Dekolonisatie Suriname

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 3e klas vwo | 834 woorden
  • 9 juni 2002
  • 170 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
170 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding In dit hoofdstuk gaan we laten zien, welke partijen er, voordat de dekolonisatie plaats vond, waren. Hoe de partijen ontstonden, en wie het meeste macht had. Verder laten we zien hoe het onderhandelen van de dekolonisatie verliep, en wat er na de dekolonisatie gebeurde. Voor de dekolonisatie Het ontstaan van de partijen In 1948 werd in Suriname het Algemeen Kiesrecht ingevoerd, voor mannen en vrouwen boven de 23. Het gevolg hiervan was dat er verschillende politieke partijen ontstonden. De partijen werden gemaakt met behulp van etnische en godsdienstige zaken. Er werden veel verschillende partijen opgericht, bijvoorbeeld de Moeslimpartij, de Progressieve Surinaamse Volkspartij(PSV), en de grote Creoolse Nationale Partij Suriname (NPS). In 1949 kwam daar ook nog Verenigde Hindostaanse Partij bij, als gevolg van een fusie van enkele Hindostaanse partijen. In dit eerste tijdperkje van de politieke partijen was er nog weinig verschil te zien in de programma’s. Alle partijen hadden een onduidelijke ideologische achtergrond van het programma. En allen leken meer op een belangengroepje, dan op een echte politieke partij. Zo’n 6 jaar later werden de nieuwe regels tussen Nederland en de kolonie Suriname opnieuw vastgelegd, dit keer in het “Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden”. Suriname werd een zelfstandig deel van het koninkrijk, en zou worden geregeerd door de koninkrijksregering, maar die bestond enkel uit de regering van Nederland, en een minister uit Suriname. Zo was Nederland dus nog steeds de baas in Suriname. 1949-1958 In 1949 werden er voor het eerst in de Surinaamse geschiedenis Algemene Verkiezingen gehouden. Het resultaat was dat een meerderheid van de stemmen naar het Creoolse NPS ging. In de volgende Algemene Verkiezingen gebeurde hetzelfde. De Creoolse partij bestond voornamelijk uit rijke lichtgekleurde Creolen. Tot 1958 bleef dit zo, maar toen kwam Johan Pengel, een donkergekleurde Creool. Hij werd ook lid van de NPS, en richtte in de “Surinaamse Werknemers Moederbond”op. Er ontstond een machtsstrijd tussen de twee partijen, en er kwam een ernstige verdeeldheid binnen de NPS. En nog voor de nieuwe verkiezingen begonnen, trok een grote groep zich terug uit de partij. Deze mensen richtten samen de nieuwe partij “Surinaamse Democratische Partij (SDP) op. Deze SDP wist bij de verkiezingen met een krappe meerderheid te winnen, en zij stelden een kabinet samen, met als minister-president Johan Ferrier. Deze regering werd de regering-Ferrier genoemd, en is erg belangrijk geweest, omdat zij de eerste belangrijke niet-Nederlandse investering voor Suriname heeft gedaan. Ook diende zij een voorstel in om voor een periode van 10 jaar, de mensen geen belasting te laten betalen. Helaas kregen deze acties nogal wat kritiek, maar uiteindelijk werd het voorstel toch aangenomen.
1958-1969 Vlak voor de verkiezingen in 1958 ging de NPS samenwerken met de PSV. Er kwamen jonge Creoolse kandidaten, die in Nederland gestudeerd hadden. De uitslag bracht een grote overwinning voor de partij van Johan Pengel(NPS). Hij behaalde samen met de PSV 13 van de 21 zetels. Dit betekende dus een enorme verandering voor de donkergekleurde Creoolse burgers, die altijd gewend waren geweest dat alleen de lichtgekleurde Creolen het voor het zeggen hadden. Ook de VHP kwam in de regering, omdat deze partij 4 zetels had gewonnen. Maar ondanks het samenwerken van de partijen in de regering, ging de verdeeldheid tussen de bevolkingsgroepen niet weg. Alles bleef zo tot 1967. In dat jaar verdween de VHP uit de
regering, omdat er een verzoek van hen, om namelijk meer zetels te krijgen, afgewezen werd. Johan Pengel bleef wel, ondanks dat zijn ergernis tegen de Nederlanders groeide. Nederland oefende nog steeds een grote invloed uit op de Surinaamse zaken. Hier tegen over stond dat Den Haag het niet eens was met Johan Pengel. Men vond zijn politiek niet goed, en Nederland besloot geen geld en steun meer te geven aan het overheidsbudget van Suriname. Op het eerste gezicht leverde dit nog geen problemen op voor Pengel, maar toen de leraren gingen staken, voor een hoger salaris, kon hij hen niet betalen. De regering Pengel besloot ontslag te nemen. Daarop werd er een zakenkabinet gevormd. Dat houdt in dat dit kabinet niet op de meerderheid van de Kamer steunde. Hoewel er weinig verbetering kwam, wisten de “oude”partijen te overleven. Dit kwam doordat ze de concurrentie tussen de andere partijen steeds groter probeerden te maken. Zo werd er voorkomen dat de “mindere”bevolkingsgroepen gingen samenspannen. Sinds die tijd is er, ook tot nu toe, een onderlinge discriminatie tussen de verschillende groepen van de bevolking. 1973-1977 Na de dood van Pengel kwamen er vele veranderingen. Er kwam een nieuwe partij, de NPK. Deze partij werd meteen de grote winnaar van de verkiezingen in 1973. Deze overwinning leidde tot de zogenaamde regering-Arron, met daarin natuurlijk de nieuwe premier Henck Arron. Deze regering was vrij geliefd, want in het begin leek het allemaal goed te komen; de regering zorgde voor werkgelegenheid, onderwijs en krotopruiming. De kreet van de partij was erg populair, want hij luidde: “Wij gaan proberen de MENS weer centraal te stellen!!!” Alles bleef goed gaan, en op een gegeven moment werd er in de media aangekondigd dat Suriname uiterlijk in 1975 onafhankelijk zou zijn… Na de dekolonisatie
Bij de onderhandelingen over de onafhankelijkheid had de Surinaamse (en creoolse) premier Arron beloofd om binnen 8 maanden na de onafhankelijkheid, verkiezingen uit te schrijven. De reden hiervoor was dat de Hindoestanen de grootste bevolkingsgroep waren geworden, en omdat in Suriname iedereen stemt op zijn eigen ras, zou de partij van de grootste groep winnen. Er is een creoolse, een Hindoestaanse en een Javaanse politieke partij. Veel later, in 1977, schreef Arron eindelijk de verkiezingen uit, en tot verbazing van bijna iedereen won de (creoolse) Nationale Partij Kombinatie. Deze partij had eigenlijk helemaal niet de grootste aanhang, en later bleek ook dat er fraude gepleegd was. ierdoor stegen de spanningen tussen de bevolkingssgroepen nog meer, want er was natuurlijk al een chaos dankzij de plotselinge onafhankelijkheid. Toch was de eerste president in Suriname sinds de onafhankelijkheid een lid van de NPS, namelijk J. Ferries. Hij bleef 5 jaar zonder problemen aan, maar toen in februari 1980 conflicten kwamen tussen de regering en de militairen, liep het uit tot een militaire staatsgreep. Hierop trad Ferrier af, en hij emigreerde naar Nederland. Hij werd vervangen door H. Chin A Sen. Maar ook Chin A Sen kreeg snel problemen met het leger, en ook hij werd zonder pardon aan de kant gezet. De opvolger heette F. Ramdat Misier. Misier hield het vol tot 1988, waarna de landbouwkundige R. Shankar(VHP) tot president werd benoemd. De verkiezingen van 1991 werden gewonnen door een lid van de NPS, R. Ventiaan. Deze man verbrak de greep van het leger op de regering, en maakte een begin aan hervormingen. Helaas werd hij zijn eigenzinnige optreden niet gewaardeerd, en in 1996 werd hij opgevolgd door Jules Wijdenbosch van de NDP. Ook Wijdenbosch lukt het niet om opnieuw gekozen te worden, op 27 mei 2000 wordt hij opgevolgd door Ronald Ventiaan, die van 1991 tot 1996 ook al de president was. Wat waren de gevolgen van de dekolonisatie voor de economie? In dit hoofdstuk wordt een antwoord gegeven op de volgende vragen: 1. Hoe was de economie voor de dekolonisatie? 2. Hoe was de economie na de dekolonisatie? We hebben het in dit hoofdstuk over drie fasen in de tijd voor de dekolonisatie van het Nationaal Binnenlands Product en hebben het over het Meerjarig Ontwikkelings Plan (MOP) na de dekolonisatie. Hoe was de economie voor de dekolonisatie (1946-1975)? In de periode 1945-1975 ging het niet zo goed met de economie van Suriname. Suriname was een van de vele ontwikkelingslanden. Als we kijken naar het BBP( Bruto Binnenlands Product: ) in deze tijd kun je drie perioden onderscheiden. 1. Van 1954 tot 1963 steeg het BBP jaarlijks ongeveer met 5%. De bevolking nam in die periode echter toe met 3,6%, daardoor was er maar een lichte groei van het inkomen per hoofd van de bevolking, met gemiddeld 1,4% per jaar. 2. In de periode 1963-1968 steeg het BBP jaarlijks gemiddeld 13%. De bevolkingsgroei nam in deze periode iets af van 3,6% in 1963 tot 3,1 % in 1968. De sterke groei van het BBP komt doordat in deze periode de vraag naar aluminium steeg. Bauxiet is een belangrijke grondstof voor aluminium. De groei van bauxiet steeg daarom ook heel sterk. 3. Na 1968 is het BBP nauwelijks meer gestegen. In de periode 1968-1974 was er wel een groei van de lonen van zo 46% maar helaas stegen ook de prijzen met 44% dus dat scheelde eigenlijk niet veel. In 1974 bedroeg het inkomen per hoofd van de bevolking gemiddeld $1150, waarmee Suriname echt niet tot de armste van de ontwikkelingslanden hoorde. Dit redelijk hoge inkomen vergeleken met de andere ontwikkelingslanden, kwam vooral omdat er vanuit het buitenland veel vraag was naar bauxiet. Bauxiet was daardoor een van de belangrijkste inkomens voor het land. Het aandeel van de export waarde hiervan liep op van 82% in 1951 tot 91% in 1971. Door de concentratie van de Surinamers in de bauxietindustrie nam de kleinschalige landbouw af. Het aantal hectare grond waarop gewassen werden verbouwd bleef van 1930 tot 1970 hetzelfde, alleen nam de bevolking met zo’n 150% toe. Ook ontstond er door de mechanisatie geen hogere productie en nam de werkgelegenheid in de agrarische sector alleen maar af. Nadelig was dat door de bauxietindustrie Suriname erg afhankelijk was van het buitenland, door de grote vraag van andere landen naar bauxiet. Ook het feit dat Suriname veel geld kreeg voor ontwikkelingshulp en de grote financiële bijdrages van de Nederlandse regering, maken dat ze erg afhankelijk waren van het buitenland.
Hoe was de economie na de dekolonisatie (1975-1980)? Na de dekolonisatie ging het eerst wel wat beter met de economie. De regering van Arron (1975-1980) had het MOP (Meerjarig Ontwikkelings Programma) gemaakt. Hiermee wilde hij de economie in Suriname verbeteren. Zijn doelstellingen waren: 1. Vergroting van de economische weerbaarheid
2. Uitbreiding van de werkgelegenheid
3. Verbetering van de leefomstandigheden van de gehele bevolking. 4. Regionale spreiding. Helaas kwam er van deze doelstellingen niet veel terecht. 1. De regering had zich namelijk teveel gespecialiseerd op de bauxietindustrie. Men kwam in de problemen doordat de wereldvraag naar bauxiet daalde en er plaatsen waren gevonden waar men goedkoper bauxiet kon winnen. Ook daalde de vraag naar vis en hout uit Suriname. 2. Met de uitbreiding van de werkgelegenheid ging het ook al niet veel beter. Omdat er teveel verlies door de bedrijven werd geleden, konden er niet meer mensen worden aangenomen. Wel werden er ontwikkelingsprojecten opgezet om zo meer werkgelegenheid te creëren. Deze projecten waren jammer genoeg vaak maar tijdelijk. 3. Doordat er nog steeds veel werklozen waren ging het met de derde doelstelling ook al niet goed. Er waren nog steeds geen sociale voorzieningen, dus de situatie van de grote groep werklozen bleef ellendig. 4. Ook de regionale spreiding draaide uit op een flop. Het doel was: ervoor zorgen dat alle gebieden economisch gelijk zouden komen te staan. Elk gebied kreeg daarom geld van de overheid. Dit geld werd echter verkeerd gebruikt en daarom mislukte ook dit plan grotendeels. In het algemeen is de Surinaamse economie sinds 1975 niet veel veranderd. Tussen 1975 en 1978 was er een matige stijging van het BBP. Na 1978 daalde het BBP echter. Conclusie: Na de dekolonisatie is in Suriname niet veel veranderd op gebied van de economie. Ook na de dekolonisatie was het land nog heel sterk afhankelijk van het buitenland. Vooral van de bauxietindustrie. Maar ook van de ontwikkelingshulp en subsidies uit Nederland. De gevolgen van de dekolonisatie op de economie zijn verder niet groot. Tot 1978 groeide de economie nog maar daarna kromp hij langzamerhand weer in elkaar. Bevolkingsgroepen: Inleiding In dit hoofdstuk laten we zien welke bevolkingsgroepen het duidelijkst te zien zijn in Suriname. Verder leggen we uit hoe ze in Suriname verzeild zijn geraakt, en wat ze van de onafhankelijkheid vonden. Welke bevolkingsgroepen zijn er in Suriname? Suriname heeft 6 duidelijke bevolkingsgroepen, namelijk: 1. De Indianen
2. De Bosnegers
3. Creolen
4. De Javanen
5. De Chinezen
6. De Hindoestanen
De oorspronkelijke bewoners van Suriname zijn de indianen. Zij woonden al lang voordat de andere groepen in Suriname aankwamen in het land. Het is niet duidelijk hoe de Indianen in Suriname zijn aangekomen, maar wel dat er verschillende stammen waren. Del weten we dat ongeveer 3% van de Surinaamse bevolking in 2000, van de Indianen afstamden. In de 17e eeuw kwamen de Europeanen naar Suriname toe. De meesten waren Nederlands, en zij begonnen er grote plantages. Maar omdat de Indianen niet geschikt bleken om te werken op de plantages, werden er duizenden slaven uit Afrika gehaald. Van deze slaven wisten er enkelen te ontsnappen, en hun nakomelingen worden “bosnegers” genoemd. De nakomelingen van de overige slaven heten Creolen. De Creolen vormen in aantal de tweede bevolkingsgroep van Suriname. Het totale aantal ingevoerde slaven ligt tussen de 300.000 en de 350.000. En als gevolg daarvan, was in 2000 ongeveer 31% van de bevolking van oorsprong Creools. De eerste Javanen kwamen op 9 augustus 1890 aan in Suriname. Van oorsprong waren ze in Indië kleine landbouwers. Nu is zo’n 15.3% van de bevolking Javaans. De Chinezen waren voor het eerst in 1853 in Suriname. In dat jaar werd er een klein groepje Chinezen aangetrokken om als contractarbeider te gaan werken. Er volgden er veel, want de Chinezen hadden het goed, ondanks dat ze met een erg klein aantal waren. Ook nu is dat nog het geval; slechts 1, 7% van de bevolking stamt af van de Chinezen. De Hindoestanen kwamen in Suriname aan op 5 juni 1873. Dit waren 399 personen die per boot reisden. Deze immigranten moesten 5 jaar op de plantages blijven werken. Inmiddels is het de grootste bevolkingsgroep van Suriname, maar liefs 37% van de bevolking is Hindoestaan.
Hoe reageerde de verschillende bevolkingsgroepen op de dekolonisatie? Ondanks dat de Hindoestaanse gemeenschap de grootste van Suriname was, was zij toch tegen de onafhankelijkheid. Men was bang dat de Creolen, die ook met een groot percentage bevolking waren, het land zouden overheersen en dat het tot rassenonlusten zou komen. De Creolen daarentegen, waren juist voor de onafhankelijkheid. Zij hoopten inderdaad dat zij zich goed konden redden als onafhankelijke, omdat zij met zo velen waren. De Javanen en de Chinezen waren beiden tegen de dekolonisatie, omdat zij allebei een grote minderheid vormden. Ze dachten dat hun rechten niet gegarandeerd konden blijven. De Bosnegers waren voor de onafhankelijkheid, omdat zij dachten dat zo alle boze geesten zouden verdwijnen. Ze zagen een land vol vrede en verbroedering voor zich. Ook de Indianen waren voor de onafhankelijkheid. Ze waren zo blij toen het een feit was, dat ze op 25 november een enorme feestdag organiseerden. WAT WAREN DE GEVOLGEN V/D DEKOLONISATIE VOOR DE SURINAAMSE MIGRATIE? Inleiding In dit hoofdstuk ga ik kijken naar de gevolgen van de dekolonisatie voor de migratie. We bekijken de migratieverschillen aan de hand van verschillende tijdsperiodes en hun migratieaantallen. Ik onderzoek hierbij de vragen: Hoe was de migratie voor de dekolonisatie? Hoe was de migratie na de dekolonisatie? Hoe was de migratie voor de dekolonisatie (1946-1975)? 1963-1967: In deze tijd emigreerden veel Europeanen vanuit Suriname terug naar hun eigen land. Dit waren vooral de mensen die op hoge top functies zaten in het land. Veel studenten kwamen juist naar Suriname. Ook kwamen er veel ongeschoolde arbeiders, de Hindoestanen en Javanen, die waren geworven door het Nederlandse bedrijfsleven, naar Suriname. 1968-1971: Rond 1970 was er een enorme volgmigratie( mensen die hun familie of vrienden volgen.)gaande. Veel Hindoestanen lieten hun vrienden en familie overkomen naar Suriname. 1972-1973: Geen extra stijging van de migratie. Hier is sprake van een rustperiode. 1973: Veel economisch zwakkeren vertrokken in dit jaar naar Nederland met als doel een betere welvaart en een beter welzijn. 1974: Onder invloed van de aangekondigde onafhankelijkheid was er een stijging van de migratie naar Nederland. Er was vooral een sterke toename van de Hindoestaanse en Javaanse mensen die emigreerden. En ook kwamen er veel meer creolen naar Nederland. Deze mensen kwamen vooral als volgmigranten
1974–1975: In deze periode was er een enorme vertrekpsychose oftewel een massamigratie vanwege de onafhankelijkheid. Tot 1980 mochten de Surinamers vrij naar Nederland emigreren. En van deze mogelijkheid werd dan ook grootschalig gebruik gemaakt. 25 nov. 1975: Tijdelijke migratie stop in verband met de onafhankelijkheid van Suriname. Hoe was de migratie na de dekolonisatie? 1975-1990? 1979: Vanaf 1976 begint de migratie weer toe te nemen en in dit jaar bereikt deze dezelfde hoogte als enkele maanden voor 1975. 25 febr. 1980 Staatsgreep in Suriname. Er is een migratie stop. Daaruit volgt een instelling van de visumplicht. Surinamers mogen niet meer zomaar naar Nederland emigreren. Ze moeten hiervoor een visum hebben. 1983: Er is een plotselinge stijging van de migratie vanwege onenigheid tussen de bevolking en het politieke bestuur door de radicalisering. In de ‘volgmigratie’ zijn steeds meer hoge ambtenaren te vinden. 1987: Vooral mensen uit het geschoolde middenkader emigreren: politie/ douane, ambtenaren. Boslandcreolen, indianen. Deze laatste groepen als gevolg van een binnenlandse oorlog. 1991/1992: De migratie stijgt relatief naar een hoog niveau. Geschoolde Surinamers vooral onderwijzend personeel verlaten Suriname, ondanks een verscherpt visum beleid van de zijnde ambassade van het koninkrijk der Nederlanden in Suriname, en verscherpte ( verblijfs) controle in Nederland. Veel mensen gingen emigreren naar Nederland omdat ze niet veel vertrouwen hadden in de nieuwe Surinaamse politiek. Ze dachten dat het in Nederland veel beter zou zijn. Dit gold echter niet voor alle Surinamers. Velen van hen kwamen in Nederland in de bijstand terecht. Tot 1980 konden de Surinamers zonder veel problemen nog naar Nederland verhuizen. Daar maakten veel mensen dan ook gebruik van. In 1960 woonden er ongeveer 70.000 Surinamers in Nederland. Rond 1980 woonden er ongeveer 280.000 Surinamers in Nederland. Conclusie: Wat waren de gevolgen van de dekolonisatie voor de migratie? Door de dekolonisatie verhuisden veel mensen vanuit Suriname naar Nederland. Dit kwam vooral omdat de mensen dachten dat ze in Nederland een veel betere welvaart en een beter welzijn zouden hebben. Voor 1970 waren er niet echt grote verschillen in de migratie maar toen bekend werd dat Suriname onafhankelijk zou worden vertrokken veel Surinamers naar Nederland. Na 1983 begon dit aantal weer te dalen.
EINDCONCLUSIE: Wat waren de gevolgen van de dekolonisatie voor Suriname? De dekolonisatie heeft veel gevolgen gehad op het leven van de Surinamers. Op de economie had de dekolonisatie weinig gevolgen. Het land bleef sterk afhankelijk van de buitenlandse vraag naar bauxiet en van de subsidies die het kreeg van Nederland. Veel mensen emigreerden voor de dekolonisatie naar Nederland. Tot 1980 konden de mensen namelijk zonder problemen naar Nederland komen. Men dacht in dit land een betere welvaart te vinden en een beter welzijn. Maar men is niet alleen naar Nederland verhuisd, velen gingen ook terug naar hun vaderland. De politiek is chaotisch gebleven, omdat er bijna bij elke verkiezing een nieuwe president kwam. Alles werd telkens veranderd, maar het bleef zo dus onbedoeld, erg chaotisch. Onze hypothese klopte redelijk. We dachten al dat de dekolonisatie veel chaos zou brengen, en daarin hadden we gelijk. De band van de bevolkingsgroepen werd er ook niet beter op, omdat men niet wist wat ze kon verwachtten, en ook dat klopte aardig. BRONVERMELDING: www.scholieren.com/werkstukken
www.nrc.nl/W2/Lab/Profiel/Suriname.html
www.waterkant.net
www.nrc.nl/Web/Lab/HAL15/foto.html
www.suriname.nu

REACTIES

R.

R.

http://huiswerk.scholieren.com/werkstukken/verslag.php?verslagid=8055

20 jaar geleden

J.

J.

Hey ik vind jullie werkstuk echt wel dope man.. echt wel systeem hoe jullie die werkstuk in elkaar hebben gezet,.,, nou uhmzz tjek jullie laterz peace

20 jaar geleden

S.

S.

dit werkstuk was heel goed ik had een 9,0 ervoor

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.