De oorlog in Vietnam 1954-1975

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 4e klas havo | 4935 woorden
  • 8 september 2001
  • 149 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
149 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Onderwerpen

1 INLEIDING

Ik heb als onderwerp de Vietnam-oorlog gekozen, omdat deze mij altijd al heeft geboeid. Ik had veel films en series (zoals "Tour of duty") over de Vietnam-oorlog gezien, maar ik wilde er nu wel eens achter komen wat er nu in werkelijkheid is gebeurd.

De oorlog in Vietnam is eigenlijk begonnen door de Fransen, omdat er in Vietnam Franse missionarissen vervolgd werden. Al voor 1954 kwam Frankrijk in de problemen, doordat de vijand gebieden innam. Mijn betoog gaat over de relatie tussen de VS en Vietnam in de periode 1954-1975. Waarom bemoeide de VS zich met de oorlog, en hoe zijn de bemoeienissen ontstaan? Was er ook verzet tegen de VS? En hoe is de periode 1954-1975 verlopen? Op deze vragen zal ik in mijn werkstuk antwoord proberen te geven.

Om informatie te verzamelen ben ik eerst naar de stadsbibliotheek gegaan, waar ik maar een klein boekje vond. Toen gaf ik de moed al bijna op en dacht dat ik nooit genoeg informatie zou vinden. De tweede keer dat ik naar de bibliotheek ging had ik meer succes: ik vond twee boeken waar veel instond over de Vietnam-oorlog. Ook heb ik op internet gezocht, waar ik op verschillende adressen informatie heb gevonden.

2 PARIJS GAAT, WASHINGTON KOMT (1954-1964)

De akkoorden van Genève

Voordat de Amerikanen naar Vietnam gingen, waren de Fransen er al. Generaal Giap gaf het Franse leger in mei de doodsteek; de Fransen dreigden de oorlog te verliezen. Meteen hierna begonnen in Genève de vredesbesprekingen. De besprekingen in Genève hadden al snel resultaat. Dit waren de afspraken die gemaakt werden: -Frankrijk en de Vietminh (een onafhankelijkheidsbeweging) sloten op 21-7- 1954 een wapenstilstand. -Laos en Cambodja moesten onafhankelijk worden. -Vietnam zou in twee stukken verdeeld worden. Dit werd gedaan om de vrije verkiezingen mogelijk te maken, die er twee jaar later gehouden zouden worden. Er waren namelijk grote politieke verschillen tussen Noord- en Zuid- Vietnam. Noord-Vietnam was namelijk communistisch en Zuid-Vietnam was kapitalistisch. De vredesconferentie werd geleid door drie landen: de Verenigde Staten, de Sowjet-Unie en China. De drie grootmachten bemoeiden zich met een land waar ze eigenlijk niks mee te maken hadden. Vietnam werd dus een 'speelbal' van deze landen, die er hun macht uitoefenden. Maar toen de drie landen de akkoorden moesten ondertekenen, weigerde de VS dit. Dit had te maken met de domino-theorie: In de VS was men na de Tweede Wereldoorlog anti-communistisch. Sommige mensen gingen zelfs zo ver dat als ze bij iemand iets roods zagen, al was dit maar een trui, ze al dachten dat die persoon een communistische spion was. Natuurlijk was dit zwaar overdreven. Maar ook mensen die zeer bekend waren dachten zo. Zij konden iemands leven helemaal ruineren als ze ook maar dachten dat iemand communistisch was. Maar niet alleen was de VS tegen het communisme in het binnenland: dit was ook zo tegen het buitenland. De buitenlandse politiek werd dus ook voor een groot gedeelte geleid door de containment-politiek (= indamming van het communisme). Ook dacht de VS veel bij de buitenlandse politiek aan de domino-theorie. Als een land zoals China communistisch was, zou deze zijn buurland(en) overhalen om ook communistisch te worden (in dit geval Vietnam). Die landen zouden er dan op hun beurt weer voor zorgen dat hun buurlanden communistisch worden. Zo kon dit volgens de VS doorgaan totdat heel Azië communistisch was. Als in Vietnam verkiezingen gehouden zouden worden, dan zou Vietnam communistisch worden. Vietnam zou dan op haar beurt weer Laos en Cambodja communistisch worden. Als je je bedenkt dat de VS anti-communistisch was, kon de VS de verkiezingen niet toelaten, omdat Vietnam dan communistisch zou worden. Ook werd er in de akkoorden van Genève afgesproken, dat iedere Vietnamees gedurende een jaar van Noord naar Zuid-Vietnam en van Zuid naar Noord-Vietnam mocht verhuizen. Dit mocht onder geen beding worden tegengehouden. Vervolgens trokken er 900.000 Vietnamezen van Noord naar Zuid-Vietnam. Dit waren vooral katholieken die bang waren voor communistische wraakacties. Ook verhuisden er 120.000 Vietnamezen van Zuid naar Noord-Vietnam. In het Noorden wilde men het evenbeeld worden van China. Hier werden dus, net zoals dat in China was gebeurd, landeigenaren vermoord, waarna het land over de hele bevolking werd verdeeld. In het totaal zijn er tussen de tien en twintigduizend landeigenaren vermoord. De meesten van hen bezaten maar een klein stukje grond. Velen van hen werden aangegeven door jaloerse buren. In het Zuiden kwam Ngo Dinh Diem aan de macht. Hij was katholiek en kon rekenen op steun van de Verenigde Staten. Hij stichtte de Republiek Zuid-Vietnam en werd president. Hij hield geen rekening met wat er in Genève afgesproken was, en hield geen vrije verkiezingen. In de jaren daarna kreeg Ngo Dinh Diem steeds meer macht en wie het daarmee niet eens was, ging de gevangenis in. De boeddhistische monniken gingen in verzet tegen Diem, en staken zichzelf in brand. De zelfverbrandingen schokteb het Westen en vooral de publieke opinie in de VS. In 1963 steunde de VS een militaire staatsgreep, die Diem overigens niet overleefde.

Verzet

Tijdens zijn bewind had Diem ook te maken met een heel ander soort verzet. Na de splitsing tussen Noord- en Zuid-Vietnam was de Vietminh in het Zuiden nog steeds actief. Dit was een verzetsgroep die voor de onafhankelijkheid van Vietnam streed. De Vietminh werd opgericht door Ho Chi Minh. Ho Chi Minh, die geboren werd in 1890 en stierf in 1969, geldt bij veel landgenoten als "Vader des Vaderlands". Anderen vinden hem een communistische dictator die in het rijtje thuishoort van Stalin en Hitler. Ho Chi Minh werd geboren op 19 mei 1890 als Nguyen Sinh Con jongste zoon van een (kleine) landeigenaar in de buurt van Vinh. Hij volgde een opleiding aan de school voor keizerlijke ambtenaren in Hue, werd Ho Chi Minh onder de naam Nguyen Tat Thanh (Nguyen die zijn lotsbestemming volgt) assistent-leraar in het Zuid-Vietnamese Phan Thiet. Hij was er van overtuigd dat Vietnam langs de vreedzame weg onafhankelijk moest worden, en vertrok op 1919 als koksmaat op een koopvaardijschip naar Frankrijk, waar hij zich meldde voor de Koloniale School in Marseille. Hier werd hij echter afgewezen, en zijn ideeen werden steeds radicaler. Hij bezocht behalve Parijs ook New York en Londen. Als afgevaardigde van een zelf verzonnen Indochinese delegatie stemde Ho Chi Minh op een congres van Franse socialisten in met de oprichting van de Franse Communistische Partij (PCF). Onder de naam Nguyen Ai Quoc (Nguyen de Patriot) voerde hij de redactie van een verboden krantje, dat de aria heette, riep op tot de onafhankelijkheid van Vietnam. Hij hield zich in die periode in leven als fotograaf-retoucheur. Zijn contacten met de PCF brachten hem in Moskou. Als Komintern-agent Ly Thuy werkte hij vervolgens in China. Op 3-7-1930 richtte Ho Chi Minh de Communistische partij van Vietnam in Hongkong op. Hij bracht de jaren dertig door in de Sowjet-Unie omdat hij daar het veiligste was voor de Franse politie. Pas in 1941 bereikte hij, via China, waar hij Mao Tze Dong ontmoette, opnieuw zijn geboorteland Vietnam. Samen met Pham Van Dong, Vo Nguyen Giap en Truong Chinh ontwierp hij de strategie voor de Vietminh. In augustus 1942 veranderde hij zijn naam in Ho Chi Minh (Ho met de Heldere Wilskracht). Contacten met de Amerikaanse geheime inspireerden hem enkele zinnen uit de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring over te nemen bij het uitroepen van de Democratische Republiek van Vietnam (DRV) op twee september 1945. Vervolgens leidde Ho Chi Minh onder de schuilnaam Pere Thu de Vietminh, die het gewapende verzet tegen de Fransen uitoefenden. Onder druk van China en de Sowjet-Unie accepteerde hij in 1954 het compromis van en verdeeld Vietnam. Hoewel generaal Giap namens de partij berouw toonde voor de rode terreur in die jaren, was Ho Chi Minh als partijleider hier verantwoordelijk voor. Voor veel Vietnamezen bleef hij echter "Oom Ho", een term die respect en intimiteit uitdrukt. De laatste vijftien jaar van zijn leven drukte Ho een belangrijke stempel op de politiek van de DRV. Zijn overlijden op twee september 1969 werd met een etmaal vertraging bekend gemaakt om de nationale feestdag van de onafhankelijkheid niet te verstoren. Zijn lichaam ligt nu aan het Ba Dinh-plein in Hanoi, net als het lichaam van Lenin, opgebaard in een stenen mausoleum. De Vietminh kon altijd rekenen op heel wat aanhang, ook toen president Diem aan de macht was. In elke toespraak die Diem hield, schold hij de Vietminh uit voor Viet Cong, wat Vietnamese communisten betekent. Volgens Diem hadden zij in Zuid-Vietnam niks te zoeken, omdat de bevolking in Zuid-Vietnam anti-communistisch was. Tijdens de onafhankelijkheidsstrijd was de Vietminh in het Zuiden minder dan in het Noorden gedomineerd geweest door communisten. Maar toen Diem weigerde vrije verkiezingen toe te laten, werd de aanhang van de Vietminh steeds radicaler. De Vietminh pleegde steeds meer gewapende verzetsdaden, en in 1960 werd het Bevrijdingsfront van Zuid-Vietnam (Font National de Liberation, afgekort FNL) opgericht. De Viet Congs van de FNL zouden de volgende jaren geschiedenis gaan schrijven. Noord-Vietnam speelde ongetwijfeld een rol bij de oprichting van de FNL. Vanaf 1959 hadden Noord-Vietnamese militairen in het geheim guerrilla-eenheden opgericht, iets wat niet mocht volgens de akkoorden van Genève. De beweging van Ho Chi Minh werd in tweeen gedeeld: een gedeelte probeerde via de diplomatieke weg Vietnam onafhankelijk te maken, terwijl een ander gedeelte de strijdmakkers in het Zuiden wilde bijstaan. Tijdens de laatste jaren van het Diemregime slaagde het FNL erin om heel wat aanhangers te werven bij de boerenbevolking, die zich in de steek gelaten voelde. In 1963 had het FNL een geheim netwerk opgebouwd in een groot gedeelte van Zuid-Vietnam en controleerde het in feite heel wat dorpen op het Zuid-Vietnamese platteland.

DE TWEEDE INDOCHINESE OORLOG (1964-1973)

De oorlog tussen Noord en Zuid

De oorlog tussen Noord-Vietnam tegen Zuid-Vietnam en de Verenigde Staten was al bezig toen president Diem in 1963 werd vermoord. Noord-Vietnam had steeds meer soldaten en materieel naar het Zuiden gestuurd. Hanoi (Noord-Vietnam) gebruikte hiervoor de Ho Chi Minh route. Dit was een sluipweg die via Laos en Cambodja naar Zuid-Vietnam liep en die alleen de Vietminh kende. De Verenigde Staten waren ook al druk bezig een leger op te zetten in Zuid-Vietnam. In 1963 waren er al 16000 Amerikaanse adviseurs. Toen president Diem in 1963 dood ging, koos de VS ervoor, de Vietminh te vernietigen. De President Lyndon B. Johnson leidde de VS naar de oorlog toe, terwijl hij zich zeer gematigd had opgesteld tijdens de verkiezingen: hij zou de oorlog in Vietnam niet escaleren. Daarom hadden veel mensen voor hem gekozen, en niet voor zijn tegenstander Barry Goldwater.

Het Tonkin-incident

Op 30 juli 1964 deden Zuid-Vietnamese commando's, die onder bevel stonden van de Amerikaanse bevelhebber Westmoreland, een amfibieaanval op de twee Noord-Vietnamese eilanden Hon Me en Hon Nieu in de Golf van Tonkin bij de monding van de Rode Rivier. De Amerikaanse torpedobootjager 'Maddox' , die op dat moment voor de Noord-Vietnamese kust patrouilleerde, koerste (waarschijnlijk niet op de hoogte van deze sabotage-actie) in de richting van de eilanden en werd op twee augustus aangevallen door drie Noord-Vietnamese torpedoboten die het zeegebied afzochten naar de aanvallers. De 'Maddox' werd beschadigd door Amerikaanse vliegtuigen die te hulp waren gekomen en het derde werd door een voltreffer van de 'Maddox' tot zinken gebracht. Volgens de Amerikaanse lezing bevond de 'Maddox' zich op dat moment 23 mijl uit de Noord-Vietnamese kust en had het schip pogingen gedaan de Noord-Vietnamezen te ontwijken. Volgens een andere lezing waren de Noord-Vietnamezen niet eerder tot de aanval overgegaan dan nadat de 'Maddox' hun een aantal schoten voor de boeg had gegeven. De dag daarop beval president Johnson de vloot in dit gebied te versterken. De 'Maddox' moest samen met een andere torpedobootjager terugkeren naar de Noord-Vietnamese kust, dit keer tot op een afstand van elf mijl, een mijl binnen den door Noord-Vietnam aangehouden, maar door de Verenigde Staten niet erkende twaalf-mijlszone. In de nacht van diezelfde dag hadden nieuwe aanvallen plaatsgevonden van Zuidvietnamese torpedoboten op militaire doelen langs de Noord-Vietnamese kust. Op de avond van vier augustus openden Noord-Vietnamese torpedoboten het vuur op de twee Amerikaanse oorlogsboten (volgens Noord-Vietnam heeft die aanval nooit plaatsgevonden en waren er op dat moment helemaal geen Noord-Vietnamese schepen in de buurt. In Washington werden onmiddellijk de voorbereidingen voor het Amerikaanse antwoord getroffen: er werden doelen geselecteerd en troepen in luchtmachteenheden in paraatheid gebracht. Nog geen negen uur later waren er vliegtuigen in de lucht om een reeks vergeldingsaanvallen uit te voeren die bijna de hele Noord-Vietnamese vloot vernietigde. Johnson stelde het Amerikaanse volk op de hoogte van de aanvallen op Noord-Vietnam. Maar bij die gelegenheid werd er niet gesproken over de acties tegen Noord-Vietnam die immers veel provocerender waren. Hier werd ook niet over gesproken toen het Congres de resolutie besprak, waardoor Johnson alle maatregelen mocht nemen die hij noodzakelijk vond met betrekking tot Vietnam. Deze resolutie werd later de Tonkin-resolutie genoemd. Met de Tonkin-resolutie had de Amerikaanse regering een instrument in handen gekregen waarmee het actieprogramma in Vietnam openlijk uitgevoerd kon worden. Niettemin weigerden een paar congresleden de resolutie te beschouwen als een volmacht aan de president om een regelrechte (niet verklaarde) oorlog in Azië te gaan voeren. Wat ik net verteld heb over de Tonkin-incident is de officiële Amerikaanse versie van het verhaal. Later kwam de waarheid pas aan het licht en die luidde dat het Tonkin-incident nooit had plaatsgevonden, zoals het Witte Huis en het Pentagon hadden beschreven. Een van de Amerikaanse schepen werd inderdaad beschoten, maar het ondersteunde toen een Zuidvietnamese verrassingsaanval op enkele Noordvietnamese eilanden. Het andere Amerikaanse schip kwam waarschijnlijk helemaal niet onder vuur te liggen. De regering-Johnson misleidde toen de Amerikaanse publieke opinie bewust. De plannen voor de bombardementen lagen al lang klaar op de werktafel van de president en de Tonkin-resolutie was al opgesteld voor het zogenaamde incident plaatsvond.. De voorstanders van een open confrontatie met Noord-Vietnam bepaalden vanaf augustus 1964 duidelijker dan ooit het beleid in Washington.

Het Tet-offensief

Generaal Giaps krijgsplan voor zijn het heel omvattende offensief in januari 1968 bevatte twee elementen. Op tien januari werden de noordelijke artilleriebases in Khe Sanh en Loc Ninh aangevallen. Da hoop achter deze afleidingsmanoeuvre was dat de Amerikaanse bevelhebber, generaal Westmoreland, een Noordvietnamese invasie over de zeventiende breedtegraad zou verwachten en strijdkrachten uit de steden, het werkelijke doelwit van het Noordvietnamese offensief, zou weghalen. Intussen bracht de Viet Cong grote hoeveelheden manschappen en wapens de steden binnen toen de stroom vakantiegangers de veiligheidsmaatregelen had doen verslappen. In het beste geval, zo dachten de planners, zouden ze een algemene opstand ontketenen, die de regering van Zuid-Vietnam ten val zou kunnen brengen. In de tussentijd werd er in Khe Sanh zwaar gevochten. Na de beschietingen van de eerste nacht, met raketten, mortieren en machinegeweren, lag de basis in puin, zoals dit ook te zien was op het avondnieuws op de Amerikaanse televisie. De gelijkenis met Dien Bien Phu maakte het des te noodzakelijker om stand te houden. Amerikaanse troepen werden uit de steden in het Zuiden gehaald en naar het Noorden gestuurd. In de nacht van 30 op 31 januari brak in 40 grote steden en stadjes in iedere hoek van Zuid-Vietnam het echte offensief uit. De Amerikaanse inlichtingendienst verwachtte al enige tijd een groot offensief, maar het element van verrassing was er duidelijk niet minder om. De uitwerking op de Zuidvietnamese bevolking en het Amerikaanse publiek was enorm. Optimistische rapporten die bedoeld waren om de mensen ervan te overtuigen dat Amerika de oorlog aan het winnen was, kregen de boemerangeffect toen men filmbeelden te zien kreeg van met bloed overdekte Amerikaanse diplomaten en van guerillastrijders die over het terrein van de Amerikaanse ambassade in Saigon rondzwierven. De Amerikaanse troepenmacht was uitgegroeid tot meer dan een half miljoen man, en er lagen verzoeken om nog eens 200.000 man extra, en toch konden financiële woordvoerders het idee niet verkopen dat de oorlog nog gewonnen kon worden. De oorlog was nog niet voorbij, maar aan de Amerikaanse vastberadenheid was een fatale slag toegebracht. Het Tet-offensief slaagde er niet in een volksopstand in de steden te doen ontbranden. In sommige stede laaide het door infiltranten en strijdkrachten van buiten die zich bij hen aansloten aangestoken geweld op en werd daarna gedoofd. In andere, met name Hue en Ben Tre, boden de strijdkrachten van het NVA (Noordvietnamese leger) en de Viet Cong hardnekkige tegenstand. De Amerikaanse officier die het bevel had over de herovering van Ben Tre maakte de gedenkwaardige opmerking:"We had to destroy the town to save it." Hue werd op 25 februari heroverd, maar pas nadat bombardementen uit de lucht en vanuit zee de Oude Stad had verwoest. Begin maart waren alle steden van indringers gezuiverd. Hanoi had een zware tol betaald, maar de uiteindelijke politieke en diplomatieke winst was van onschatbare waarde. Nixon: vietnamisering en uitbreiding van de oorlog over heel Indo-China

Eind maart kondigde Lyndon Johnson aan dat hij zich niet voor een nieuwe ambtstermijn verkiesbaar stelde. Richard Nixon werd vervolgens president. De republikeinse president won de verkiezingen, omdat hij zei dat hij een geheim plan had bedacht om de oorlog in Vietnam te stoppen. In de zomer van 1969 onthulde hij dit plan. Volgens Nixon moest de oorlog gevietnamiseerd worden. De Zuidvietnamezen zo veel en zo snel mogelijk de zaken zelf in handen nemen. De Amerikaanse soldaten zouden zich geleidelijk terugtrekken, maar het Zuidvietnamese leger zou wel kunnen blijven rekenen op Amerikaanse materiële steun. Toen Nixon zijn plan ontvouwde, waren er ruim een half miljoen soldaten in Vietnam aanwezig, het hoogste aantal ooit. Eind 1969 waren het er nog 475.000 en de volledige terugtrekking zou nog jaren op zich laten wachten. Intussen waren er wel in het geheim besprekingen aan de gang tussen Noord-Vietnam en de Verenigde Staten. Lyndon B. Johnson had even voor zijn aftreden Hanoi besprekingen aangeboden en Noord-Vietnam was op dat aanbod ingegaan. Onder Richard Nixon ontmoetten de partijen elkaar regelmatig in Parijs. Van Amerikaanse zijde trad onderhandelaar Henry Kissinger steeds meer op de voorgrond. Johnson had, voor hij het Witte Huis verliet, nog een gebaar gedaan naar Hanoi: hij had de bombardementen op het Noorden stopgezet. Van Noordvietnamese zijde stonden er geen toegevingen tegenover wat Washington deed. Hanoi bleef erbij dat alle Amerikaanse troepen zo snel mogelijk weg moesten en dat de Viet Cong erkend moest worden als vertegenwoordiger van de Noordvietnamezen. In 1969 overleed Ho Chi Minh maar dat tastte de Communistische Partij en het regime in het Noorden niet aan. In zijn politiek testament schreef Ho Chi Minh enkele maanden voor zijn dood:"Wij zullen de geschiedenis ingaan als een klein land dat twee moderne grootmachten, Frankrijk en de Verenigde Staten, heeft verslagen." Vanaf zijn aantreden toonde Nixon zich de president die het conflict snel wilde oplossen. Dat had ongetwijfeld te maken met het steeds groeiend verzet tegen de oorlog in de Verenigde Staten zelf. Maar onder Nixon zou de oorlog zich uitbreiden over heel Indo-China. Vanaf 1969 bombardeerden Amerikaanse toestellen in het geheim Cambodja. De bedoeling was om de Ho Chi Minhroute te vernielen. Het was langs die route dat Noord-Vietnam via de oerwouden van Laos en Cambodja soldaten, wapens en voorraden naar het Zuiden stuurde. Met tapijtbommen (massale bombardementen op een streek, zonder een bepaald doel te viseren) werd een deel van Cambodja verwoest. Ook op Laos vielen Amerikaanse bommen. Daarmee wilde Washington steun geven aan het regime van Soevanna Phoema. Die moest afrekenen met de communistische verzetsbeweging Pathet Lao. In 1970 trokken Amerikaanse grondtroepen Cambodja binnen en steunde Washington de staatsgreep van generaal Lon Nol tegen Norodom Sihanoek. Het corrupte regime van Lon Nol effende het pad voor de Rode Khmers die enkele jaren later Cambodja in een massagraf zouden veranderen. Door de escalatie van de oorlog kreeg Nixon in zijn eigen land steeds meer af te rekenen met met verzet tegen zijn beleid. Elke dag waren er massabetogingen en de meeste universiteiten gingen dicht. De Nationale Garde schoot zelfs enkele studenten dood. Nixon probeerde nog, Zoals zijn voorganger Johnson , om het protest in diskrediet te brengen. Het ging alleen maar om wereldvreemde studenten die aan hun dienstplicht wilden ontsnappen. Volgens de president kon hij volop rekenen op de "silent majotity", de zwijgende meerderheid. Maar het verzet groeide in alle lagen van de bevolking. Veteranen uit de Vietnam-oorlog stapten op, samen met religieuzen, vakbondsleiders en studenten. Ook in West-Europa kwamen steeds meer mensen op straat om te protesteren tegen de Amerikaanse aanwezigheid in Vietnam. Het protest werd nog luider toen de veteranen verhalen begonnen te vertellen over wat er allemaal gebeurde in Vietnam. Vooral het verhaal van de moordpartij in My Lai deed veel stof opwaaien. In dat dorpje langs de kust in Centraal-Vietnam hadden Amerikaanse soldaten in 1968 een bloedbad aangericht onder de burgerbevolking. Iedereen die erbij betrokken was geweest, had het bevel gekregen om te zwijgen. Maar een aantal soldaten legde dat bevel naast zich neer toen ze terug naar de Verenigde Staten kwamen. De militaire autoriteiten stuurden een van de betrokken officieren voor enkele jaren naar de gevangenis, maar dat temperde de verontwaardiging niet. In 1971 publiceerde de krant The New York Times delen van de Pentagon Papers. Het ging om een uiterst geheim rapport van de Amerikaanse ministerie van Defensie waaruit bleek dat de verschillende Amerikaanse presidenten militaire bevelhebbers systematisch het Congres, en dus de burgers, hadden voorgelogen over wat er in Vietnam gebeurde. De krant had de studie toegespeeld gekregen van een van de auteurs, Daniel Elsberg, die zelf een hevig tegenstander van de oorlog was geworden. De publikatie van de Pentagon Papers legde Nixon en zijn ploeg het vuur nog meer aan de schenen. Voor de president werd het steeds duidelijker: wilde hij als politicus zijn vel redden, dan moesten de Verenigde Staten zo snel mogelijk weg uit Vietnam, zonder dat Washington te veel gezichtsverlies leed.

Het Paas-offensief (1972)

Enkele maanden na de ambtsaanvaarding van Richard Nixon begonnen er onderhandelingen. In 1971 waren deze echter in het slop geraakt. Washington zei dat het eenzijdig zou terugtrekken als Hanoi zou stoppen in Zuid-Vietnam te infiltreren. Hanoi stelde daartegenover dat het een coalitieregering in Saigon zou aanvaarden, gevolgd door een staakt-het-vuren en de terugtrekking van de Amerikaanse troepen. Het punt waarop de onderhandelingen vast kwamen te zitten, was de vraag of president Thieu aan het hoofd zou staan van de nieuwe regering. De tijd verstreek. Begin 1972 hadden de Verenigde Staten alleen nog een symbolische strijdmacht van grondtroepen in Vietnam. Hanoi overzag het strijdtoneel. In de zekerheid dat de Verenigde Staten zich niet weer in een grondoorlog zouden mengen, ook al gaven ze het Zuidvietnamese leger nog steeds luchtsteun, besloot het dat vechten meer succes zou sorteren dan praten om het gesprek een nieuwe impuls te geven. Het vernoemde de campagne die bij het begin van het regenseizoen van start deed gaan naar Nguyen Hue, de meest begaafde van de Tay Son-broers. Deze massale invasie dreef drie speerpunten in het lange lichaam van Zuid-Vietnam. Op 30 maart deed een 40.000 man sterke strijdmacht van tanks en infanterie een aanval op de kust even ten zuiden van de zeventiende breedtegraad. In zeven dagen veroverde deze de hele provincie Quang Tri, met uitzondering van de hoofdstad. Op vijf april drong de zuiderlijke speerpunt binnen bij Tay Ninh en An Loc, slechts 105 kilometer ten noordwesten van Saigon. Slecht weer vertraagde een Amerikaans antwoord. Toen de Amerikanen hun geweldige bombardementen inzetten, werden de bommenwerpers geconfronteerd met van de grond afgeschoten raketten. Ook vielen Migs de "Zevende Vloot" aan, die voor de kust lag. Op 23 april kwam de centrale aanval in de richting van Kontum in de Centrale Hooglanden., eveneens onder slechte weersomstandigheden die slecht genoeg waren om luchtsteun onmogelijk te maken. Vier dagen later werd het offensief in het Noorden heropend, en op 1 mei viel Quang Tri. Maar de Noordvietnamese strijdkrachten kregen niet de kans om door te stoten naar Hue. In de delta voerde de Viet Cong raketaanvallen uit op provinciehoofdsteden, en Noordvietnamese strijdkrachten kwamen tot op 65 kilometer van Saigon. Op acht mei legden de Amerikanen mijnen in de Noordvietnamese havens, waaronder Haipong, en tegen eind mei keerde het tij. De Noordvietnamezen trokken zich uit Kontum terug. Het beleg van An Loc werd op achttien juni opgeheven. Tegen het eind van juni werd uit het noorden een tegenoffensief ingezet, maar pas op negentien september werd de stad Quang Tri heroverd. Tegen die tijd was ze min of meer met de grond gelijk gemaakt door luchtbombardementen. De campagne had zes maanden geduurd. Hanoi had alles in de strijd geworpen waarover het beschikte, maar het het het regime-Thieu niet ten val kunnen brengen. Toch had het de tijd aan zijn zijde. In oktober hadden beide partijen aan de onderhandelingentafel andere posities ingenomen. Als Washington bereid was geweest zich terug te trekken zonder terugtrekking van de Noordvietnamese strijdkrachten te eisen , zou Hanoi een toekomstige regering in Saigon met Thieu aan het hoofd aanvaarden.

De akkoorden van Parijs

Op 27 januari 1973 ondertekenden de Verenigde Staten, Zuid-Vietnam, Noord-Vietnam en de Viet Cong in Parijs een vredesakkoord. Daarin stond dat er een onmiddellijk staakt-het-vuren moest komen en dat de Amerikaanse troepen zich zouden terugtrekken. Er werd ook een raad opgericht die een voorstel voor de politieke toekomst van van Vietnam moest uitwerken. Maar evenmin als de Geneefse akkoorden na de eerste Indochinese oorlog, brachten de akkoorden van Parijs vrede in Vietnam. Daarvoor bleven er te veel onduidelijkheden. Zo zei het akkoord niets over de naar schatting 200.000 Noordvietnamese soldaten die, vooral na het Tet-offensief, naar Zuid-Vietnam waren gekomen om de rangen van de Viet Cong te versterken. De Zuidvietnamese president Nguyen Van Thieu weigerde onder meer daarom het akkoord te aanvaarden. In Parijs werd ook weinig afgesproken over de verdere hulp die de Verenigde Staten aan Zuid-Vietnam mocht blijven geven. In juli 1973 verbood het Amerikaanse Congres wel alle Amerikaanse activiteiten in Vietnam, maar materieel leveren mocht nog altijd. Onmiddellijk na het vredesakkoord werd het rustig in Vietnam. In het zuiden hield de Viet Cong zich gedeisd en Hanoi leek niet direct aan te sturen op de verwezenlijking van de oude droom, de vereniging van heel Vietnam.

De "Final Push" (1975)

De gevechtskracht van de Amerikaanse luchtmacht had het Zuiden gered tijdens het "Paas-offensief" van 1972, dat de mislukking - en niet het succes - had aangetoond van het programma om de last van de nationale verdediging naar het door fatale gebreken gehandicapte Zuidvietnamese leger over te hevelen. Deze corrupte organisatie was meer bedoeld om het regime te beschermen dan om oorlog te voeren. Kandidaten voor het officierscorps kwamen uit de toplaag, en benoemingen geschiedden via politieke kanalen. Velen van hun Amerikaanse collega's werden misselijk als deze officieren hun ondergeschikten zagen mishandelen. De laatste Amerikaanse gevechtstroepen werden in het voorjaar

Prijs van de oorlog

De Indochinese oorlogen van 1945 tot 1975 staan bekend als een van de vier hevigste oorlogen die er sinds 1816 tussen staten zijn uitgevochten. De eerste Indochinese Oorlog kostte aan 400.000 mensen het leven, waarvan een kwart aan Franse kant. Tijdens de Tweede Indochinese Oorlog sneuvelden er 58.718 Amerikanen en ongeveer 5.000 van hun niet-Vietnamese bondgenoten.De totale Vietnamese verliezen in Noord en Zuid bedroegen meer dan anderhalf miljoen gesneuvelde soldaten. Het aantal slachtoffers onder de burgerbevolking is nooit precies vastgesteld. Schattingen geven meer dan 65.000 doden in Noord-Vietnam en 250.000 tot 430.000 doden in Zuid-Vietnam. Het aantal gewonden is bijna anderhalf keer zo veel. Tijdens de oorlog werden overal op grote schaal mensen uit hun woongebieden verdreven. In het Zuiden gebeurde dit in het kader van de "strategische-dorpenpolitiek" ; in het Noorden onder dreiging van de bombardementen. In Indo-China is tussen 1964 en 1975 meer dan zeven miljoen ton aan bommen gevallen. Dit is 3,5 keer zoveel als in Europa tijdens de Tweede Wereldoorlog. Van Zuid-Vietnamees bosareaal is minstens 20% met chemische middelen verwoest. Ontbladeringsmiddelen als het dioxine bevattende "Agent Orange", genoemd naar de kleur van de verpakkingen, zorgden na de oorlog voor geboorteafwijkingen. Ook achtergelaten oorlogstuig en mijnen maakten ook na 1975 nog veel slachtoffers. Een ander naoorlogs probleem vormen de naar schatting acht-tot tienduizend "Amerasians". Dit zijn kinderen van Amerikaanse vaders en Vietnamese moeders. In een samenleving waarin voorouderverering de band met de eigen cultuur benadrukt, ondervinden kinderen van gemengde etnische afkomst veel hinder van discriminatie. De omstandigheden waarin deze kinderen zijn verwekt werden, maken de situatie alleen maar nog slechter. Over de manier waarop individuele oorlogstrauma's zijn verwerkt weinig bekend. Psychiatrische behandeling van oorlogsslachtoffers is er nauwelijks. Misschien maakt het wat uit als een land de oorlog heeft gewonnen, maar tegenwoordig vragen veel Vietnamezen zich verbijsterd af waarvoor het allemaal nodig is geweest. In de officiële door partij en regering zorgvuldig in stand gehouden herinnering lijkt het van een collectief oorlogssyndroom geen sprake. Gemeten aan de enorme populariteit van dagelijkse radioprogramma's waarin wordt geprobeerd vermiste personen te traceren, is de oorlog zeker niet vergeten. Ook in boeken en persartikelen worden er soms pogingen ondernomen het verleden te verwerken. In het voormalige Zuid-Vietnam is de verbittering over de nederlaag gebleven, maar door de vlucht van de meeste bij de oorlog betrokken personen verzacht.

3 HOE DE VIETNAM-OORLOG VERSCHILDE VAN ANDERE OORLOGEN. (de conclusie) -De gemiddelde leeftijd van een soldaat was negentien; in de Tweede Wereldoorlog was dit 26. -In de Vietnam-oorlog ging men studeren om te voorkomen te moeten vechten. -Als je in gevecht was, was er geen achterhoede. -Men was in het algemeen in de VS niet erg blij met de oorlog in Vietnam. -De oorlog werd in een land uitgevochten waar men een hele andere historie, cultuur en religies had. -Vietnam had de Verenigde Staten niets misdaan. -De officieren waren onervaren en/of tegenstrijdig. -Er waren geen duidelijke gevechtszones; er was geen front. -Er waren meer gevechtsslachtoffers gevallen dan in de Tweede Wereldoorlog. -Een gebied werd ingenomen, verloren en weer ingenomen. Zo ging het maar door. -Er werd emotionele hulp gegeven bij thuiskomst. -De soldaten keerden niet allemaal tegelijk naar huis terug. -Geen oorlog sinds de Burgeroorlog veroorzaakte zo'n grote kloof tussen Amerikanen, wat aanleiding gaf tot sociale onrust en geweld. De oorlog was dagelijks op de televisie te zien. De Vietnam-oorlog had als bijnaam de "televisie-oorlog".

REACTIES

N.

N.

het was eeen coooooooool werkstuk joh ga zo dooooooooor!!!!! heb erg veel van geleerd

18 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.