Hoe kies jij een studie?

Daar zijn wij benieuwd naar. Vul onze vragenlijst in en bepaal zelf wat voor beloning je daarvoor wilt krijgen! Meedoen duurt ongeveer 7 minuten.

Meedoen

De Pest

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 5e klas vwo | 3985 woorden
  • 17 juli 2006
  • 89 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
89 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding De pest, niet het meest vrolijke onderwerp om je werkstuk over te doen maar wel heel interessant. Ik had bij dit werkstuk veel moeite om een geschikt onderwerp te vinden en weer kwam ik net als bij mijn vorige werkstuk terug bij mijn boekenplank. Ik had net het boek “schijndood” van Simone van der Vlugt weer eens gelezen. Hierin speelt de pest een grote rol. Nadat ik toen ook het boek “pest” van Henk van Kerkwijk weer doorlas stond mijn besluit vast. Mijn eerste idee: “gladiatoren” heb ik toen gelijk van mijn lijstje afgehaald. De pest is veel interessanter! Ik vond de namen die aan de pest gegeven werden ook erg bijzonder “de zwarte dood” bijvoorbeeld, of “de haestige sieckte”. Op het ontstaan van deze bijnamen wou ik ook een antwoord vinden. Mijn hoofdvraag is uiteindelijk: “hoe dacht men de pest te moeten bestrijden?” Dit heb ik onderverdeeld in zes verschillende deelonderwerpen: zondebokken, pestmeesters, godsdienst, Vluchten, Isolatie en Regels in de stad. Elk deelonderwerp beschrijft een andere manier waarop men meende onder de pest uit te komen of te kunnen bestrijden. De volgorde van deze deelonderwerpen is willekeurig. Verder heb ik het lettertype Tahoma gebruikt omdat ik dit prettig vind lezen. Aangezien het een nogal groot lettertype is heb ik grootte 11 gekozen. In het begin heb ik erg lang moeten zoeken voordat ik echt boeken met informatie had in plaats van een middeleeuwse encyclopedie met 2 alinea’s informatie. Uiteindelijk vond ik toch wat. Deze twee boeken die ik heb gebruikt waren erg waardevol namelijk: “van pest tot aids” door Annet Mooij en het boek “wat een leven 3” door Roger Linskens. Het laatste boek was heel erg uitgebreid, over alles stond er wel wat in. Het boek “van pest tot aids” ging op bepaalde onderwerpen wat dieper in. Deze twee boeken vulden elkaar prima aan en ik heb er veel aan gehad. Het internet was ook van groot belang. Zeker ook voor de afbeeldingen Zondebokken Katten Men zocht vaak een zondebok om die de schuld te geven van deze vreselijke ziekte. De kat was één van deze zondebokken. In de zeventiende eeuw heeft men duizenden katten vermoord en niemand kwam op het idee om hetzelfde te doen met de ratten, wiens vlooien de werkelijke overbrengers van de ziekte waren. Katten liggen natuurlijk voor de hand, ze worden verwant met heksen en de duivel. Logisch ook, want wie anders dan de duivel zou een verschrikkelijke ziekte als de pest verspreiden? Men dacht er natuurlijk niet aan dat die honderden dode katten in de straten niet echt bevorderlijk waren voor de hygiëne. Het allergrootste knelpunt is nog wel dat de katten de ratten op hadden kunnen eten om hiermee de ziekte een klein beetje in te dammen!
Joden Naast dieren werd de schuld bij mensen gelegd en dan vooral bij de Joden. Deze bevolkingsgroep krijgt bij elke epidemie of tegenslag de schuld. Er werd geloofd dat de Joden schuldig waren aan het opzettelijk verspreiden van de pest. Men dacht dit omdat onder de Joden relatief minder slachtoffers vielen. Het gerucht ontstond dat de Joden opzettelijk waterbronnen vergiftigden. Hierdoor kreeg je massale Jodenvervolgingen met enorme slachtingen als gevolg. In het begin ging het nog “netjes” door de Joden op te laten pakken en vervolgens te laten bekennen terwijl ze gemarteld werden. Later gebeurde dit niet meer, joden werden zonder pardon vermoord. Dit gebeurde in heel Europa maar vooral Duitsland en België deden hier aan mee. In Mainz (Duitsland) is zelfs de gehele Joodse bevolking afgeslacht. De reden dat er onder de Joden minder slachtoffers vielen was te danken aan hun betere hygiëne. Joden waren over het algemeen wat rijker dan de armen en leefden dus niet op elkaar gepakt in één huis en onder hygiënischere omstandigheden. Het grootste deel van het stadsbestuur wist heus wel dat de (voornamelijk rijke) Joden de schuldigen niet waren. Maar ze lieten de woedende bevolking gerust hun gang gaan zodat de gemeente de rijkdommen van de Joden kon toe-eigenen. Buitenlanders Nog een favoriete zondebok waren mensen die uit het buitenland kwamen, of mensen die een grote zonde hadden begaan. Dat van het buitenland kan kloppen. De grootste verspreidingsbron waren de schepen die overal aanlegden. Als de gehele bemanning dood of doodziek is heeft de kapitein geen andere keus dan bij de dichtstbijzijnde haven aan te leggen. Want varen zonder bemanning is onmogelijk. Dat dit een heel slecht idee was werd een paar dagen later duidelijk. De ratten op deze schepen gingen ook aan land en zorgden ervoor dat ook in deze stad binnen een paar dagen de pest uitbrak. Als het bekend was dat een persoon een grote zonde had begaan werd die persoon vaak vermoord om zijn straf uit te zitten in de hel. Er werd geloofd dat deze persoon de Pest over het volk had uitgeroepen. Long- en builenpest Er waren tijdens de epidemieën erg veel zieken die meestal binnen een paar dagen stierven. De dokters probeerden dit op veel (vaak vreemde) manieren te voorkomen. Dokters is misschien een te groot woord. Vaak waren het gewoon kwakzalvers die onmenselijk hoge bedragen vroegen voor hun behandelingen of medicijnen. Toch kon men in die tijd al wel het onderscheid maken tussen long- en builenpest. Bij longpest zitten de ziektekiemen in de longen. Dit wordt direct van mens op mens door hoesten overgebracht. Besmetting was heel makkelijk en zodra je bloed ophoestte was je ten dode opgeschreven. Bij de builenpest wordt je besmet door een beet van een vlo. Op de plek waar hij gebeten heeft ontstaat een grote pijnlijke zwarte zweer. Door het ophoesten van bloed en het krijgen van zwarte builen is ook de naam “de zwarte dood” ontstaan. De vier lichaamssappen Bijna elke middeleeuwse ziekte werd toegewezen aan een verstoring tussen de vier lichaamssappen (bloed, slijm, zwarte gal en gele gal). Deze verstoring bestond uit veel factoren zoals verkeerd voedsel, de jaargetijden en een verkeerde stand van de sterren. De oplossing is “aderlaten”. Je hebt ziek bloed, dat moet eruit. Ze maakten een sneetje in je ader en lieten ongeveer een halve liter “ziek bloed” wegstromen. Dit had natuurlijk geen enkel effect, vaak konden ze de bloeding niet meer stoppen en bloedde de zieke dood. Als dit niet het geval was, was de patiënt in ieder geval ernstig verzwakt door bloedverlies. Een andere oplossing om de verstoring op te heven was een zweetkuur volgen, ook zo kon je overtollig lichaamsap kwijtraken. Pestmeesters Een dokter voor de pestlijders heette een pestmeester. Deze pestmeesters probeerden zichzelf te beschermen tegen de “kwade pestdampen”. Ze droegen lange leren jassen , handschoenen en een masker met brillenglazen en een grote langwerpige zak, zo het leek net of ze een snavel hadden. Hier deden ze kruiden in waaronder jeneverbessen en het boerenwormkruid. Deze moesten de pestdampen afweren. Dit hielp echter alleen tegen de verschrikkelijke stank. Het duurde niet lang voor de pestmeesters zelf ook bezweken aan deze ziekte. De methoden die de pestmeesters gebruikten om de mensen te genezen waren ook niet echt effectief. Vaak werden pijnlijke volkomen nutteloze behandelingen uitgevoerd, zoals het uitsnijden van een pestbuil. Geneesheer Gerard Goris had een geheel eigen methode ontwikkelt om de pest te bestrijden en schreef deze uit: “De gemaakte blaer open te knippen en deshelve dan met een rood koolsblad, met wat boter bestreken, te bedekken, opdat d’opening dus mogt vogtig blijven en de vuile vogten dies te beter daar mogten uitzijpelen”. Er waren ook veel artsen doodsbang om zelf ziek te worden. Deze gaven als advies om de levensmiddelen naast de zieke op te stapelen en hem aan zijn lot over te laten! De medische faculteit van Parijs gaf omstreeks 1348 een rapport uit met veel adviezen bijvoorbeeld: “Geen pluimvee, speenvarken of oud rundvlees eten. Overdag slapen is zeer gevaarlijk, beweeg vooral niet te veel en kook niets in regenwater”. Laat regenwater nou net het meest betrouwbare water zijn in die tijd! In plaats daarvan moesten ze namelijk het smerige grachtwater gebruiken waar de dode dieren indreven en de behoeftes in gegooid werden. Godsdienst

In moeilijke tijden zoals gedurende de pestepidemieën zoeken veel mensen hun toevlucht in de godsdienst. Men had nogal snel de neiging om al het ongeluk dat over je heen kwam aan te wijzen als een straf van God. Dit is niet echt verwonderlijk aangezien ze in die tijd nog geen enkele logische, wetenschappelijke verklaringen hadden voor epidemieën als deze. Om te overleven moest je veel bidden, vasten, aalmoezen geven en uiteraard niet zondigen. Paus Clemens VI stelde een speciale pestmis in. Hierbij werden tientallen geestelijken betrokken en honderden kaarsen aangestoken. Er werd urenlang achtereen gebeden voor de armen die vooral door de pest gegrepen werden. Toen de pest in de plaats Doornik verscheen eiste het stadsbestuur dat de inwoners niet meer zondigden, dus alle concubines werden op straat gezet. Ook werden de dobbelspellen verboden. Omdat de dobbelsteenindustrie haar hoofd boven water moest houden produceerde deze in de tijd van de pest geen dobbelstenen maar rozenkransen! Boeteprocessies Om Gods toorn af te wenden en vooral niet in de hel terecht te komen werden boeteprocessies gehouden. Dit was een lange mars waarmee je duidelijk maak hoeveel spijt je hebt van je zonden. Sommige duurden wel drie dagen lang en er liepen soms wel tweeduizend mensen in mee. Niemand realiseerde zich echter dat door deze processies de ziekte zich nog sneller verspreidde. Op blote voeten, gehuld in zakken, bestrooid met as, jammerend en biddend, kaarsen met zich meedragend, soms zelfs zichzelf pijnigend met zwepen trokken de mensen door de straten. Het hele leven in de middeleeuwen draaide om de dood. Je leven op aarde was kort, door ziektes zoals de pest en gebrekkige geneeskunde kon elk moment je laatste zijn. Het doel van veel mensen was dus ook de hemel bereiken. Want in de Hel of in de Hemel bleef je voor altijd. Dat was niet te vergelijken met die korte periode dat je op aarde leefde. Relikwieën Mensen zochten ook vaak hun toevlucht in relikwieën. Zoals pijlpunten waarmee de heilige Sebastiaan was doodgeschoten, of de metalen pennen waarmee Jezus Christus aan het kruis zou zijn genageld. Ze beseften niet dat er over de hele wereld honderden van die dingen waren. Oplichters zagen hun kans en verkochten voor veel geld allerlei “stukken roest” waar ze een mooi verhaaltje aan vast knoopten. De mensen geloofden dat bijvoorbeeld Sebastiaan of Jezus nu over hun waakte en dat ze veilig waren voor de Pest. Deze relikwieën hielpen natuurlijk niet, maar het is wel opvallend dat de mensen die ergens vast in geloven een betere kans hebben om beter te worden. Als je de moed opgeeft sterf je sneller. Misschien waren deze relikwieën dan toch niet zo heel slecht. Vluchten Paniek De meest geliefde methode om aan de pest te ontkomen was ervoor vluchten. Toen in 1348 de pest in kleine aantallen voorkwam in Florence, greep de angst zo verschrikkelijk snel om zich heen dat iedereen zijn spullen pakte en klaar stond om te vertrekken. Signoria (een erfelijke vorst) verbood de mensen om de stad te verlaten om totale ontvolking te voorkomen. Natuurlijk trok niemand zich daar iets van aan, binnen een week was de stad totaal verlaten. De zieken werden aan hun lot over gelaten en crepeerden in hun huizen. Dit was geen ongewoon verschijnsel. De angst voor de pest was groot en de paniek greep snel om zich heen. Er zijn zelfs complete dorpen voorgoed verdwenen doordat de helft van de mensen stierf aan de pest en de andere helft ervandoor ging. Geestelijkheid vluchtte Ook de geestelijkheid vluchtte, dit was nogal ironisch want zelf predikten ze overal en vertelden aan iedereen die het maar horen wilde dat je vooral niet bang hoeft te zijn als je veel bid en op God vertrouwd. In moeilijke tijden kwam de ware aard van sommige monniken boven. Deze pakten zoveel mogelijk rijkdommen van het klooster bij elkaar en gingen er vandoor. Zo bleven er te weinig priesters en monniken over om van de stervende mensen de biecht af te nemen of om ze geestelijk te ondersteunen. De priesters die wel bleven werden “gespaard” en bewaard voor de belangrijke mensen. Zodra de hoge adel dood ging werd er een priester tevoorschijn gehaald om de begrafenis te leiden. Enkele dagen hierna stierf de priester meestal zelf ook. Ondanks deze negatieve verhalen zijn er toch vele priesters en geestelijken gebleven waar ze waren om hun taak te volbrengen. Er waren namelijk ook hele kloosters die ontvolkt raakten doordat de bewoners wel hun plicht deden, besmet raakten en stierven aan de pest.
Eigenbelang De Adel zelf gedroeg zich weerzinwekkend tegenover het arme volk. Toen de pest uitbrak in Dijon vluchtte de Hertogin Margareta van Beieren met haar hele gezin naar Auxonne. Van daaruit schreef ze een brief naar Dijon en verbood ze iedereen haar achterna te komen. “ niemand mag naar Auxonne komen, waar wij heen gekomen zijn, samen met onze kinderen om aan de plaag te ontsnappen. Laat ze daar maar creperen, als wij hier het vege lijf maar redden” Mensen kunnen heel wreed zijn als het om hun eigen leven gaat. Er waren genoeg vaders die met hun oudste zonen vertrokken zodra bij moeder en dochter de ziekteverschijnselen zichtbaar werden. De zieken werden in bed gelegd (waarbij vermeden werd ze aan te raken) er werd wat brood en water naast gezet en ze gingen er vandoor. Vaak nadat de zieke in slaap was gevallen. Zinloos Er waren mensen die vluchten als zinloos beschouwden. Als God wist dat je gezondigd had ontkwam je niet aan zijn straf. De Amsterdamse dichter Jan Soet beschreef dit in één van zijn gedichten: “Wat poogt gy dan, uyt d’een, in d’anderstad, te vluchten
voert gy de sonden mee, so volgen ook heur vruchten” De meeste mensen achten dit “bewezen” doordat de pest de gevluchte mensen vaak achterna kwam. Niet heel vreemd als je bedenkt dat deze mensen uit zwaar besmette gebieden kwamen en de pest meenamen naar hun “veiligere heenkomen”. Isolatie Wrede methoden Bij vluchten ga je zover mogelijk van de besmettingsbron vandaan. Bij isolatie sluit je de besmettingsbron in. En dat is precies wat er gebeurde. De aartsbisschop van Milaan gaf de opdracht om de drie huizen waar als eerste de pest uitbrak dicht te metselen met alle zieken en iedereen die met hun in contact waren geweest er nog in. Erg wreed maar ook erg effectief. Zonder te weten hoe de pest zich verspreide had deze aartsbisschop toch een middel gevonden om de ziekte in te dammen: isoleren. Gered door vuur
De paus gedurende de grootste pestepidemie halverwege de veertiende eeuw was paus Clemens VI. In plaats van zieke mensen isoleren kun je hetzelfde doen met gezonde mensen. En dat is precies wat deze paus deed. Hij redde zichzelf het leven door op aanraden van zijn arts zichzelf op te sluiten en te omringen met hete vuren. Eenzaam bracht hij wekenlang in deze kamer door. Maar niet zonder resultaat. De geïnfecteerde vlooien konden er niet langs en hem niet besmetten. Een Engelse edelman redde zijn eigen leven op een wrede manier. Het dichtstbijzijnde dorp waar de pest uitbrak liet hij gelijk de pest uitroeien op efficiënte wijze : Hij liet de mensen opsluiten in hun huizen (zieke en gezonde) sloot de huizen vervolgens af en brandde het dorp plat. In Regio werd ook een maatregel getroffen: “ Eenieder die ziek is van de plaag moet uit de stad gebracht worden in het open veld om daar ofwel te sterven ofwel te genezen” Ook werd daar de regel ingevoerd dat iedereen die de pestlijders verzorgt of bezocht hebben eerst tien dagen in afzondering moeten blijven voordat ze weer met andere mensen om mochten gaan.
Strenge isolatieregels In Weelde in België werden in 1637 strenge isolatieregels bekendgemaakt om de pest te stoppen: Als je besmet was mocht je je veertien dagen lang op geen enkele manier onder het volk begeven. Deed je dit wel kreeg je een hoge boete. Als je huis besmet was mocht je de vloerschrobbers niet meer buiten laten. Ook moest je gelijk de regenten inlichten zodra je een pestgeval in huis had zodat de overheid dit huis zo snel mogelijk kon ontruimen. Vier maanden later werden de regels strenger gemaakt en werden de dieren er ook bij betrokken: Het was ten strengste verboden om de dieren nog naar buiten te doen. Werd deze regel overtreden was er een boete van acht stuivers voor grote dieren (zoals koeien en paarden) en van vier stuivers voor kleine dieren (varkens, kalveren). Als het nacht was verdubbelde de boete. De doden werden ook zo snel mogelijk geïsoleerd van de levenden. Zodra iemand dood was werd deze persoon gelijk begraven. Soms waren ze zelfs te vroeg! Opzettelijk of niet opzettelijk werden ernstig zieke maar nog steeds levende mensen begraven. Het gebeurde dan nogal eens dat een begrafenis afgebroken moest worden omdat er hulpgeroep uit de kist of lijkzak kwam. Regels in de stad Pestkeuren De pest brak eerder in de stad uit dat op het platteland aangezien de mensen in de stad allemaal dicht op elkaar woonden en het niet zou nauw namen met de hygiëne. Als de pest uitbrak vaardigden het stadsbestuur hygiënische maatregelen uit om de ziekte tegen te gaan. Deze maatregelen werden pestkeuren genoemd. Deze pestkeuren gaven bijvoorbeeld het advies om vooral geen spinazie, komkommers en wortelen te eten. Ook werd daarin vastgelegd dat een huis waarin de pest was uitgebroken moest worden gemarkeerd met een grote “P” of er moest een bos stro voor de deur worden gehangen zodat gezonde mensen dat huis konden mijden. Hygiënische maatregelen Naast maatregelen over voedsel en markeren van huizen werden er ook hygiënische maatregelen getroffen. Zo werden er bijvoorbeeld dag en nacht tonnen met pek en teer verbrand. Dit was om de zieke lucht te zuiveren. Ook werd er geadviseerd om veel azijn te drinken en over het lichaam te sprenkelen. Verder moest je voordat je een huis met de pest inging, azijn op een doek druppelen en voor je neus en mond binden. Dit zou de pest tegengaan. In die tijd dachten ze namelijk dat de pest verspreid wordt door zieke lucht. Tijdens begrafenissen was het verboden lange mantels te dragen die de pest met zich mee konden slepen. Voor begrafenissen en doden heb je begraafplaatsen nodig. In tijden van de pest en andere epidemieën was hier een groot tekort aan in de steden. De begraafplaatsen raakten overvol dus ging het stadsbestuur over tot kopen van elk stukje geschikt land om de doden te begraven. Er waren veel arme mensen voor wie een epidemie als de pest een gouden tijd is. Het was niet moeilijk om een baantje te vinden: Ze haalden de lijken uit de huizen en begroeven deze ook. Dit werd ontzettend goed betaald omdat natuurlijk niemand een baantje wil doen waar je zo snel besmet wordt. Deze mensen namen het niet al te nauw met de door het stadsbestuur uitgevaardigde regels. Ze sleepten soms zelfs lijken over de grond of gooide besmette zakken van hun lijkwagens af om de ziekte meer te verspreiden! Velen hebben niet lang van hun rijkdom kunnen genieten omdat ze natuurlijk een gemakkelijke prooi waren Stijgend dodenaantal Het gebeurde ook dat het aantal doden gewoon niet bij te houden was. In 1720 was bij een pestepidemie in Marsaillle het aantal doden zo hoog, dat ze gewoon niet allemaal opgehaald en begraven konden worden. De lijken werden massaal op straat gelegd. Zo erg soms dat je er gewoon niet door kon. Voor het huis van bisschop Belsunzo lagen meer dan 150 lijken in staat van ontbinding. Dit gaf natuurlijk een walgelijke stank. De Bisschop schreef zelf: “De stank van lijken onder de broeiende zon is onbeschrijfelijk”. Het Pesthuis De grote steden onder andere: Amsterdam, Rotterdam, Gouda en Leiden hadden een pesthuis. Als ontdekt werd dat een arm iemand de pest had werd deze gelijk naar het pesthuis gebracht. De rijkeren bleven thuis. Hier hadden ze ook verzorging en waren ze geïsoleerd. Door mensen naar het pesthuis te brengen voorkwam je dat de ziekte zich kon uitbreiden. Het was geen pretje om hier te liggen. Het was al niet prettig om de pest te hebben, maar er was weinig aandacht voor je. Je lag op een smerige matras waar al veel mensen voor je op waren gestorven. Soms moest je deze matras nog met een ander delen ook! Als je moest overgeven of diaree had kwam de zuster je pas een hele poos later schoonmaken. Ondertussen is alles dan al vastgekoekt aan je pestbuilen. Eigenlijk was het pesthuis gewoon een sterfhuis. Er waren er maar weinig die er levend vandaag kwamen. Dat gold niet alleen voor de patiënten maar zeker ook voor het personeel dat er werkte. Toen de bouw van het tweede pesthuis in Rotterdam in 1598 voltooit was stond er deze tekst op de gevelsteen: "De Heeren van de Stadt hebben bedogt

Dit Huis te bouwen
Voor Mans en Vrouwen
Die met de gave Godts sullen werden besocht". Als je in het pesthuis terecht kwam werd je ingedeeld in een “betalingsklasse” daar waren er drie van. Er was ook nog een klasse voor mensen die niet konden betalen. Als deze stierven had het pesthuis recht op het weinige bezit dat ze nog hadden. Als er geen pest was en die tijden waren er ook nog, konden de meeste pesthuizen moeilijk rondkomen. Daarom dienden ze in tijden waarin geen epidemieën waren als een gewoon opvanghuis voor geestzieke en “dolle” personen. Maar dan moest daar ook aan verdient worden! Bijvoorbeeld door tijdens de kermis de deuren open te zetten en de mensen tegen betaling de gekooide krankzinnige patiënten te laten zien. Conclusie In het boek van Roger Linskens (wat een leven 3) is de ondertitel van de pest “de grootste moordenaar aller tijden”. Er is geen betere omschrijving van deze ziekte. Schattingen vertelen ons dat in de middeleeuwen ruim een kwart van de gehele bevolking is weggemaaid door deze afschuwelijke ziekte. Daarbij werd geen onderscheid gemaakt tussen man of vrouw, arm of rijk, dief of bisschop. De mensen probeerden wat ze konden om deze ziekte te gaan maar ze stonden machteloos. Met de kennis die we vandaag hebben kijken we nogal lacherig naar de methoden die ze gebruikten. Aderlaten is eeuwenlang als een zeer effectieve methode van genezen beschouwd. Ook hadden ze een groot vertrouwen in God. Met de kennis die ze die tijd hadden deden ze wat ze konden: zondebokken uitroeien, bidden, isoleren, zich aan de regels van de geneesheren en het stadsbestuur houden en vluchten. Het hielp allemaal niet of nauwelijks. Wat voor een grote invloed de pest op de mensen heeft gehad is nog steeds duidelijk. Spreekwoorden zoals “iemand mijden als de pest” of “ergens de pest in hebben” zijn duidelijk van deze vreselijke ziekte afgeleid. Vandaag de dag komt een vorm van de pest heel af en toe nog voor en dan vooral in ontwikkelingslanden. Maar de haestige sieckte kan niet meer zo onverbiddelijk om zich heen grijpen als het honderden jaren geleden regelmatig deed. Gelukkig niet. Literatuurlijst Boeken: - “Van pest tot aids - vijf eeuwen besmettelijke ziekten in Amsterdam” Geschreven door Annet Mooij. Vooral de pagina’s :24, 25, 26, 27, 30 en 31 - “Wat ’n leven! – opvoeding en onderwijs ziekten en geneeskunde in de middeleeuwen” Geschreven door Roger Linskens. Vooral de pagina’s : 111, 112, 114, 115, 118, 119 Internetsites: - http://www.cbs-debrug.nl/middeleeuwen/pest1.htm - http://home.wanadoo.nl/j.strijbos/Middeleeuwen/Verspreidingvandepest.htm -
http://www.wilts.nl/~erick/pest_bestanden/frame.htm#slide0001.htm - http://www.phys.uu.nl/~natunws/krant/krant04.doc - http://nl.wikipedia.org/wiki/Pest_(ziekte) - http://images.google.nl/imgres?imgurl=http://home.planet.nl/~bbschulz/depest/jodenhaat.jpg&imgrefurl=http://home.planet.nl/~bbschulz/depest/jodenhaat.htm&h=227&w=300&sz=65&tbnid=yu4MoYrrG_QJ:&tbnh=83&tbnw=111&hl=nl&start=1&prev=/images%3Fq%3Djoden%2Bpest%26svnum%3D10%26hl%3Dnl%26lr%3D - http://users.skynet.be/Ravels-Weelde-Poppel/nieuwe_pagina_1456.htm

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.