Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 3

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Werkstuk door een scholier
  • 1e klas havo/vwo | 566 woorden
  • 21 juni 2010
  • 27 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
27 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Samenvatting

Doelstelling 1 : Je moet de bouw van een organisme organenstelsels , organen , weefsels en cellen kunnen onderscheiden.

• Orgaan : een deel van een organisme met een of meer functies.

Voorbeelden : maag,lever,long,hart,oog.

• Organenstelsel : een groep organen die samen een bepaalde functie hebben.

Voorbeelden: verteringsstelsel , beenderstelsel , spierstelsel , bloedvatenstelsel , ademhalingsstelsel , zenuwstelsen.

• Cel.

- Cellen zijn erg klein. Je kunt ze alleen met een microscoop zien.

- Voorbeelden : kraakbeencel , wangslijmvielscel.

• Weefsel : een groep cellen met dezelfde bouw en dezelfde functie(s).

- Voorbeelden: kraakbeenweefsel , spierweefsel.

- Een orgaan bestaat uit verschillende weefsels.

Doelstelling 2 : Je moet in een afbeeling van een torso de belangrijkste organen benoemen. Ook moet je kunnen aangeven tot welke organenstelsels deze organen behoren.

• Verteringsstelsel: o.a. slokdarm , maag , lever , dunne darm, dikke darm.

• Bloedvatenstelsel: o.a. hart , aorta, holle ader.

• Ademhalingsstelsel : o.a. luchtpijp , bronchie , long.

• Zenuwstelsel: o.a. hersenen, ruggenmerg , zenuw.

Doelstelling 3 : Je moet van een microscoop de onderdelen kunnen noemen met hun kenmerken en functies.

• Statief: hieraan pak je de microscoop vast.

• Oculair : bovenste laag waardoor je kijkt. Een oculair vergroot meestal 5x of 10x.

• Tubus : buis waar het oculair inzit.

• Objectieven : de onderste lenzen.

• De objectieven vergroten meestal 4x . 10x, of 40x.

• De totale vergroting van de microscoop = vergroting oculair x vergroting objectief.

• Revolver : draaibare schijf waaraan de objectieven zitten.

• Grote schroef : voor grove scherpstelling.

• Kleine schroef : voor fijne scherpstelling.

• Tafel met opening

• Preparaatklemmen : hiermee klem je het preparaat vast.

• Lampje (of spiegel) : laat licht door de lenzen vallen.

• Diafragma : hiermee regel je hoeveelheid licht er door de lenzen valt.

• Preparaatbeveiliging : voorkomt dat het objectief tegen het preparaat wordt gedraaid.

Doelstelling 4 : Je moet van plantaardige cellen de delen kunnen noemen met hun kenmerken en functies.

• Cytoplasma (celplasma) : een stroperige vloeistof die bestaat uit water met allerlei opgeloste stoffen.

• Celmembraan : een dun vliesje dat de buitenste laag van het cytoplasma vormt.

• In het cytoplasma kunnen bladgroenkorrels voorkomen.

• Celkern

• Functie: alles regelen wat er in de cel gebeurt.

• Vacuole : ‘blaasje’ , gevuld met vocht.

• De meeste plantaardige cellen bevatten één grote vacuole , midden in de cel.

• Celwand : een stevig laagje om de cel heen.

• Functie: zorgen voor stevigheid.

• Intercellulaire ruimeten : holten tussen de celwanden van naast elkaar gelegen cellen .

• Intercellulaire ruimten zijn gevuld met lucht.

Doelstellig 5 : Je moet van dierlijke cellen de delen kunnen noemen met hun kenmerken en functies:

• Cytoplasma (celplasma) : een stroperige vloeistof die bestaat uit water met allerlei opgeloste stoffen.

• Celmembraan: een dun vliesje dat de buitenste laag van de cytoplasma vormt.

• Celkern

• Functie : alles regelen wat in de cel gebeurt.

• Dierlijke cellen verschillen van plantaardige cellen.

• In dierlijke cellen komen geen bladgroenkorrels voor.

• In dierlijke cellen komt geen vacuole midden in de cel voor.

• Om dierlijke cellen zitten geen celwanden

Doelstelling 6 : Je moet in afbeeldingen van doorsneden van de romp van een mens de organen kunnen benoemen.

• In middenrif scheidt de romp van de mens in de borstholte en de buikholte.

• Organen in de borstholte o.a. slokdarm, luchtpijp , longen , aorta, holle ader , en hart.

• Organen in de buikholte : o.a. slokdarm , maag , lever , dunne darm , dikke darm , nieren , aorta en holle ader.

Doelstelling 7 : Je moet bij plantaardige cellen drie typen plastiden kunnen onderscheiden.

• Plastiden : korrels in het cytoplasma van plantaardige cellen.

• Bladgroenkorrels (groen) : hierin vindt fotosynthese plaats. Door bladgroenkorrels hebben planten een groene kleur.

• Kleurstofkorels ( geel , oranje of rood) : geven bloemen en vruchten hun kleur.

• Zetmeelkorrels (kleurloos) : hierin is zetmeel opgeslagen.

• Plastiden kunnen van het ene soort overgaan in de andere soort.

REACTIES

H.

H.

Ik snap er niks van..

12 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.