Hoofdstuk 1: Soorten tweelingen
Er zijn verschillende tweelingen. Er is een eeneiige tweeling of een tweeeiige tweeling. Een eeneiige tweeling ontstaat doordat het eitje zich kort na de bevruchting in twee identieke helften deelt. Hieruit ontstaan twee vruchten. Waarom die deling plaatsvindt weet men niet. Een eitje kan zich meer dan twee keer delen. De bekende in 1934 in Canada geboren Dionne-vijfling is hier een voorbeeld van. Artsen denken dat deze vijfling oorspronkelijk een zesling is geweest. De moeder zou in de eerste maanden van haar zwangerschap een klein gezwel hebben uitgestoten, waarvan wordt vermoed dat dit het zesde kind is geweest. Geboorten van meer dan twee kinderen tegelijk komen veel minder vaak voor dan van tweelingen. Tweeeiige tweelingen zijn genetisch broers, zussen of broer en zus. Het is niet altijd mogelijk vast te stellen of een tweeling één- of tweeeiig is. Vroeger veronderstelde men dat als er een placenta was, er sprake was van een eeneiige tweeling. Er zijn tweelingen die zelf niet weten of ze één- of tweeeiig zijn. Er is ook een Siamese tweeling. Dat is een tweeling die aan elkaar vast zitten. Ze kunnen op verschillende plekken aan elkaar vast zit. Ze kunnen bijvoorbeeld met hun hoofdjes tegen elkaar aanzitten, met hun benen, met hun buikjes, en zo zijn er nog veel meer. Ze moeten dan geopereerd worden als de ouders dat tenminste willen. Gelukkig komen Siamese tweelingen niet veel voor. Tweelingen met verschillende huidskleuren bestaan ook. In Engeland is enkele jaren geleden een tweeling geboren waarvan de vader blank was en de moeder een kleurlinge. Eén van de kinderen was blank en het andere was net als de moeder een kleurling. De kans op een dergelijke geboorte is één op de miljoen.
Hoofdstuk 2: De taalontwikkeling bij tweelingen
Uit onderzoek is gebleken dat een tweeling later leert praten dan een eenling. De achterstand halen ze meestal wel weer in. Maar soms blijven tweelingen een minder ontwikkelde taal gebruiken. Dat zijn meestal tweelingen die ontzettend veel op elkaar lijken. Hun taalgebruik kan zo slecht zijn dat je ze bijna niet kan verstaan. Waarom is niet helemaal duidelijk. Het kan zijn dat bij een aantal kinderen de erfelijke aanleg de taalontwikkeling afremt. Het kan ook zijn dat die taalachterstand veroorzaakt wordt door een hele moeilijke geboorte, of een hersenbeschadiging als gevolg van een ziekte na de geboorte. Toch denken veel mensen dat de hoofdoorzaak vooral gezocht moet worden in een sterke wederzijdse identificatie. Dat betekent dat een tweeling alleen met elkaar speelt, zodat ze alleen van elkaar leren en niet leren wat andere kinderen weren. Dus ook de woorden die de gewone kinderen gebruiken. Onderzoekers veronderstellen dat de ontwikkeling van de taal samenhangt met de ontwikkeling van het denken. Kinderen die een heel gebrekkige taalontwikkeling hebben zijn minder goed in staat tot ingewikkeld handelen. Daardoor worden kinderen met een achterstand van taalontwikkeling voor geestelijk niet normaal versleten. Maar na onderzoek blijkt dat in veel gevallen niet juist te zijn. Bovendien liggen in de taal ervaring van generaties opgeslagen en door middel van de taal worden die ook doorgegeven. Kinderen met een gebrekkige taalontwikkeling kunnen die informatie niet ontvangen en raken van de gemeenschap waarin ze leven nog meer geisoleerd. De tweelingtaal ontwikkelt zich op jonge leeftijd, als de kinderen net leren spreken. In veel gevallen verdwijnt het taaltje en praten de kinderen gewoon. Maar soms blijven tweelingen de tweelingtaal gebruiken. Dat wordt ook wel idioglossie genoemd. Hun gewone taal is dan slecht ontwikkeld. Van die tweelingtaal moet men zich niet te veel voorstellen.
Het is niet zoals ineen geheimtaal. De woorden en de zinnen die gesproken worden zijn heel eenvoudig. Het is te vergelijken met de taal die een tweejarige spreekt. Dat is ook niet verwonderlijk, want de kinderen sluiten zich af van hun omgeving en leren dus nauwelijks complexere taal. Maar de onderzoekers menen ook dat erfelijke aanleg een rol speelde,
omdat de moeder van de tweeling en een aantal van haar familieleden pas op latere leeftijden leerden spreken. De moeder bijvoorbeeld kon pas goed spreken toen ze 8 jaar was. Het is waarschijnlijk dat het milieu waarin de kinderen groot werden, een taalarm milieu was. Er is een tweeling die heten Josja en Joeri. Toen ze 2 jaar oud waren praatten ze nog helemaal niet. Op vierjarige leeftijd bestond hun woordenschat slechts uit nauwelijks te onderscheidenklanken. Een jaar later kenden ze enkele gewone woorden die ze slechts gebruikten als ze met de anderen praatten. Met elkaar gebruikten ze onverstaanbare klanken die ze begeleidden met veel gebaren. Hun taal was heel simpel (primitief)
en gebrekkig. Veel klanken werden in het geheel niet gebruikt en een aantal andere werden zacht en weinig en niet duidelijk uitgesproken.
De taal die anderen gebruikten leek hun voor een groot deel te ontgaan. Ze begrepen vaak alleen wat er bedoeld werd als dat ook met
gebaren duidelijk werd gemaakt. Van regels in hun taal was geen sprake. De betekenis van de woorden veranderde al naar gelang het
onderwerp. En woorden werden alleen gebruikt om een handeling te begeleiden. De taal was te vergelijken met die van kinderen van 18 tot 24 maanden. Op die leeftijd worden alleen een-woorden zinnen gebruikt. Tijdens hun spel op de kleuterschool merkte men dat hun manier van spelen heel primitief was. Ze speelden bijvoorbeeld nooit met blokken. Als de juffrouw die aan hen gaf, legden ze de blokken in een rij, ermee bouwen deden ze niet. Hun contact met de andere kinderen was minimaal. Ze leken zelfs nauwelijks aandacht voor hen te hebben. Als een van de andere kinderen huilde, keken ze even geschrokken op en ontspanden zich dan weer, alsof ze gerustgesteld waren dat het niet een van hen beiden was die huilde. Maar als een van hen gestraft werd ging de ander huilen. En als ze niet samen waren, werden ze rusteloos en somber. Men kon maar moeilijk met de kinderen communiceren. Meestal regeerden ze met stilzwijgen. Ze leken andere mensen niet te begrijpen. Alleen als ze hun naam hoorden noemen keken ze even op van hun spel. Ze reageerde zo weinig dat de onderzoekers hen autistisch noemden. Om de taalontwikkeling van de kinderen te stimuleren, werd besloten hen uit elkaar te halen en in verschillende groepen te plaatsen. Aan Joeri besloot men extra veel aandacht te besteden om zijn taalontwikkeling te stimuleren en een vergelijking met Josja taalontwikkeling te maken. Joeri bleek inderdaad beter te gaan spreken en ook gecompliceerdere spelletjes aan te kunnen. Was Josja voordien de leider, nu leek Joeri die taak over te nemen. Wat er verder met Josja gebeurde vertelt het verhaal niet. Hoofdstuk 3: Overeenkomsten en verschillen van de tweeling Tweelingen hebben overeenkomsten en verschillen. Een voorbeeld van een verschil is dat een van de tweeling meestal met links schrijft, de andere met rechts. Dat komt zowel bij eeneiige als bij tweeeiige tweelingen voor. Dat tweeeiige tweelingen van elkaar verschillen als gewone broers of zussen is bekend, maar dat eeneiige tweelingen niet altijd identiek zijn weten veel minder mensen. Soms draait bij de één de haarkruin naar rechts en bij de ander naar links of de tastfiguren van de vingers hebben een andere volgorde. Het valt niet altijd op, maar het blijkt dat de ongelijkheid meestal gespiegeld is. Verondersteld wordt dat de spiegeling groter is naarmate de deling van de bevruchte eicel later heeft plaatsgevonden, want bij Siamese tweelingen komen vaak veel gespiegelde eigenschappen voor. Een tweeling die later pas ontdekte dat ze een eeneiige tweeling is, heeft ook veel gespiegelde eigenschappen. Als bij één van een tweeling links een tandje doorkomt, komt bij de andere het rechtse tandje door. Of als de linkervoet van één van de tweeling groter is, is bij de andere de rechtervoet groter. Zo zijn er heel veel spiegelbeelden van een tweeling. Als je een tweeling vraagt hoe het is om een tweeling te zijn, vertellen de meeste spontaan anekdotes over bijvoorbeeld een jas die ze beiden kochten, zonder het van elkaar te weten of over dezelfde naam die ze aan kinderen wilden geven. Blijkbaar denken tweelingen dat dat de verhalen zijn die je van ze verwacht te horen. Anderen vragen zich meestal bij het zien van identieke tweelingen af wat er allemaal hetzelfde is aan die tweeling. Want ze zien er hetzelfde uit, maar denken ze ook zo? Er is niet zoveel onderzoek gedaan naar tweelingen. Als het om lichamelijke kenmerken gaat is dat niet zo moeilijk, maar om te zien of tweelingen ook geestelijk op elkaar lijken moet je tweelingen onderzoeken die niet bij elkaar zijn opgegroeid , dan sluit je in ieder geval uit dat ze hetzelfde zijn door de manier waarop ze opgevoed werden. Zo’n studie is niet zo eenvoudig te verrichten, want er zijn niet zo veel van dergelijke tweelingen. Toch is het enkele wetenschappers gelukt, zo’n onderzoek te doen, nadat ze een aantal apart opgegroeide tweelingen hadden opgespoord. Ze kwamen hen op het spoor door adoptie-instanties te raadplegen en een oproep te doen via de BBC. Toen beide tweelinghelften waren gevonden, moest worden vastgesteld of die tweelingen inderdaad eeneiig waren. Bij sommigen was dat overduidelijk maar bij anderen bestond er twijfel. In een ander hoofdstuk is al aangegeven dat uit placenta’s en vruchtvliezen niet met zekerheid valt te concluderen of een tweeling één- of tweeeiig is Ook als ze groter zijn, blijken ééneiige tweelingen en niet altijd precies hetzelfde uit te zien. Er zijn kinderen die bij de geboorte al enkele ponden in het gewicht verschillen. En een verschil in lichaamsgewicht blijven sommigen hun levenslang houden. Anderen hebben lichamelijke en soms geestelijke afwijkingen, waardoor ze van hun tweelingpartner verschillen. Het gebeurt ook dat een van de kinderen er door een ziekte anders uit gaat zien. Er zijn tweelingen die lang identiek lijken, maar als ze volwassen zijn opeens in lengte en gewicht gaan verschillen. Iemand heeft onderzocht een mannelijke tweeling die ongeveer acht centimeter in lengte en vijfentwintig pond in gewicht verschilde. De tweeling vertelde dat ze op hun vijftiende nog zo op elkaar leken, dat hun vader hen niet uit elkaar kon houden. Een bloedonderzoek, onderzoek van de vingerafdrukken en vergelijking van foto’s maakte duidelijk dat ze zeker ééneiig waren. Er is geen verklaring gevonden voor de verschillen in lengte en gewicht, maar men vermoedt dat deze voor een deel te wijten zijn aan het feit dat de kleinste en lichtste van de twee in zijn kinderjaren ernstig verwaarloosd was. Deze tweeling was een gescheiden opgegroeide tweeling. Hun vader ontmoetten ze af en toe. Bij andere tweelingen zijn de verschillen meestal kleiner. Soms komt dat doordat de tweeling gespiegeld is, waardoor ze op het eerste gezicht niet op een identiekeweeling lijken. Op foto’s valt dat verschil meestal weg en lijken ze precies op elkaar. Nadat de eeneiigheid van een tweeling was vastgesteld, begon het onderzoek naar de geestelijke gelijkenis. En inderdaad vond de onderzoeker opvallende overeenkomsten, zoals in intelligentie, talenten en voorkeuren. De meeste van de ondergevraagde tweelingen wisten niet van elkaar bestaan.
onderwerp. En woorden werden alleen gebruikt om een handeling te begeleiden. De taal was te vergelijken met die van kinderen van 18 tot 24 maanden. Op die leeftijd worden alleen een-woorden zinnen gebruikt. Tijdens hun spel op de kleuterschool merkte men dat hun manier van spelen heel primitief was. Ze speelden bijvoorbeeld nooit met blokken. Als de juffrouw die aan hen gaf, legden ze de blokken in een rij, ermee bouwen deden ze niet. Hun contact met de andere kinderen was minimaal. Ze leken zelfs nauwelijks aandacht voor hen te hebben. Als een van de andere kinderen huilde, keken ze even geschrokken op en ontspanden zich dan weer, alsof ze gerustgesteld waren dat het niet een van hen beiden was die huilde. Maar als een van hen gestraft werd ging de ander huilen. En als ze niet samen waren, werden ze rusteloos en somber. Men kon maar moeilijk met de kinderen communiceren. Meestal regeerden ze met stilzwijgen. Ze leken andere mensen niet te begrijpen. Alleen als ze hun naam hoorden noemen keken ze even op van hun spel. Ze reageerde zo weinig dat de onderzoekers hen autistisch noemden. Om de taalontwikkeling van de kinderen te stimuleren, werd besloten hen uit elkaar te halen en in verschillende groepen te plaatsen. Aan Joeri besloot men extra veel aandacht te besteden om zijn taalontwikkeling te stimuleren en een vergelijking met Josja taalontwikkeling te maken. Joeri bleek inderdaad beter te gaan spreken en ook gecompliceerdere spelletjes aan te kunnen. Was Josja voordien de leider, nu leek Joeri die taak over te nemen. Wat er verder met Josja gebeurde vertelt het verhaal niet. Hoofdstuk 3: Overeenkomsten en verschillen van de tweeling Tweelingen hebben overeenkomsten en verschillen. Een voorbeeld van een verschil is dat een van de tweeling meestal met links schrijft, de andere met rechts. Dat komt zowel bij eeneiige als bij tweeeiige tweelingen voor. Dat tweeeiige tweelingen van elkaar verschillen als gewone broers of zussen is bekend, maar dat eeneiige tweelingen niet altijd identiek zijn weten veel minder mensen. Soms draait bij de één de haarkruin naar rechts en bij de ander naar links of de tastfiguren van de vingers hebben een andere volgorde. Het valt niet altijd op, maar het blijkt dat de ongelijkheid meestal gespiegeld is. Verondersteld wordt dat de spiegeling groter is naarmate de deling van de bevruchte eicel later heeft plaatsgevonden, want bij Siamese tweelingen komen vaak veel gespiegelde eigenschappen voor. Een tweeling die later pas ontdekte dat ze een eeneiige tweeling is, heeft ook veel gespiegelde eigenschappen. Als bij één van een tweeling links een tandje doorkomt, komt bij de andere het rechtse tandje door. Of als de linkervoet van één van de tweeling groter is, is bij de andere de rechtervoet groter. Zo zijn er heel veel spiegelbeelden van een tweeling. Als je een tweeling vraagt hoe het is om een tweeling te zijn, vertellen de meeste spontaan anekdotes over bijvoorbeeld een jas die ze beiden kochten, zonder het van elkaar te weten of over dezelfde naam die ze aan kinderen wilden geven. Blijkbaar denken tweelingen dat dat de verhalen zijn die je van ze verwacht te horen. Anderen vragen zich meestal bij het zien van identieke tweelingen af wat er allemaal hetzelfde is aan die tweeling. Want ze zien er hetzelfde uit, maar denken ze ook zo? Er is niet zoveel onderzoek gedaan naar tweelingen. Als het om lichamelijke kenmerken gaat is dat niet zo moeilijk, maar om te zien of tweelingen ook geestelijk op elkaar lijken moet je tweelingen onderzoeken die niet bij elkaar zijn opgegroeid , dan sluit je in ieder geval uit dat ze hetzelfde zijn door de manier waarop ze opgevoed werden. Zo’n studie is niet zo eenvoudig te verrichten, want er zijn niet zo veel van dergelijke tweelingen. Toch is het enkele wetenschappers gelukt, zo’n onderzoek te doen, nadat ze een aantal apart opgegroeide tweelingen hadden opgespoord. Ze kwamen hen op het spoor door adoptie-instanties te raadplegen en een oproep te doen via de BBC. Toen beide tweelinghelften waren gevonden, moest worden vastgesteld of die tweelingen inderdaad eeneiig waren. Bij sommigen was dat overduidelijk maar bij anderen bestond er twijfel. In een ander hoofdstuk is al aangegeven dat uit placenta’s en vruchtvliezen niet met zekerheid valt te concluderen of een tweeling één- of tweeeiig is Ook als ze groter zijn, blijken ééneiige tweelingen en niet altijd precies hetzelfde uit te zien. Er zijn kinderen die bij de geboorte al enkele ponden in het gewicht verschillen. En een verschil in lichaamsgewicht blijven sommigen hun levenslang houden. Anderen hebben lichamelijke en soms geestelijke afwijkingen, waardoor ze van hun tweelingpartner verschillen. Het gebeurt ook dat een van de kinderen er door een ziekte anders uit gaat zien. Er zijn tweelingen die lang identiek lijken, maar als ze volwassen zijn opeens in lengte en gewicht gaan verschillen. Iemand heeft onderzocht een mannelijke tweeling die ongeveer acht centimeter in lengte en vijfentwintig pond in gewicht verschilde. De tweeling vertelde dat ze op hun vijftiende nog zo op elkaar leken, dat hun vader hen niet uit elkaar kon houden. Een bloedonderzoek, onderzoek van de vingerafdrukken en vergelijking van foto’s maakte duidelijk dat ze zeker ééneiig waren. Er is geen verklaring gevonden voor de verschillen in lengte en gewicht, maar men vermoedt dat deze voor een deel te wijten zijn aan het feit dat de kleinste en lichtste van de twee in zijn kinderjaren ernstig verwaarloosd was. Deze tweeling was een gescheiden opgegroeide tweeling. Hun vader ontmoetten ze af en toe. Bij andere tweelingen zijn de verschillen meestal kleiner. Soms komt dat doordat de tweeling gespiegeld is, waardoor ze op het eerste gezicht niet op een identiekeweeling lijken. Op foto’s valt dat verschil meestal weg en lijken ze precies op elkaar. Nadat de eeneiigheid van een tweeling was vastgesteld, begon het onderzoek naar de geestelijke gelijkenis. En inderdaad vond de onderzoeker opvallende overeenkomsten, zoals in intelligentie, talenten en voorkeuren. De meeste van de ondergevraagde tweelingen wisten niet van elkaar bestaan.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden