Samenvatting
Doelstelling 1 : Je moet de bouw van een organisme organenstelsels , organen , weefsels en cellen kunnen onderscheiden.
• Orgaan : een deel van een organisme met een of meer functies.
Voorbeelden : maag,lever,long,hart,oog.
• Organenstelsel : een groep organen die samen een bepaalde functie hebben.
Voorbeelden: verteringsstelsel , beenderstelsel , spierstelsel , bloedvatenstelsel , ademhalingsstelsel , zenuwstelsen.
• Cel.
- Cellen zijn erg klein. Je kunt ze alleen met een microscoop zien.
- Voorbeelden : kraakbeencel , wangslijmvielscel.
• Weefsel : een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie(s).
- Voorbeelden: kraakbeenweefsel , spierweefsel.
- Een orgaan bestaat uit verschillende weefsels.
Doelstelling 2 : Je moet in een afbeeling van een torso de belangrijkste organen benoemen. Ook moet je kunnen aangeven tot welke organenstelsels deze organen behoren.
• Verteringsstelsel: o.a. slokdarm , maag , lever , dunne darm, dikke darm.
• Bloedvatenstelsel: o.a. hart , aorta, holle ader.
• Ademhalingsstelsel : o.a. luchtpijp , bronchie , long.
• Zenuwstelsel: o.a. hersenen, ruggenmerg , zenuw.
Doelstelling 3 : Je moet van een microscoop de onderdelen kunnen noemen met hun kenmerken en functies.
• Statief: hieraan pak je de microscoop vast.
• Oculair : bovenste laag waardoor je kijkt. Een oculair vergroot meestal 5x of 10x.
• Tubus : buis waar het oculair inzit.
• Objectieven : de onderste lenzen.
• De objectieven vergroten meestal 4x . 10x, of 40x.
• De totale vergroting van de microscoop = vergroting oculair x vergroting objectief.
• Revolver : draaibare schijf waaraan de objectieven zitten.
• Grote schroef : voor grove scherpstelling.
• Kleine schroef : voor fijne scherpstelling.
• Tafel met opening
• Preparaatklemmen : hiermee klem je het preparaat vast.
• Lampje (of spiegel) : laat licht door de lenzen vallen.
• Diafragma : hiermee regel je hoeveelheid licht er door de lenzen valt.
• Preparaatbeveiliging : voorkomt dat het objectief tegen het preparaat wordt gedraaid.
Doelstelling 4 : Je moet van plantaardige cellen de delen kunnen noemen met hun kenmerken en functies.
• Cytoplasma (celplasma) : een stroperige vloeistof die bestaat uit water met allerlei opgeloste stoffen.
• Celmembraan : een dun vliesje dat de buitenste laag van het cytoplasma vormt.
• In het cytoplasma kunnen bladgroenkorrels voorkomen.
• Celkern
• Functie: alles regelen wat er in de cel gebeurt.
• Vacuole : ‘blaasje’ , gevuld met vocht.
• De meeste plantaardige cellen bevatten één grote vacuole , midden in de cel.
• Celwand : een stevig laagje om de cel heen.
• Functie: zorgen voor stevigheid.
• Intercellulaire ruimeten : holten tussen de celwanden van naast elkaar gelegen cellen .
• Intercellulaire ruimten zijn gevuld met lucht.
Doelstellig 5 : Je moet van dierlijke cellen de delen kunnen noemen met hun kenmerken en functies:
• Cytoplasma (celplasma) : een stroperige vloeistof die bestaat uit water met allerlei opgeloste stoffen.
• Celmembraan: een dun vliesje dat de buitenste laag van de cytoplasma vormt.
• Celkern
• Functie : alles regelen wat in de cel gebeurt.
• Dierlijke cellen verschillen van plantaardige cellen.
• In dierlijke cellen komen geen bladgroenkorrels voor.
• In dierlijke cellen komt geen vacuole midden in de cel voor.
• Om dierlijke cellen zitten geen celwanden
Doelstelling 6 : Je moet in afbeeldingen van doorsneden van de romp van een mens de organen kunnen benoemen.
• In middenrif scheidt de romp van de mens in de borstholte en de buikholte.
• Organen in de borstholte o.a. slokdarm, luchtpijp , longen , aorta, holle ader , en hart.
• Organen in de buikholte : o.a. slokdarm , maag , lever , dunne darm , dikke darm , nieren , aorta en holle ader.
Doelstelling 7 : Je moet bij plantaardige cellen drie typen plastiden kunnen onderscheiden.
• Plastiden : korrels in het cytoplasma van plantaardige cellen.
• Bladgroenkorrels (groen) : hierin vindt fotosynthese plaats. Door bladgroenkorrels hebben planten een groene kleur.
• Kleurstofkorels ( geel , oranje of rood) : geven bloemen en vruchten hun kleur.
• Zetmeelkorrels (kleurloos) : hierin is zetmeel opgeslagen.
• Plastiden kunnen van het ene soort overgaan in de andere soort.
Hoofdstuk 3
ADVERTENTIE
Fix onze energie!
Studeer energie & techniek. Iedereen staat te springen om jou! We hebben namelijk veel technische toppers nodig die de energie van morgen fixen. Met een opleiding in energie & techniek ben je onmisbaar voor de toekomst. Check Power Up The Planet en ontdek welke opleiding het beste bij je past!
Check Power Up The Planet!

REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
H.
H.
Ik snap er niks van..
11 jaar geleden
Antwoorden