Scholieren tussen 13 en 17 jaar gezocht!

Doe mee aan dit korte onderzoek over statiegeld en maak kans op 20 euro Bol.com tegoed

Meedoen

Vogels

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • groep 8 | 4504 woorden
  • 26 juli 2007
  • 30 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
30 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test
HOOFDSTUK 1
Parkieten

Parkieten leven eigenlijk in de tropen, maar wij houden ze als huisdieren. Je kunt een parkiet leren praten, maar dan moet je wel één parkiet hebben. Een parkiet geeft je gezelschap, maar je kunt beter twee parkieten hebben, want ze hebben ook gezelschap nodig als je weg bent. Een parkiet moet in een kooi en natuurlijk een bakje eten en een bakje voor drinken.

Voedsel - zaden
Parkieten eten vooral zaden. Wit zaad(80%) + witte/gele millet (20%) maakt samen parkietenzaad. Dan krijgen ze vaak ook trosgierst. Het is gezond voor de vogels en ze zijn er gek op. Ook bij zieke vogels is dat goed want dan weet je zeker dat ze toch iets eten. Ze mogen van de gierst ook weer niet te veel, want dan worden ze er vet van. Ongeveer twee takjes per week is genoeg.
Voedsel – groenvoer
Groenvoer is heel belangrijk voor parkieten, ook in de winter. Wij geven ze af en toe andijvie, sla (niet te veel want dan gaan ze aan de diarree), wortel, appel of komkommer. Geef het wel s’morgens, want dan is het nog vers. Als ze het s’avonds niet op hebben kun je het groenvoer beter weghalen anders wordt het vies. Ze mogen niet zomaar van alles eten want dan worden ze ziek. Voorbeelden van wat ze wel of niet mogen zijn:
Gezond: Giftig:
Sla Bilzekruid
Andijvie Boterbloem
Spinazie Hondspeterselie
Wortel Kroontjeskruid
Vogelmuur Klaproos
Kiemplantjes Lelietje-van-dalen
Onbespoten onkruiden Tabak
Fruit (appel, peer, banaan) Klimop
Drinken
Water is natuurlijk ook heel belangrijk voor de parkieten. De meeste ziektes worden vaak door het water doorgegeven, dus is het heel belangrijk dit water dagelijks te verschonen. Let er wel op dat het water niet te koud is of bevriest. Als de parkiet dan nat wordt kan dit dodelijk zijn voor hem.
Grondbedekking
Op de grond van de kooi strooi je heel fijn grit of schelpenzand (dat nemen wij altijd). In deze grondbedekking zit al het kalk dat de vogels nodig hebben (ook voor als ze eieren gaan leggen). De grondbedekking moet je om de paar dagen verschonen, want in de poep van de vogels zitten ook weer bacteriën. En parkieten maken er vaak een grote rommel van.
Jonge parkieten
Een pop (vrouwtjesparkiet) broedt ongeveer 18 dagen op haar eitjes voordat ze uitkomen. Het mannetje zorgt dan voor bescherming en veiligheid. Meestal zijn het ongeveer 6 eitjes per legsel, maar omdat het vrouwtje na het tweede eitje al begint met broeden, kan het gebeuren dat het eerste jong al twaalf dagen oud is en dan wordt het laatste jong pas geboren.
Als de jongen pas geboren zijn worden ze gevoerd door de pop, soms door het mannetje. Na een week of vijf kan het vrouwtje al weer nieuwe eieren gaan leggen, maar die kan je beter weghalen anders gooit de pop waarschijnlijk de jongen het nest uit.
De jongen mogen pas weg van hun ouders als de staartveertjes zijn volgroeit en ze zelf heel goed kunnen eten. De jongen kunnen na één week het nest wel uit en de weg weer terug vinden, maar ze zijn dan niet volgroeid of in staat om te vliegen.
Aankoop van een parkiet
Als je een parkiet voor in de huiskamer wil kopen kan je dit bij een goede dierenwinkel doen. Als je parkiet wil hebben om te fokken dan moet je bij een echte kweker zijn. Als je een pratende vogel wil moet je een jonge, pas zelfstandige parkiet hebben. Dus zo’n jong dat nog maar net volgroeit is en die nog maar net voor zichzelf kan zorgen.
Ook kan je de parkieten kunstjes leren en hiervoor kan je speeltjes in de dierenwinkel kopen. Als je de parkiet net gekocht hebt moet je hem de eerste dagen in de kooi laten om te wennen aan zijn omgeving. Na een paar dagen kan je het deurtje open zetten en de parkiet kan dan de huiskamer vliegend verkennen.
Je moet wel opletten dat er voor de parkiet geen gevaarlijke dingen in de huiskamer zijn. Dus geen open haard aan, geen brandende kaarsen, geen cactussen en als je niets voor de ramen hebt hangen doe dan de gordijnen dicht anders vliegen ze zich dood tegen het raam.
Soms als de vogels het gewend zijn los te vliegen kan het lastig worden om ze weer terug in de kooi te krijgen. Blijf gewoon rustig en probeer ze met wat voer op je hand weer de kooi in te krijgen. Een goede tip: geef ze nog geen eten voor ze de kooi uit gaan, dan hebben ze honger en wordt het iets makkelijker om ze er weer in te krijgen.
HOOFDSTUK 2
Pinguïns

Soorten

Er zijn 18 verschillende soorten pinguïns. Ze lijken allemaal op elkaar. Je kunt het verschil aan de koppen van de dieren. Soms zijn de dieren genoemd naar hun uiterlijk. Je hebt bijvoorbeeld: de geelkuif, de kinband, de dikbek, de geeloog en de brilpinguïns. De ene soort is ook groter dan de andere. De grootste soort is de keizerpinguïn. Deze soort kan wel een meter hoog worden en wel 40 kilo wegen. De kleinste pinguïnsoort is de dwergpinguïn. Hij kan ongeveer 30 centimeter hoog worden en kan maar 1 kilo wegen.
Bijna alle pinguïns leven en broeden in groepen. Soms broeden ze in kolonies van wel honderdduizend dieren. Ze maken daarbij enorm veel lawaai. Pinguïns leggen meestal 1 of 2 eieren maar heel soms ook 3. Dat doen ze in nesten van gras of kuiltjes in de rotsen. Pinguïns uit warmere streken, nestelen in holen of in zelfgegraven gangen. Er zijn ook pinguïns die helemaal geen nest maken.
Lichaam
Pinguïns zijn vogels met vinnen, en ze kunnen niet vliegen. Ze hebben sterke vinnen in plaats van vleugels. Op het land lopen ze rechtop, grappig waggelend als clowntjes. Maar in de sneeuw kunnen ze harder rennen dan een mens. Op het ijs glijden ze op hun buik. Ze zetten zich af met hun poten en vleugels en lijken net snelle sleetjes. Pinguïns zijn kampioenen in zwemmen en duiken. Het lijkt alsof ze door het water vliegen. Snel als raketten jagen ze achter vissen aan.
Ze zijn helemaal aangepast aan het leven in de zee. Ze hebben ‘roeivleugels’en ‘stuurpoten’. Soms duiken ze als dolfijnen boven en onder water. Als ze boven water komen halen ze adem terwijl ze hard doorzwemmen. Keizerspinguïns kunnen meer dan 250 meter diep duiken om hun prooien te vangen. Hoe dat kan begrijpt niemand. Kleinere pinguïns jagen meer aan de oppervlakte van het water.
Vogels hebben een stroomlijnvorm: van voren rond en van achteren in een punt lopend. Dat is de beste vorm bij het vliegen. Vliegtuigen hebben daarom ook die vorm. Vissen hebben een andere vorm. Die zijn het breedst in het midden. Hun vorm noemen we een spoelvorm. Een pinguïn heeft meer de spoelvorm dan de stroomlijnvorm. Daaraan kan je zien dat ook de lichaamsvorm van een pinguïn is aangepast aan het water. Pinguïns hebben ook zwemvliezen tussen hun tenen. De poten zijn flinke roeispanen en ze kunnen er ook mee sturen. Daarom is de pinguïn de zwemkampioen onder de vogels. Onder water haalt hij een snelheid van 36 km per uur.
Gecamoufleerd
Alle pinguïns hebben een zwarte rug en witte buik. Daardoor zijn ze goed gecamoufleerd als ze zwemmen aan het wateroppervlak. Vanuit de lucht vallen ze niet op in de donkere zee, en vanuit het diepe water valt hun witte buik weg tegen de achtergrond van de lichte lucht. Pinguïns leven in groepen. Ze zoeken met z’n allen naar voedsel in de zee. Op het menu staat meestal vis of kleine krabbetjes. De grote soorten jagen ook op inktvis. De grootste vijand van de pinguïn is de zeeluipaard, een zeehond van wel vier meter lang.
Eten en drinken
Omdat Antarctica bijna helemaal bedekt is met ijs, is er niet veel eetbaars te vinden. Maar in de zee is er enorm veel voedsel. Heel veel drijvende miniplantjes en minidiertjes, minikreeftjes, vissen en zeewier. Pinguïns halen dan ook al hun eten uit het water. Ze vangen vooral minikreeftjes, vissen en inktvissen. Alle pinguïns drinken zoet en zout water en als het nodig is ‘drinken’ze sneeuw.
Pinguïns zijn zeer geschikt voor het jagen op gladde prooien. Het zijn snelle en handige zwemmers die de bewegingen van vluchtende scholen vis gemakkelijk kunnen volgen. De ogen van pinguïns zijn goed aangepast aan de onderwaterwereld, en sommige pinguïns zien onder water beter dan op het land. Hun witte buik werkt als camouflage, waardoor pinguïns voor vissen in het water onder hen onzichtbaar zijn.
Net als andere vogels hebben pinguïns geen tanden, maar wel stevige stekels op hun tong en gehemelte. Deze stekels zijn ideaal om glibberige vis mee vast te houden. Aan de grootte en vorm van de snavel kun je zien wat het lievelingsvoedsel van een pinguïn is. Koning- en keizerspinguïns, die vooral op pijlinktvis jagen, hebben een lange, tangvormige snavel waarmee ze hun langgerekte, snelle prooi kunnen ophappen. Kleinere pinguïns die vooral krill of vis eten, hebben kortere, stompere snavels. Hoe groter de pinguïn, hoe groter hun honger. Pinguïns zijn ook heel goed in het overleven van magere tijden. De meeste soorten kunnen wekenlang zonder voedsel wanneer ze in de rui zijn en dus niet kunnen jagen.
Op land en in water
Voedsel halen de pinguïns dus uit de zee. Hiervoor moet je goed kunnen zwemmen en dat kunnen de pinguïns dus. Ze kunnen heel lang achterelkaar door zwemmen zonder moe te worden. Ze zwemmen het liefst onder water, maar ze moeten soms wel naar boven om adem te halen. In de winter zit de vis wat dieper in het water. Dan duiken de pinguïns wel 20 meter onder de oppervlakte. Toch blijven ze niet langer dan 3 minuten onder water. Langer kan niet met zoveel lucht tussen de veren.
De voet van de pinguïn heeft zwemvliezen en is bedekt met schubben. Om vanuit zee aan land te komen zet de pinguïn in het water flink vaart. Even vliegt hij door de lucht en belandt dan op het ijs. IJsschotsen steken soms wel 1 of 2 meter boven het water uit. Dat is voor een pinguïn geen probleem. Hij maakt wat meer snelheid, springt iets hoger en komt keurig op zijn pootjes terecht. Als een mens in het koude poolwater terechtkomt, kan hij maar 10 minuten in leven blijven. De spieren verstijven meteen en zwemmen is niet meer mogelijk. Pinguïns bewegen zich heel snel in het water. Beweging wekt warmte op.
Eenden en ganzen lopen niet erg gemakkelijk. Pinguïns kunnen toch wel beter lopen dan men denkt. Ze waggelen een beetje. Ze lopen met hun korte pootjes met een flinke gang over het ijs. Ze leggen zelfs grote afstanden af. Dat komt omdat ze vaak ver van de zee hun broedgebied hebben. Soms wel 80 kilometer. Een pinguïn doet die afstand op zijn zwempoten, stappend over sneeuw en ijs. Als hij haast heeft glijdt hij met zijn buik over het ijs, dat is een grappig gezicht.
Geboorte
De meeste pinguïns keren ieder jaar terug naar dezelfde plaats om jongen te krijgen. Sommige zwemmen duizenden kilometers om er te komen. Ze gebruiken waarschijnlijk de zon als gids. Als ze dan op land zijn maken ze een nest, want de jongen kunnen niet in het water geboren worden. Voor nesten die op de grond worden gebouwd, gebruiken de pinguïns van alles, wat er maar te krijgen is.Gras gebruiken ze het liefst, maar als dat niet in de buurt is te vinden, kunnen zeewier, veren en mos ook gebruikt worden. In koudere streken groeien vaak geen planten die geschikt zijn om er een nest van te maken. De pinguïns verzamelen dan stenen als bouwmateriaal voor hun nest. Sommige pinguïns maken ook een hol in de grond, dat is lekker warm en veilig.
Pinguïnbaby’s hebben altijd honger. Hun ouders moeten elke dag vele keren naar de zee om genoeg voedsel te vangen. De ouders voeden hun kuikens soms bijna 1 kg vis per uur. Een jonge pinguïn heeft nog geen speklaag en ook het verenpak is niet waterdicht. Hij kan dus niet het water in. Om de wind te weerstaan heeft hij een extra dik, donzen verenpak. Als vader op reis is op zoek naar eten, blijft moeder bij de jongen. Komt vader terug, dan is het moeders beurt om de zee in te gaan. De ouders brengen in hun krop eten mee. Bij het nest braken ze het op en kunnen de jongen het papje eten. In de grote kolonie herkennen de pinguïns elkaar altijd. Meestal aan hun roep, maar ook aan de patronen op hun buik.
Als pinguïnkuikens groter worden, komen ze bij elkaar in een ‘crèche’. Vaak met duizenden tegelijk. Dat is lekker warm en veilig. De ouders moeten heel hard werken om voedsel te halen voor hun dikke donzen kinderen. Ze weten in alle drukte precies hun eigen jong terug te vinden. Dat herkennen ze aan het geluid. Pinguïns hebben een harde schetterende roep. Bij iedere soort en bij ieder dier klinkt die weer anders. Na een poos raken de jongen hun wollige dons kwijt. Ze krijgen echte veren. Daarna gaan ze allemaal de zee in, zonder hun vader en moeder.
Vijanden
Vijanden van de pinguïns zijn vooral orka’s, zeeluipaarden en haaien. Op het land worden hun eieren en kuikens geroofd door vogels. Maar hun grootste vijand is de mens. Sommige pinguïnsoorten werden bijna uitgeroeid om hun vet en veren. Hun eieren werden opgegeten. Dat gebeurd tegenwoordig bijna niet meer. Op veel plaatsen gaat het zelfs goed met de pinguïns. Hun leefgebieden zijn nu beschermd natuurgebied. Maar op andere plaatsen wordt al hun voedsel weggevist. En raken de pinguïns verstikt in visnetten. Ook vervuiling is een groot gevaar. Mensen gebruiken de oceanen als vuilnisbelt. Daardoor krijgen de pinguïns gif naar binnen. Of ze raken besmeurd met olie van schepen.
HOOFDSTUK 3
Struisvogel

Struisvogel : Struthio camelus
Verspreiding : Oost en Zuid Afrika
Voedsel : Planten, gras, boombladeren, zaden en vruchten
Leeftijd : tot 40 jaar
Gewicht : mannetjes tot 150 kg
vrouwtjes tot 110 kg
Broedtijd : 46 dagen
Aantal jongen : 5 tot 11 eieren

Hoe zie ik er uit?
Struisvogels zijn de grootste vogels die er bestaan. Het mannetje kan bijna drie meter hoog worden. De struisvogel heeft een lange nek en lange, sterke poten. Zijn nek en kop zijn bedekt met korte haarachtige veren. Het lichaam van het mannetje is bedekt met een zwart verendek, het uiteinde van de vleugelveren is wit. Het vrouwtje is kleiner en is bruin/grijs van kleur.
Met zijn sterke poten kan de struisvogel wel 70 km per uur rennen. Hij maakt stappen van 3,5 meter. Ook gebruikt de struisvogel zijn poten als wapen. Zodra de struisvogel zich bedreigd voelt, trapt hij met zijn sterke poten naar voren. Deze poten lijken meer op een hoef dan op een vogelpoot. Ze hebben namelijk maar twee tenen en één grote, scherpe nagel.
Waar woon ik?
De struisvogel leeft in grote delen van Afrika. Hij komt voor op de savannes en op uitgestrekte zandvlakten. Grote groepen struisvogels zwerven vaak door het landschap, op zoek naar voedsel. Omdat de struisvogels zo groot zijn en goede ogen hebben, zijn zij vaak de schildwacht voor andere dieren. De struisvogels zien het gevaar als eerste aankomen en laten dit met luide keelklanken weten. Zo waarschuwen ze niet alleen andere struisvogels, ook andere dieren weten zo wanneer ze moeten vluchten. Struisvogels leven vaak in gezelschap van antilopen, giraffen en zebra’s.
Wat eet ik?
De struisvogel is eigenlijk een alleseter. Zijn eten is voornamelijk gras, wortels, zaden en bladeren. Soms jaagt hij op kleinere dieren, zoals insecten. Het voedsel is afhankelijk van het gebied waar de struisvogel woont. De struisvogel kan goed een tijd zonder water en kan daardoor in droge gebieden overleven. Hij heeft dan genoeg aan het water dat hij uit zijn voedsel haalt.
Struisvogels slikken ook wel eens steentjes in. Soms doen ze dit expres. Die steentjes doen voor de struisvogel het zelfde als bij ons de kiezen. Wij vermalen ons voedsel met onze kiezen maar struisvogels hebben geen tanden en kiezen. De steentjes vermalen in de kauwmaag dus de harde voedseldelen, die kunnen dan makkelijker verteerd worden.
Mijn familie en ik!
De struisvogel behoort tot de familie van de loopvogels. Deze naam hebben zij niet voor niets gekregen. In de loop der jaren hebben zijn het vliegen verleerd. Struisvogels zien er net zo uit als vogels. In plaats van sterke vleugels hebben deze vogels sterke poten. Struisvogels zijn veel te zwaar om te vliegen. Ook is hun verenkleed hier niet op gebouwd. Andere loopvogels zijn o.a. de nandoe, kasuaris en de emoe.
Een mannetjesstruisvogel heeft vaak meerdere vrouwtjes. Van deze vrouwtjes is er één de baas en de andere zijn de ‘bijhennen’. Om geschikte partner(s) te vinden, voeren de mannen een dans op waaraan de vrouwtjes meedoen. Dit wordt ook wel ‘baltsen’ genoemd. Nadat de partners gekozen zijn, paren de vogels.
Alle vrouwtjes van een mannetje leggen de eieren in een grote kuil in het zand, Het mannetje is het grootste deel van de dag en de nacht aan het broeden. Op het heetst van de dag neemt het belangrijkste vrouwtje het over. Wanneer ze dat doet schuift ze haar eigen eieren naar het midden. De eieren van de andere vrouwtjes liggen dan meer aan de buitenkant. De eieren in het midden hebben de meeste kans om uit te komen, want dat zijn de sterkste.
Een struisvogelei is enorm groot. De eierschaal is zo dik en stevig dat het lang duurt voordat een jong door de schaal heen geprikt heeft. De jongen groeien ongeveer een centimeter per dag. Een struisvogeltroep bestaat vaak uit vele families, koppels en alleenstaande vogels. Alle jongen van verschillende families zitten bij elkaar in een soort crèche. Alle jongen worden door de verschillende struisvogel-ouders opgevoed.
Mens als grootste vijand!
Vroeger waren struisvogelveren heel erg gewild. Ze werden vooral gebruikt als versiering op dameshoeden. In die tijd werden struisvogelfarms opgericht. Hier worden de dieren gefokt, waarna de huis tot leer verwerkt wordt en de veren gebruikt worden als versiering. Deze struisvogelfarms bestaan nog steeds in Zuid-Afrika, de Verenigde Staten en ook in Nederland. Tegenwoordig wordt ook het vlees gegeten. In een aantal delen van Afrika is de struisvogel uitgeroeid. Nu wordt er geprobeerd de vogel weer uit te zetten in Israël en Jordanië.
Sprookjes!
Wist je dat struisvogels hun kop niet in het zand steken? Iedereen kent wel het verhaal dat struisvogels de kop in het zand steken als zij bang zijn. Dit is niet waar. Dit verhaal is waarschijnlijk ontstaan omdat een struisvogel vaak ‘verdwijnt’ bij gevaar. Hij ligt dan met gestrekte hals plat op de grond om niet gezien te worden. Hij lijkt dan net op een zandheuvel. Als je dichterbij komt, springt hij op en rent snel weg.
Oud hé!
Het oudste fossiel dat ooit is gevonden, is ongeveer 50 tot 60 miljoen jaar oud. Sinds het begin van de geschiedenis hebben struisvogels hun sporen nagelaten. De oude Egyptenaren gebruikten de eieren al voor het maken van allerlei gebruiksvoorwerpen. In de Romeinse tijd werd gebraden struisvogel als een passend hoofdgerecht voor de keizerlijke feesten beschouwd.
HOOFDSTUK 4
Papegaaien

Hier en ver weg

Er is een grote kans dat je wel eens een papegaai hebt gezien, niet op een plaatje maar in het echt. Je kunt ze in Nederland gewoon tegenkomen in dierentuinen of bij sommige mensen thuis. Als je een papegaai in het wild wil tegenkomen moet je naar warme vochtige gebieden gaan, de Tropen. In de tropen werden de papegaaien al lang geleden als huisdier gehouden. De mensen die in het oerwoud woonden vonden het leuk dat je de dieren kon leren praten en de vogels kwamen gewoon bij ze zitten en lieten zich ook aaien.

Het ging niet alleen om de gezelligheid van de vogels, maar bij de indianen vooral ook om de veren. Dus de veren die je vaak bij indianen ziet komen van deze mooie kleurrijke vogels. Ze aten ze ook. Het vlees gebruikten ze voor in de soep.

Papegaaien in het wild

In de tropen zijn grote stukken land bedekt met oerwoud en regenwoud. Dat is een bijzonder soort bos met heel veel verschillende soorten bomen en planten. Het is er erg warm en het regent er ook vaak. Veel planten houden daarvan en groeien daarom ook zo goed in deze gebieden. Stel je voor dat je in een regenwoud staat: Om je heen zie je de prachtige natuur die in Nederland niet te zien is. Het is er vochtig en benauwd. Overal hoor je geritsel en geluiden van de verschillende dieren. Het is dichtbegroeid en er is dus weinig licht. Maar hier en daar valt er een zonnestraal op de prachtige felgekleurde veren van de papegaaien.

In de regenwouden leven veel papegaaien in het wild. De vogels zijn meestal met een grote groep samen. Soms zijn ze wel met duizenden bij elkaar. Dat kan ook makkelijk want de papegaaien eten fruit, zaden en soms ook insecten en dar zit het regenwoud vol mee. Ze hoeven ook niet echt hun best te doen als ze eten zoeken, want bessen en zaden zijn overal.

Samen leven

’s Avonds vliegen ze met z’n allen naar een aparte slaapplaats. Goed beschut in de bomenslapen ze dan meestal op één poot. In de ochtend gaan ze weer op zoek naar eten.

In een groep papegaaien zitten er altijd een paar op de uitkijk. Die waarschuwen de rest van de groep als er gevaar is. Bijvoorbeeld de slang is een vijand van de papegaaien.

Soms hebben papegaaien ruzie. Meestal doen ze alleen een beetje stoer tegen elkaar. Ze zetten dan hun veren op, en laten zo zien hoe groot ze zijn. Ruzie is er altijd wel eens. Maar in een groep is het belangrijk om de vrede te bewaren. Daarom laten papegaaien ook wel eens zien hoe lief ze elkaar vinden. Ze poetsen elkaars veren, pikken beestjes en vuiltjes weg, en voeren elkaar zelfs. Allemaal om te zien dat ze vrienden zijn.

Natuurlijk zijn papegaaien ook wel eens meer dan vrienden. Ze gaan dan paartjes vormen. In een boom maken ze een hol voor hun nest. Heel hoog zodat er niemand bij kan. Sommige maken hun nest in rotsspleten. Andere maken hun nest helemaal zelf van takjes en twijgjes. Dan legt het vrouwtje tussen de twee en vijf eieren in het hol. Na ongeveer vier weken broeden, komen de eieren uit. Dan moet het mannetje hard werken. Hij moet voor zijn vrouwtje en voor de jongen zorgen. Hij vliegt af en aan. Als de jongen wat groter zijn kan het vrouwtje helpen, omdat ze niet bij haar kleintjes hoeft te blijven.

Papegaaien zijn heel trouw. Als ze eenmaal een hol hebben gevonden, komen ze daar elk jaar weer terug om daar te broeden. En altijd het zelfde paartje, want een papegaaien paartje gaat nooit uit elkaar. ze worden samen oud. Maar ook echt oud, want sommige papegaaien worden wel zeventig jaar oud.

Soorten en maten

Er zijn meer dan driehonderd verschillende soorten papegaaien. Ze zien er allemaal weer anders uit en ze gedragen zich ook anders. Sommige soorten zijn maar negen centimeter groot, en andere kunnen langer dan een meter worden.

Toch zijn er ook dingen die bij alle papegaaien hetzelfde zijn. Het eerste dat opvalt, is de felle kleuren die alle papegaaien hebben. Groen is de kleur die het meest voorkomt. Verder hebben papegaaien allemaal sterke klauwen met vier tenen, waarmee ze zich goed kunnen vasthouden. Twee tenen wijzen naar voren, en twee naar achteren. De papegaaien kunnen er heel goed mee op takken klimmen. Dat is wel handig als je meestal in een boom zit.

Bij papegaaien horen ook een grote kop en een heel korte nek. Verder hebben ze allemaal een heel aparte snavel. Die is groot en stevig en krom. De bovenkant steekt over de onderkant heen. Zo’n snavel is handig om je mee vast te grijpen. Papegaaien gebruiken hem dan ook vaak bij het klimmen.

Bekende papegaaiensoorten

Kaketoes Kaketoes zijn meestal wit of
lichtroze en vrij groot.
Je kunt ze herkennen aan de
kuif op hun kop.

Lories Lories zijn papegaaien met
een heel speciale tong.
Er zit aan de voorkant een
soort borsteltje aan.
Daarmee kunnen lories goed
stuifmeel en sap van bloemen
oplikken.

Ara’s Ara’s zijn misschien wel de
bekendste papegaaiensoort.
Je ziet ze vaak in dierentuinen
en ook wel in reclames.
Ze zijn meestal vrij groot en
hebben een lange staart.

Amazone’s Amazonepapegaaien worden
ook amazones genoemd. Deze
soort vind je het meest bij de
mensen thuis, als huisdier.
Amazones zijn bijna altijd groen
van kleur.

Grijze rood- De naam zegt het al: deze
staart papegaaien zijn grijs en hebben
een rode staart. Grijze roodstaarten
kun je meestal goed leren praten.

In een kooi

In een kooi kan een papegaai niet vliegen. Hoogstens een beetje fladderen. Zielig? Niet echt. Het vliegen van de papegaaien is net als het hardlopen van ons. Het is goed, belangrijk en fijn voor een papegaai om te doen, maar het hoeft gelukkig niet de hele dag. Een papegaai moet wel elke dag even uit zijn kooi gelaten worden. Zeker als hij een kleine huiskamerkooi heeft. In grote kooien (volières) heeft de papegaai meer ruimte om te bewegen. Sommige mensen hebben zelfs een hele kamer voor hun papegaai ingericht. Hier kan de papegaai dan lekker zijn gang gaan.

Vaak worden papegaaien gekortwiekt. Dan worden de belangrijkste veren uit de vleugels gehaald. Zo hoeft het baasje niet bang te zijn dat de papegaai wegvliegt. De vleugels groeien wel weer aan, maar toch is het kortwieken niet leuk voor een papegaai. Nog erger is het als ze een stukje van de vleugel afbranden. Dat heet leewieken. De vleugel groeit dan niet meer aan. De papegaai kan dan nooit meer vliegen.

Verzorging

Als je een papegaai als huisdier hebt, moet je voor goed eten zorgen. Er is speciaal papegaaienvoer in dierenwinkels te koop. Dit meestal een mengsel van zaden, groenten en vruchten.

Voor een papegaai in gevangenschap is het fijn om andere papegaaien bij zich te hebben. Je kunt bijvoorbeeld een paartje in één grote kooi houden. In het wild leven papegaaien ook niet alleen en ze houden dus van gezelschap. Als er geen andere papegaaien in de buurt zijn, willen ze heel graag contact met hun baasje. Die moeten ze natuurlijk eerst goed leren kennen. Als ze eenmaal aan elkaar gewend zijn vinden ze het heerlijk om lekker te knuffelen. Een papegaai gaat er vaak echt voor zitten: hij zet zijn veren overeind en vindt het heerlijk als je hem daartussen kriebelt.

Het is niet goed om een papegaai als huisdier te nemen en er daarna niet meer naar te kijken of mee spelen. Dan wordt hij eenzaam. Eerst zal hij dan hard om aandacht schreeuwen en daarna zal hij ongelukkig worden. Soms plukken ze zichzelf helemaal kaal van verveling en verdriet.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.