorlog terug van het front met een zogenaamd Shell-shock. Niet alleen soldaten, maar ook de families hadden last van de verminkingen van soldaten. Hoofdstuk 4 ‘Wat waren de verschillen van het leven aan het front tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog?’ Ik heb het leven aan het front in de Eerste Wereldoorlog vergeleken met het leven aan het front in de Tweede Wereldoorlog. In de Eerste Wereldoorlog waren er veel meer ziektes en andere kwalen die de soldaten kwelden. Ook vochten de soldaten meer tegen elkaar en niet zoals in de Tweede Wereldoorlog. In de Tweede Wereldoorlog vochten de soldaten steeds meer met grote wapens die op lange afstand werkten(kanonnen, tanks e.d.), waardoor ze zelf niet zagen wat ze doodden, maar dat zag je in de Eerste Wereldoorlog weer wel, omdat er in de Eerste Wereldoorlog veel met korteafstandswapens gevochten werd. Ik denk dat er daardoor in de Eerste Wereldoorlog een veel hoger percentage was met een Shell-shock dan in de Tweede Wereldoorlog. Ook waren de omstandigheden waarin geleefd moest worden in de Tweede Wereldoorlog veel beter dan in de Eerste Wereldoorlog. In de Eerste Wereldoorlog groeven alle troepen zich in in loopgraven, waarin het erg koud, nat en modderig was. Ook was het daardoor lastig om aan goed voedsel en aan schoon drinkwater te komen. In de Tweede Wereldoorlog waren deze voorzieningen veel beter geregeld, doordat het voedsel in de bezette gebieden eerst naar de soldaten ging en daarna werd de rest door middel van bonnen aan de plaatselijke bevolking verdeeld. In de Eerste Wereldoorlog werd het eerst aan de bevolking verdeeld en de rest ging naar de militairen. In de Tweede Wereldoorlog werd er veel minder gevochten dan in de Eerste. Dit komt omdat de landen zich al veel sneller overgaven aan het Duitse Rijk dan in de Eerste Wereldoorlog. Daardoor zijn er in verhouding niet minder slachtoffers gevallen. In de Tweede Wereldoorlog zijn er tijdens de oorlog ook veel mensen uit minderheidsgroeperingen, zoals de Joden en de zigeuners, gevangengenomen in concentratiekampen en vele daarvan zijn daar ook gedood, door vergassing of door het neerschieten tegen de muur. In de Eerste Wereldoorlog leden de soldaten aan veel meer kwalen en ziektes dan in de Tweede Wereldoorlog. Ook hadden de soldaten het toen slechter op het gebied van voedsel en ongedierte, en in de Tweede Wereldoorlog zijn in verhouding niet zo veel militaire slachtoffers gevallen dan in de Eerste Wereldoorlog.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden