De Romeinen + hun eetgewoontes (voedsel)

Eetgewoontes van de Romeinen

De maaltijd bestond uit 4 onderdelen

1. Horse d’Oevre, dit waren eieren, olijven en vijgen
2. Voorgerecht, deze bestond uit sla, groenten en champignons
3. Hoofdgerecht, deze bevatte meestal vlees of vis ( afhankelijk van de streek ) met veel saus.
4. Nagerecht, nu werden vaak gebakjes, kaas of fruit snel opgegeten.

De maaltijd van de Romeinen was een belangrijk onderdeel van de dag in de Romeinse tijd. Als de mensen weer thuis was van de Thermen (badhuizen met warme en koude baden) volgde een grote maaltijd (cen). Dit was zo belangrijk dat het wel een paar uren kon duren. De avondmaal was geen knusse familiebijeenkomst, maar meer een zakendiner. Het doel hiervan was de gasten zoveel mogelijk te imponeren met duur en exotisch eten en een mooi aangeklede eetkamer. De Romeinen dronken alleen maar wijn of water.

Mensen hield vaak pauzes tussen de verschillende gerechten door en maakten dan een wandeling.
Er werd (bijna) geen gebruik gemaakt van bestek. Tijdens het eten werd het voedsel opgegeten met hun vingers, daarna doopte zij de vingers in kommetjes met water op ze schoon te spoelen. Vorken kende zij nog niet, ze kenden wel lepels en die werd na gebruik afgewassen door de slaven. Ze hadden wel heel kostbaar servies, bijvoorbeeld zilveren drinkbekers.
Ze aten vroeger heel veel saus. Die sausjes zorgden voor een aangename smaak.

De arme Romeinen waren de slaven van de rijke Romeinen. Zij kookte voor hen en vermaakte ze met muziek en een dans of met een andere voorstelling.
Slaven kookten in ovens of op een fornuis. Groenten en kruiden werden opgehangen om te drogen. Er stonden altijd wel een paar hele grote vaten van aardewerk waarin meel, wijn, vlees of gedroogde groenten bewaard werden. Arme Romeinen hadden geen keuken en kochten alles op straat. Er was veel brandgevaar tijdens het koken.

In het Romeinse Rijk was een derde deel van alle mensen een slaaf. Dus van 3 mensen was er 1 een slaaf. Je kon geboren worden als slaaf, of je werd slaaf omdat je gevochten had tegen de Romeinen. Sommige slaven moesten hard werken, maar je kreeg als slaaf wel een beetje salaris. Als je geluk had, kon je je misschien wel vrijkopen als je genoeg gespaard had. En slaven van de keizer hadden een goed baantje en een goed salaris !

De Romeinen zaten vroeger niet aan tafel, maar lagen.
Dit apparaat werd gebruikt om kruiden of andere producten fijn te malen. Dat deden ze door met de stamper (wrijfsteen) op de producten te drukken in een kom.

In de winter was het moeilijk om verse groenten en vers fruit te eten, want het was er niet. Je kon daar het voedsel niet lang bewaren. Er waren daar natuurlijk nog geen koelkasten en diepvriezen! Er waren wel manier om het voedsel wat langer te kunnen bewaren zoals; drogen, roken, inzouten of inmaken. Toch aten de Romeinen heel vaak bedorven voedsel (vandaar dat ze van sausjes hielden).
De Romeinen kenden geen aardapelen, sinaasappes, tomaten, citroenen, thee of koffie. In de morgen aten de Romeinen water en brood.

Hierboven en hiernaast zijn producten afgebeeld, die door Romeinse boeren verbouwd werden. Een groot boerenbedrijf werd een villa genoemd. Rijke Romeinen bezaten meerdere boerderijen en lieten het werk over aan opzichters en slaven.

Hoe kwamen de Romeinen aan al die producten? In de tijd van de Romeinen werd er veel gehandeld. Hierboven staan de belangrijkste handelsproducten uit die tijd. (Helaas werden slaven gezien als voorwerpen) Dankzij de handel in die producten kwam er geld in omloop en kwamen er goede wegen.

Als een Romein overleden was, speelde voedsel nog steeds een belangrijke rol. Het lichaam werd bedekt met kruiden die de kwade geesten op een afstand zouden houden. De Romein geloven in een leven na de dood. Ze gaven de overledene daarom ook voedsel. Ze geloven dat je na de dood het zelfde nodig hebt voor de dood. Ze kregen niet alleen voedsel mee maar ook servies, keukengerei, sieraden enz.

Mensen offerde voedsel tot de goeden om op goede voet met ze te blijven. Ze gingen dan ook van soort onderhandelen met hun god bijvoorbeeld: als hun god ervoor zorgde dat het oogst goed zou lukken dan zouden hun trouw blijven offeren.