Inhoudsopgave.
1. Voorwoord
2. De huid
3. De ogen
4. De oren
5. De neus
6. De tong
7. Nawoord Het voorwoord Dit werkstuk gaat over de 5 zintuigen namelijk: de huid, de oren, de ogen, de neus en de tong. Met je zintuigen kun je waarnemen wat er om je heen gebeurt. Wat je met je zintuigen waarneemt wordt doorgestuurd naar de hersenen, en zo weet je dus wat je voelt, ruikt, proeft, hoort en ziet. Elk deel in dit werkstuk gaat over een ander zintuig. De huid Met de huid kun je voelen. Er zitten heel veel verschillende zintuigjes in je huid: het tastzintuig, pijnzintuig, koudezintuig en het warmtezintuig, ze vangen allemaal een anders signaal op. Als je iets voelt (bijvoorbeeld de vorm van een boek) zijn dat prikkels. Prikkels worden omgezet in impulsen en gaan via je zenuwen naar je hersenen. Als de impulsen in je hersenen zijn aangekomen weet je wat je voelt. Met elk zintuig van je een andere prikkel op: - Met je pijnzintuig voel je pijn, bijvoorbeeld als je met je blote voeten over stenen loopt. - Met je tast zintuig voel je hoe een voorwerp aanvoelt, je voelt bijvoorbeeld dat een bal rond is. - Met je koudezintuig voel je koud, bijvoorbeeld als je een sneeuwpop aan het maken bent voel je de kou van de sneeuw. - Met je warmtezintuig voel je warmte, je voelt bijvoorbeeld de warmte van een kop soep die je aan drinken bent, aan de buitenkant van de mok voel je dat de soep in de mok warm is. Ook bestaat de huid bestaat uit lagen. De verschillende lagen zijn: - Bovenlaag - Opperlaag - Onderlaag - Lederhuid
Dit is een plaatje van de huid:
tastzintuig pijnzintuig koudezintuig warmtezintuig
Als je iets heel goed wilt voelen die je dit met vingertoppen. Hiermee voel je het best. In je vingertoppen zitten ook de meeste zenuwuiteinden (zintuigjes). Je kunt ook een proefje doen om te weten waarmee je het beste voelt, dit proefje zit achterin het werkstuk, met nog een ander proefje. De ogen Met je ogen kun je zien. Voor je oog is de prikkel licht. Net zo als bij de huid, en bij alle andere zintuigen wordt wat je waarneemt omgezet in impulsen en doorgestuurd naar je hersenen het oog zit er van de buitenkant zo uit: Elke keer als je knippert met je oogleden knippert wordt er traanvocht over je ogen verspreidt. Zo drogen je ogen niet uit en wordt het oog schoongemaakt. Het vocht en de vuiltjes worden afgevoerd via je traanbuis naar je neus. Je oog bestaat uit verschillende lagen, namelijk: 1. harde oogvlies (hoornvlies) 2. vaatvlies
3. netvlies Hoe werkt het oog? Je kunt het oog het beste vergelijken met een camera om te weten hoe het oog werkt. Ze hebben allebei een lens, en de pupil kun je vergelijken met de lensopening. Het netvlies is dan ‘de film’ waarop het beeld dat van buiten komt, wordt afgebeeld. Als een lichtstaal in het oog valt wordt die door het hoorvlies en de lens afgebogen. Door deze afbuiging valt de lichtstraal op het netvlies. Het beeld staat ondersteboven en is verkleind. Je weet pas wat je ziet wanneer het via de oogzenuw naar je hersenen gaat. Als het in je hersenen is neem je waar wat je ziet. Om goed van veraf en dichtbij te kunnen zien wordt je oog platter en boller. Met een platte lens kun je goed van veraf zien en met een bolle lens kun je goed van dichtbij zien. Het platter en boller maken van de lens heet accommoderen. Hoe dat werk zie je op het volgende plaatje: Goed zien. Als je vorm van je ooglens niet goed is kun je niet scherp zien als je oogbol te kort is, kun je alleen ver scherp zien. Als je oogbol te lang is kun je alleen van dichtbij scherp zien. Hier zie je dat op het volgende plaatje: De oren Je hoort doordat de lucht trilt. Eigenlijk is geluid trillende lucht je kunt dit voelen als je je hand voor een geluidsspreker houdt. Je oor bestaat uit 3 delen: 1. het uitwendige oor
2. het midden oor
3. het binnen oor
Hoe hoor je?
Geluidsgolven komen het oor binnen. Het trommelvlies trilt en de golven worden door het midden oor versterkt. Deze geluidsgolven worden doorgegeven aan deeltjes in de wand van het slakkenhuis. De vloeistof in het slakkenhuis komt in beweging. De trillingen worden door opgevangen door zenuwvezels die het weer aan de hersenen doorgeven.
Als het aantal trillingen per seconde klein is hoor je een lage toon als het aantal trillingen per seconde hoog is hoor je een hoge toon. Hoe veel trillingen per seconden er zijn druk je uit in Hertz. Mensen kunnen trillingen horen tussen de 20-20.000 Hertz (20-20.000 trillingen per seconden). Er zijn dieren die veel hogere of lagere geluiden kunnen horen.
Sommige mensen horen niet zo goed, dat komt bij oudere mensen het vaakst voor. Door slijtage ligt de bovengrens (grens tot waar aan je geluid kunt horen) bij oudere mensen lager dan bij jongere mensen. Bij de meeste slechthorende werkt het slakken huis minder. De haartje in het slakken huis trillen dan niet goed meer mee met de vloeistof en gaan er minder impulsen naar je hersenen.
Hier zie je alle onderdelen in het oor:
1. Oorschelp 2. Gehoorgang 3. Trommelvlies 4. Stijgbeugel 5. Ronde venster 6. Buis van Eustachius (tuba auditiva) 7. Slakkenhuis (cochlea) 8. Halfcirkelvormige kanalen (evenwicht) 9. Aambeeld 10. Hamer
De neus
Een geur ontstaat doordat heel kleine deeltjes van een stof de lucht in kunnen zweven. Als je ademt komt, komen de deeltjes ook in je neus. Hoog in de neusholte bevinden zich miljoenen kleine cellen op een gedeelte dat niet groter is dan een postzegel. Deze cellen vangen de geuren op. Die cellen heten geur receptorcellen. De lucht stroomt daar overheen en de zenuwen sturen dan boodschappen naar de hersenen. Als het bericht in je hersenen is ben je je bewust van wat je ruikt
Geur is heel belangrijk voor mensen. Als je niet goed zou kunnen ruiken zou je ook niet goed kunnen proeven. Je ruikzintuig en je smaakzintuig werken samen. Als je een verstopte neus hebt ruik je ook veel minder. Voor dieren is reuk ook heel belangrijk, dieren onthouden de geur van hun moeder. Dat is ook bij mensen zo. Dieren vinden zo ook voedsel. De tong Met de tong kan je proeven. Op je tong zitten allemaal kleine spikkeltjes: je smaakpupillen (je hebt er ongeveer 3000). Ze zien er allemaal hetzelfde uit maar met elke smaakpupil proef je een andere smaakt. De smaakpapillen worden ieder 7 á 10 dagen vernieuwd. Als de tong wordt beschadigd, bijvoorbeeld door te heet eten of drinken, dan duurt de het meestal niet langer dan 10 dagen, dan zijn de beschadigde smaakpapillen vervangen door nieuwe smaakpapillen. Op het plaatje zie je de verschillende smaken die je kan proeven en waarop de tong je wat proeft. De tong proeft het voedsel. Je smaakzin en je reukzin werken samen. De tong die bedekt is met alle smaakpupillen werkt samen met je neus die vol met dunne haartjes en zenuwen zit. De haartjes vangen geuren op en de zenuwen sturen boodschappen over de reuk naar je hersenen. Als je dus in een appel bijt, ruikt je neus de geur en je tong proeft het lekkers. Met je tong kan je ook voelen, namelijk warm, koud, dik, dun, hard, zacht. Je tong houd ook je gebit. Door met je tong langs de tanden en kiezen te gaan, 'poets' je je tanden. De etensresten kun je met je tong weghalen. Ook heeft de tong een belangrijke taak bij het kauwen, spreken en slikken. Nawoord. Dit werkstuk ging over de 5 zintuigen. Je zintuigen zijn erg belangrijk. Als je geen zintuigen zou hebben zou je eigenlijk niet kunnen leven. Over elk zintuig is in dit werkstuk een deel geschreven en er zijn plaatjes bij geplakt.
2. De huid
3. De ogen
4. De oren
5. De neus
6. De tong
7. Nawoord Het voorwoord Dit werkstuk gaat over de 5 zintuigen namelijk: de huid, de oren, de ogen, de neus en de tong. Met je zintuigen kun je waarnemen wat er om je heen gebeurt. Wat je met je zintuigen waarneemt wordt doorgestuurd naar de hersenen, en zo weet je dus wat je voelt, ruikt, proeft, hoort en ziet. Elk deel in dit werkstuk gaat over een ander zintuig. De huid Met de huid kun je voelen. Er zitten heel veel verschillende zintuigjes in je huid: het tastzintuig, pijnzintuig, koudezintuig en het warmtezintuig, ze vangen allemaal een anders signaal op. Als je iets voelt (bijvoorbeeld de vorm van een boek) zijn dat prikkels. Prikkels worden omgezet in impulsen en gaan via je zenuwen naar je hersenen. Als de impulsen in je hersenen zijn aangekomen weet je wat je voelt. Met elk zintuig van je een andere prikkel op: - Met je pijnzintuig voel je pijn, bijvoorbeeld als je met je blote voeten over stenen loopt. - Met je tast zintuig voel je hoe een voorwerp aanvoelt, je voelt bijvoorbeeld dat een bal rond is. - Met je koudezintuig voel je koud, bijvoorbeeld als je een sneeuwpop aan het maken bent voel je de kou van de sneeuw. - Met je warmtezintuig voel je warmte, je voelt bijvoorbeeld de warmte van een kop soep die je aan drinken bent, aan de buitenkant van de mok voel je dat de soep in de mok warm is. Ook bestaat de huid bestaat uit lagen. De verschillende lagen zijn: - Bovenlaag - Opperlaag - Onderlaag - Lederhuid
Als je iets heel goed wilt voelen die je dit met vingertoppen. Hiermee voel je het best. In je vingertoppen zitten ook de meeste zenuwuiteinden (zintuigjes). Je kunt ook een proefje doen om te weten waarmee je het beste voelt, dit proefje zit achterin het werkstuk, met nog een ander proefje. De ogen Met je ogen kun je zien. Voor je oog is de prikkel licht. Net zo als bij de huid, en bij alle andere zintuigen wordt wat je waarneemt omgezet in impulsen en doorgestuurd naar je hersenen het oog zit er van de buitenkant zo uit: Elke keer als je knippert met je oogleden knippert wordt er traanvocht over je ogen verspreidt. Zo drogen je ogen niet uit en wordt het oog schoongemaakt. Het vocht en de vuiltjes worden afgevoerd via je traanbuis naar je neus. Je oog bestaat uit verschillende lagen, namelijk: 1. harde oogvlies (hoornvlies) 2. vaatvlies
3. netvlies Hoe werkt het oog? Je kunt het oog het beste vergelijken met een camera om te weten hoe het oog werkt. Ze hebben allebei een lens, en de pupil kun je vergelijken met de lensopening. Het netvlies is dan ‘de film’ waarop het beeld dat van buiten komt, wordt afgebeeld. Als een lichtstaal in het oog valt wordt die door het hoorvlies en de lens afgebogen. Door deze afbuiging valt de lichtstraal op het netvlies. Het beeld staat ondersteboven en is verkleind. Je weet pas wat je ziet wanneer het via de oogzenuw naar je hersenen gaat. Als het in je hersenen is neem je waar wat je ziet. Om goed van veraf en dichtbij te kunnen zien wordt je oog platter en boller. Met een platte lens kun je goed van veraf zien en met een bolle lens kun je goed van dichtbij zien. Het platter en boller maken van de lens heet accommoderen. Hoe dat werk zie je op het volgende plaatje: Goed zien. Als je vorm van je ooglens niet goed is kun je niet scherp zien als je oogbol te kort is, kun je alleen ver scherp zien. Als je oogbol te lang is kun je alleen van dichtbij scherp zien. Hier zie je dat op het volgende plaatje: De oren Je hoort doordat de lucht trilt. Eigenlijk is geluid trillende lucht je kunt dit voelen als je je hand voor een geluidsspreker houdt. Je oor bestaat uit 3 delen: 1. het uitwendige oor
2. het midden oor
Geur is heel belangrijk voor mensen. Als je niet goed zou kunnen ruiken zou je ook niet goed kunnen proeven. Je ruikzintuig en je smaakzintuig werken samen. Als je een verstopte neus hebt ruik je ook veel minder. Voor dieren is reuk ook heel belangrijk, dieren onthouden de geur van hun moeder. Dat is ook bij mensen zo. Dieren vinden zo ook voedsel. De tong Met de tong kan je proeven. Op je tong zitten allemaal kleine spikkeltjes: je smaakpupillen (je hebt er ongeveer 3000). Ze zien er allemaal hetzelfde uit maar met elke smaakpupil proef je een andere smaakt. De smaakpapillen worden ieder 7 á 10 dagen vernieuwd. Als de tong wordt beschadigd, bijvoorbeeld door te heet eten of drinken, dan duurt de het meestal niet langer dan 10 dagen, dan zijn de beschadigde smaakpapillen vervangen door nieuwe smaakpapillen. Op het plaatje zie je de verschillende smaken die je kan proeven en waarop de tong je wat proeft. De tong proeft het voedsel. Je smaakzin en je reukzin werken samen. De tong die bedekt is met alle smaakpupillen werkt samen met je neus die vol met dunne haartjes en zenuwen zit. De haartjes vangen geuren op en de zenuwen sturen boodschappen over de reuk naar je hersenen. Als je dus in een appel bijt, ruikt je neus de geur en je tong proeft het lekkers. Met je tong kan je ook voelen, namelijk warm, koud, dik, dun, hard, zacht. Je tong houd ook je gebit. Door met je tong langs de tanden en kiezen te gaan, 'poets' je je tanden. De etensresten kun je met je tong weghalen. Ook heeft de tong een belangrijke taak bij het kauwen, spreken en slikken. Nawoord. Dit werkstuk ging over de 5 zintuigen. Je zintuigen zijn erg belangrijk. Als je geen zintuigen zou hebben zou je eigenlijk niet kunnen leven. Over elk zintuig is in dit werkstuk een deel geschreven en er zijn plaatjes bij geplakt.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
W.
W.
bij dit werkstuk staat bij de tong smaakpupillen in plaats van smaakpapillen dat is fout!
18 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
haaj Sandra
k vind het een goed werkstuk!
want k moet een spreekbeurt doen en uit jouw werkstuk kon ik veel info halen!
dus... een heel goed werkstuk!!!
-xXxXxXxXx-jes myrthe
18 jaar geleden
AntwoordenR.
R.
Weinig info
10 jaar geleden
Antwoorden..
..
Hoi allemaal!!
waar zijn de proefjes???
Dat staat er niet in!!!!
10 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
Wow wat veel informatie danjewel
10 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Ik heb er erg veel informatie uit kunnen halen.
7 jaar geleden
AntwoordenC.
C.
Super werkstuk !!! Ik zit zelf in groep 7 en ik moet een spreek- beurt ik vind dat zo stom ! En ik ben er ook niet goed in. Als deze web site niet bestond dan weet ik het niet meer zoveel informatie !! Super!!! Ik geef het een 10+!??
6 jaar geleden
Antwoorden