Inhoud
1. Eencellige dieren
2. Holte dieren
3. Wormen
4. Weekdieren
5. Geleedpotige, kreeftachtige
6. Stekelhuidige, zeester
7. Gewervelden, zoogdieren
Inleiding
Deze dieren heb ik gekozen voor mijn werkstuk:
De amoebe en chlamydia,
De zeeanemoon,
De regenworm,
De inktvis en kwal,
Van de kreeftachtige de krab,
De zeester
En als laatste van de gewervelden heb ik van de zoogdieren een konijn gekozen.
1. Eencellige dieren, Amoebe en chlamydia.
Amoebe:
De amoebe leeft soms als parasiet in het lichaam van een mens, maar het kan ook vrij leven op de bodem van een sloot. Het komt voor in de hele wereld. De amoebe heeft eigenlijk geen vast uiterlijk. De Griekse naam voor amoebe is Amoibe. Dat betekend in het Nederlands verandering. Dus dat zegt het al, de amoebe heeft geen vaste vorm omdat het steeds veranderd van vorm. De ene keer ziet hij er ovaal uit, en misschien wel een andere keer rond. De amoebe heeft dus nooit dezelfde vorm. Een amoebe produceert geen geluid, dus daar kan ik helaas niks over vertellen. Je kunt de aanwezigheid van het dier herkennen, maar alleen als het als parasiet in je lichaam zit. Het diertje nestelt zich dan in het darmkanaal, en kan voor een waterige,slijmerige en bloederige ontlasting zorgen. Als het diertje in het water leeft, kan je zijn aanwezigheid niet merken. Je kan de amoebe alleen zien als je wat water onder de microscoop houd en dat 100x tot 400x vergroot. Amoebe leven niet alleen, er zit altijd wel een andere amoebe in het water of in je lichaam. Ik kan daarom dus niet zeggen dat een amoebe alleen leeft. Misschien dat ze niet samen hun hele leven samen doorgaan, maar ze zitten nooit ergens alleen. Aan de ene kant is het dier goed voor ons milieu, en aan de andere kant niet. Ze eten bacteriën op, dat is een goed punt, maar ze veroorzaken wel ziektes, en dat is een min punt. Voor het milieu zijn ze dus goed, maar voor de mens zijn ze een ziekte.
Chlamydia:
Chlamydia komt voor in je lichaam. Je kan het krijgen door geslachtsgemeenschap. Daarvan kan je een seksuele overdraagbare aandoening krijgen (soa). Chlamydia ziet er een beetje rood/paars achtig uit. Ze hebben nooit dezelfde vorm dus je ken ze niet herkennen aan hun uiterlijk. Ze zijn te klein om te zien, en ze zitten alleen in je lichaam.
Chlamydia produceert geen geluid. Als je één of meer van de onderstaande kenmerken herkent, dan kan het zijn dat er chlamydia in je lichaam zit:
- pijn of een branderig gevoel bij het plassen.
- meer of andere afscheiding.
- tussentijdse bloedingen.
- pijn of bloedverlies tijdens of na het vrijen.
- pijn in de onderbuik.
- pijn rechtsboven in de buik.
Chlamydia leeft niet in paren. Het zit in je lichaam of het zit er niet. Ze leven niet samen, en ze planten zich ook niet voort met geslachtsgemeenschap. Maar je krijgt het wel van geslachtsgemeenschap. Het diertje heeft geen aanpassingen aan het milieu, maar wel aan de mens. Bij vrouwen kan chlamydia baarmoeder- en eileiderontstekingen veroorzaken doordat de chlamydia-infectie kan opstijgen door de baarmoedermond via de baarmoeder naar de eileiders. Door deze ontstekingen ontstaan verklevingen en littekenweefsel, die tot grote problemen kunnen leiden. De eileiders kunnen vernauwen of zelfs verstopt raken, waardoor ze niet meer goed functioneren. Jaarlijks worden ongeveer duizend vrouwen hierdoor onvruchtbaar. Andere gevolgen kunnen zijn: buitenbaarmoederlijke zwangerschap en chronische buikpijn. De chlamydia-bacterie kan ook in de buikholte terechtkomen en ontstekingen veroorzaken in andere organen. Hoe langer de geïnfecteerde vrouw blijft rondlopen met chlamydia, hoe groter de kans op ernstige gevolgen. Bij mannen zijn de gevolgen van chlamydia meestal minder erg. Het komt soms voor dat de infectie opstijgt via de zaadleiders naar de bijbal of de prostaat. Bijbalontsteking is het meest voorkomend. Het geeft veel pijn in de balzak, soms naar de lies. Zo`n infectie is heel pijnlijk, maar goed te behandelen. Onvruchtbaarheid als gevolg van chlamydia komt bij mannen bijna niet voor. Chlamydia heeft geen schutkleur. Het is rood/paars en zit in je lichaam, dus hij heeft geen schutkleur nodig. De vijand van chlamydia is natuurlijk antibiotica. Antibiotica doodt chlamydia als het is aangetroffen in je lichaam. Chlamydia heeft geen eigen territorium. Chlamydia plant zich voort door deling. Het is ongeslachtelijk. Het heeft dus geen ouders, en er wordt niet voor de nieuwe chlamydia’s gezorgd. Chlamydia heeft geen vaste leeftijd. Als het bekend word dat iemand chlamydia heeft, word er meteen iets aan gedaan en krijgt diegene antibiotica mee naar huis.
2. Holte dieren, zeeanemoon.
De zeeanemoon is te vinden in de zee. Ze leven in zout water, en ze zijn bijna overal te vinden. In Nederland is dat o.a in Zeeland. Ze zijn ook te vinden in de Noordzee, Oostzee, Atlantische oceaan en in de Middellandse Zee. De zeeanemoon heeft één voet die hij vastzuigt aan een harde bodem. Zijn middenlijf (zuil) word vijf centimeter lang en daarboven zitten ongeveer tweehonderd tentakels waarmee hij plankton uit het water vangt. Ze kunnen rood, oranje, bruin of zelfs groen worden. Soms hebben ze ook twee van die vier kleuren, dan zijn ze gespikkeld. Als het water laag staat, trekt de zeeanemoon zich in tot een balletje zodat hij niet uitdroogt. En dan kan je hem ook gewoon zien zitten op harde stenen die bij vloed onderwater staan. Hij blijft leven omdat hij niet uitdroogt.
De zeeanemoon maakt geen geluid, dus daar kan ik niks over vertellen.
De aanwezigheid van het dier kan je gewoon zien. Je ziet het wanneer er een zeeanemoon in het water zit. Je ziet ze meestal zitten op stenen, omdat dat een harde ondergrond is, en ze zo niet weg kunnen drijven. De zeeanemoon leeft alleen. Ze leven niet in paren van twee. Ze vangen voor zichzelf eten en zorgen zelf dat ze overleven. De zeeanemoon veranderd eigenlijk niks aan het milieu, ze eten de plankton, zetten zich vast aan stenen en meer doen ze niet. Ze doen dus niks aan het milieu wat goed of slecht is. De zeeanemoon heeft geen schudkleur. Ze zijn fel gekleurd en het zit nooit verscholen tussen twee stenen. Ze zijn altijd zichtbaar en zijn dus ook erg kwetsbaar. De zeeanemoon word ongeveer vijf centimeter hoog en heeft dan ook nog zijn tentakels die ongeveer twee centimeter zijn. De zeeanemoon is dus ongeveer zeven centimeter lang. Een zeeanemoon eet plankton, krabben, zeesterren, larven en kleine kreeftachtige. De zeeanemoon heeft vijanden, kabeljauw, schol, zee naaktslakken en de zeespin. De zeespin maakt een gaatje in de zuil van de zeeanemoon en zuigt hem dan leeg. De zee naaktslak kan tegen zijn giftige tentakels. Hij slaat ze op in zijn rug, en gebruikt ze zo weer tegen zijn eigen vijanden. Een zeeanemoon heeft geen eigen territorium. Het zet zich ergens vast op een harde ondergrond en daar leeft hij. Hij gaat niet opzoek naar een geschikte plek. Zodra die een steen heeft waar geen andere zeeanemonen op zitten, gaat de zeeanemoon zich erop vast zetten.
De voortplanting gebeurt ongeslachtelijk. Er kunnen nieuwe zeeanemonen ontstaan doordat ze zichzelf delen, afscheuren of door knopvorming. Als de zeeanemoon afscheurt, groeit het afgescheurde deel gewoon weer aan. Bij sommige soorten kan uit elk stukje weer een nieuwe zeeanemoon komen. Zeeanemonen hebben geen ouders. Een zeeanemoon komt van één zeeanemoon, en heeft dus geen vader of moeder. Ze hebben dus geen ouders. Als een zeeanemoon zich splitst, geeft het maar één nieuwe zeeanemoon. Dus als een zeeanemoon zich deelt, komt er maar één nieuwe.
De nieuwe zeeanemoon word gewoon geboren op de ondergrond waarop de zeeanemoon staat die zich heeft gesplitst of gescheurd. Als de zeeanemoon zich heeft gedeeld, drijft het andere deel weg, zet zich vast aan een andere harde ondergrond en kan voor zichzelf zorgen. Ze hoeven niet te leren wat ze wel en niet kunnen eten, hoe ze moeten jagen , en wie hun vijanden zijn. Ze kunnen meteen zelfstandig leven zonder er ook maar iets voor te hoeven doen. Er is eigenlijk geen broedzorg bij een zeeanemoon. Ik heb het hierboven al helemaal uitgelegd. Een zeeanemoon splitst of scheurt af, dus het heeft geen broedzorg. Er zit geen andere kleine zeeanemoon in de grote zeeanemoon. En ook heeft het geen eieren en de nieuwe zeeanemonen kunnen voor zichzelf zorgen dus is er geen sprake van broedzorg. En omdat er geen broedzorg is, kan ik ook niet zeggen hoelang de broedzorg duurt want die is er niet. Het zuur dat in de netelcel zit verlamt de prooi en met de tentakels wordt de prooi naar de mond gebracht en in de maag verteerd. En omdat er maar één lichaamsopening is, verlaten de onverteerbare resten de zeeanemoon via de mond. De mond is dus ook de anus. Met de voet houdt de zeeanemoon zich vast aan de ondergrond, maar kan zich er ook mee verplaatsen.
3. Wormen, regenworm.
De regenworm leeft onder de grond. Je kan hem overal tegenkomen. Wormen hebben geen kop, poten, kaken en tanden. Het is een ronde lange sliert. Ze halen adem via de huid. In je tuin, in het bos, in het gras. Ze leven overal op de wereld. Een regenworm ziet er glibberig uit. Het is meestal roze en heeft geen verschil tussen de kop en het achterwerk. Een worm maakt geen geluid. Je kunt de aanwezigheid van de regenworm niet herkennen, omdat de regenworm onder de grond woont. De regenworm komt naar boven als het regent, omdat de gangen van de regenworm dan vol lopen met water. Het liefst komen ze niet boven, want dan hebben ze grote kans om op gegeten te worden. Regenwormen leven solitair. Ze gaan niet op zoek naar een partner voor het leven, ze zoeken gewoon een worm uit waar ze mee paren en gaan dan weer verder met hun eigen leven. De regenworm heeft geen aanpassingen aan het milieu. Ze zitten onder de grond en doen verder niks anders dan eten zoeken en graven. Regenwormen hebben geen schutkleur. De roze worm zie je heel goed als het op aarde licht. Ook als het omhoog komt bij een grasveld kan je hem soms wel zien. De regenworm kan tot 25 cm worden, het eet dode bladeren, resten van dode dieren, zaden en aarde die hij later weer uitpoept en de voedingsstoffen die in de aarde zaten in zijn lichaam laat zitten. De regenworm heeft veel vijanden; mollen, vogels en kippen. Een regenworm heeft wel zijn eigen territorium. Het graaft zijn eigen hol, en daar mag geen andere worm inkomen. Regenwormen zijn hermafrodiet. Dat betekent dat ze zowel mannetje als vrouwtje zijn. Toch moeten ze paren om baby wormen te krijgen. Na de paring vormen beide aardwormen een cocon, een klein gesloten zakje. Elke cocon bevat 4 tot 20 eitjes. Meestal zal de eerste worm die uit z'n eitje komt zich voeden met de andere eitjes. Na enkele weken blijft er maar één worm over. Zonder voedsel blijft er niets anders over dan uit de cocon te kruipen. Eerst zijn de wormpjes witachtig en daarna worden ze roze en uiteindelijk kleuren ze donkerder. Als de wormen hebben gepaard zijn ze allebei zwanger en gaan ze hun eigen weg. Ze leggen meestal 4 tot 20 eitjes, maar er overleeft er altijd maar één. De jongen worden geboren onder de grond. Zodra de jongen zijn geboren gaan ze hun eigen weg. Een regenworm kan wel tien jaar worden! Een regenworm beweegt zich voort door golvende spiercontracties (samentrekkingen), die van voor naar achter over het lichaam lopen. Ieder segment van het lichaam werkt apart; door samentrekking van de kringspieren wordt het langer en smaller en wanneer de lengtespieren zich samentrekken, wordt het breder en korter. Wanneer een groep segmenten zich tegen de zijkant van de wand van een hol drukt, wordt de worm stevig op deze plaats vastgehouden, dan wordt door verlenging van de voorste segmenten van deze groep het voorste deel van de worm naar voren geduwd. Tegelijkertijd wordt een segment maar naar achteren korter en dikker. Dit gaat door tot de hele worm zich naar voren verplaatst heeft. Vooral tijdens het kruipen over het bodemoppervlak zetten ze zich bovendien vast met korte achterwaarts gerichte borstel, die indien nodig uitgestoken kunnen worden. Er zitten paar op elk segment, behalve op het eerste en laatste. Je kan ze aan de onderkant voelen, makkelijker dan zien, wanneer je de worm van achteren naar voren door de vingers laat glijden. Regenwormen hebben geen oren of ogen, maar hun oppervlakte, vooral aan de bovenkant is zeer gevoelig, zelfs voor licht. Een worm kan de trillingen van een mol die aan het graven is ontdekken, en soms komen grote aantallen regenwormen in paniek naar de oppervlakte wanneer er een mol in de buurt aan het werk is. Wanneer je een stok in de grond steekt en deze heen en weer beweegt, komen er ook wormen aan de oppervlakte. Wanneer een regenworm door een vijand aangevallen wordt is hij in staat een deel van zijn lichaam af te stoten. Het overblijvende deel van de worm laat het verloren deel weer aangroeien. Dit verschilt bij elk soort.
4. Weekdieren, inktvis
De inktvis leeft in de zee, en onder andere hier: Atlantische Oceaan, Het Kanaal, Oosterschelde, Noordzee en de Middellandse Zee. De inktvis heeft veel verschillende soorten kleuren, vormen en maten. Aan hun kop, rond hun bek zitten een aantal vangarmen. Er zijn inktvissen met acht armen, de octopus, en er zijn er met tien armen. Inktvissen met tien armen, zoals de zeekat en nautilus, hebben acht even grote armen en twee langere armen. De inktvis rolt de twee langere armen op tegen zijn lijf. Deze inktvissen hebben ook een schelp maar die zitten onder de huid van de inktvis. Veel inktvissen en octopussen hebben zuignappen aan de onderkant van hun armen. Daarmee kan hij zich vasthouden aan een rots of hij gebruikt ze om een prooi te vangen. Tussen de armen zit de bek. De bek heeft een harde snavel om voedsel te malen. Sommige inktvissen hebben gifklieren in hun bek. Boven op de kop zitten grote, bolle ogen waarmee hij kan zien. Achter het oog zit een soort wrat waarmee hij kan ruiken hij heeft ook een lijf, die zit in de plooi van zijn huid. De kieuwen zitten onder aan de buik. Ze zijn vaak anders van kleur, en sommigen kunnen licht geven. Vaak zijn ze bruin of rood. Een inktvis maakt geen geluid. Ze leven in groepen. Ze gaan altijd in groepen jagen. Ze hebben geen aanpassing aan het milieu. Een inktvis heeft een goede schutkleur. Hij kan zich aanpassen een de kleuren in de zee. Een inktvis kan langer dan 30 cm worden. Een inktvis eet van alles. Zoals verschillende soorten vis, De Inktvis eet graag krabben, kreeften, vissen, en soms zelfs zijn soort genoten. De meeste inktvissen kunnen heel goed de kleur van hun omgeving aannemen en ze verstoppen zich ook nog in de holte van een rots of onder het zand. Op die manier kruipt de inktvis dicht bij zijn prooi en grijpt hem dan met zijn armen. Hij gaat vooral ’s nachts op jacht. Sommige inktvissen kunnen hun prooi verlammen met een giftige stof die uit een klier bij hun bek komt. Inktvissen hebben sterke kaken waarmee zij het harde schild van bijvoorbeeld een kreeft kunnen kraken. Met zijn sterke kaken breekt hij dan de harde huid open. Ook spuit de inktvis inkt om daardoor of om de vijand te verjagen maar ook om zijn prooi makkelijker te kunnen vangen.
Inktvissen zijn gevaarlijke rovers, maar zelf hebben ze ook veel vijanden. Sommige walvissoorten eten inktvissen, evenals roofdieren, zoals haaien, walvissen, dolfijnen, roggen en kabeljauw. Ook zeehonden, zeevogels en pinguïns eten graag inktvis. Een van de belangrijkste vijanden van de inktvis is de mens. In de warme zeeën is de visserij op de inktvis en de achtarmige octopus van groot belang. De jaarlijkse vangst is op wereldschaal 2 tot 3 miljoen ton. In Italië, Spanje en Frankrijk is inktvis voor mensen een snack. Je kunt ze daar op de vismarkt kopen. Omdat de inktvis best veel vijanden heeft hij ook goede verdediging. Hij kan heel gemakkelijk de kleur van zijn omgeving aannemen en hij kan een inktgordijn aan leggen. Als de inktvis bij een gevecht met zijn vijand een arm kwijtraakt, groeit er op de plaats waar de oude arm zat weer een nieuwe arm aan. Een inktvis heeft geen eigen territorium.. het zwemt rond waar hij kan op zoek naar voedsel, en probeert niet gevangen te worden door de mensen. De meeste Inktvissen leven alleen. Soms gaat het mannetje op zoek naar het vrouwtje om mee te vrijen. Bij de paring brengt de mannelijke inktvis pakketjes met zaadcellen in het lichaam van het wijfje. Deze handeling wordt verricht met een van zijn armen, die hier voor speciaal is ingericht en soms zelfs loslaat. Veel Inktvissen herkennen elkaar aan lichtgevende plekken op hun lijf. Als het vrouwtje eitjes legt zijn het er altijd een paar honderd. De eieren die de Inktvissen leggen drijven niet los als ze in het water liggen. Aan elk eitje zit een soort steeltje waarbij sommige Inktvissen die steeltjes vast maken aan water planten. De Inktvis verstopt de eitjes in haar hol in de rotsen. Daar hangen ze in lange slingers naar beneden. Vanaf dat moment verlaat de Inktvis zijn hol niet meer. Deze zorg heet broedzorg. Ze poetst telkens de eierstrengen schoon en spuit er water over. Na een paar weken komen de eitjes uit. De pasgeboren inktvisjes zijn dan nog geen centimeter groot, maar ze lijken al snel op hun ouders. Ze eten zelf van het plankton in de zee. De kleine inktvisjes worden al gauw grote inktvissen. Maar de meeste inktvissen worden al jong door andere zeedieren opgegeten, zelfs ook door grote soortgenoten. Als de eieren zijn uitgekomen, sterft de moeder vaak van uitputting. De inktvis wordt meestal niet zo oud. Soms maar een jaar en sommige soorten inktvissen worden wat ouder. Zij komen voor in de wereld zeeën van de tropen tot de poolzeeën en van ondiepe kustwateren tot de diepzee. Inktvissen kunnen alleen in het zoute water van de zee leven. De meeste soorten inktvissen leven in de warme zeeën, meestal in ondiep water, maar soms ook heel diep in de zee.
5. Kreeftachtige, krab.
De krab leeft in alle zeeën, in het water en op een pier. Een pier is eigenlijk een soort dam, alleen is het dan laag. De pier is van steen, het is nooit gelijk. Pieren beschermen het strand tegen sterke golven. Het wordt soms vloed en soms eb. Bij vloed gaat het water ver op het strand. Bij eb is strand veel groter. Met eb gaat het water van de pier weg, met vloed gaat het water bij het eind van de pier een beetje over, en tussen de stenen zit dan water. Krabben leven het meest in de zee of ze lopen op de bodem of ze gaan in het zand. Dus als je in het water gaat, heb je kans dat je wordt gepakt. Want ze leven op de bodem, dus dan trap je er misschien op. Krabben hebben een soort dubbele huid. Het heeft ook een zachte lijf, dat zit verpakt in een schild. Dat is een hard lijf over de poten en over de rug. Het schild wordt ook wel schaal genoemd. De mensen noemen het daarom ook schaaldieren. Een krab heeft geen echte kop. Zijn kop en zijn borst zitten aan elkaar vast. De achterkant van zijn lijf is heel klein. Het buigt een beetje naar binnen toe. Krabben zitten niet alleen onder stenen en rotsen, maar ze zitten ook onder zand in de zeeën. Krabben hebben ogen, maar die steken een beetje uit. Ze zitten op een soort steeltje. Voor op de kop zitten voelsprieten. Krabben hebben er twee. Voelsprieten kunnen ze mee voelen. Ook hebben krabben twee scharen. Daarmee vangen ze hun voedsel en verdedigen ze zich. Krabben leven niet in groepen. Ze jagen voor zichzelf, en ze leven op zichzelf. Ze hebben alleen een partner nodig om te kunnen paren. Sommige krabben hebben een goede schutkleur. Grijze en witte krabben zie je niet goed als ze onder het zand zitten, maar al zijn het donkere krabben, dan zie je ze niet als ze tussen de rotsen in de pier zitten. Sommige soorten krabben kunnen wel 25 cm worden. En dat is heel groot voor een krab. Meestal zie je alleen kleine krabben bij de kust of in ondiep water. Maar je kan ze ook vinden tussen de pier, maar daar vind je geen grote krabben van 25 cm. Krabben eten ook dingen. In de zee eten ze ook zeedieren en ook kleine vissen. Krabben eten heel veel. Hij vangt een diertje met zijn scharen. Eigenlijk zijn scharen een soort handen. Want mensen pakken ook dingen op. Een krab eet soms wel een andere krab op.
Een krab heeft ook veel vijanden. De krab komt niet graag overdag op het strand. Want daar loeren de meeuwen die een krab willen vangen. Er zijn ook vissen die krabben lusten zoals de zeepaling en de inktvis. Voor sommige krabben is de mens een vijand. Een krab heeft geen territorium. Hij loopt gewoon was rond op de bodem van de zee op zoek naar voedsel.
Een mannetje moet met een wijfje vrijen om eitjes te leggen. De eitjes komen in de lente en de zomer uit. Dan komen de krabben uit als een larfje. Die kan je alleen maar met een microscoop zien. Zo klein is het larfje. Bij het begin van het groeien gaat zo: bij het begin komt er een stekel op hun rug, dan komen er een paar poten, dan nog meer: nog iets later komt er een staart. Dan later de voelsprieten, maar het larfje ziet er nog niet zo mooi uit. Dus over een paar maanden ziet de larf eruit als een krab. Een larf moet ook op zichzelf passen. Een larf eet ook zeedieren. Maar grotere krabben eten weer een larf op. Het wijfje legt heel veel eitjes. Die eitjes houdt ze goed bij zich in een grote klont onder haar achterlijf. Als de paring is geweest gaat het mannetje weer voor zichzelf zorgen. Het vrouwtje gaat er dan zelf vandoor met de eitjes aan haar lijf. Zodra ze uit zijn gekomen kunnen ze al voor zichzelf zorgen. Een krab kan niet zo oud worden. Sommige worden maar één jaar. En andere gaan weer sneller dood. Krabben worden soms wel oud en soms niet. Als een krab groot is, kan die wel 5 kilo wegen, maar dat ligt er wel aan, want de krab die 5 kilo weegt wordt meestal iets van 25 cm. Ook hebben heel veel heel veel krabben verschillende kleuren. De krab word ook vaak gegeten door de mensen.
6. Stekelhuidige, zeester.
De zeester leeft in de zee tussen het koraal rif en op de rotsen. Hij komt voor in de Atlantische oceaan, Noordzee en de Oostzee, koude zeeën en in tropische zeeën. Het is een soort ster die in de zee leeft, vandaar de naam. De zeester heeft vijf armen. Het is verschillend van kleur, en ook de vijf armen kunnen breder en langer zijn dan andere. De kleur van de zeester kan van wit tot bruin zijn, maar meestal is hij rood. Een zeester maakt geen geluid. In de zee heb je dat eigenlijk ook niet nodig. Maar zoogdieren die in de zee leven, en haaien maken wel geluid. Je ziet de zeester op een rots of in het koraal zitten. In het koraal zie je ze niet goed, omdat het koraal allerlei kleuren heeft, en de zeester kan ook allerlei kleuren hebben. Bijvoorbeeld rood, oranje en beige. Zeesterren leven solitair. Ze zitten in hun eentje op een rots of in het koraal rif. Als je naar een zeester kijkt, vallen je meteen de vijf armen op die aan de onderkant honderden kleine buisvoetjes hebt. Voor de zeester zijn de voetjes erg belangrijk. Niet alleen kan hij ermee over de zeebodem lopen, hij gebruikt ze ook om een prooi te vangen. Zeesterren zijn weg van tweekleppige. Om het vlees naar binnen te kunnen werken moet de zeester de schelpen eerst openen. Met de voetjes trekt hij aan beide kleppen, zodat de schelp op een kiertje komt te staan. Dan wurmt de zeester zijn maag naar binnen. Hij scheidt maagsappen af waardoor het vlees van het schelpdiertje in een vloeibare brij verandert. Nu kan de zeester de schelp helemaal openen en gaan eten. Een hoop zeesterren bij elkaar kunnen een verwoestende uitwerking hebben. Zoals stekelzeesterren, die van koraal leven, in de Grote Oceaan al heel wat koraalriffen hebben opgegeten. De gewone zeester is de meest voorkomende zeester in de Noordzee en Waddenzee. Hij eet bodemdieren en schelpdieren. Zeesterren kunnen tot 50 cm worden, maar meestal worden ze kleiner. De zeester kan een mossel openbreken door twee armen op de linkerklep en de andere armen op de rechterklep vast te zetten. De mossel sluit haar kleppen met de sterke sluitspier, maar de zeester wacht af. Als de mossel moe wordt, begint de zeester te trekken, en na enkele uren volhouden wijken de schelphelften uiteen. Hij stulpt zijn maag de schelp in en verteert de mossel ter plekke. Zeesterren hebben soms een soort van oranje vloed over zich heen.
De meeste zeesterren hebben vijf armen, maar er zijn er ook met 10 of wel 44 armen. Daarop zitten wel honderden of duizenden zuignappen. Waarneer een zeester een arm kwijtraakt, dan groeit hij vanzelf weer aan of waarneer een zeester in tweeën wordt gedeeld groeien zijn
armen gewoon weer uit tot 5 stuks. Dan heb je dus weer 2 nieuwe zeesterren. De huid heeft vaak stekels en knobbels en voelt ruw aan, door deze knobbeltjes haalt de zeester adem, door zijn armen kan hij ook adem halen. De huid die hier weer bovenop zit heeft trilhaar. Als er iets van viezigheid op zit doet het trilhaar dat weg trillen. De mond zit aan de onderkant in het midden. En daar zit ook de maag. De meeste sterren eten graag mosselen of vis, wanneer de ster een mossel vindt kan hij met zijn voetjes aan de schelpen trekken zodat hij ietsje open gaat. Als de zeester iets eet en er zit iets bij wat hij niet kan eten dan heeft hij bij zijn mond 2 tangetjes zitten die het verwijderen. Zeesterren hebben geen hoofd of hersenen of ingewikkelde zintuigorganen zoals oren, neus, ogen.
Ze krijgen wel prikkels door hun armen waarneer ze in ander water komen of eten vinden. De geslachtsklieren zitten in de armen, en de bevruchting vindt in het zeewater plaats. Waarneer een mannetje merkt dat er een vrouwtje in de buurt is laat hij zijn zaadjes los en het
vrouwtje laat haar eitjes los. De zeester gaat op het uiteinde van haar armen staan om haar eitjes los te laten. Het vrouwtje laat ongeveer twee en half miljoen eitjes los en het gebeurt meestal één keer per jaar.
7. Gewervelde, zoogdieren, konijnen
Een konijn leeft niet in het wild. Tenzij ze worden vrijgelaten. Een haas leeft in het wild, maar een konijn niet. Konijnen zijn dus huisdieren. Konijnen houden er meer van om in de tuin in een groot hok te zitten. Binnen zitten is niks voor konijnen. Een konijn ziet er altijd anders uit. De ene heeft hangoren en de ander spitse oren. Ze hebben een klein bolletje als staart, en kunnen verschillende kleuren hebben zoals bruin, grijs, zwart, wit en een beetje oranje/bruin achtig. Een konijn maakt geen geluid. Alleen als ze pijn hebben. Dan kunnen ze heel hard gillen. Konijnen zijn huisdieren en leven meestal met z’n tweeën. Als een konijn in z’n ééntje in een hok zit, en hij krijgt weinig aandacht, dan wordt hij eenzaam. De aanwezigheid van een konijn kan je herkennen als je een huisdier hebt. Want een konijn zal je niet in het wild tegen komen. Tenzij dat konijn is vrijgelaten. Een konijn heeft geen schutkleur nodig als het in een hok zit. Ook al zou hij in het wild leven, dan zou die geen schutkleur hebben. Misschien wel als het een zwart of bruin konijn is in een donker bos. Maar een wit konijn zou geen enkele schutkleur hebben. Alleen in de sneeuw zou hij een schutkleur hebben. Een konijn heeft verschillende groottes. Dat ligt aan het soort. De Vlaamse reus bijvoorbeeld, die kan 18 cm hoog worden. En de dwerg konijn misschien maar 7 cm. Konijnen eten gras, hooi, en speciaal gemaakt konijnen voer dat o.a bestaat uit maïs korrels en zonnebloempitten. Voorbeelden van goede groenten voor konijnen zijn:
Andijvie, broccoli, venkel, bleekselderij, selderieknol, koolrabi, witlof, veldsla, waterkers, boerenkool, paksoi, mosterdblaadjes, frambozenblaadjes, paardebloemblad, wortel en het loof van wortelen.Veel vijanden heeft het konijn als huisdier niet. Ze kunnen bijvoorbeeld niet gepakt worden door vossen. Maar als het konijn los loopt in de tuin kan een kat hem wel te pakken krijgen. Daarom moeten mensen in de tuin blijven als het konijn los loopt in de tuin. Een konijn heeft wel een eigen territorium. Al heb je een konijn in zijn eigen hok zitten, en je zet er een ander konijn bij, dan gaat het konijn van wie het hok is vechten. Verdediging van zijn hok dus. Daarmee heeft hij dus zijn eigen territorium. Als een konijn paart, dan gaat het net als bij een mens. Het mannetje moet in het vrouwtje komen voor een bevruchting. Het vrouwtje is 31 dagen zwanger, als de jongen worden geboren. De paring duurt maar 15 seconden, terwijl ze er een heleboel kunnen krijgen. Het vrouwtje maakt een nestje van haren die ze uit haar eigen buikhaar trekt. Dat doet ze in de laatste 3 dagen dat ze de jongen konijntjes in haar buik heeft zitten. Als de jongen worden geboren zijn ze blind, kaal en doof. Na 10 dagen gaan de ogen open en na 14 dagen gaan de oren staan. 2 weken na de geboorte ken het vrouwtje weer zwanger worden. Een mannetje kun je vanaf 16 maanden laten castreren. Het mannetje is 4 tot 6 weken vruchtbaar. Het geboorte gewicht kan tussen de 30 en de 709 gram inzitten. De jongen moeten zeker 4 tot 6 weken bij de moeder blijven. Het volwassenen gewicht kan 1 tot 7 kilo zijn. Konijnen kunnen 7 tot 9 jaar oud worden. Maar ook veel ouder, zoals 15 jaar oud.
REACTIES
1 seconde geleden
E.
E.
heey, ik las het best veel :s xd maar toedeledokie
14 jaar geleden
Antwoorden